direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Recreatiepark Kurenpolder
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

In de huidige bestemmingsplannen voor het Recreatiepark Kurenpolder nabij de woonkern Hank zijn de verschillende recreatieve gebruiksvormen, zoals toeristische standplaatsen, jaarplaatsen, dagrecreatie, waterrecreatie en golfbaan, in afzonderlijke bestemmingen vastgelegd. Dit biedt onvoldoende flexibiliteit. De ontwikkelingen in de recreatiemarkt zijn zeer namelijk dynamisch: meer luxe, meer ruimte, meer gemak (geen eigendom maar huur) en aantrekkelijke dagattractie. Om de beoogde kwaliteit en (mogelijke) nieuwe dagrecreatieve voorzieningen snel te kunnen realiseren, wensen de eigenaren van het recreatiepark te beschikken over een actueel en flexibel bestemmingsplan, waarin alle denkbare recreatievormen, zowel verblijfsrecreatie als dagrecreatie en sport uitwisselbaar zijn binnen de plangrenzen.

Omdat de golfbaan al een aantal jaren niet rendabel is, wensen de eigenaren van het recreatiepark op het terrein van de golfbaan een 4-sterrenhotel als toevoeging op de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder.


De eigenaren van het recreatiepark zijn ook de eigenaren van het perceel aan de Nathalsweg 3, gelegen op korte afstand en direct ten noorden van het recreatiepark. Het voornemen is om de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (waaronder een bedrijfswoning) op het perceel te vervangen door een nieuwe burgerwoning. De woning wordt daarbij verplaatst.

Om meer flexibiliteit te bieden en om de hiervoor genoemde functies en ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het recreatiepark Kurenpolder ligt aan de rand van de Brabantse Biesbosch. Het grenst aan de Aakvlaai, een 150 hectare groot gebied aan de zuidoostkant van de Biesbosch, dat in 1999 is getransformeerd van landbouwpolder tot watersportgebied. Binnen het omdijkte gebied is een aantal vrij toegankelijke eilanden gerealiseerd met daartussen smalle kreken en brede geulen. De oevers bestaan uit zandstrandjes en picknickweitjes. Voor de pleziervaart zijn speciale aanlegsteigers geplaatst.

Hank ligt ten noordoosten hemelsbreed op een afstand van circa 500 meter. In het tussengebied liggen enkele sportaccommodaties en daarnaast agrarische percelen.

Aan de oostzijde ligt rijksweg A27, de noord-zuidroute door het midden van het land, die verloopt van Breda via Utrecht naar Almere. Aan de zuidzijde stroomt de rivier de Bergsche Maas met aan de overzijde daarvan de gemeente Geertruidenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Leeswijzer

Deze toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven.
  • In hoofdstuk 3 wordt het actuele beleidskader beschreven en wordt de ontwikkeling hieraan getoetst.
  • In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan de diverse milieuaspecten.
  • In hoofdstuk 5 is aangegeven op welke wijze de nieuwe situatie planologisch-juridisch is geregeld in voorliggend bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Recreatiepark Kurenpolder

Het park beslaat een oppervlakte van circa 97 hectare. De omvang van de diverse recreatieve onderdelen is weergegeven in tabel 2.1. De recreatieplas en de golfbaan hebben naast de camping het grootste ruimtebeslag met respectievelijk circa 35 en 17 hectare. De recreatieplas, gelegen centraal op het recreatiepark, is het gevolg van zandwinning ten behoeve van de aanleg van de A27. In figuur 2.1 is het plangebied in de huidige situatie weergegeven.

Tabel 2.1 Oppervlakte van de verschillende delen van recreatiepark Kurenpolder in de huidige situatie

Terreindeel   Oppervlakte (ha)  
Waterplas   34,89  
Golfbaan   17,24  
Standplaatsen vast   8,73  
Standplaatsen toeristisch   8,54  
Jaarplaatsen nieuw   8,10  
Overige infrastructuur   2,97  
Groen   2,53  
Randbeplanting   2,32  
Speelvelden / ligweide   2,17  
Hoofdontsluiting   1,62  
Stand en oever   1,54  
Parkeren   1,44  
Bebouwing   1,03  
Outfit   0,92  
Privé   0,64  
Zeilclub   0,60  
Tennisvelden   0,13  
Onverharde wegen   0,02  
Totale terrein   95,43  

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0002.png"

Figuur 2.1 Plangebied huidige situatie

De entree van het park bevindt zich aan de Kurenpolderweg. Bij het oprijden van het park bevindt zich voor de receptie een groot parkeerterrein met circa 650 parkeerplaatsen. Bij de receptie zijn ook enkele voorzieningen ondergebracht zoals de wasserette en de verhuur van onder andere fietsen en boten. Tegenover en naast de receptie bevinden zich enkele sport- en spelelementen. Het subtropisch zwembad is in april 2007 in gebruik genomen. Hier is ook horeca ondergebracht, bestaande uit een restaurant met binnen 120 zitplaatsen en een buitenterras met ruim 300 plaatsen, een snackbar en een de mogelijkheid voor het afhalen van maaltijden. In het restaurant worden ook (bedrijfs)feesten, bruiloften, familiedagen of vriendenuitjes gehouden en georganiseerd. Op termijn zal ook de supermarkt hier naar toe worden verplaatst. Verder zijn er over het park ook enkele voorzieningen verspreid, zoals andere horecavoorzieningen, sanitaire voorzieningen, een supermarkt, een EHBO loket, ligvelden, speeltuinen en andere sport- en spelelementen. Op de camping zijn momenteel 444 standplaatsen voor kamperen aanwezig, 272 standplaatsen waarop stacaravans staan en 128 standplaatsen met chalets. Op het oude terrein zijn planologische rechten voor 1.000 standplaatsen, waarvan 600 toeristische en 400 vaste standplaatsen. Daarnaast zijn er op het uitbreidingsterrein planologische rechten voor 128 eenheden. In totaal mogen er dus 1.128 eenheden zijn. Klimpark Biesbosch is een outdoorpark met een scala aan activiteiten, zoals: zeilen, monkeyklimmen, lasergames, teamspelen, quadsparcour. Er wordt gebruik gemaakt van de voorzieningen op het park en in de directe omgeving.

Kenmerkend voor het recreatiepark is de aanwezigheid van een golfbaan van 17 hectare grenzend aan de A27. Behalve een baan met in totaal 9 holes, zijn er ook een baan met 9 miniholes, een driving range en een clubhuis. De golfbaan is met de auto bereikbaar buitenom via het Maaspad en beschikt over een eigen parkeerterrein met circa 96 plaatsen (plus 50 overloopparkeerplaatsen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0003.png"

Figuur 2.2 Golfbaan met driving range (linkerafbeelding) en clubhuis (rechterafbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0004.png"

Figuur 2.3 Golfbaan met op de achtergrond de bomenrijen die zorgen voor landschappelijke afscherming langs rijksweg A27

Binnen de inrichting is reeds één bedrijfs- of beheerderswoning aanwezig. Op grond van het bestemmingsplan De Kurenpolder uit 2007 (zie paragraaf 3.3.3), er zijn er maximaal 2 mogelijk.

Het huidige recreatiepark is voorzien van een adequate landschappelijke inpassing en afscherming (zie bijvoorbeeld figuren 2.3 en 2.4). Feitelijk is alleen de noordelijke rand van het park zichtbaar vanaf de openbare weg (Nathalsweg). Het sportcomplex, de tuin van de bedrijfswoning en de randbeplanting zorgen hier voor een groene afscherming. In de noordoosthoek van het terrein is een reclamemast aanwezig waarop mag worden geadverteerd door derden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0005.png"

Figuur 2.4 Zicht vanaf de interne ontsluitingsweg van de golfbaan op de landschappelijke afscherming langs rijksweg A27

Bij het uitbreidingsgedeelte van 2010 heeft de randbeplanting een specifieke groenbestemming gekregen (zie paragraaf 3.3.3). Een dergelijke bestemming ontbreekt bij de rest van het recreatiepark.

2.1.2 Locatie Nathalsweg 3

Op de locatie Nathalsweg 3 was een veehouderijbedrijf aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0006.png"

Figuur 2.5 Nathalsweg 3

Op het oostelijke deel van het perceel bevinden zich een woonhuis en twee schuren. De gebouwen staan inmiddels leeg. Het gedeelte ten westen van de bebouwing is in gebruik als agrarisch grasland. In zijn totaliteit betreft het een perceel met een oppervlakte van 1,46 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0007.jpg"

Figuur 2.6 zicht op locatie vanaf de Nathalsweg

2.1.3 Omgeving plangebied

Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 1.1. De locatie is gelegen in een agrarische en groene omgeving. De dichtstbijzijnde woningen liggen op circa 150 en 250 meter afstand aan de Nathalsweg (nummers 2 en 3) in noordelijke richting. In noordoostelijke richting liggen woningen aan de Buitendijk op ten minste 250 meter afstand en de kern van Hank op circa 500 meter afstand. Aan de westzijde zijn geen woningen aanwezig binnen 1 kilometer, alleen een kampeerboerderij op 600 meter afstand.

Een groot deel van het recreatiepark ligt binnen de geluidzone van rijksweg A27. Aan de westzijde bevindt zich de Biesbosch, dat aangewezen is als een Natura 2000-gebied, als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant en als een stiltegebied. Aan de zuidzijde ligt de Bergsche Maas met aan de overzijde het geluidgezoneerde bedrijventerrein Dombosch en het bedrijventerrein De Pontonnier. In figuur 2.7 is te zien dat de 50 dB(A)-contour van de geluidzone rondom Dombosch precies op de zuidelijke plangrens van de Kurenpolder ligt en hier dus niet mee overlapt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0008.png"

Figuur 2.7 Ligging geluidzone industrielawaai (o.a. Dombosch)

De Biesbosch is aangewezen als stiltegebied (groene arcering in figuur 3.1, paragraaf 3.2.2) en als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant (zie figuur 4.19 in paragraaf 4.10).

De Bergsche Maas is aangewezen aan beschermingsgebied innamepunt drinkwater, zie figuur 2.8. Het plangebied ligt deels binnen de primaire waterkering van de Bergsche Maas (zie paragraaf 4.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0009.png"

Figuur 2.8 Ligging beschermingsgebied innamepunt drinkwater, ligging primaire waterkering

Ontwikkelingen in de omgeving

Om twee redenen is het van belang om te kijken naar ontwikkelingen in de omgeving:

  • Ten eerste moeten de milieueffecten van het planvoornemen worden vergeleken met de referentiesituatie. Dat is de situatie die in de toekomst (2030) ontstaat als de nieuwe plannen niet doorgaan. Dit omvat de huidige situatie inclusief autonome (zekere) ontwikkelingen.
  • Ten tweede is het van belang de effecten van de planontwikkelingen te beoordelen in cumulatie met de effecten van andere nieuwe ontwikkelingen.

In dit kader is met name de verbreding van de A27 op het traject Houten-Hooipolder van belang. Meer informatie hierover is opgenomen in paragraaf 4.1.2

Andere relevante ontwikkelingen zijn op dit moment niet bekend.

2.2 Toekomstige situatie

In de huidige bestemmingsplannen voor het recreatiepark Kurenpolder zijn de verschillende recreatieve gebruiksvormen, zoals toeristische standplaatsen, jaarplaatsen, dagrecreatie, waterrecreatie en golfbaan, in afzonderlijke bestemmingen vastgelegd. Dit biedt onvoldoende flexibiliteit. In de huidige markt wordt een flexibel bestemmingsplan gewenst, waarbij alle denkbare recreatievormen, zowel verblijfsrecreatie als dagrecreatie en sport uitwisselbaar zijn binnen de plangrenzen.

Naast deze flexibiliteit van de huidige functies is het de wens om ook de volgende ontwikkelingen mee te nemen in het bestemmingsplan:

  • Een 4-sterrenhotel als toevoeging op de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder.
  • Mogelijke nieuwe dagrecreatieve voorzieningen (niet zijnde geluidzonerings- of m.e.r.-(beoordeling)plichtig zoals themapark of motorcrossbaan boven drempelwaarden uit het Besluit milieueffectrapportage, zie ook paragraaf 4.11;
  • De bouw van een woning op het kavel Nathalsweg 3 in plaats van het huidige agrarische erf. Het kavel is daarom opgenomen in dit bestemmingsplan.

De gewenste flexibilisering betreft het bestemmen van het hele gebied voor recreatie, met dien verstande dat:

  • De quadbaan niet wijzigt (dus niet verplaatsen of uitbreiden) en dat de bijbehorende geluidcontour dus ook gehandhaafd blijft.
  • Er geen verschil wordt gemaakt tussen verblijfsrecreatie en dagrecreatie, zodat met functies geschoven kan worden.
  • Geen uitbreiding van de campingfunctie plaatsvindt, dus:
    • 1. geen uitbreiding capaciteit, dus totaal maximaal 1.128 overnachtingsplaatsen;
    • 2. wel verruimen van de inhoud van een recreatiewoning van 250 m3 naar 300 m3, hierdoor kan meer luxe aangeboden worden; aanvullend kan een kwart van de eenheden worden uitgebreid naar 450 m3. Er is namelijk een steeds grotere behoefte aan accommodaties waarin meerdere generaties bijeen kunnen komen en waarin ook korte vakanties met vriendenclubs kunnen plaatsvinden. Die doelgroepen hebben behoefte aan ruimer opgezette accommodaties met minimaal 6 bedden en een groter volume zodat het aantrekkelijker is om er langer te verblijven.
    • 3. wel verhogen van de goothoogte van 3 naar 4 meter en de bouwhoogte van 4,5 naar 6 meter;
    • 4. laten vervallen van onderscheid tussen 'vast' en 'toeristisch' voor de standplaatsen.

De gemeente Altena heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan bovenstaande ontwikkelingen, mits deze op een goede ruimtelijk-landschappelijke wijze worden ingepast. Om hieraan richting te geven heeft de gemeente een beeldkwaliteitsplan laten opstellen. Dat plan is opgenomen in bijlage 2. Daarin is een visie voor de ontwikkeling van het gebied opgenomen. Enkele elementen uit die visie zijn de volgende.

  • De Kurenpolder blijft landschappelijke kamer binnen omringend landschap. Binnen de kamer het terrein als geheel versterken, daarbinnen vrijheid voor situering recreatieve voorzieningen.
  • Effect van het park is beperkt zolang functies en bebouwing 'binnenskamers' blijven. Vanuit de omgeving mag een glimp van het park zichtbaar zijn.
  • Hotel is logische aanvulling op het recreatief aanbod, maar vraagt vanwege de schaalsprong om afstand en zorgvuldige vormgeving (geen scherp contrast).
  • Groene situatie aan oostzijde is kans om deze zijde een eigen karakter te geven: landschap als basis. Versterken natuur en biodiversiteit.

Toelichting op het voorgenomen hotel

Het hotel is beoogd in de noordwesthoek van het recreatiepark, globaal ter hoogte van het afslag gebouw met driving range. Het hotel richt zich op een brede doelgroep: individuele toeristen en toeristische groepen en het MICE-segment (meetings, incentives, conferencing, exhibitions) en zal ook worden gebruikt door gasten van de golfbaan en het Outdoorcentrum. Het hotel is een toevoeging die gekoppeld is aan de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder. Het concept gaat uit van een modern 4-sterrenhotel met 180 kamers, een conferentiecentrum met een breed aanbod aan faciliteiten: restaurant(s), bar, 11 zalen en wellness. Om dit programma te kunnen realiseren is een gebouw nodig van grofweg 80.000 m3. Voor de uitwerking van het hotel zijn in het beeldkwaliteitplan de eerste uitgangspunten voor de vorm en architectonische uitstraling en voor (de inpassing in) de omgeving geformuleerd. Enkele van de daarin geformuleerde bouwstenen voor de beeldkwaliteit van het hotel zijn de volgende:

Algemeen

  • Het gebouw heeft geen landmark functie in de omgeving, maar mag wel zichtbaar zijn (glimp).
  • Eerst toekomstbeeld met landschappelijk concept opstellen voor gehele oostzijde terrein Kurenpolder, daarin hotel inpassen (ontwikkeling kan gefaseerd plaatsvinden).

Gebouw

  • Een bijzonder, hoogwaardig, rustig en helder vormgegeven gebouw maken als beeldmerk van het recreatieterrein als geheel en van het oostelijke landschappelijke deelgebied.
  • Het hotel kan bestaan uit één compact gebouw of een verzameling van gebouwen (maximaal 3). Altijd in samenhang met elkaar vormgegeven.
  • Het merendeel van de bebouwing blijft onder de hoogte van de bomen rond de kamer (maximaal 15 m hoog), uitzondering is een eventueel hoogteaccent dat daar als glimp, geen landmark, boven uit komt (maximaal 30 m hoog).
  • Het hoogteaccent is in volume een ondergeschikt bouwdeel ten opzichte van de plint en heeft een ranke uitstraling. Gezien de maximum bouwhoogte blijft de footprint van het hoogteaccent beperkt tot 700 m².
  • Duurzaam materiaalgebruik en natuurinclusief bouwen.

Entreezone

  • Vanaf de ingang van het recreatiepark loopt een duidelijke route naar het hotel met visueel contact met het hotel.
  • Route naar hotel landschappelijk aankleden conform landschap oostelijk deelgebied. Groene voorruimte en parkeren inpassen in het landschap. Bij voorkeur (ook) parkeren onder de bebouwing.
  • Bestaand water handhaven en zo mogelijk benutten voor waterberging (zo nodig als overloop, eventueel uitbreiden). Waterbergingsvoorzieningen integreren binnen overkoepelend landschappelijk concept.

Buitenruimte

  • Buitenruimte hotel als een geheel ontwerpen, mede in samenhang met bebouwing.
  • Natuurinclusief inrichten, gebiedseigen bomen en beplanting gericht op vergroting van biodiversiteit.
  • Horecaterras is onderdeel van gebouwontwerp en landschap. Gebruik maken van ligging aan het water.

Het hotel moet komen binnen een zoekgebied van circa 14 hectare, dat wordt begrensd door de A27, Bergsche Maas en de recreatieplas (zie figuur 2.9). Binnen het zoekgebied worden ook de bijbehorende parkeervoorzieningen gerealiseerd. Voor de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt verwezen naar paragraaf 4.1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0010.png"

Figuur 2.9 Zoekgebied hotel.

Landschappelijke inpassing hotel

Vanuit het gemeentelijke beleid (zie paragraaf 3.3) gelden er geen specifieke randvoorwaarden voor de landschappelijke inpassing van het hotel. Het hiervoor genoemde beeldkwaliteitplan geeft wel enkele handvatten hiervoor.

Om het effect op de omgeving vast te stellen van het voorgenomen hotel is een zichtbaarheidstudie uitgevoerd (zie bijlage 3). Het effect is door middel van doorsnedes en een hoogtekaart in beeld gebracht. Om de doorsnedes en hoogtekaart te ondersteunen zijn met een drone opnames gemaakt op 30 meter hoogte. Er zijn vier doorsnedes gemaakt, namelijk richting de:

  • rijksweg A27 ter hoogte van de brug;
  • A27 ter hoogte van hectometerpaal 22,3;
  • kruising Kurenpolderseweg - Buitendijk;
  • Buitendijk.

Er is steeds een hypothese benoemd, met de vraag is het hotel zichtbaar?, met als mogelijke uitkomst; aannemelijk of niet aannemelijk. Uit de studie blijkt dat het alleen aannemelijk is dat het hotel zichtbaar zal zijn vanaf de Buitendijk (zie figuur 2.10).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0011.png"

Figuur 2.10 Een 30 meter hoog hotel is alleen zichtbaar vanaf de Buitendijk (bron: zichtbaarheidsstudie Rho adviseurs)

Toelichting op de voorgenomen bouw van de woning op het kavel Nathalsweg 3

Het is de bedoeling om de voormalige agrarische (bedrijfs)woning te vervangen door een nieuwe woning met een inhoud van 900 m3 en een bijgebouw van circa 140 m2. Alle bestaande bebouwing wordt gesloopt. De huidige woning ligt op circa 22 meter uit de as van de weg. Het voorstel is om de huidige bebouwing te slopen en een nieuwe woning te bouwen ten zuiden van de huidige woning op ruimere afstand van de as van de weg. In bijlage 4 is een plan opgenomen voor de nieuwe invulling van het perceel. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is rond de woning een bouwvlak opgenomen. De afstand tussen de as van de Nathalsweg tot de voorste grens van het bouwvlak is circa 39 meter, ruim meer dan de afstand tot de huidige woning. Bij deze afstand wordt voldaan aan de aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder voor wegverkeerslawaai. (Zie ook bijlage 7.)

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0012.png"

Figuur 2.11 Locatie Nathalsweg 3 met de beoogde situatie

De woning staat op een zeer ruime kavel en er is dus voldoende ruimte om een goede landschappelijke inpassing te realiseren. De voorgenomen landschappelijke inpassing bestaat aan de oostzijde uit een nieuwe, 12 meter brede en circa 1.000 m2 grote beplantingsstrook langs de bestaande watergang. In deze strook worden bomen met onderbegroeiing geplant. Aan de westzijde wordt een forse waterpartij aangelegd die met een nog te graven watergang aan de zuidzijde wordt verbonden met de hiervoor genoemde watergang. Met een duiker wordt de waterpartij verbonden met de sloot langs de Nathalsweg. Op het perceel worden verspreid nog enkele solitaire bomen geplant. Drie waardevolle bomen aan de voorzijde van het perceel worden behouden en ingepast. De landschappelijke inpassing is in de regels van dit bestemmingsplan geborgd.

Conclusie

Het recreatiepark Kurenpolder is goed landschappelijk ingepast. Het voorgenomen hotel op de huidige golfbaan zal alleen zichtbaar zijn vanaf de Buitendijk.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De drie rijksdoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Toetsing

Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de kust, grote rivieren en militaire terreinen.

Toetsing

Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit het Barro in het geding zijn.

3.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is evenwijdig aan de A27 een reserveringsgebied van 34 meter breed opgenomen. Binnen deze strook wordt ruimte gereserveerd voor de toekomstige uitbreiding van de A27. Deze 34 meter brede strook wordt gemeten uit de buitenste kantstreep. Binnen deze zone is het niet toegestaan om een bouwwerk op te richten. Daarnaast is een vrijwaringszone van 50 meter breed van toepassing. Deze vrijwaringszone kent een bouwverbod met een afwijkingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders om van dit bouwverbod af te wijken nadat Rijkswaterstaat is gehoord.

Toetsing

De beoogde bebouwing wordt gesitueerd buiten het reserveringsgebied van 34 meter breed. Het planvoornemen vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde uitbreiding van de A27.

Het deel van de vrijwaringszone dat binnen het plangebied valt is als dusdanig aangeduid en in de regels geborgd. Ook binnen deze zone is geen nieuwe bebouwing voorzien. De nationale belangen uit het Rarro zijn dan ook niet in het geding.

3.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Wettelijk kader

In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het overleg met officiële instanties;
  • de uitkomsten van het verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

Op al deze punten wordt in voorliggende toelichting ingegaan.

Verder is in het Bro vastgelegd dat voor stedelijke ontwikkelingen de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gehanteerd (een nadere onderbouwing in het bestemmingsplan). Deze luidt als volgt (artikel 3.1.6. lid 2 Bro):

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Functies die in de jurisprudentie worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, zijn onder andere accommodaties voor leisure, zoals een hotel. Ook uitbreidingen van stedelijke ontwikkelingen kunnen, mits voldoende substantieel, worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (uitspraak van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:570 (Waterland).

Uit de Nota van toelichting op het Bro (2017) blijkt dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van het onderzoek naar, de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de uitkomsten dienen te zijn opgenomen in de plantoelichting. Daaruit blijkt voorts dat het primair aan de bestuursorganen is om op basis van het ruimtelijke verzorgingsgebied van de nieuwe stedelijke ontwikkeling te bepalen hoe uitgebreid het onderzoek moet plaatsvinden, met welke bestuursorganen en diensten het overleg over de nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gevoerd en tot welk gebied de onderbouwing van de behoefte zich uitstrekt. Dit gebied kan verschillen naar gelang de aard en de omvang van de voorziene stedelijke ontwikkeling in relatie tot de context.

Anders gezegd, van geval tot geval zal moeten worden bezien welk schaalniveau past bij de behoefte, in de leniging waarvan de door het plan mogelijk gemaakte stedelijke ontwikkeling voorziet, gelet op de aard en omvang daarvan (uitspraken van 11 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:715 (Beek), van 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:798 (Asten) en van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2921 (Geldermalsen)).

Toetsing

De beoogde ontwikkelingen zijn al mogelijk in afzonderlijke delen van het plangebied. Het gaat hier dus om flexibilisering en niet om nieuwe ontwikkelingen. Alleen het beoogde hotel is een nieuwe ontwikkeling. Het hotel is een nieuwe ontwikkeling die aan de duurzaamheidsladder moet worden getoetst.

Deze toetsing is opgenomen in bijlage 5. Daarin is het volgende geconcludeerd:

  • Op basis van de marktverwachting (de vraag naar meer luxe overnachtingsmogelijkheden en de toenemende behoefte aan ruime hotels in de natuur) is het aannemelijk dat het 4-sterren aanbod verder zal toenemen.
  • In het toeristische gebied aan de oostzijde van de Brabantse Biesbosch is weinig 4-sterrencapaciteit beschikbaar. Binnen het toeristische verzorgingsgebied zijn op dit moment 183 4-sterrenkamers beschikbaar in drie hotels. Voor toeristen die binnen het verzorgingsgebied in een recreatiegebied willen overnachten, zijn geen 4-sterrenkamers beschikbaar. De plannen en theoretische plancapaciteit kunnen geen invulling geven aan de behoefte. Gelet op het gebrek aan luxe overnachtingsmogelijkheden in de Kurenpolder en de grote toeristische aantrekkingskracht van het Nationale park De Biesbosch is er behoefte aan nieuwe capaciteit.
  • Het beoogde hotel richt zich primair op recreatie in de Kurenpolder en natuurbeleving in het toeristische gebied Nationaal Park De Biesbosch. Op basis van de vestigingsvoorwaarden is een locatie aansluitend op een recreatief aantrekkelijk gebied noodzakelijk. Dergelijke locaties liggen vrijwel nooit in stedelijk gebied.
  • Het hotel zal ook worden gebruikt door gasten van de golfbaan en het outdoorcentrum. Het is dus een aanvullende voorziening gekoppeld aan de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder.
3.1.5 Beoordeling "Objecten langs (snel) wegen" (handreiking vergunningverlening)

Beleid

Visuele afleiding in het verkeer

Tijdens het rijden wordt een weggebruiker geconfronteerd met visuele informatie, die deels wel en deels niet relevant is voor de rijtaak. In het laatste geval spreken we van ‘visuele afleiding’.

Met dit kader kunnen vergunningverlenende overheden voor objecten langs auto(snel)wegen beoordelen in hoeverre de verkeersveiligheid in het geding is. Hiertoe zijn twee typen criteria opgesteld:

  • 1. slagboomcriteria, hieraan moet altijd worden voldaan.
  • 2. afwegingscriteria, deze wegen in onderlinge samenhang en afhankelijk van de context mee in een besluit.

Toetsing

De reclamemast in de noordoosthoek van het terrein heeft geen bewegende beelden en voldoet aan de het criterium. Onder andere voor de bouw van het hotel zijn sfeerbeelden en een beeldkwaliteitsplan opgesteld (bijlage 1 en bijlage 2). Hieruit blijkt dat onder andere felle en onnatuurlijke kleuren en materialen niet zijn toegestaan. Overige aspecten zijn niet van belang. De reclamemast en het hotel hebben daarmee geen negatieve effecten op de verkeersveiligheid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant provincie Noord-Brabant (vastgesteld 2018)

Samenvatting

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant (december 2018) is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050.

De provincie heeft de volgende kernwaarden geformuleerd die leidend zijn:

  • we gaan voor meerwaarde-creatie;
  • we gaan voor technische én sociale innovatie;
  • we gaan kwaliteit boven kwantiteit;
  • we gaan voor steeds beter;
  • we gaan voor proactief en preventief boven gevolgbeperking en herstel.

Naast de basisopgave, werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit, worden vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie;
  • Werken aan een klimaatproof Brabant;
  • Werken aan de slimme netwerkstad;
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een veilige en gezonde leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit. Deze basisopgave is veelomvattend en gaat over milieuaspecten, als een schone bodem, schoon water (ondergrond) en schone lucht. Maar ook om landschappelijke- en cultuurhistorische aantrekkelijkheid, een goede woon- en werkomgeving met een aantrekkelijk aanbod aan voorzieningen, stilte en een natuurrijke omgeving, waarin biodiversiteit en recreatie hand in hand gaan.

Om een gezonde levensstijl te bevorderen is het van belang bij de (her)inrichting van de omgeving kansen te benutten en uit te nodigen tot beweging door meer groen, of meer voorzieningen voor buitenrecreatie. Dit is maatwerk.

Voor een concurrerende, duurzame economie is het van belang dat er sprake is van onder andere een fraai, beleefbaar landschap een gevarieerd aanbod aan recreatieobjecten in landelijk en stedelijk. Deze elementen vormen een essentiële vestigingsfactor.

De provincie zorgt dat er voldoende keuzemogelijkheden zijn in een recreatieaanbod met een breed scala aan mogelijkheden van stiltegebied tot pretpark.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Noord-Brabant, omdat de verruiming van de mogelijkheden in het bestemmingsplan voorziet in meerwaarde-creatie, meer kwaliteit, een concurrerende duurzame economie, een toenemende omgevingskwaliteit en toename van het recreatieaanbod. De meerwaarde-creatie ontstaat doordat het park optimaler wordt benut door het toevoegen van een hotelfunctie en de mogelijkheid voor het schuiven tussen verblijfs- en dagrecratief verblijf, waardoor het park haar aanbod beter kan laten aansluiten bij de veranderende vraag vanuit de markt. Door de realisatie van een hotel en van nieuwe dagrecreatieve voorzieningen zal het recreatiepark een grotere doelgroep aantrekken. Hierdoor worden zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het park verbeterd en kan het mee in een concurrerende duurzame economie. Door het toenemende recreatieaanbod raken meer mensen betrokken met het gebied. Dit zorgt ook voor meer belangstelling voor de natuur en de landschappelijke waarden van het gebied.

3.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant provincie Noord-Brabant (vastgesteld 2019)

Samenvatting op hoofdlijnen

De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en heeft een aantal oudere provinciale verordeningen vervangen:

  • provinciale milieuverordening;
  • verordening natuurbescherming;
  • verordening ontgrondingen;
  • verordening ruimte;
  • verordening water;
  • verordening wegen.

Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.

De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.

In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:

  • Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo'n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen. Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn voor de volgende thema's rechtstreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw.
  • Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.

Toetsing

Uit de verbeelding (kaart 1 en 6) van de verordening blijkt het volgende:

Kaart 1 (zie figuur 3.1)

  • Het gehele gebied is aangeduid als 'Diep Grondwaterlichaam'.
  • De waterplas is aangeduid als 'Ontgassingsvrij gebied'.
  • Een zone van 250 meter breed rondom het naastgelegen gebied Aakvlaai, onderdeel van het nationaal park en tevens Natura 2000 gebied Biesbosch is aangeduid als Attentiezone stiltegebied (groene arcering). Deze zone ligt gedeeltelijk over het plangebied.

Kaart 6 (zie figuur 3.2)

  • Het gehele plangebied is aangeduid als Landelijk gebied.
  • Aan de westzijde is een gebied aangeduid als Groenblauwe mantel (verticale arcering).
  • Het grootste deel is aangeduid als Gemengd landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0013.jpg"

Figuur 3.1 Milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen (bron: Interim omgevingsverordening)

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0014.jpg"

Figuur 3.2 Gemengd Landelijk gebied en Landelijk gebied (bron: Interim omgevingsverordening)

Rechtstreeks werkende regels voor activiteiten

Artikel 2.20 verbod onconventionele koolwaterstofwinning diep grondwaterlichaam

Boven, in of onder een Diep grondwaterlichaam is de onconventionele winning van koolwaterstoffen verboden.

Toetsing

Het gaat hier om regels over het winnen van schaliegas. Dit is voor de planontwikkeling niet relevant.

Paragraaf 2.4.1 luchtkwaliteit

Artikel 2.38 verbod varend ontgassen in ontgassingsvrijgebied

Lid 1. Het is verboden om in Ontgassingsvrij gebied restladingdamp van aardolieproducten die bestaan uit meer dan 10% benzeen te emitteren.

Toetsing

Er vindt geen scheepvaart in het plangebied plaats, laat staan dat er sprake is van ontgassing van binnenvaartschepen.

Artikel 2.42 grenswaarde externe werking stiltegebied

Lid 1. Als grenswaarde voor een aanvaardbare geluidbelasting vanwege een locatiegebonden milieubelastende activiteit in de Attentiezone stiltegebied geldt 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op 1,5 meter hoogte:

  • 1. op de grens van het Stiltegebied, als de locatie van de activiteit 50 meter of meer van de grens van het Stiltegebied ligt;
  • 2. op 50 meter vanaf de grens van de locatie van de activiteit, als deze minder dan 50 meter van de grens van het Stiltegebied ligt.

Toetsing

Binnen een afstand van 50 meter liggen vrijwel uitsluitend vaste standplaatsen en een heel klein stukje water. Er vinden geen milieubelastende activiteiten plaats die zorgen voor een geluidbelasting waardoor de grenswaarde wordt overschreden. In dit bestemmingsplan wordt daarom in het attentiegebied uitsluitend verblijfsrecreatie en wat daarbij hoort toegestaan.

Lid 2. Als grenswaarde voor de geluidbelasting vanwege een niet locatiegebonden geluidsbron binnen de Attentiezone stiltegebied, geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op de grens van het Stiltegebied.

Toetsing

Binnen het attentiegebied vinden geen milieubelastende activiteiten plaats. De strandjes en de voorzieningen liggen op grotere afstand.

Instructieregels aan gemeenten

Artikel 3.68 wonen in landelijk gebied

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied bepaalt dat:

  • alleen bestaande burgerwoningen en bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen is uitgesloten.

Toetsing

Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe burger- of bedrijfswoningen mogelijk gemaakt Zelfstandige bewoning van genoemde gebouwen is in artikel 4, lid 4.4.2 onder a uitgesloten.

Lid 2. Een bestemmingsplan kan bij een bestaande woning de vestiging van een andere functie toelaten, als:

  • dit past binnen de voorwaarden die voor die functie zijn opgenomen in deze paragraaf;
  • in geval nieuwe bebouwing wordt opgericht, er elders feitelijk en juridisch een gelijkwaardige oppervlakte aan gebouwen is gesloopt.

Toetsing

Dit is thans niet aan de orde.

Artikel 3.71 bestaande niet-agrarische functie in landelijk gebied     

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied bevat regels voor een bestaande niet-agrarische functie die:

  • a. de bestaande planologische gebruiksactiviteit vastleggen;
  • b. een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking uitsluiten;
  • c. kunnen voorzien in een redelijke uitbreiding, als dat past binnen de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
    • 1. een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
    • 2. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
    • 3. hoe de uitbreiding bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk Gebied.

Toetsing

De bestaande bedrijfswoning aan de Nathalsweg , die nu in gebruik is als burgerwoning, wordt in dit bestemmingsplan als zodanig bestemd. Binnen het bouwvlak is voorzien in de mogelijkheid van een redelijke uitbreiding.

Artikel 3.73 vestiging niet-agrarische functies in landelijk gebied

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
    • 1. een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
    • 2. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
    • 3. hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
  • b. er vindt geen splitsing plaats van het bouwperceel;
  • c. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • d. de vestiging heeft geen betrekking op:
    • 1. een kantoor met baliefunctie;
    • 2. lawaaisport;
    • 3. mestbewerking.

Toetsing

Het beoogde hotel wordt gerealiseerd binnen het reeds bestaande recreatiepark. Uit hoofdstuk 4 blijkt dat van nadelige effecten op de omgeving geen sprake is. Ook is de behoefte van het hotel aangetoond, zie paragraaf 3.1.4. Van de sloop van overtollige bebouwing in de omgeving is geen sprake, omdat deze niet aanwezig is.

Artikel 3.76 afwijkende regels omvang vrije-tijds voorzieningen

Lid 1. ln afwijking van Artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied kan een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied een andere omvang toelaten voor een vrije-tijds voorziening als:

  • a. dat past in de ontwikkelingsrichting van het gebied als bedoeld in het eerste lid van voornoemd artikel;
  • b. ter uitvoering van Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap elders leegstaand vastgoed binnen Landelijk gebied is gesloopt van een omvang die ten minste gelijk is aan de oppervlakte van de bebouwing die boven de 1 hectare wordt toegestaan;
  • c. de ontwikkeling in samenhang met andere doelen voor het gebied en de directe omgeving wordt uitgevoerd, waarbij ook kwaliteitswinst voor andere functies, waaronder natuur, wordt bereikt.

Toetsing

Het beoogde hotel wordt gerealiseerd binnen de ontwikkelingsrichting van het reeds bestaande recreatiepark. Van de sloop van overtollige bebouwing in de omgeving is geen sprake, omdat geen nieuwe bebouwing met een oppervlakte van meer dan 1 hectare wordt gerealiseerd. De ontwikkeling van het hotel gaat gepaard met de ontwikkeling van meer luxe, meer ruimte, meer gemak (geen eigendom maar huur) en aantrekkelijke dagattracties binnen het recreatiepark.

Artikel 3.9 kwaliteitsverbetering landschap

Lid 1. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.

Toetsing

Het bestemmingsplan richt zich met name op het bieden van meer flexibiliteit binnen bestaand recreatief gebied. De bouw van een hotel en het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning betreffen echter ruimtelijke ontwikkelingen. Ten behoeve van deze ontwikkelingen is kwaliteitsverbetering van het landschap noodzakelijk. Dit is in paragraaf 3.2.3 omschreven.

Artikel 3.72 afwijking bestaande lawaaisport

In afwijking op artikel 3.71 Bestaande niet-agrarische functie in Landelijk gebied geldt voor lawaaisport dat een beperkte uitbreiding alleen mogelijk is binnen Gemengd landelijk gebied.

Toetsing

De quadbaan wordt niet verplaatst of uitgebreid en de bijbehorende geluidcontour wijzigt evenmin.

Artikel 3.75 aanvullende regels voor vrije-tijds voorziening

Lid 2. In geval een bestemmingsplan de vestiging van verblijfsrecreatie, waaronder de bouw van een recreatiewoning, toestaat, geldt in aanvulling op artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied, tweede lid dat het bestemmingsplan borgt dat:

  • a. het terrein en de woningen bedrijfsmatig worden beheerd;
  • b. permanente bewoning is uitgesloten.

Toetsing

Binnen de verblijfsrecreatieve bestemming is een uitwisseling van voorzieningen voor recreatief nachtverblijf mogelijk. Dit zijn onder andere recreatiewoningen, recreatiechalets, recreatievilla's , tenten, kampeerauto's, trekkershutten, kampeerhuisjes. De bouw van extra recreatiewoningen is aldus mogelijk. Aan de hieraan verbonden voorwaarden wordt voldaan. Er vindt overigens geen uitbreiding van capaciteit plaats.

3.2.3 Kwaliteitsverbetering landschap

Samenvatting

Op basis van de provinciale handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap is er nader overleg gevoerd tussen gemeenten en de provincie in het kader van het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO). Dit heeft geresulteerd in de regionale nota kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant van 26 juni 2013. Door de gemeente is het beleid op de punt gespecificeerd in de nota Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019.

Ruimtelijke ontwikkelingen worden in drie categorieën ingedeeld:

  • Categorie 1: Ruimtelijke ontwikkelingen met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed en waarbij geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt geëist;
  • Categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen met relatief weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebieden waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • Categorie 3. Alle ruimtelijke ontwikkelingen welke mogelijk worden gemaakt via een wijzigingsplan of bestemmingsplanherziening, tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie. Hierbij moet de ontwikkeling voldoen aan een kwaliteitsverbetering van het landschap van 20% van de bestemmingswinst of een compensatie die dezelfde waarde vertegenwoordigt. De gemeente kan door een nadere uitwerking van het afsprakenkader maatwerk leveren voor de lokale toepassing van de regeling. Dit vanwege de diversiteit in landschappen in de regio en de verschillende gedachten over de kwaliteitsverbetering.

De beoogde ontwikkelingen die op Recreatiepark Kurenpolder op grond van het bestemmingsplan “Recreatiepark Kurenpolder” worden voorzien, vallen in de volgende categorieën:

  • categorie 2: omzetting agrarische bestemming naar woonbestemming op Nathalsweg 3;
  • categorie 3: de ontwikkeling van een hotel;
  • categorie 3: vergroting van de inhoudsmaat van een aantal recreatiewoningen

Op deze ontwikkelingen wordt hieronder nader ingegaan.

Toetsing

De beoogde ontwikkelingen worden vallen in de volgende categorieën:

  • categorie 2: omzetting bedrijfswoning in burgerwoning;
  • categorie 3: hotel, waarbij maatwerk van toepassing is.

Omzetten bedrijfswoning in burgerwoning

Volgens de Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019 is wijziging van een agrarische bestemming naar woonbestemming een ontwikkeling in categorie 2, mits het bestemmingsvlak wordt verkleind tot maximaal 5.000 m², overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en maximaal 500 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing resteert. Aangezien de beoogde ontwikkeling op de locatie Nathalsweg 3 aan deze voorwaarden voldoet, dient deze ontwikkeling te worden beschouwd als een ontwikkeling in categorie 2. Dit betekent dat sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing.

Voor de landschappelijke inpassing van de nieuwe invulling van locatie is een plan gemaakt dat is opgenomen in bijlage 4. Met dit plan wordt voor wat betreft de locatie Nathalsweg 3 voldaan aan de Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019.

Ontwikkeling hotel

De ontwikkeling van een hotel is op basis van de Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019 een ontwikkeling in categorie 3. Daarom Hierbij moet deze ontwikkeling voldoen aan een kwaliteitsverbetering van het landschap van 20% van de bestemmingswinst of een compensatie die dezelfde waarde vertegenwoordigt. Hieronder is de berekening van de omvang van deze investering weergegeven.


De locatie op de Kurenpolder waar het hotel is gepland, is thans bestemd en in gebruik als golfbaan. Daarom is bepaald wat het verschil in waarde is van grond waarop zich een golfbaan bevindt en van grond waarop een hotel kan worden gerealiseerd.

Grondwaarde golfbaan

Een golfbaan is een nichemarkt waardoor het bepalen van de grondwaarde niet zo eenduidig is als bij andere functies. Daarnaast speelt de grote grondoppervlakte een belangrijke rol. Uit de taxatiewijzer 2019 van het VNG blijkt dat, in het kader van taxaties voor de WOZ-waarde, voor golfbanen 1,5 keer de grondwaarde van (agrarisch) grasland kan worden aangehouden. Deze factor komt voort uit een gerechtelijke uitspraak van de Rechtbank Breda uit 2011. Het VNG houdt vast aan deze uitspraak.

In het eerste kwartaal van 2020 lag de gemiddelde grondprijs voor agrarisch gronden in Nederland op 64.400 euro per hectare. In het zuiden van Nederland ligt de waarde van agrarische gronden met 73.500 euro aanzienlijk hoger dan het landelijke gemiddelde. De gemiddelde waarde van (agrarisch) grasland in Nederland is circa 10 procent lager (57.000 euro per hectare) dan de gemiddelde waarde van alle agrarische gronden tezamen. Regionale cijfers ontbreken. Rekening houdend met de hogere grondwaarde voor agrarische gronden in het zuiden wordt uitgegaan van een grondwaarde van circa 65.000 euro per hectare voor grasland in zuid Nederland. Rekening houdend met de eerder genoemde factor zou de grondwaarde voor een golfbaan circa 98.000 euro per hectare bedragen, ofwel circa 10 euro per vierkante meter.

Grondwaarde hotel

Vanwege de grote regionale verschillen wordt hiervoor meestal maatwerk toegepast (de grondwaarde wordt per situatie residueel bepaald). Het meest eenvoudige is om aan te haken op de gemeentelijke grondprijzenbrief en de grondprijs voor maatschappelijk vastgoed als ondergrens te hanteren. De gemeente Altena hanteert echter enkel grondprijzen voor woningbouw. Bij gebrek aan goede referentiecijfers, zou voor een indicatieve berekening kunnen worden uitgegaan van de minimale grondwaarde voor bedrijventerreinen binnen de gemeente. Deze uitgifteprijs bedraagt circa 130 euro per m2.


Omvang investering

De minimale oppervlakte voor het hotel is 5.500 m2 met een hoogte van 30 meter. Een ander leidt tot de volgende berekening van de bestemmingswinst:

Tabel 3.1 Indicatieve berekening noodzakelijke investering in de kwaliteitsverbetering van het landschap voor het hotel

Oppervlakte hotel (m2)   Verschil in grondwaarde (€)   Planologische meerwaarde (€)   20%  
5.500   120   660.000   132.000  

Omdat er geen mogelijkheden zijn op de gronden van de Kurenpolder om deze kwaliteitsverbetering te realiseren, wordt ervoor gekozen om de benodigde investering te storten in het daarvoor bij de gemeente Altena ingesteld landschapsfonds.

Vergroting inhoudsmaat recreatiewoningen

In het voorontwerpbestemmingsplan voor De Kurenpolder is bepaald dat op 25% van het aantal standplaatsen op het recreatieterrein een voorziening van recreatief nachtverblijf is toegestaan met een inhoud van 450 m3, in plaats van een inhoud van maximaal 300 m3. Deze ontwikkeling moet volgens de Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019 gezien worden als een ontwikkeling in categorie 3. Dit zou betekenen dat een deel van de bestemmingswinst geïnvesteerd moet worden in ruimtelijke kwaliteit.


Echter, als gevolg van het toestaan dat een deel van de recreatieverblijven een grotere inhoud mogen hebben, is het de vraag of deze ontwikkeling leidt tot een hogere grondwaarde. De reden daarvoor is dat grotere recreatiewoningen ook een groter grondbeslag hebben.

Niet alleen de bebouwing is groter, maar ook de grond die ligt rondom dit recreatieverblijf heeft een grotere oppervlakte dan wanneer een kleiner recreatieverblijf is toegestaan.

Net alleen de bebouwing is groter, maar ook de grond die ligt rondom dit recreatieverblijf

Ofwel, met het toestaan van grotere recreatieverblijven wordt de bebouwingsdichtheid lager, als gevolg waarvan de waarde van de grond niet stijgt. Omdat geen berekening kan worden gemaakt van de bestemmingswinst, is in overleg met de gemeente bepaald dat een storting wordt gedaan van € 25.000,- in het gemeentelijk landschapsfonds.

Conclusie

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in verband met dit bestemmingsplan ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit de volgende voorwaarden gelden:

  • In verband met de omzetting van de agrarische bestemming in een woonbestemming op Nathalsweg 3 dient op deze locatie het plan voor de landschappelijke inpassing te worden gerealiseerd. Dat plan is inmiddels opgesteld en opgenomen in de bijlage en vastgelegd in dit bestemmingsplan.
  • In verband met de ontwikkeling van het hotel wordt een bedrag van € 50.000,- in het landschapsfonds gestort.
  • In verband met het toestaan van een grote inhoud van een recreatieverblijf is geen investering in ruimtelijke kwaliteit nodig.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Land van Heusden en Altena (vastgesteld 26 juni 2013)

Samenvatting

In de visie en het actieplan toerisme en recreatie ‘Ongezien, Ongewoon en Ongekend’ van april 2011 is het beleid voor de regio verwoord. Onderkend is het belang van toerisme en recreatie voor de regionale economie en de identiteit van de gemeenten. Initiatieven van ondernemers die bijdragen aan behoud en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en een goed woon- en leefklimaat zullen ruimtelijk worden gefaciliteerd. In het bijzonder richt de regio zich op dagtoeristen, verblijfsrecreanten, watersporters en groepen.

Aan kleinschalige toeristisch-recreatieve initiatieven wordt waar mogelijk medewerking

verleend onder de volgende voorwaarde:

  • Het initiatief levert een functionele bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen uit het regionale beleid voor toerisme en recreatie.
  • De aard en omvang van het initiatief passen bij de functionele karakteristiek van de omgeving.
  • De aard en inrichting van het initiatief sluiten aan bij de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving en is milieuhygiënisch inpasbaar.
  • De aard en inrichting van het initiatief rekening houden rekening met de kenmerkende structuren van aanwezig cultuurhistorisch erfgoed en spelen daar ook op in.
  • Het initiatief mag niet leiden tot verkeers- of parkeeroverlast in de omgeving. Parkeren dient altijd op eigen erf te worden geregeld.
  • Het initiatief moet zelf zorgdragen voor een goede waterhuishouding.
  • Op locatie-inrichtingsniveau duurzaamheid staat herkenbaar centraal.

Aan grootschalige toeristisch-recreatieve ontwikkelingen wordt slechts onder voorbehoud medewerking verleend. Richtinggevend voor deze eventuele medewerking is het onderscheidende of aanvullende karakter dat het initiatief inbrengt in het totale toeristisch-recreatieve product van de regio en de mate waarin ook de (cultuurhistorische) identiteit van de regio wordt versterkt.

Daarnaast zal een eventuele locatie voor een grootschalig initiatief worden beoordeeld op het volgende:

  • De locatie moet goed bereikbaar zijn via het hoofdwegennet, het initiatief mag niet leiden tot extra verkeershinder binnen de kernen.
  • De locatie mag geen afbreuk doen aan de kwaliteiten van het cultureel erfgoed.
  • De locatie moet landschappelijk en milieuhygiënisch goed inpasbaar zijn, waarbij de ruimtelijke effecten van het initiatief in een zone van circa 1 km rond het initiatief moeten worden meegenomen.
  • Het initiatief moet zelf zorgdragen voor een goede afwikkeling van de waterhuishouding.
  • De locatie moet de potenties hebben om het initiatief in de toekomst verder door te ontwikkeling, zonder dat dit ten koste gaat van de bovengenoemde punten.

De horeca in het buitengebied moet bij voorkeur gekoppeld zijn aan een recreatieve voorziening. Er wordt terughoudend omgegaan met het realiseren van min of meer ‘losse’ horecavoorzieningen in het buitengebied. Wanneer horeca wordt gecombineerd met (verblijfs)recreatie dan draagt dit bij aan het verlengen van de bezoekduur, hetgeen wel wenselijk is.

Voor het buitengebied richt het beleid zich op het duurzaam behouden van de kernwaarden van de natuurgebieden en het landschap en het tegelijkertijd versterken van de gebruiks- en belevingswaarden voor de inwoners en voor bezoekers van de gemeenten.

Toetsing

  • In dit geval gaat het om het bestaande recreatiepark Kurenpolder in Hank waar een herontwikkeling en herstructurering gaat plaatsvinden. Vanwege het karakter van dit gebied kan er verondersteld worden dat de locatie goed bereikbaar is via het hoofdwegennet en daarom niet tot extra verkeersstromen door de kernen zal leiden.
  • De locatie doet geen afbreuk aan de kwaliteit van het landschap en het cultureel erfgoed vanwege de toeristische functie die zich hier al bevond.
  • De extra ontwikkelingen en verkeersbewegingen die samen gaan met het initiatief hebben, met het toepassen en monitoren van de nodige maatregelen, zie paragraaf 4.1, een niet in dergelijke mate effect.
  • Het recreatiepark heeft bij ontwikkelingen in het verleden ook in een goede afwikkeling van de waterhuishouding voorzien.
  • De locatie heeft wel degelijk de potentie om het initiatief in de toekomst verder te ontwikkelen, zoals dit nu ook het geval is.
  • In paragraaf 3.1.4 is aangegeven dat het beoogde hotel een aanvullende voorziening is gekoppeld aan de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder.
3.3.2 Herijkte visie Toerisme & Recreatie

Samenvatting

De in 2016 opgestelde Visie voor toerisme en recreatie Vinden, verbinden en verrassen past op hoofdlijnen nog steeds bij onze mooie gemeente, samenleving en het toeristisch-recreatief aanbod.

Zowel de evaluatie van de vorige visie, het uitvoeringsprogramma en de acties van de VVV Biesbosch Linie en het stakeholderonderzoek wijzen uit dat uitvoering is gegeven aan de ambities vinden, verbinden en verrassen. Ze zijn echter nog niet afgerond. Landelijk beleid, maatschappelijk en technologische ontwikkelingen maar ook trends op dit gebied gaan snel en vragen om continue aandacht. Vinden, verbinden en verrassen blijven dan ook ambities voor de toekomst. De uitvoering in de nieuwe beleidsperiode vraagt om aanpassingvermogen, een andere kijk en continue verbetering.

In 2020 was sprake van een onverwachte en zeer omvangrijke ontwikkeling: de coronacrisis. De coronacrisis heeft de vrijetijdssector zwaar getroffen, de economische schade is enorm en de (lange termijn) gevolgen zijn nog ongewis. Maar de coronacrisis onderstreept ook juist het belang van sport, cultuur, toerisme en recreatie voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van onze gemeente.

Met participatie, een online enquête en een wandeling bij Fort Giessen, zijn de ambities en dillema’s getoetst. De gekozen lijn op het gebied van vinden, verbinden, verrassen en verruimen zijn hier bevestigd.

Ambities

De algemene ambitie is om te focussen op duurzaamheid en kwaliteit. De gemeente wil op een duurzame manier onze gastvrijheid en de kwaliteit van het aanbod borgen. De gemeente werkt aan de duurzame ontwikkeling van bestemming Altena. Daarbij moet een goede balans gevonden worden tussen het economisch voordeel enerzijds en de draagkracht van de leefomgeving en het draagvlak onder bewoners anderzijds. Op deze manier kan toerisme bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving voor zowel bewoners, als bezoekers en ondernemers.

De ambities hebben betrekking op:

  • Vinden - De Biesbosch Linie is zichtbaar, makkelijk vindbaar en positioneert zich op eensluidende wijze.
  • Verbinden - Alle parels passen binnen de identiteit van de Biesbosch Linie, stralen het gewenste imago uit en worden aan elkaar verbonden. Producten worden indien nodig geoptimaliseerd. Logische verbindingen in ondernemerschap, samenwerking en promoties worden gezocht (groter product, meerdaags verblijf).
  • Verrassen - Iedere gast, toerist en recreant is welkom in de Biesbosch Linie en ervaart een gevoel van thuiskomen, maar wordt tevens verrast door de diversiteit van het aanbod en het verhaal achter de parels.
  • Verruimen (nieuw) - In de Biesbosch Linie staat verruiming centraal. Het verruimen van kennis en inzicht voor zowel gasten, toeristen en recreanten als de verzorgers van het aanbod.
  • Opgavegericht/- vraaggericht - We werken actief mee aan initiatieven die aansluiten bij de hoofdlijnen en ambities van onze toeristische visie. We ondersteunen en begeleiden bedrijven, organisaties en inwoners.
  • Integrale afstemming samenwerkingsverbanden -We streven op hoofdlijnen dezelfde doelen en ambities na en door het bundelen van onze krachten en expertises werken we (kosten-)efficiënter en effectiever.

Toetsing

Met het planvoornemen vindt een versterking van het recreatieve aanbod plaats, waaronder de realisatie van een hotel. Vanuit de herijkte visie Toerisme & Recreatie zijn er verder geen aspecten van invloed op de ontwikkeling.

3.3.3 Huidige bestemmingsplannen

Recreatiepark Kurenpolder

Het recreatiepark is planologisch geregeld in 2 bestemmingsplannen, namelijk het bestemmingsplan De Kurenpolder (2007) en het bestemmingsplan 'Uitbreiding Kurenpolder (2010).

In het bestemmingsplan De Kurenpolder zijn maximaal 1.000 recreatieve verblijfseenheden toegestaan (maximaal 400 chalets/stacaravans en maximaal 600 toeristische standplaatsen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0015.png"

Figuur 3.3 Plankaart geldend bestemmingsplan Kurenpolder (2007)

De volgende bestemmingen zijn opgenomen en aangegeven op de plankaart (zie figuur 3.3):

  • camping I : maximaal 400 recreatieverblijven en bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;
  • camping II : maximaal 600 toeristische of vaste standplaatsen met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;
  • dagrecreatieve voorzieningen (water, strand, lig- en speelvoorzieningen, maximaal 2 horecavoorzieningen, het outdoorgedeelte en op aangewezen locatie “crossen met motorvoertuigen”(de quadbaan);
  • golfbaan;
  • recreatief water (de plas);
  • centrumdoeleinden (zoals horeca, winkel, sanitair, zwembad, bowlingbaan, squashbaan, clubgebouwen, twee beheerderswoningen);
  • verkeers- en parkeerdoeleinden;
  • waterstaatsdoeleinden, en primaire waterkering langs de Bergsche Maas.

De westelijke uitbreiding is geregeld in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Kurenpolder'. Daarin zijn maximaal 128 extra recreatieve eenheden zijn toegestaan (zie figuur 3.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0016.png"

Figuur 3.4 Plankaart geldend bestemmingsplan Uitbreiding Kurenpolder (2010)

De volgende voorgenomen functies en ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met het bestemmingsplan:

  • het kunnen gebruiken van de zuidelijke en oostelijke zones rondom de waterplas voor verblijfsrecreatie en dagrecreatie;
  • de voorgenomen bouw van het hotel;
  • het bouwen in de waterplas alsmede kunnen aanpassen van de begrenzing van de waterplas;
  • nieuwe dagrecreatieve voorzieningen;
  • vervallen verschil tussen gebied verblijfsrecreatie en dagrecreatie;
  • vervallen onderscheid tussen 'vast' en 'toeristisch' voor de standplaatsen;
  • verruiming inhoud en hoogte van recreatiewoning.

Nathalsweg 3

Het plangebied van de Nathalsweg 3 is planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de (voormalige) gemeente Werkendam, vastgesteld op 6 oktober 2015. Een uitsnede van de plankaart (verbeelding) van dat bestemmingsplan is opgenomen in figuur 3.5.

De betreffende kavel heeft in dat bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch met waarden". De waarden betreffen hoge archeologische verwachting omdat er een voormalige geul ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0017.png"

Figuur 3.5 Uitsnede uit het Bestemmingsplan Buitengebied Werkendam

In lid 4.7.4 van de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een voormalige bedrijfswoning te wijzigen in burgerwoning. Vanwege de verschuiving van de situering van de woning wordt van deze wijzigingsbevoegdheid geen gebruik gemaakt. Desondanks wordt hierna de voorgenomen omzetting van de voormalige agrarische bedrijfswoning aan Nathalsweg 3 in een woonbestemming getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden.

4.7.4 Burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in 'Wonen' ten behoeve van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, mits:

Wijzigingsvoorwaarde   Toetsing  
a. het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf is beëindigd en agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;   Het agrarische gebruik is al enige jaren geleden geëindigd. Agrarisch gebruik van het perceel is niet mogelijk, mede gezien de beperkte omvang ervan.  
b. er geen splitsing in meerdere wooneenheden plaatsvindt;   Er komt één woning op de kavel.  
c. de bestaande situering van de woning niet wordt gewijzigd;   De woning wordt gesitueerd binnen de nu aanwezige bebouwing en wel enigszins gewijzigd. Het bouwvlak wordt verkleind waarbij de woning verder van de weg komt te liggen. Daarom wordt geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid maar wordt de ontwikkeling meegenomen in het bestemmingsplan Recreatiepark Kurenpolder.  
d. overtollige bebouwing wordt gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, en deze sloop is verzekerd middels een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst;   Er is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig. Alle bebouwing wordt gesloopt. Dit wordt met een privaatrechtelijke overeenkomst vastgelegd.  
e. het bouwvlak wordt aangepast, zodat het hoofdgebouw van de woning binnen het bouwvlak komt te liggen, waarbij de maximale omvang van het bouwvlak 20x20 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter bedraagt, met dien verstande dat als het hoofdgebouw niet binnen deze omvang past, de omvang van het hoofdgebouw mag worden aangehouden voor het bouwvlak en indien de afstand van het hoofdgebouw kleiner is dan 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen, die kleinere afstand mag worden aangehouden;   Er is een bouwvlak van circa 20 x 20 meter opgenomen en deze ligt op ruime afstand van de erfgrens.  
f. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;   In de omgeving van de locatie Nathalsweg 3 ligt het agrarisch bedrijf aan de Nathalsweg 2. Dit is een akkerbouwbedrijf. Conform de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) behoort een akkerbouwbedrijf tot milieucategorie 2 en geldt voor een rustige woonwijk/ buitengebied op basis van het aspect geluid een richtafstand van 30 meter. De afstand vanaf de grens van het bouwvlak van Nathalsweg 3 tot aan de grens van het bouwvlak van Nathalsweg 2 bedraagt ruim 35 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Bovendien geldt de woning Nathalsweg 3 als 'woning van derden'. De aanwezigheid van deze bedrijfswoning bepaalt daarmee al in de huidige situatie de ontwikkelruimte van het akkerbouwbedrijf. Het gebruik van een woning als agrarische bedrijfswoning of als burgerwoning is daarop niet van invloed. Voor beide categorieën gelden op basis van de wet- en regelgeving dezelfde milieunormen. Dit betekent dat het akkerbouwbedrijf niet extra wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering door de voorgenomen omzetting van de bestaande bedrijfswoning in een burgerwoning.  
g. er wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;   Er zal akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar wegverkeerslawaai afkomstig van de Nathalsweg. De verwachting is dat aan eisen van de genoemde wet wordt voldaan. Op deze weg rijden in de huidige situatie 1.600-1.700 mvt/etmaal. Maar door maatregelen op de Kurenpolder zal dit aantal naar verwachting afnemen naar ruim 1.300. Uit ervaringen elders blijkt dat de 48 dB-geluidcontour (voorkeursgrenswaarde) bij deze intensiteit ligt op circa 18-20 meter. Dit is ook ongeveer de afstand van de huidige woning tot de as van de weg. Overigens wenst de eigenaar de woning naar achteren te verschuiven. Daarmee wordt de situatie - akoestisch gezien - nog gunstiger.  
h. er ter plaatse van de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat;   Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Naast geluid afkomstig van wegverkeer (zie hiervoor) is het agrarische bedrijf Nathalsweg 2 aan de overzijde van de weg van belang. Voor dit bedrijf geldt dat de woning Nathalsweg 3 in de milieuwetgeving wordt aangemerkt als een woning van derden waarmee in de bedrijfsvoering rekening moet worden gehouden. De nieuwe woning wordt op iets grotere afstand gebouwd. Ervan uitgaande dat in de huidige situatie aan de milieunormen wordt voldaan, is ter plaatse van de bestaande en beoogde woning sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de inrichting van de randen van de tuinen wordt rekening gehouden met een aanplant die de drift van gewasbeschermingsmiddelen adequaat tegen houdt. De rest van de kavel wordt ingericht als tuin of weide.  
i. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;   Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De omzetting van de agrarische bestemming in een woonbestemming heeft geen toename van verkeer tot gevolg. Door de beëindiging van de agrarische functie neemt het aantal lichte en zware voertuigbewegingen van en naar het perceel Nathalsweg zelfs af.  
j. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;   Voor de kavel is een voor de landschappelijke inpassing van de tuin en de kavel worden opgesteld (zie bijlage 4). Deze zal een onderdeel vormen van de aanvraag van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. De landschappelijke inpassing is als voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan geborgd.  
k. de natuurlijke waarden en de waterhuishouding niet onevenredig worden aangetast;   Het perceel is in gebruik als grasland. Bijzondere natuurwaarden zijn hier niet aanwezig.
De hoeveelheid bebouwing en verharding zullen sterk afnemen. Langs de bestaande sloten blijft een schouwstrook aanwezig. Er zijn geen negatieve effecten op de waterhuishouding.  
l. de ontwikkeling (omzetting in burgerwoning) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.   Er is in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierin staat vermeld dat uit een inrichtingsplan moet blijken dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de nieuwe situatie.
Op grond van een inrichtingsplan zal inzicht worden gegeven in de wijze van realiseren van de landschappelijke kwaliteitsverbetering.  


Conclusie

Uit de voorgaande toetsing blijkt dat aan de meeste voorwaarden voor het omzetten van de bestemming wordt voldaan. Alleen de verschuiving van de woning is niet daarmee in overeenstemming. Daarom is het nodig en gewenst om het voornemen in voorliggend bestemmingsplan te regelen.

3.3.4 Landschapsbeleidsplan

Samenvatting

In het Landschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena is de hoofddoelstelling voor het beleid ten aanzien van natuur en landschap gericht op de blijvende herkenbaarheid van de ruimtelijke hoofdstructuur en het bevorderen van de kwaliteit van natuur en landschap. Om deze doelen te bereiken is het noodzakelijk dat de karakteristiek per deelgebied behouden of versterkt wordt.

Het landschap in de voormalige gemeente Werkendam wordt gekenmerkt door twee landschappelijke basiseenheden, die ten grondslag liggen aan de landschapsvisie, namelijk het rivierengebied en het zoetwatergetijdegebied. De overgang van het rivierenlandschap naar het zoetwatergetijdelandschap verloopt tamelijk abrupt als gevolg van de bedijking (Kornse Dijk en Schans) na de St. Elizabethvloed in 1421.

Toetsing

In de toelichting op het bestemmingsplan Buitengebied (paragraaf 4.3) zijn de karakteristiek per deelgebied beschreven. Het landschap in het buitengebied van de voormalige gemeente Werkendam bestaat uit twee hoofdlandschapstypen: zeekleilandschap en rivierenlandschap. Het grootste deel van het gebied behoort tot het zeekleilandschap. Dit betreft het gebied dat ten zuiden van de Schans en westelijk van de Kornse dijk is gelegen. Het rivierenlandschap ligt ten noorden van de Schans en oostelijk van de Kornse dijk. De ligging en begrenzing van de twee landschapstypen hangen samen met de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Uit de cultuurhistorische beleidsadvieskaart van de voormalige gemeente Werkendam blijkt, dat deze twee hoofdlandschapstypen nader kunnen worden opgesplitst in subtypen. Binnen de twee genoemde hoofdlandschapstypen, kunnen in totaal 8 subtypen worden onderscheiden. In het zeekleigebied zijn dit: jonge getijdenpolders, eerste aanwaspolders, kreken en killen en de uiterwaarden van de Bergsche Maas. In het rivierenlandschap gaat het om: kommen, overslaggronden, stroomgordels en de uiterwaarden van de Merwede. In figuur 3.6. is de indeling van het buitengebied in de verschillende landschapstypen weergegeven. De kernen en het Recreatiepark Kurenpolder zijn niet geregeld in het buitengebied en zijn in deze analyse dan ook niet benoemd (witte vlekken). Er gelden dus vanuit het gemeentelijke beleid geen randvoorwaarden voor de vormgeving of landschappelijke inpassing van ruimtelijk ontwikkelingen in het plangebied, waaronder de ontwikkeling van een hotel en de omzetting van een agrarische woning naar een burgerwoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0018.png"

Figuur 3.6 De verschillende landschapstypen in het buitengebied van de voormalige gemeente Werkendam (zuidelijk deel)

Ondanks dat vanuit het landschapsbeleidsplan geen voorwaarden gelden, is ten behoeve van de herkenbaarheid van het gebied alsnog onderzoek uitgevoerd. Het voornemen om in het plangebied een hotel te bouwen van circa 21 meter met een hoogteaccent van 31 meter is beoordeeld aan de hand van een zichtbaarheidsstudie, zie bijlage 3. Daaruit blijkt dat het alleen aannemelijk is dat het hotel zichtbaar zal zijn vanaf de Buitendijk. De beoogde ontwikkelingen leiden niet tot aantasting van landschappelijke kenmerken.

3.3.5 Brandveiligheid

Samenvatting

Door de brandweer zijn richtlijnen opgesteld ten aanzien van toegankelijkheid van een terrein en de bluswatervoorzieningen op het terrein (Regelgeving: Bouwbesluit 2012 en Handboek Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid NVBR).

Toetsing

Het huidige recreatieterrein is geïnspecteerd door de brandweer en voldoet aan de richtlijnen. Het plan zal (in het kader van het wettelijke vooroverleg) ter beoordeling worden toegezonden aan de veiligheidsregio en de brandweer.

3.3.6 Welstand

Samenvatting

De gemeente Altena beschikt over een Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Daarin zijn de regels rondom welstand opgenomen. De gemeenteraad van Altena heeft besloten regels zoveel mogelijk los te laten. Alleen voor het beschermd stadsgezicht Vesting Woudrichem en voor monumenten blijven welstandsregels gelden.

Voor inbreidingslocaties en andere grotere ontwikkelingen zoals dorpsuitbreidingen als ook voor ontwikkelingen in waardevol gebied zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie kan een stedenbouwkundig kader of beeldkwaliteitsplan worden vereist. Op deze manier kan bij nieuwe ontwikkelingen die een ingrijpende wijziging van de ruimtelijke structuur tot gevolg hebben, worden gestuurd op de gewenste toekomstige kwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en groen.

Toetsing

Voor het Recreatiepark Kurenpolder gelden geen welstandseisen. Om grip te krijgen op de vorm en architectonische uitstraling en voor (de inpassing in) de omgeving is niettemin beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in bijlage 2. In paragraaf 2.2 is hieraan getoetst.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan omgevingsaspecten

4.1 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf staan de verkeersaspecten centraal, zoals bereikbaarheid, verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling en parkeren.

4.1.1 Toetsingskader

Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en parkeren. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaardbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld te worden gebracht. En er zal voldoende parkeergelegenheid aanwezig moeten zijn.

4.1.2 Toetsing

In bijlage 6 is een uitgebreide verkeersanalyse opgenomen van de huidige verkeersgeneratie en afwikkeling van de Kurenpolder inclusief beoogde ontwikkelingen. Om meer inzicht te krijgen in de huidige verkeersafwikkeling is een kentekenonderzoek uitgevoerd in 2021. Hierna worden de belangrijkste feiten en conclusies uit de analyse vermeld.

Verkeersontsluiting huidige situatie

Autoverkeer

Het plangebied ligt op een centrale goed bereikbare plek langs snelweg A27. De hoofdontsluiting vindt plaats via de Kurenpolderweg. De golfbaan is ook bereikbaar via het Maaspad (vanaf Kurenpolderweg of vanaf Buitendijk). Met de realisatie van de westelijke uitbreiding is er een derde ontsluiting via de Aakvlaaiweg, Oranjepolderweg en de Nathalsweg gerealiseerd. Het betreft hier een noodontsluiting. De drie ontsluitingen zijn met gele lijnen weergegeven in figuur 4.1.

De Kurenpolderweg is de zuidelijke ontsluiting van één van de twee ontsluitingen (rode lijnen) van het dorp Hank met de N283 (provinciale weg) en de snelweg A27 (Rijksweg). Naar verwachting maakt het merendeel van de bewoners uit Hank gebruik van de noordelijke ontsluiting naar de hoofdwegen, via de Jachtsloot.

De Kurenpolderweg is ingericht als erftoegangsweg (type II) buiten de bebouwde kom, maar ligt binnen de bebouwde kom van Hank, met een maximum snelheid van 50 km/uur. De weg loopt dood bij het plangebied. Daar heeft deze weg een maximum snelheid van 30 km/uur. Door de landelijke ligging van het recreatiepark is de inrichting als erftoegangsweg logisch. In noordelijke richting op de Kurenpolderweg wordt de kern Hank bereikt. In oostelijke richting gaat de Kurenpolderweg over als erftoegangsweg (type I) buiten de bebouwde kom. Via de Keizer Napoleonweg wordt ontsloten op de A27 en de N283. Via de A27 wordt in noordelijke richting onder meer Utrecht bereikt en in zuidelijke richting Breda. De N283 leidt naar onder meer het dorp Dussen en Wijk en Aalburg, waar tevens ontsluiting plaats vindt met de N267.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0019.png"

Figuur 4.1 Ontsluiting plangebied

Openbaar vervoer

De locatie ligt niet aan een route van het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte ligt aan de Kerkstraat in Hank, op meer dan een kilometer van de entree van het recreatiepark, op circa 15 minuten loopafstand. Volgens het kennisplatform CROW (ASVV 2012) is een bushalte tot 400 à 500 meter loopafstand aanvaardbaar. Dit wordt niet als bezwaarlijk gezien omdat vrijwel alle gasten met meerdere personen komen, veel bagage meenemen en daardoor de voorkeur geven aan de auto.

Langzaam verkeer

Omdat de locatie in een aantrekkelijk recreatiegebied ligt en grenst aan Nationaal park De Biesbosch, wordt tijdens het verblijf veelvuldig van de fiets gebruik gemaakt. Fietsers delen de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer op de Kurenpolderweg en de overige wegen binnen de bebouwde kom. In de huidige situatie leidt dit niet tot knelpunten. Richting het hoger gelegen wegennet kunnen fietsers gebruik maken van vrijliggende tweerichtingen fietspaden.

De Kurenpolderweg is voorzien van een vrijliggend wandelpad. Richting de kern Hank zijn, door de smalle wegprofielen, niet overal trottoirs aanwezig.

Veranderingen in de ontsluiting: aanpassingen snelweg A27

Automobilisten staan bijna dagelijks in de file op de snelweg A27 tussen Houten en knooppunt Hooipolder. Daarom heeft de minister op 20 december 2018 het tracébesluit (TB) en saneringsbesluit (SB) voor de verbreding van de A27 Houten–Hooipolder vastgesteld. Uitvoering staat gepland van 2023-2031. In totaal is het te verbreden stuk weg ongeveer 47 km lang. Recreatiepark Kurenpolder en de woonkern Hank liggen aan het deelgebied Werkendam - knooppunt Hooipolder. Met de verbreding van de A27 wordt de afrit Hank vanuit zuidelijke richting verplaatst naar de noordelijke aansluiting van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0020.png"

Figuur 4.2 Ontwerptekening verbreding A27 deelgebied Werkendam - knooppunt Hooipolder (bron: https://a27houtenhooipolder.nl/tracekaart)

Verkeerhinder sluipverkeer

Verkeershinder in de vorm van sluipverkeer vanaf de A27 is een belangrijk aandachtspunt. Dit sluipverkeer is vooral het gevolg van automobilisten die files willen vermijden. De voorgenomen verbreding van de A27 moet dit sluipverkeer tegengaan. Daarnaast gaat het verkeer dat naar de Biesbos wil ook veelal door de kern. Het aandeel van de gasten van Kurenpolder in het sluipverkeer is minimaal. Niettemin ontstaat er door het verplaatsen van de afrit Hank er een knelpunt in het centrum van het dorp. Het is niet te voorspellen hoe, na de verbreding van de A27, het verkeer dat uit het zuiden naar de Kurenpolder zich gaat gedragen: gaat het door de kern of buiten om? In de verkeersafwikkeling wordt daarom uitgegaan van een 'worst case'-situatie , waarbij de keuze van de gasten vanuit het zuiden gelijk aan die van het noorden. Hierdoor zullen bij een groei van de Kurenpolder oplossingen gevonden moeten worden om het verkeer rondom de kern te sturen omdat in het centrum geen ruimte is voor extra verkeer.

De gemeente heeft in het voorjaar van 2020 een eerste ronde van gebiedstafels wensen/suggesties opgehaald en deze vertaald in een lijst met actiepunten. Ook de verkeersafwikkeling in/rond Hank is hierbij een aandachtspunt. In het voorjaar van 2022 zal er opnieuw overleg plaatsvinden waarbij maatregelen worden besproken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0021.png"

Figuur 4.3 Aanpak sluipverkeer (verslag gebiedstafels)

Veranderingen in de ontsluiting: nieuwe verbindingsweg

In de Verkeersvisie Hank (21 februari 2021) is een mogelijke verbindingsweg tussen de Kurenpolderweg en de Nathalsweg opgenomen. Een fragment met de mogelijke ligging van deze weg is weergegeven in figuur 4.4. (varianten aangeduid met 5c). Het begin van de werkzaamheden om deze weg aan te leggen, is vooralsnog voorzien binnen een periode van 5 jaar. De aanleg staat los van de ontwikkelingen die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt en alle onderzoeken en toetsen om de weg planologisch mogelijk te maken, moeten nog worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0022.png"

Figuur 4.4 Mogelijke tracés nieuwe verbindingsweg

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Voor het bepalen van het effect van de nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, wordt een onderscheid gemaakt tussen de huidige situatie, de vergunde situatie en de beoogde situatie. De vergunde situatie houdt rekening met het aantal eenheden verblijfsrecreatie dat maximaal is toegestaan op het recreatiepark, zijnde 1.128 eenheden. Dit is meer dan in de werkelijke situatie, namelijk 844 eenheden. De beoogde situatie houdt rekening met de voorgenomen ontwikkelingen.

Verkeersgeneratie huidige situatie

Op grond van CROW-kencijfers bedraagt de totale verkeersgeneratie van Recreatiepark Kurenpolder in de huidige situatie 1.606 verkeersbewegingen op een weekdag, namelijk 1.058 vanwege verblijfsrecreatie, 256 vanwege dagrecreatie en 292 vanwege de golfbaan en het outdoorcentrum.

Op een maatgevende dag (11 drukke stranddagen) ligt dit op 2.889 verkeersbewegingen, namelijk 1.163 vanwege verblijfsrecreatie, 1.196 vanwege dagrecreatie en 530 vanwege de golfbaan en outdoorcentrum.

In de paragraaf hiervoor is aangegeven dat Recreatiepark Kurenpolder beschikt over 3 entrees. Op grond van de telgegevens aan de poorten (specifieker dan CROW) van 2020 genereert de verblijfsrecreatie 1.067 verkeersbewegingen, waarvan 617 verkeersbewegingen per dag via de voorpoort (ontsluiting Kurenpolderweg) en 450 verkeersbewegingen per dag via de achterpoort (noodontsluiting Aakvlaaiweg; in praktijk blijkt dit de ontsluiting te zijn van de 124 chalets en ook van veel vaste gasten, toeristische jaarplaatsen). Dat komt dus nagenoeg overeen met de verkeersgeneratie berekend volgens de CROW-cijfers.

Voor dagrecreatie zijn er 548 verkeersbewegingen per dag via de voorpoort.

Verkeersgeneratie toekomstige situatie

Als rekening wordt gehouden met de vergunde situatie en de ontwikkelingen die in paragraaf 2.2 zijn beschreven, dan bedraagt de totale verkeersgeneratie van Recreatiepark Kurenpolder op een gemiddelde weekdag 3.733 verkeersbewegingen en op maatgevende dagen 5.442 verkeersbewegingen. Via de hoofdpoort gaan (3.733-450=)3.283 bewegingen en via de achterpoort gaan 450 verkeersbewegingen.

Ten opzichte van de huidige situatie is dit is een toename van 2.127 (132%) verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag en 2.553 (88%) verkeersbewegingen op een maatgevende dag.

Uitgangspunten toedeling huidig verkeer

Voor het beoordelen van de verdeling van het verkeer dat via de hoofdpoort gaat, is in augustus 2021 een kentekenonderzoek uitgevoerd. Daaruit is geconcludeerd dat uitgaande van een 'worst case'-benadering de verdeling van het verkeer van de Kurenpolder zich in de toekomst (na verbreding van de rijksweg) gemiddeld verdeelt met 37,5% door de kern van Hank en 62,5% buitenom de kern van Hank. Het verkeer door de kern verdeelt zich voornamelijk via Kurenpolderweg - Beatrixstraat - Jachtsloot. Op grond van de huidige gegevens is het niet goed mogelijk om een juiste inschatting te maken van de verkeersafwikkeling na de verbreding van de snelweg, mede omdat dit een ovonde (een gelijkvloerse ovaalvormige rotonde) betreft en die is nu niet aanwezig.

Effecten als gevolg van de beoogde ontwikkelingen

Het blijkt dat in deze situatie op een gemiddelde weekdag 794 extra verkeersbewegingen via de kern/Jachtsloot gaan en 254 via de Buitendijk/Kerkstraat. Via de kern/Jachtsloot gaan in de toekomstige situatie 1.681 verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag. Ten opzichte van de 887 verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag in 2020 is dit bij een 37,5%/62,5% verdeling een toename van 90%. Om dit sluipverkeer in de toekomst te verminderen zal moeten worden gezocht naar maatregelen.

Als het gebruik van de achterpoort wordt beperkt (slechts bruikbaar voor de chaleteigenaren) dan gaan er (880 - 297=) 583 extra verkeersbewegingen via de Beatrixstraat door de kern gaan en (696 - 590 =) extra 106 verkeersbewegingen over de Kerkstraat. Via de kern/Jachtsloot gaan in de toekomstige situatie 1.576 verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag. Ten opzichte van de huidige verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag is dit nog steeds een forse toename, namelijk 78%. Om het verkeer in de toekomst verder te verminderen zal gezocht moeten worden naar een combinatie van verschillende aanvullende maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0023.png"

Figuur 4.5 Verdeling aandeel verkeer Kurenpolder inclusief beperking achterpoort (alleen toegankelijk voor 128 vaste standplaatsen)

Om het verkeer door de kern in de toekomst te verminderen is een aantal maatregelen beschreven:

  • volledig afsluiten van de achterpoort;
  • tijdens de piekdagen moeten onderstaande aanvullende maatregelen ervoor zorgen dat op piekdagen de verkeersdrukte beheersbaar blijft in de kern. Mogelijk maatregelen zijn:
    • 1. bij piekdagen extra verwijzingen aanbrengen vanaf de snelweg richting Kurenpolder (mobiele matrixborden). Inzetten in beide richtingen zowel vanuit de afrit als bij Kurenpolder voor uitgaand verkeer;
    • 2. verkeersregelaars inzetten als toch onvoldoende mensen buitenomgaan. Zowel bij komen als bij gaan.

Met maatregelen, kan worden bewerkstelligd dat er een beperkte toename is van het aantal verkeersbewegingen door de kern als gevolg van de beoogde ontwikkeling van de Kurenpolder. Hierbij is het gedeeltelijk afsluiten van de achterpoort een zeer effectieve maatregel. Monitoring blijft van belang bij nieuwe ontwikkelingen van Kurenpolder en in en rondom Hank. Daarom zijn de volgende afspraken gemaakt tussen de gemeente en de Kurenpolder:

  • om de 2 jaar of na de realisatie van grote ingrepen zal er overleg tussen Kurenpolder en gemeente plaatsvinden over de verkeersafwikkeling;
  • als op grond van gemeentelijke verkeerstellingen blijkt dat er een knelpunt is die mogelijk het gevolg is van ontwikkelingen van de Kurenpolder, dan zal de Kurenpolder een kentekenonderzoek laten uitvoeren en worden op grond van die resultaten besproken welke maatregelen genomen gaan worden.

Aan de hand van de verkeerstoename is het aan te bevelen op de Kurenpolderweg (ten westen van de Buitendijk) een fietspad of fietsstrook in beide richtingen te realiseren.

Parkeerbehoefte

Voor de beoogde ontwikkeling kan de parkeerbehoefte worden berekend op basis van kencijfers uit publicatie 381 van het kennisplatform CROW (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). Volgens het CROW zijn de kencijfers een hulpmiddel om verkeers- en vervoeraspecten op een eenvoudige wijze inzichtelijk te maken in een proces van ruimtelijke ontwikkeling. De kengetallen zijn afkomstig uit praktijksituaties, uit literatuur afkomstige gegevens en/of onderbouwde bewerkingen hiervan (het principe van 'best practice'). Niettemin blijft het een instrument/hulpmiddel in ontwikkeling. Er kan en mag van de aangegeven waarden en/of uitkomsten worden afgeweken. Zo dient een gebruiker van de publicatie altijd zelf na te gaan of er geen meer recente studies, gegevens of bronnen zijn die het afwijken van de kencijfers wenselijk of noodzakelijk maken. Ook bekende invloeden van lokale omstandigheden kunnen dat noodzakelijk maken. Indien er wordt afgeweken van de kencijfers, zal dit (gedegen) moeten worden gemotiveerd.

De kencijfers van het CROW houden rekening met de ligging van het projectgebied en de mate van verstedelijking van de gemeente. Volgens de 'Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent de parkeernormen' (in werking getreden 30-06-2021) zijn de door het CROW benoemde parkeernormen voor ‘rest bebouwde kom’ van toepassing op de gehele gemeente. Gebaseerd op de demografische kerncijfers per gemeente van het CBS is de gehele gemeente Altena aangemerkt als ‘niet stedelijk‘.

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte geeft het CROW een bandbreedte per kencijfer. Afhankelijk van het autobezit in de gemeente wordt het minimale, gemiddelde of maximale geadviseerd. Doorgaans wordt het gemiddelde gehanteerd.

Voor de volgende functies zijn kencijfers beschikbaar:

  • zwemparadijs;
  • zwembad open lucht;;
  • golfoefencentrum (pitch and putt);
  • golfbaan 18 holes;
  • attractie- en pretpark;
  • camping (kampeerterrein);
  • bungalowpark (huisjescomplex);
  • cafetaria;
  • hotel.

De kampeerders kunnen bij de eigen plaats/chalet/stacaravan parkeren, voor het overige zijn er 746 vaste parkeerplaatsen en 50 overloop parkeerplaatsen beschikbaar. In de praktijk blijkt dit voldoende te zijn.

Voor een 4-sterren hotel geldt een kencijfer van 7,0 tot 8,0 parkeerplaatsen per 10 kamers. Op basis van een programma van 180 kamers zijn dan gemiddeld 135 parkeerplaatsen nodig.

Buiten het plangebied, bij de entree aan de Aakvlaaiweg, worden regelmatig auto's geparkeerd. Dat kunnen eigenaren zijn die vroeg weg moeten of het zijn bezoekers. Het parkeren is echter ongewenst omdat bij calamiteiten de geparkeerde auto's een belemmering vormen. Daarom wordt hier een parkeerverbod ingesteld.

4.1.3 Conclusie

Het recreatiepark is goed ontsloten voor gemotoriseerd - en langzaam verkeer. Het verwachte effect dat is doorgerekend door de gemeente Altena naar aanleiding van het verschuiven van de afrit, zorgt ervoor dat op een aantal wegen in de kern de capaciteit wordt overschreden. In deze berekeningen is het aandeel van verkeer Kurenpolder meegenomen. Inclusief dit aandeel blijft de intensiteit op de wegen buiten de kern nog ruim binnen de maximale capaciteit.

De toename van het verkeer door de beoogde ontwikkeling binnen de kern moet zeer beperkt blijven om te voorkomen dat de verkeersveiligheid verslechtert en zal buiten de kern om moeten worden gereden.

Hier zullen maatregelen moeten worden genomen. Het gedeeltelijk afsluiten van de achterpoort is een zeer effectieve maatregel. Monitoring blijft van belang bij nieuwe ontwikkelingen van Kurenpolder en in en rondom Hank.

Op de Kurenpolderweg (ten westen van de Buitendijk) is alleen een fietspad gelegen in oostelijke richting. Aan de hand van de verkeerstoename is het aan te bevelen een fietspad of fietsstrook in beide richtingen te realiseren.

In de huidige situatie is het aantal parkeerplaatsen op het terrein voldoende. In geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen, zal moeten worden voldaan aan de parkeerkencijfers uit publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" van het CROW.

Uit oogpunt van veiligheid bij een calamiteit wordt op de Aakvlaaiweg, nabij de westelijke entree van het recreatiepark, een parkeerverbod ingesteld.

4.2 Geluid - wegverkeerslawaai

Toetsingskader

De geluidbelasting aan de gevels van geluidgevoelige bestemmingen dient te voldoen aan de normstelling die in de Wet geluidhinder is opgenomen. De Wet geluidhinder definieert ook wat wordt verstaan onder geluidgevoelige bestemmingen.

Woningen zijn geluidgevoelige functies, maar recreatieverblijven vallen hier niet onder. Op basis van vaste jurisprudentie dient echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Onderzoek 

Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de geluidzone (600 meter) langs de rijksweg A27 en zodoende gedeeltelijk geluidbelast, zie figuur 4.6. De bestaande bedrijfswoning ondervindt een geluidbelasting vanwege de A27 die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB inclusief aftrek. Aan de oostgrens van de golfbaan bedraagt de geluidbelasting op het terrein ongeveer 70 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0024.png"

Figuur 4.6 Geluidbelasting vanwege A27 4 m hoogte, ex aftrek (huidig, geluidkaart Rijkswaterstaat, bron PDOK.nl)

Uit het 'Deelrapport geluid MER A27 Houten - Hooipolder' blijkt dat als de verbreding van de A27 doorgaat, de geluidbelasting met 1 tot 3 dB afneemt ten opzichte van de autonome situatie zonder de verbreding, zie figuur 4.7. Nu de Raad van State uitspraak heeft gedaan over het tracébesluit zal de verbreding van de A27 definitief doorgang vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0025.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0026.png"

Figuur 4.7 Verschil plot autonome situatie inclusief/exclusief verbreden A27.

De situatie ten aanzien van de bestaande woningen binnen het plangebied verandert niet. De geluidbelasting vanwege de A27 zal niet of nauwelijks groeien ten opzichte van de huidige vergunde situatie, aangezien er geluidproductieplafonds (GPP's) zijn vastgelegd waaraan Rijkswaterstaat zal moeten voldoen. De geluidcontouren blijven dus ongeveer gelijk. Nu de A27 wordt verbreed nemen de geluidbelastingen iets af. Een analyse van het aspect wegverkeerslawaai is uitgevoerd waarvan de bevindingen hierna zijn weergegeven.

Locatie en bevindingen wegverkeerslawaai ter plaatse van recreatiepark Kurenpolder en Nathalsweg 3

Kurenpolderweg van plangebied tot kruispunt Buitendijk

Hier zijn geen woningen gelegen.

Rondom kruispunt Buitendijk en Kurenpolderweg

De woningen zijn gelegen op 8 meter afstand van midden Kurenpolderweg en 5 meter afstand van midden Buitendijk. Hier vindt geen formele toetsing plaats, omdat het een 30 km/uur gebied betreft. In de huidige situatie worden al hogere geluidbelastingen verwacht vanwege de klinkers en de korte afstand tot de woningen. De ontsluiting via de Buitendijk naar het Maaspad wordt in de toekomstige situatie niet meer intensief gebruikt.

Door de planontwikkeling neemt het verkeer sterk toe, zie paragraaf 4.1, maar dit betreft grotendeels licht verkeer met de nadruk op de dagperiode en deels de avondperiode. Uit akoestisch onderzoek, dat is opgenomen in bijlage 7, blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Kurenpolderweg met circa 2 dB toeneemt. De bestaande geluidbelasting ten gevolge van de lokale wegen kan volgens de RIVM Kwaliteitsindicatie al worden gekenmerkt als redelijk (51-55 dB). Dit wijzigt door de toename niet. Als gevolg van de nabij gelegen A27 wordt de geluidkwaliteit gekenmerkt als tamelijk slecht (62 dB). De bijdrage van de Kurenpolderweg zit hier ruim 7 dB onder en zal op de gecumuleerde waarde geen toename veroorzaken. Overigens zal met de reconstructie van de A27 de geluidbelasting zowel in de situatie zonder als met planontwikkeling afnemen


Ondanks dat de toename ten gevolge van de ontwikkeling geen gevolgen heeft voor de geluidkwaliteit kan overwogen worden om de klinkerbestrating te vervangen door asfalt. Dit zorgt voor een geluidreductie van het wegverkeer, waarmee de geluidtoename kan worden gecompenseerd.

Het treffen van geluidreducerende maatregelen dient ook in overweging genomen te worden bij de beoogde aanleg van de verbindingsweg tussen Nathalsweg en Kurenpolderweg. Gemeente en Kurenpolder zullen in onderling overleg eventuele maatregelen bespreken.

Keizer Napoleonweg

Van deze weg zijn geen verkeersgegevens bekend. Aangenomen wordt dat de intensiteit vergelijkbaar is met de Kurenpolderweg buiten de bebouwde kom. De toename van verkeer vanwege de Kurenpolder is iets lager, omdat aankomend verkeer vanuit het zuiden niet via deze route rijdt. De huidige geluidbelasting wordt geschat op ongeveer 53 dB inclusief aftrek.

Nathalsweg 3

De geluidbelasting op grens van het bouwvlak voor de te herbouwen woning aan de Nathalsweg 3 bedraagt ten gevolge van de Nathalsweg 49 dB. Indien een afstand van 28 meter van de wegas wordt aangehouden dan kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In het inrichtingsplan dat in bijlage 4 is opgenomen wordt een grotere afstand aangehouden. Het bouwvlak in dit bestemmingsplan, dat daarop is gebaseerd, ligt op een afstand van circa 39 meter uit de wegas. Het advies uit het akoestisch onderzoek is daarmee gevolgd.

Conclusie

Het enige mogelijk significante effect van de nieuwe planontwikkeling treedt op in geval de reconstructie van de A27 niet doorgaat. Met de vaststelling van het tracébesluit en bijbehorende uitspraak van de Raad van State zal de reconstructie definitief doorgang vinden. Nu de A27 wordt gereconstrueerd volgens plannen, zijn er geen mitigerende maatregelen nodig.

Voor de nieuwbouw op het perceel Nathalsweg 3 wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.

4.3 Milieuzonering

4.3.1 Toetsingskader

Bedrijven

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'.

Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Horeca

Voor het reguleren van horeca in bestemmingsplannen wordt ook vaak een Staat van Horeca-activiteiten gehanteerd, zo ook in dit bestemmingsplan. In die Staat zijn de volgende horeca-activiteiten onderscheiden: "lichte horeca" (categorie 1), "middelzware horeca" (categorie 2) en "zware horeca" (categorie 3). Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden.

Voor een nadere toelichting op de Staat en hoe die wordt gehanteerd, wordt verwezen naar bijlage 17.

4.3.2 Onderzoek

Inwaartse zonering op het recreatiepark

De huidige bedrijfsactiviteiten kunnen in verschillende milieucategorieën worden ingedeeld, variërend van milieucategorie 1 (golfbaan, supermarkt, restaurant, cafetaria), milieucategorie 3.1 (zwembad, kampeerterrein), milieucategorie 4 (buitensporten en recreatiepark) tot milieucategorie 5 (quadbaan).

De milieucategorieën die binnen het plangebied aanwezig zijn veranderen niet met de gewenste ontwikkelingen en flexibilisering. De quadbaan wordt niet verplaatst of uitgebreid. Omdat andere recreatieve- en sportactiviteiten (inclusief 'vaste kermis' maximaal milieucategorie 4.2) wel overal op het terrein mogelijk zouden worden gemaakt, is op basis van inwaartse zonering (afstand tot bestaande woningen in de omgeving) beoordeeld op welke locaties dit tot belemmeringen zou kunnen leiden. In paragraaf 2.1.3 is vermeld op welke afstand de dichtstbijzijnde woningen staan. In figuur 4.8. is de milieuzonering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0027.png"

Figuur 4.8 Milieuzonering recreatiepark Kurenpolder

Op een gedeelte van de huidige camping is milieucategorie 4 mogelijk en dat het grootste gedeelte van het terrein geschikt is voor activiteiten in milieucategorie 5.

De gewenste nieuwe functies (hotel met keuken, conferentieoord en congrescentrum (milieucategorie 1) en attracties vergelijkbaar met 'vaste kermis' (milieucategorie 4.2) zijn mogelijk binnen de toegestane milieucategorieën. Voor al deze onderdelen is geluid het maatgevende milieuaspect dat de richtafstand bepaalt. De richtafstanden voor de andere aspecten zijn kleiner. Dit betekent dat aangenomen kan worden dat bij omliggende woningen geen geluid-, geur- of stofoverlast te verwachten is en dat er geen reden is een toename van risicofactoren ten aanzien van externe veiligheid te verwachten.

In figuur 4.9 is een tabel opgenomen waarin alle (toekomstige) milieubelastende functies op het recreatiepark uit de hiervoor genoemde VNG-publicatie zijn geselecteerd. Met een gele kleur zijn de grootste richtafstanden gemarkeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0028.png"

Figuur 4.9 Richtafstanden (toekomstige) functies in het recreatiepark ten opzichte van een rustige woonwijk en rustig buitengebied (bron: VNG)

De locatie is gelegen nabij de sport- en scoutingvoorzieningen ten noorden van de locatie langs de A27. Indien op het recreatiepark nieuwe toeristische verblijfseenheden worden gerealiseerd, zoals het hotel, dan kan de richtafstand voor gemengd gebied worden aangehouden. Gezien de ligging binnen de geluidzone van de A27 hoeft niet van 'rustige woonwijk' te worden uitgegaan. Deze richtafstanden zijn echter formeel niet van toepassing voor hotel en

Omgekeerde werking

Hiervoor is gekeken naar de effecten van de functies naar milieugevoelige functies buiten het plangebied. Omgekeerd kan ook worden geconstateerd dat er geen functies in de directe omgeving zijn, zoals veehouderijen (geurbronnen) die invloed zijn op de beoogde ontwikkelingen (bron: Atlas Leefomgeving).

Nathalsweg 3

Uit de beoordeling blijkt dat op de locatie Nathalsweg 3 maximaal milieucategorie 3 mogelijk is. Hier wordt echter geen milieubelastende functie gevestigd, maar wordt juist een voormalig agrarisch bedrijf gesaneerd en een burgerwoning gebouwd. Deze nieuwe woning komt te staan op korte afstand van een agrarisch bedrijf aan de Nathalsweg 2, aan de overzijde van de Nathalsweg. Dit is een akkerbouwbedrijf. Volgens het bestemmingsplan is een veehouderij ter plaatse niet toegestaan. Volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is akkerbouwbedrijf een bedrijf in milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. De beoogde nieuwe woning ligt buiten deze richtafstand.

Voor agrarisch bedrijf aan de Nathalsweg 2 geldt bovendien dat de woning Nathalsweg 3 in de milieuwetgeving wordt aangemerkt als een woning van derden waarmee in de bedrijfsvoering rekening moet worden gehouden. De nieuwe woning wordt op iets grotere afstand gebouwd. Ervan uitgaande dat in de huidige situatie aan de milieunormen wordt voldaan, is ter plaatse van de bestaande en beoogde woning sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bij de inrichting van de randen van de tuin wordt rekening gehouden met een aanplant die de drift van gewasbeschermingsmiddelen adequaat tegen houdt.

Horeca 

In paragraaf 2.1.1 zijn aanwezige horecafuncties genoemd. Deze functies kunnen als volgt worden ingeschaald:

  • Het restaurant : vanwege de grootte (zie paragraaf 2.1.1): een horecafunctie uit  categorie 1c. Omdat er incidenteel ook (bedrijfs)feesten, bruiloften, familiedagen of vriendenuitjes gehouden en worden georganiseerd, wordt uitgegaan van een horecafunctie uit categorie 2.
  • Een snackbar en een de mogelijkheid voor het afhalen van maaltijden: horecacategorie 1a.
  • Een hotel wordt in beginsel ingeschaald in categorie 1c, maar omdat ook hier zalen zullen worden verhuurd, hoofdzakelijk in de dagperiode en aan het begin van de avond, kan het ook worden beschouwd als een horecafunctie uit categorie 2. Overigens heeft een dergelijke functie op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) een richtafstand van 10 meter (zie figuur 4.9).
4.3.3 Conclusie

Voor milieuhinder van bedrijven in de omgeving wordt voldaan aan de richtafstanden. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook is daarmee onderbouwd dat bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun functioneren worden belemmerd. Het aspect milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt voor externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk opslag, gebruik en productie van gevaarlijke stoffen bij bedrijven en het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron, waarbij een kans van 10-6 als de grenswaarde geldt. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (minstens 10, 100 etc.) overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor of water

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

4.4.2 Onderzoek

Binnen de inrichting zijn twee propaantanks aanwezig, deze hebben een PR 10-6 contour van 25 meter en een effectafstand 1% letaliteit van 235 meter.

Bij het agrarisch bedrijf aan de Nathalsweg 2 is ook een propaantank aanwezig. Deze tank heeft een PR 10-6-contour van 15 meter en een effectafstand 1% letaliteit van 235 meter. In de omgeving van het plangebied zijn verder geen risicovolle bedrijven aanwezig die invloed hebben op het plangebied, zie figuur 4.10.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0029.png"

Figuur 4.10 Uitsnede professionele risicokaart

De A27 is onderdeel van het Basisnet weg. De PR-plafond ligt op 12 meter afstand en valt niet over het plangebied. Er is wel sprake van een plasbrandaandachtsgebied waarbinnen niet zondermeer nieuwe kwetsbare bestemmingen mogen worden gerealiseerd. Voor de meest nadelige situatie, na verbreding van de A27, ligt het PAG net naast de inrichting, zie figuur 4.11.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0030.png"

Figuur 4.11 PAG langs A27 (bron: Deelrapport externe veiligheid t.b.v. MER en OTB A27 Houten-Hooipolder)

Het recreatiepark is grotendeels gelegen binnen het maatgevende invloedsgebied langs de A27 (355 meter). In het Deelrapport externe veiligheid t.b.v. MER en OTB A27 Houten-Hooipolder is met vuistregels uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (HART) aangetoond dat er geen sprake is van overschrijding van 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

De Bergsche Maas is geen onderdeel van het Basisnet water.

Toekomstige situatie

De enige verandering ten opzichte van de huidige situatie is dat er door de nieuwe ontwikkelingen meer mensen aanwezig zijn binnen het invloedsgebied van de A27, maar niet binnen de risicocontour of het PAG. Bij de beoordeling van het groepsrisico is voor de bestaande situatie gerekend met een dichtheid van 25 personen/ha (sport).

Er is reeds met vuistregels bepaald dat 0,1 maal de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden, maar hierbij is alleen het noordelijke plandeel (circa 8,5 ha) meegenomen met een dichtheid van 25 personen/ha (totaal dus circa 212 personen gelijktijdig aanwezig).

Voor de toekomstige situatie wordt gebruik gemaakt van de vuistregels uit de Handleiding risicoanalyse transport (HART). Ten aanzien van het groepsrisico zijn in het Hart de volgende vuistregels opgenomen:

  • 1. Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe.
  • 2. Wanneer GF3 minder is dan de drempelwaarde in Tabel 1-4 (eenzijdige bebouwing) of in Tabel 1-5 (2-zijdige bebouwing) wordt 0,1* oriëntatiewaarde niet overschreden.

Conform de 'Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten' worden geen gevaarlijke stoffen uit categorie LT3, GT4 of GT5 vervoerd over de A27 langs Kurenpolder (Wegvak B41). Daarnaast blijkt uit de Regeling Basisnet dat over het relevante wegvak van de A27 4.000 tankauto's met GF3 per jaar worden vervoerd, uitgaande van enkelzijdige bebouwing. Uitgaande van een afstand tot de as van de weg van ten minste 30 meter blijkt uit tabel 1-4 van HART dat er voor Kurenpolder maximaal 80 personen/hectare aanwezig mogen zijn om te kunnen concluderen dat er geen sprake is van een significante toename van het groepsrisico.

Binnen 200 meter afstand van de as van de weg is circa 6,4 hectare van het plangebied gelegen dat nog niet eerder in de berekeningen is meegenomen, hiervan is 2,9 hectare water. In totaal moet dus rekening worden gehouden met 3,6 ha extra outdooractiviteiten en een hotel.

Uit de verkeersgeneratie blijkt dat er op een maximale dag voor het outdoorcentrum en de attracties samen maximaal 566 + 370 = 936 motorvoertuigbewegingen zijn, dit zijn 468 auto's. Uitgaande van een gemiddelde bezetting van 2,4 zijn dit maximaal 1.124 personen per dag. Worstcase is ervan uitgegaan dat deze allemaal gelijktijdig aanwezig zijn. Dit leidt tot een personendichtheid van 59,2 personen/ha verdeeld over het hele terrein van de huidige golfbaan en de outdooractiviteiten. Dit is lager dan 80 personen/hectare, dus op grond van de vuistregels van het HART kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico lager blijft dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Wel dient er voor het groepsrisico een beknopte verantwoording af te worden gelegd. Hierin dienen de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid aan bod komen.

Beknopte verantwoording

Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is uitgevoerd aan de hand van een zogenaamde QRA (Quantitative Risk Analysis, ofwel een Kwantitatieve Risico Analyse). Middels de QRA (zie bijlage 8) is zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico in kaart gebracht. Op basis van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Het plangebied ligt niet binnen de PR 10-6 contour of plasbrandaandachtsgebied (PAG) van de A27;
  • het plangebied ligt in het invloedsgebied van het groepsrisico van de A27. Uit de groepsrisicoberekening blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft lager dan de oriëntatiewaarde. Wel is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt in de toekomstige situatie met 0,374 maal de oriëntatiewaarde toe. Dit is meer dan 10%. Vanwege deze toename is een verantwoording van het groepsrisico nodig waarbij wordt ingegaan op de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze verantwoording is hierna opgenomen.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Kurenpolder- en de Aakvlaaiweg. Deze wegen sluit aan op het verdere wegennetwerk van Hank. Ook kan via de Keizer Napoleonweg snel de A27 of N283 worden bereikt. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen een hotel, woningen en dagrecreatieve voorzieningen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

4.4.3 Maatregelen en conclusie

Vanwege een goede bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid, zijn geen nadelige effecten vanuit externe veiligheid te verwachten voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (Wm). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (uur- en jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader. De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
  24-uurs gemiddelde concentratie   max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m3  
Fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m3  

In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³), of indien een project in een specifieke categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).

4.5.2 Onderzoek

Bestaande situatie

Om een indicatie te krijgen van de huidige luchtkwaliteit in het plangebied is gebruik gemaakt van de NSL-monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A27 ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruim onder de grenswaarden liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen voor de A27 in 2020; maximaal 21,2 µg/m³ voor NO2, maximaal 16,5 µg/m³ voor PM10 en maximaal 9,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6,0 dagen. De prognoses voor 2030 voorspellen een substantiële afname in luchtverontreinigende stoffen.

Toekomstige situatie

De nieuwe ontwikkelingen kunnen invloed hebben op de lokale luchtkwaliteit, vooral door de toename van verkeer. Deze toename bedraagt maximaal 2.127 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag (zie paragraaf 4.1.2), hiervan is minder dan 0,01% vrachtverkeer. Volgens de NIBM-rekentool van Infomil.nl (zie tabel 4.2) is de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate..

Tabel 4.2 Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit in 2024

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0031.png"

4.5.3 Conclusie

De ontwikkeling leidt niet tot het overschrijden van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2 en PM10. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Bodemkwaliteit

4.6.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.6.2 Onderzoek en conclusie

Recreatiepark Kurenpolder

Het plangebied is al in gebruik als recreatiepark. Daarvoor waren de gronden voorzien van een agrarische bestemming. Begin jaren 80 van de vorige eeuw is een deel van de grond die is vrijgekomen bij het vergroten van de zandwinplas tot de huidige omvang van de recreatieplas gebruikt om het gebied, waar nu de verblijfsrecreatieeenheden zijn geplaatst en gebouwd, met circa 1 tot ruim 2 meter op te hogen. In 2000 is er bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van enkele bouwprojecten. In 2008 is een bodemonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan van de uitbreiding aan de westzijde van het recreatiepark. Hieruit is gebleken dat de bodemgesteldheid geen belemmeringen kent voor het huidige en gewenste gebruik.

In verband met de voorgenomen ontwikkelingen op de golfbaan (realiseren standplaatsen voor verblijfsrecreatie en het hotel) is in februari 2023 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd met tot doel het bepalen van de bodemkwaliteit. Er zijn circa 100 boringen geplaatst om grond te bemonsteren, De boorlocaties zijn weergegeven in figuur 4.12.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0032.jpg"

Figuur 4.12 Onderzoekslocatie en boorlocaties verkennend bodemonderzoek (bron: Spectrum HSE Technology B.V.)

Grond/Grondwater

  • De bodemkwaliteit op de locatie voldoet aan kwaliteitsklasse "altijd toepasbaar". Er zijn ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen. Ook zijn in het grondwater ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen.
  • De verontreinigingssituatie vormt geen belemmering voor de beoogde nieuwe functie "recreatie/wonen". De locatie is geschikt voor de beoogde nieuwe bestemming.
  • De boringen zijn niet overal gelijk verdeeld over de onderzoekslocatie. Het betreft hier twee golfbanen, waar niet is geboord om de grasmat te sparen. Gezien de historie van de locatie wordt dit niet als belemmering geacht voor de herbestemming. Een onderzoek in een latere fase wordt hier geadviseerd zodra daadwerkelijk de ontwikkeling ter hand wordt genomen.


Asbest

Op de locatie zijn geen waarnemingen gedaan die de locatie verdacht maken voor de aanwezigheid van asbest in de bodem. Aan de hand van de veldwerkresultaten wordt de locatie beoordeeld als zijnde 'asbestonverdacht'. Een aanvullend asbestonderzoek op basis van de NEN 5707 / NEN 5897 wordt niet noodzakelijk geacht.


Uitvoering werkzaamheden -Meldingen

De verontreinigings- en historische situatie geeft geen aanleiding tot het indienen van een melding in het kader van de WBB.

Nathalsweg

In verband met de voorgenomen bestemmingswijziging van het perceel Nathalsweg 3 zijn in opdracht van De Kurenpolder Recreatie / Golfbaan Landgoed De Kurenpolder een verkennend bodemonderzoek en een verkennend en nader asbestonderzoek uitgevoerd. Doel daarvan is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) om te bepalen of op de locatie sprake is van bodemverontreiniging die een belemmering kan vormen voor bestemmingswijziging en de voorgenomen ontwikkelingen. Het onderzoekrapport is opgenomen in bijlage 10. Daarin is geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten ter plaatse van het woonerf (vooralsnog) een belemmering vormen voor de voorgenomen herontwikkelingen van de locatie. Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging met asbest. Geadviseerd wordt dit geval voorafgaand aan de herinrichting te saneren. Hiervoor dient een BUS-melding te worden opgesteld. Tevens kan in dit stadium reeds met voorliggende rapportage een beschikking ernst en spoed worden aangevraagd bij het bevoegd gezag Wbb.

4.6.3 Conclusie

Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Water

4.7.1 Toetsingskader

Inleiding

In ruimtelijke plannen dient aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin het plangebied gelegen is. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. De integratie van water in ruimtelijke plannen vindt plaats via de zogenaamde watertoets. Concreet betekent de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 lid 1, sub b Bro.


Beleid Provincie Noord-Brabant

Het RWP (Provinciaal Regionaal Water - en Bodem Programma) is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Het is onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma's van de waterschappen.


Doel van het RWP is een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Het RWP geeft invulling aan het op orde houden van de basis van het natuurlijk water- en bodemsysteem en is mede gebaseerd op wettelijke regels en beleid. Dit is onder andere vastgelegd in de wettelijk omschreven rollen en taken in het waterbeleid in Nederland, dat uitgaat van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Het RWP is een verplicht programma onder de Omgevingswet. Samen met het middels de Visie Klimaatadaptatie door Provinciale Staten vastgestelde beleidskader voor klimaatadaptatie (incl. vitale bodem) en verdrogingsbestrijding vormt zij het kader voor de uitvoering van de wettelijke taken en de doelen uit de Brabantse Omgevingsvisie.


Beleid Waterschap

Een bestemmingsplan dient standaard gepaard te gaan met een waterparagraaf waarin gemotiveerd wordt waarom het initiatief geen negatieve invloed heeft op de waterhuishouding. Het waterbeheer in het plangebied is in handen van Waterschap Rivierenland. Het waterschap heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheerprogramma (2022-2027). Als het gaat over normen en criteria, dan zijn de Keur en de Legger van het waterschap belangrijke uitgangspunten voor de waterhuishouding. In de Keur staan onder andere gebodsbepalingen en verbodsbepalingen en regels voor functies en activiteiten langs watergangen en waterkeringen.

  • Het waterschap geeft aan dat de toename aan verhard oppervlak tot 5 ha in stedelijk of landelijk gebied dat leidt tot versnelde afvoer van hemelwater dient te worden gecompenseerd met 436 m3 waterberging per hectare verharding in open water of 664 m3 waterberging per hectare verharding voor compensatie in een technische voorziening (bv. In wadi´s of kratten). Bij een toename van minder dan 500 m2 verhard oppervlak kan een eenmalige vrijstelling worden aangevraagd. Voor een toename in verharding bij plangebieden in stedelijk en/of landelijk gebied groter dan 5 ha is ook extra waterberging benodigd. Dit moet echter middels een maatwerkberekening in overleg met het waterschap worden afgestemd;
  • Bij hemelwaterlozing van een verhard oppervlak groter dan 500 m2, respectievelijk 1.500 m2, moeten voorzieningen getroffen worden om de landelijke afvoer te realiseren door middel van:
    • 1. Het creëren van extra waterberging op het eigen terrein door middel van het graven of vergroten van een oppervlaktewaterlichaam, en/of
    • 2. Het creëren van extra retentie in het oppervlaktewaterlichaam waarop wordt geloosd door vergroten van het profiel van de oppervlaktewaterlichaam, en/of
    • 3. Het graven van nieuw oppervlaktewaterlichaam binnen hetzelfde peilgebied en aangesloten op bestaande A- of B-wateren, en/of
    • 4. Het creëren van extra berging door het aanleggen van wadi's.
  • Compensatie voor verhard oppervlak kan zowel plaatsvinden in een nieuw oppervlaktewaterlichaam als in een bestaand oppervlaktewaterlichaam. Bij de aanvraag dient aangegeven te worden op welke manier en waar de compensatie gemaakt wordt. Het waterschap toetst vervolgens of dat voldoende is. Soms heeft het waterschap om locatiespecifieke redenen een voorkeur voor compensatie in een nieuw dan wel bestaand oppervlaktewaterlichaam. Als er compensatie plaatsvindt in een bestaand oppervlaktewaterlichaam, dan gaat de voorkeur uit naar compensatie in B-wateren boven compensatie in A-wateren. Dit onder andere op basis van het veroorzakersbeginsel. Daarbij is compensatie in A-wateren minder gewenst vanwege optredende problemen in de sfeer van eigendom en onderhoud.
  • Als aangetoond kan worden dat compensatie in een B- of A-water redelijkerwijs niet mogelijk is, kan het waterschap ook compensatie in bestaande of nieuwe C-wateren toelaten.
  • De maximale afvoer van water uit het plangebied mag niet meer zijn dan 1,5 l/s/ha (landelijke afvoernorm). Er moet voldoende berging zijn bij extremere omstandigheden. Hierbij wordt er gerekend met twee ontwerpbuien:
    • 1. De t=10+10% neerslag; Daarbij mag het peil niet meer dan 20 cm stijgen in de deelgebieden in door het waterschap aangewezen gebieden. In de overige gebieden bedraagt de maximale peilstijging 30 cm. Vuistregel hierbij is 436 m3 berging per ha verhard oppervlak;
    • 2. De t=10+10%-neerslag. Hierbij is een peilstijging toegestaan tot laagste putdekselhoogte op wijkniveau. Vuistregel hierbij is 664 m3 berging per ha verhard oppervlak.


Gemeente Altena

In de planperiode 2007-2011 werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:

  • inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt (Waterwet, artikel 3.5);
  • treffen van doelmatige maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater (Waterwet, artikel 3.6).
  • doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater (Wet milieubeheer, artikel 10.33).


De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken wordt vastgelegd in het wettelijke verplichte gemeentelijke rioleringsplan (Wet milieubeheer, artikel 4.22). Anticiperend op de nieuwe omgevingswet heeft de gemeente Altena een 'Beleidsvisie Riolering en Water' opgesteld. Dit is ter vervanging van het traditionele en wettelijke planinstrument Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Dit vult de basis voor het nog op te stellen rioleringsprogramma.


In de Beleidsvisie Riolering en Water geeft de gemeente de volgende zaken aan die van toepassing zijn:

  • De Wet milieubeheer geeft de voorkeur aan, daar waar het redelijkerwijs mogelijk is, afvalwater bij de bron te zuiveren en het gezuiverde water in het milieu terug te brengen. De wettelijke voorkeusvolgorde is voorkomen, zelf verwerken, afvoeren, lozen;
  • De gemeente hoeft afvalwater niet op te vangen op de riolering. Afstromend hemelwater wordt direct of indirect afgevoerd naar open water zonder zuiverende voorziening, tenzij de gemeente verwacht of dat uit de waterkwaliteit blijkt dat maatregelen noodzakelijk zijn;
  • Voor huishoudelijk afvalwater betreft lozingen van huishoudens heeft de gemeente een verbrede zorgplicht (ontzorging). Deze vullen zij als volgt in: afhankelijk van de afstand van de perceelgrens tot de gemeentelijke riolering is de aansluiting op de riolering (mits redelijk) wettelijk verplicht. Deze grens ligt op 40 meter ten opzichte van de perceelsgrens bij nieuwbouw;
  • Aansluiting op gemeentelijke riolering of alternatieve gemeentelijke voorziening geschiedt altijd door of in opdracht van de gemeente en is bij nieuwe aansluiting/aanleg volledig voor rekening van de lozer;
  • Om te anticiperen op de klimaatverandering wordt voortaan bij zowel nieuwbouw als vervanging/verbetering, het rioolstelsel zodanig gedimensioneerd dat bij de normbui 09, op de langere termijn, geen 'hinder' optreed. Onder 'hinder' wordt kortdurend water-op-straat van geringe omvang verstaan;
  • De normbui 09 (Leidraad riolering) vertaald in 29,4 mm in één uur;
  • Voor het klimaatbestendig maken richt de gemeente zich met name op de inrichting van openbaar gebied bij nieuwbouw, vervanging, herinrichting of andere werkzaamheden. Mogelijke maatregelen zijn het realiseren van oppervlakkige afvoer, waterberging in groen of onder wegen. Hierbij hanteert de gemeente de trits 'vasthouden - bergen - vertraagd' afvoeren uit het Nationaal Bestuursakkoord Water.


Samenvatting beleid wateropgave

Voor dit plangebied is het waterschap bevoegd gezag, omdat hemelwater vanuit een particulier perceel rechtstreeks wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater en niet eerst op het gemeentelijk riool. Om deze reden is het beleid van het waterschap leidend voor deze bestemmingsplanwijziging en is een maatwerkoplossing benodigd in overleg met het waterschap.

4.7.2 Watertoets

Huidige situatie

Maaiveldhoogte

De hoogteligging van het plangebied ligt tussen circa NAP +0,7 m en NAP +1,5 m (zie ). Parallel aan de oostzijde van het plangebied ligt de A27 op circa NAP +7 m tot NAP +10 m. De overige omgeving ligt relatief laag ten opzichte van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0033.png"

Figuur 4.13 Hoogteligging van het plangebied en t.o.v. de directe omgeving.


Waterkeringen
Het plangebied ligt niet buitendijks, maar is wel gelegen aan een primaire waterkering (zie figuur 4.14). De beschermingszone van de waterkering bevindt zich binnen het plangebied. Binnen deze zone wordt geen nieuwbouw gerealiseerd. Ook binnen de aangegeven bouwgrens wordt geen nieuwbouw gerealiseerd. Het plangebied ligt in een gebied dat een middelgrote kans (overschrijdingskans van eens in de 2000 jaar) op overstromen met een waterdiepte van ca. 4 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0034.png"

Figuur 4.14 Legger van de waterkeringen nabij het plangebied. Paarse stippellijn betreft de bouwgrens.


Oppervlaktewater en peilbeheer

In en 4 is de legger van het waterschap met de primaire en secundaire watergangen weergegeven. Langs de grens van het plangebied liggen zowel in als rondom het plangebied meerdere a-watergangen. Ten westen van het plangebied bevinden zich twee primaire watergangen, echter behoren deze tot een ander peilgebied dan het peilgebied van het plangebied. Ook het Kurenmeer is een oppervlaktewaterlichaam, maar deze heeft de status C-water.

Het plangebied ligt volledig in peilgebied OOW121 met een vast peil van NAP -0,40 m. Het peilgebied heeft conform de legger een marge van -0,15 m/+0,15 m. Bij een minimale maaiveldhoogte van NAP +0,7 m bedraagt het verschil tussen het maaiveld en het streefpeil (drooglegging) hierdoor circa 1,1 m. Hemelwater uit het plangebied dat afkomstig is van het verhard en het onverhard oppervlak stroomt direct of indirect af naar het Kurenmeer. Het oppervlaktewaterlichaam van het Kurenmeer wordt op peil gehouden door een duiker met leggercode K817556. De afvoerende duiker betreft een pvc ø315 mm leiding en voert het water van het Kurenmeer af naar buiten het plangebied naar een ander peilgebied. De afvoerleiding heeft (aan de zijde van het plangebied) een b.o.b. van NAP - 0.43 m en aan de zijde van de watergang (ander peilgebied) een b.o.b. van
NAP - 0.66 m.

Na een periode van droogte zakt het oppervlaktewaterpeil van het Kurenmeer tot aan het niveau van de hoogste b.o.b. van de duiker, namelijk naar NAP - 0.43m. Wanneer het nog langer droog blijft, zakt het oppervlaktewaterpeil verder uit en is er geen afvoer meer naar het andere peilgebied. In een natte periode stijgt het oppervlaktewaterpeil boven de hoogste b.o.b. van NAP - 0.43m en gaat de duiker afvoeren naar buiten het plangebied. Vanwege de geringe diameter is de afvoercapaciteit beperkt en kan het oppervlaktewaterpeil verder stijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0035.png"

Figuur 4.15 Legger van het watersysteem van het noorden van plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0036.png"

Figuur 4.16 Legger van het watersysteem van het zuiden van plangebied.

Riolering

In de bestaande situatie is binnen het plangebied een vuilwaterriool aanwezig. Dit riool zorgt voor de afvoer van vuilwater afkomstig van de recreatie-eenheden en horecagelegenheden. Het afvalwater wordt ingezameld en tijdelijk geborgen op eigen terrein voordat het via een gemaal naar het waterschap wordt verpompt. In het plangebied is momenteel geen separaat hemelwaterriool aanwezig. Hemelwater wordt zoveel mogelijk over maaiveld afgevoerd naar het Kurenmeer.


Grondwater en bodem

Rondom de projectlocatie is nagenoeg geen grondwaterstroming in het freatisch grondwater aanwezig. Rondom de projectlocatie zijn geen peilbuizen beschikbaar die grondwaterstanden meten. Naar verwachting zullen de grondwaterstanden in het plangebied niet veel afwijken van het oppervlaktewaterpeil. Ondanks de bodemopbouw zal er naar verwachting relatief weinig opbolling plaatsvinden aangezien de omgeving en de watergangen rondom het plangebied lager liggen en de afstanden hiernaar beperkt zijn.


Binnen het plangebied is enkel op een gedeelte van het plangebied (milieu hygiënisch) verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de analyse van dit onderzoek en in combinatie met een analyse van de bodemopbouw conform Dinoloket lijkt er een toplaag klei/zandklei aanwezig te zijn met een dikte van ca. 1,25 m. Onder deze laag bevindt zich een waterdoorlatende zandlaag van circa 1,25 m. Daaronder is een gemengde en waterremmende veen-/kleilaag aanwezig van ca. 2,25 m dik, gevolgd door een dikke zandlaag. De infiltratiecapaciteit van de ondiepe bodem is naar verwachting zeer beperkt. Het actief infiltreren van hemelwater binnen het plangebied wordt niet als kansrijk geacht.


Waterkwaliteit en ecologie

Ten zuiden van het plangebied ligt de Bergsche Maas, dit is een KRW-water. In en nabij het plangebied zijn geen oppervlaktewaterbeschermingszones en grondwaterbeschermingsgebieden aanwezig. Tevens liggen er geen groene ontwikkelzones in het gebied. Ten westen van het plangebied bevindt zich de Biesbosch. Dit is een Natura 2000-gebied, als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant en is tevens een stiltegebied


Voor de Kurenpolder is reeds onderzoek uitgevoerd naar potentieel toxische blauwalg. Hierbij is naar voren gekomen dat de Kurenpolder gevoelig is voor de vorming van blauwalg, omdat in het verleden ook meerdere malen blauwalg is aangetroffen.


Waterschap Rivierenland is waterbeheerder van de zwemwaterlocatie De Kurenpolder en is verantwoordelijk voor het zwemwaterprofiel. De zwemwaterkwaliteit bij De Kurenpolder is als uitstekend beoordeeld voor de bacteriologische zwemwaterkwaliteit. Bij de controles zijn de concentraties E. coli en Intestinale enterococcen gemeten. Ook eventuele bijzonderheden zoals schuimvorming, stand, afval, dode vissen of vogels in het water zijn onderzocht. Op grond van de Zwemwaterrichtlijn zijn geen maatregelen nodig ter verbetering van de zwemwaterkwaliteit.


Overige waterbelangen

  • Het plangebied bevindt zich niet in een boringsvrije zone.
  • Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied of waterwingebied.
  • Het plangebied ligt buiten een waterbergingsgebied.
  • Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
  • Het plangebied ligt nabij KRW oppervlaktewateren.
  • Het plangebied is gelegen in een 'overstroombaar gebied'.
  • De risiconorm wateroverlast is 1/2000 jaar. Dit betekent dat eens in de 2000 jaar wateroverlast toelaatbaar is.


Nieuwe situatie recreatiepark Kurenpolder

Toename verharding

Als uitgangspunt voor de toekomstige situatie is aangenomen dat er een toename van het verhard oppervlak plaatsvindt van 55.000 m2. Dit is opgedeeld in twee categorieën: de vakantiechalets en het hotel. Betreft de vakantiechalets is aangenomen dat een verhardingstoename plaatsvindt van ca. 100 m2 per wooneenheid, dit is inclusief nieuwe openbare verharding. Dit geeft een toename in verhard oppervlak van 50.000 m2. De verhardingstoename behorend bij het nieuwe hotel wordt ingeschat op 5.000 m2 .


Het totale oppervlak van het plangebied blijft gelijk. De oppervlakteverdeling in de toekomstige situatie is terug te vinden in tabel 4.3.


Tabel 4.3: Verschil in oppervlak tussen huidige en toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0037.png"* Inschatting op basis van de BGT.

** De BGT laat het onderdeel 'Particulier erf' zien als 100% verhard. Dit is niet helemaal correct. In het noorden van het plangebied staan de stacaravans op onverhard oppervlak (gras) en in het zuiden van het plangebied rondom de bestaande vakantiechalets zijn ook groenvoorzieningen aanwezig op particuliere erven. Daarom is aangenomen dat 50% van de bestaande particulier erven verhard is.


Compensatie waterberging

In overleg met het waterschap is onderzocht of de compensatie voor de waterberging mogelijk is in het oppervlaktewaterlichaam van het Kurenmeer in de vorm van peilstijging. Compenseren in het Kurenmeer heeft de voorkeur, gezien dit hetzelfde peilgebied betreft en daarmee niet wordt afgewenteld op een lager gelegen en ander peilgebied. De impact van de toename van het verhard oppervlak op de peilstijging van het Kurenmeer is onderzocht. De peilstijging bij een fictieve neerslagsituatie is berekend voor de zowel de huidige situatie als de beoogde plansituatie, uitgaand van de oppervlakteverdeling zoals aangegeven in tabel 4.3.


Rekenvoorbeeld peilstijging:

Door middel van een 'bakkenmodel' is een fictieve peilstijging berekend op basis van de volgende uitgangspunten:

  • het betreft een statische berekening met een neerslaghoeveelheid van 100 mm;
  • de verhardingswaardes voor verhard oppervlak, onverhard oppervlak en oppervlaktewater conform tabel 4.3;
  • een berging van 5 mm op verhard oppervlak;
  • een berging van 20 mm op onverhard oppervlak;
  • afvoer door duiker wordt verwaarloosd.


In de huidige situatie bedraagt de peilstijging op basis van bovenstaande uitgangspunten 21,76 cm. In de plansituatie, na toename van het verhard oppervlak, bedraagt de peilstijging 21,98 cm. Uit dit rekenvoorbeeld blijkt dat de toename van verhard oppervlak zorgt voor een extra peilstijging in het Kurenmeer van 2,2 mm bij een neerslaggebeurtenis waarbij 100 mm valt. Dit geringe effect op de peilstijging wordt veroorzaakt door de grote omvang van het oppervlaktewaterlichaam.


Gezien de geringe extra peilstijging en de voorkeursvolgorde van het waterschap om compensatie indien mogelijk in eigen peilgebied te laten plaatsvinden, wordt geadviseerd om de compensatie van de toename van verhard oppervlak in de vorm van extra peilstijging in het oppervlaktewater van de Kurenpolder te laten plaatsvinden. De afvoerende duiker dient hierbij te worden gehandhaafd om versnelde afvoer naar het lager gelegen peilgebied te voorkomen.


Riolering

In de toekomstige situatie wordt hemelwater, net als in de huidige situatie, zoveel mogelijk boven maaiveld afgevoerd naar het oppervlaktewaterlichaam Het Kurenmeer. Er wordt geen nieuw hemelwaterriool aangelegd.


Indien nodig wordt voor het inzamelen en afvoeren van het afvalwater van de nieuwe recreatie-eenheden plaatselijk een nieuw vuilwaterriool aangelegd. Het nieuwe vuilwaterriool wordt aangesloten op het bestaande vuilwaterriool dat reeds in het plangebied aanwezig is. Het huidige vuilwaterriool is ontworpen op 1.128 recreatie-eenheden (overeenkomstig met het maximaal aantal recreatie-eenheden in het huidige bestemmingsplan). In de huidige situatie zijn er 572 recreatie-eenheden aangesloten op het vuilwaterriool (444 standplaatsen en 128 standplaatsen met chalets). Het maximum aantal recreatie-eenheden blijft na de beoogde ontwikkeling gelijk. Dit betekent dat er nog ruimte in het riool is voor 556 recreatie-eenheden. De realisatie van de beoogde 500 nieuwe recreatie-eenheden valt hierbinnen. Indien het hotel in de toekomst wordt gerealiseerd, gaat dat ten koste van het bestaande clubgebouw van de golfbaan. Wanneer het hotel wordt gerealiseerd moet worden onderzocht in hoeverre het huidige vuilwaterriool voldoet. Indien nodig, worden op eigen terrein extra (bergende) maatregelen genomen.


Ontwerphoogten

Op basis van de beschikbare gegevens is het mogelijk om voldoende drooglegging en ontwateringsdiepte te behalen in het plangebied. Het is hierbij belangrijk dat een voldoende hoog bouwpeil gehanteerd wordt. Grondwaterstandsmetingen binnen het plangebied ontbreken, waardoor het grondwaterregime binnen het plangebied kan afwijken van de beschikbare gegevens. Om met meer zekerheid te kunnen bepalen welke minimale bouwpeilen in het plangebied gehanteerd moeten worden (zonder toepassing van drainage), is aanvullende informatie over het grondwaterstandsregime nodig. Geadviseerd wordt om peilbuizen te plaatsen en hier minimaal 1 jaar grondwaterstandsmetingen te verrichten om de grondwaterstandsfluctuatie binnen het plangebied beter in beeld te krijgen en op basis hiervan nieuwe bouwpeilhoogten te adviseren.


Om de kans op waterschade bij water-op-straat te verminderen wordt geadviseerd om het vloerpeil minimaal 20 cm boven de as van het aanliggende straatpeil aan te leggen.


Waterkwaliteit

In het ontwerp van het plan dient met een aantal zaken rekening te worden gehouden om de waterkwaliteit en ecologie niet negatief te beïnvloeden en waar dit mogelijk is te verbeteren.

  • Wanneer regenwater oppervlakkig wordt afgevoerd, dient te worden voorkomen dat mogelijke vervuiling afkomstig van verharde oppervlakken in het oppervlaktewater kan komen;
  • Voor de nieuwbouw is een zorgvuldige materiaalkeuze van belang. Uitlogende (bouw)materialen (o.a. zink of koper) mogen niet worden toegepast als het dakwater direct op het oppervlaktewater wordt aangesloten.


Beheer en onderhoud

Als gevolg van de planontwikkeling wijzigt de situatie voor het beheer en onderhoud niet. Omdat het water, afkomstig van de extra verharding, tijdelijk (in de vorm van peilstijging) wordt geborgen in het Kurenmeer, verandert de status van het oppervlaktewaterlichaam niet. Daardoor is geen extra beheer of onderhoud van het waterlichaam nodig. De verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van het vuilwaterriool en hemelwaterriool op particulier terrein ligt bij de perceeleigenaar.


Vergunningen

Omdat voor de compensatie van de toename van het verhard oppervlak wordt afgeweken van de in de algemene regels gestelde criteria en voorwaarden en in overleg met het waterschap een maatwerk oplossing is aangedragen, dient rekening te worden gehouden met het moeten aanvragen van een watervergunning. Geadviseerd wordt om dit traject tijdig op te starten. Nadere afstemming met het waterschap is hiervoor benodigd. Het is hierbij van belang dat de huidige afvoerende duiker moet worden gehandhaafd, ter voorkoming van het extra belasten van het benedenstroomse peilgebied ten noorden van het plangebied.

Nieuwe situatie Nathalsweg 3

De ontwikkeling op het perceel Nathalsweg 3 voorziet in de sloop van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing. Als gevolg daarvan neemt de oppervlakte aan bebouwing en verharding af. Om die reden is ten behoeve van deze ontwikkeling geen watercompensatie nodig. Verder zal de te realiseren woning gebruik van de bestaande aansluiting op het gemeentelijk persriool.

4.7.3 Conclusies en aanbevelingen

Deze ontwikkeling heeft geen negatieve effecten voor het watersysteem, waarvoor maatregelen genomen moeten worden. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste conclusies en aandachtspunten:

  • Als uitgangspunt voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling wordt aangenomen dat er een toename van verhard oppervlak plaatsvindt van 55.000 m2 , bestaande uit 500 vakantiechalets (ca. 100 m2 per wooneenheid inclusief openbare verharding) en uit een hotel met een totaal verhard oppervlak van ca. 5.000 m2 ;
  • Het Kurenmeer heeft een vast peil van NAP - 0,40 m. Het oppervlaktewaterlichaam wordt aangevuld met hemelwater en afstromend hemelwater dat afkomstig is van het verhard en onverhard oppervlak. Het oppervlaktewater wordt op peil gehouden met een afvoerende duiker. De afvoerende duiker betreft een pvc ø315 mm leiding en voert het water van het Kurenmeer af naar buiten het plangebied naar een ander peilgebied;
  • In overleg met het waterschap is de mogelijkheid onderzocht om de compensatie voor de waterberging mogelijk te maken in het oppervlaktewaterlichaam van het Kurenmeer. Hierbij is de extra peilstijging berekend bij een fictieve bui van 100 mm als gevolg van de toename van het verhard oppervlak. In dit rekenvoorbeeld blijkt dat de toename van verhard oppervlak zorgt voor een extra peilstijging in het Kurenmeer van 2,2 mm. Dit geringe effect op de peilstijging wordt veroorzaakt door de grote omvang van het oppervlaktewaterlichaam;
  • Gezien de geringe extra peilstijging en de voorkeursvolgorde van het waterschap om compensatie indien mogelijk in eigen peilgebied te laten plaatsvinden, wordt geadviseerd om de compensatie van de toename van verhard oppervlak in de vorm van extra peilstijging in het oppervlaktewater van de Kurenpolder te laten plaatsvinden. De afvoerende duiker dient hierbij te worden gehandhaafd om versnelde afvoer naar het lager gelegen peilgebied te voorkomen;
  • Geadviseerd wordt om peilbuizen te plaatsen en hier minimaal 1 jaar grondwaterstandsmetingen te verrichten om de grondwaterstandsfluctuatie binnen het plangebied beter in beeld te krijgen en op basis hiervan nieuwe bouwpeilhoogten te adviseren;
  • Omdat voor de compensatie van de toename van het verhard oppervlak wordt afgeweken van de in de algemene regels gestelde criteria en voorwaarden en in overleg met het waterschap een maatwerk oplossing is aangedragen, dient rekening te worden gehouden met het moeten aanvragen van een watervergunning.

4.8 Cultuurhistorie en archeologie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.

Daarnaast is de Erfgoedwet van belang. Daarin is de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland gebundeld. Het gaat om gebouwde monumenten en archeologie. Daarnaast gaat de Erfgoedwet ook over roerend erfgoed. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen, gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2022 van kracht wordt. Op grond van deze wet heeft de gemeente Altena het beleid en regelgeving van de gemeenten waaruit zij is voortgekomen ten aanzien archeologie, monumenten en ander erfgoed samengevoegd geactualiseerd. Op 8 januari 2019 heeft de gemeenteraad daarvoor het volgende vastgesteld:

  • Erfgoedverordening Altena 2019;
  • Archeologische beleidskaart Altena 2019;
  • Nota archeologie Altena 2019;
  • Gemeentelijk erfgoedregister Altena 2019.

In de Erfgoedverordening 2019 zijn onder andere de volgende zaken geregeld:

  • de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten;
  • de aanwijzing van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten;
  • de bescherming van gronden met archeologische verwachtingswaarden;
  • Archeologisch (voor)onderzoek en opgravingen;
  • de instandhouding van cultuurhistorische waarden.

Voor de bescherming van gronden met archeologische verwachtingswaarden heeft het college van burgemeester en wethouders gemeentelijke richtlijnen vastgesteld waarmee aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld aan de uitvoeringsmethodiek en rapportage van archeologisch onderzoek.

De gemeente Altena beschikt over een beleidsnota archeologie, Nota Archeologie tot op de bodem, update 2018) en een Archeologische beleidskaart.

Toetsing / onderzoek

Cultuurhistorie

Historische (steden)bouwkunde

In het plangebied gebied zijn geen bouwkundige elementen aanwezig die cultuurhistorisch van belang zijn.

Historische geografie
De provincie ziet het Brabantse erfgoed als belangrijk onderdeel van haar identiteit en wil het een plaats geven in de verdere ontwikkeling van Brabant. Daarom heeft ze haar ruimtelijk erfgoed dat van belang is voor de regionale identiteit opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). In figuur 4.17 is een fragment van de CHW opgenomen met het plangebied van de Kurenpolder en directe omgeving daarvan. Daarop is te zien dat het recreatiepark niet is aangeduid als gebied dat cultuurhistorisch van belang is. De polder aan de noordzijde, waarbinnen het perceel Nathalsweg 3 ligt, is aangeduid als cultuurhistorisch landschap. De ontwikkelingsstrategie voor dit gebied is behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende structuren van de regio. Deze dragende structuren zijn de dijken met hun wielen en bochten, hun onderlinge aansluitingen die de bedijkingsvolgorde verraden, alsmede hun kenmerkende aansluiting op het hoge land (U-dijken) en de polders met een overwegend rationele percelering.

De voorgenomen sloop van alle bestaande bebouwing op het kavel Nathalsweg 3 en de bouw van de woning staat niet op gespannen voet met deze ontwikkelstrategie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0038.png"

Figuur 4.17 Fragment cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord Brabant

In paragraaf 3.3.4 is ingegaan op de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart die de relatie legt tussen de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de ligging en begrenzing van de landschapstypen die daarmee samenhangen. Hoewel het plangebied met het recreatiepark Kurenpolder in de analyse niet is benoemd (witte vlek), is duidelijk dat het plangebied deel uitmaakt van het zeekleigebied en dat het van oorsprong een jonge getijdenpolder is. Er is geen sprake van een cultuurhistorische waardevol landschap waarmee in dit bestemmingsplan rekening behoeft te worden gehouden.

Archeologie

In figuur 4.18 is een fragment van de Archeologische beleidskaart opgenomen met het plangebied van de Recreatiepark Kurenpolder en een deel van de omgeving daarvan. Daaruit valt af te lezen dat het noordelijk deel van het plangebied een middelhoge archeologische verwachting heeft. In dit gebied kunnen bodemingrepen die niet dieper gaan dan een halve meter beneden het maaiveld en die een oppervlakte hebben die niet groter is dan 500 m2 zonder onderzoeksverplichting worden uitgevoerd. Alleen in het meest noordelijk deel is een archeologische vindplaats geregistreerd. Hiervoor geldt een strenger beschermingsregime.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0039.png"

Figuur 4.18 Fragment van de Archeologische beleidskaart gemeente Altena

De archeologische beleidskaart is verwerkt in het Paraplubestemmingsplan Archeologie. In figuur 4.19 zijn de relevante archeologische bestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 4a weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0040.png"

Figuur 4.19 Verbeelding Paraplubestemmingsplan Archeologie met de archeologische dubbelbestemmingen (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

In het voorliggend bestemmingsplan zijn deze dubbelbestemmingen overgenomen (zie ook paragraaf 5.2). De ingrepen van de planontwikkeling omvatten met name de realisatie van een hotel en het intensiever benutten van gronden van het golfterrein. Voor deze ingrepen is een omgevingsvergunning nodig die zal worden getoetst aan deze dubbelbestemmingen. In de praktijk betekent dit dat ten behoeve van een omgevingsvergunning archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.9 Ontplofbare oorlogsresten

4.9.1 Beleids- en toetsingskader

In de Tweede Wereldoorlog hebben vele gevechtshandelingen in de gemeente Altena plaatsgevonden. In de winter 1944 en het voorjaar van 1945 was hier een frontlinie. Om die reden is de gemeente een risicogemeente voor de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten (OO) uit de Tweede Wereldoorlog. Een deel van de hierbij gebruikte munitie is niet gedetoneerd en mogelijk in de bodem achtergebleven. In de afgelopen decennia zijn bij grondroerende werkzaamheden met enige regelmaat OO aangetroffen. De gemeente blijft nu en in de toekomst te maken houden met het onschadelijk maken van deze explosieven.

Met het oog hierop heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena in februari 2021 regels vastgesteld over hoe om te gaan met ontplofbare oorlogsresten. Dit beleid heeft als doel:

  • 1. Inzicht geven in de processen en werkwijzen rondom het onderzoeken en aantreffen van ontplofbare oorlogsresten;
  • 2. Inzicht geven in de beheersing van de (financiële) gevolgen voor het opsporen, benaderen en ruimen van ontplofbare oorlogsresten zowel voor gemeentelijke als niet gemeentelijke projecten.

Bij het opsporen en ruimen van niet-gesprongen OO is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt.

Er kunnen op hoofdlijnen twee aanleidingen zijn voor het uitvoeren een vooronderzoek naar en vervolgens het zo nodig opsporen en ruimen van OO:

  • Spontane vondst van OO, bijvoorbeeld door een boer tijdens het bewerken van het land of tijdens het graven bij bouwwerkzaamheden;
  • Het vermoeden dat in een bepaald gebied OO in de (water)bodem zitten, meestal in combinatie met bijvoorbeeld bouwplannen in dat gebied. In dat geval wordt er altijd gestart met een vooronderzoek, zo nodig gevolgd door de opsporing en ruiming van OO. Het verrichten van vroegtijdig vooronderzoek is zowel van belang voor de veiligheid, maar ook om te voorkomen dat op een later moment grote vertraging in bijvoorbeeld bouwprojecten optreedt.
4.9.2 Onderzoek en toetsing

Om een volledig overzicht te hebben van de gebieden in de gemeente Altena waar mogelijk OO liggen, is het nodig over een (volledige) risicokaart te beschikken. Uit de bommenkaart van de Vereniging voor Explosieven Opsporing (VEO) blijkt dat er op dit moment geen dekkend beeld is van de gehele gemeente. In de (oud) gemeente Werkendam, waartoe de Kurenpolder behoort, is er op een aantal locaties onderzoeken verricht. In figuur 4.20 is een fragment van de VEO bommenkaart opgenomen van de Kurenpolder en de directe omgeving. Daarop zijn de gebieden aangeduid waarvoor vooronderzoek is uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0041.png"

Figuur 4.20 VEO Bommenkaart (bron: www.explosievenopsporing.nl/veo-bommenkaart/)

Het grootste deel van het plangebied, met uitzondering van een zone langs de A27, is geen onderwerp geweest van vooronderzoek.

Verder blijkt uit informatie van de ruimingskaart van BeoBom (zie figuur 4.21) dat in en rond de Kurenpolder verschillende mijnenvelden hebben gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0042.png"

Figuur 4.21 VEO Bommenkaart (bron: ruimingskaart BeoBom)

Om de waterplas in de Kurenpolder destijds te kunnen uitgraven, is ook de aanwezigheid van niet-gesprongen OO onderzocht. Voor het overige zijn er geen indicaties dat er onderzoeken voor het plangebied zijn uitgevoerd. Dat betekent dat in ieder geval voor de landposities in de Kurenpolder, die in figuur 4.20 niet met kleur zijn aanduid, nog onderzoek nodig is in het geval er nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden met een kans op bodemverstoringen beneden een bepaalde diepte (waarschijnlijk vanaf 40 cm beneden maaiveld of dieper). Het beoogde hotel komt te liggen in de zone die in het kader van de (verbreding) van rijksweg A27 is onderzocht.

Historisch Vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten

In opdracht van de gemeente Altena is in mei 2022 een historisch onderzoek uitgevoerd. De bevindingen zijn opgenomen in een memo. Verwezen wordt naar bijlage 14 van deze plantoelichting. In de memo is een inschatting c.q. voorlopige conclusie gegeven met de informatie die tot nu toe voorhanden is. De bevindingen dienen daarom met nadruk niet als bindend en slechts als richtinggevend te worden opgevat.

In de memo wordt gesteld dat de Kurenpolder op basis van het vooronderzoek als 'verdacht' wordt aangemerkt op het voorkomen van OO aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0043.png"

Figuur 4.22 Luchtfoto waarop de impact van een grote hoeveelheid munitie zichtbaar is. bron: BODAC)

Na de oorlog kunnen OO door mogelijke bodemingrepen in de Kurenpolder al zijn verwijderd. Binnen de Kurenpolder hebben namelijk significante grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden (zie paragraaf 4.6.2 en hiervoor beschreven). Op basis van contra-indicaties kan daarom hoogstwaarschijnlijk een deel van de 'verdachte' locaties afbakening worden weggenomen. Met name de recreatieplas is vermoedelijk dermate diep uitgebaggerd dat de kans op OO waarschijnlijk nihil is. En eventuele OO op het gedeelte van het terrein waar nu de verblijfsrecreatieeenheden staan, liggen onder het oorspronkelijke maaiveld, dat destijds op circa 0,5 meter +NAP lag. Het huidige maaiveld ligt nu op een hoogte van 1,5 tot circa 3 meter + NAP. Ook in een zone langs de rijksweg (zie figuur 4.22) is de kans op het aantreffen van OO zo goed als uitgesloten. In het begin van deze paragraaf is namelijk als geschreven dat dit gebied al onderzocht is op het voorkomen van OO.

Om een steekhoudende conclusie na-conflictperiode te kunnen opstellen is echter meer informatie en data omtrent naoorlogse bodemroeringen vereist.

In de memo wordt geadviseerd bij bodemingrepen in en nabij de Kurenpolder rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten.

4.9.3 Conclusie

Het is uit oogpunt van veiligheid gewenst om voor bodemverstorende werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op niet ontplofte oorlogsresten, een vergunningplicht in dit bestemmingsplan op te nemen. Deze vergunningplicht zou betrekking moeten hebben op het gehele plangebied, met uitzondering van de recreatieplas, de zone langs de snelweg en het gebied waar nu de verblijfsrecreatie-eenheden staan (dat in 1980 is opgehoogd).

4.10 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In de provincie Noord-Brabant heten deze gebieden dan ook NNB (Natuurnetwerk Brabant). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De planlocatie grenst aan de westkant aan het Natura 2000-gebied de Biesbosch (Vogel- en Habitatrichtlijn, zie figuur 4.23). In de huidige situatie zijn hier reeds op korte afstand (50 meter) van het Natura 2000-gebied recreatiewoningen aanwezig. Het Natura 2000-gebied is van grote betekenis voor moerasvogels en broedvogels van waterrijke gebieden met opgaand bos. Het is een belangrijk rust- en foerageergebied voor o.a. fruit, lepelaar, kleine zwaan, kolgans, grauwe gans, brandgans, smient, krakeend, wintertaling, kuifeend, grote zaagbek en grutto. Het gebied is daarnaast aangewezen voor vissoorten als grote modderkruiper, rivierdonderpad en zoogdiersoorten als bever. De kwalificerende soorten zijn gevoelig voor verontreiniging, verstoring door geluid en licht, optische verstoring en stikstofdepositie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0044.png"

Figuur 4.23 Plangebied en nabijgelegen Natura 2000-gebied Biesbosch

Het Natura 2000-gebied Biesbosch is ook aangewezen als Natuurnetwerk Brabant (NNB), evenals het deel van de Bergsche Maas ten zuiden van de Kurenpolder

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-ON01_0045.png"

Figuur 4.24 Ligging NNN (Natuurnetwerk Nederland) rondom plangebied

De beoogde ontwikkelingen leiden niet tot een ander gebruik van het terrein en de omgeving. Een toename van de kans op verstoring van beschermde gebieden is dan ook niet te verwachten.

Voor de beoogde ontwikkeling is een stikstofdepositie berekening uitgevoerd met behulp van Aerius Calculator, zie bijlage 13. De nieuwe functies, waaronder het hotel en de nieuwe woning aan de Nathalsweg 3 worden gasloos en hebben daarom geen emissie. In de memo behorende bij de stikstofberekening zijn de uitgangspunten van de referentiesituatie en de beoogde situatie uitgebreid omschreven, zie bijlage 12. Er is geen sprake van een depositie in gevoelige biotopen. Negatieve effecten zijn dan ook niet te verwachten.

Daarnaast is een stikstofberekening uitgevoerd voor de aanleg- of bouwfase voor het hotel. Daarvoor is een bijbehorende memo opgesteld. De memo en de berekening zijn opgenomen in bijlage 13.

Er is zeker geen sprake van significant negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling.

De stikstofberekeningen zijn uitgevoerd in februari en april van 2023. Voor het nemen van een ruimtelijke besluit zal moeten worden gerekend met de meest actuele versie van Aerius Calculator. Voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan zullen de berekeningen dan ook worden geactualiseerd.

Soortenbescherming

In de huidige situatie is het terrein volledig in gebruik als recreatiepark. De aanwezige natuurwaarden zijn die van een regulieren camping en golfbaan. Het zijn soorten van de urbane omgeving zoals:

  • broedvogels: merel zwartkop, roodborst, meerkoet en wilde eend;
  • amfibieën: algemene soorten zoals de gewone pad, kleine watersalamander en groene kikker;
  • flora: beschermde soorten zijn niet te verwachten;
  • zoogdieren: naast de algemene kleine zoogdieren (mol, egel en muizen) is er een beverburcht aanwezig op rand de golfbaan (in de plas).

Het terrein wordt ook gebruikt als foerageergebied en verblijf voor vleermuizen (Ruige dwergvleermuis en gewone dwergvleermuis).

De beoogde ontwikkelingen zullen niet leiden tot een ander gebruik of beheer van het terrein. Bij werkzaamheden is het noodzakelijk zorgvuldig te handelen. Indien gebouwen (op termijn) worden gesloopt of er sprake is van aanbouw, dan is een nader onderzoek naar mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen noodzakelijk.

Conclusie 

Er is geen sprake van significant negatieve effecten. De Wet natuurbescherming laat de beoogde ontwikkelingen zonder vergunning toe. Bij de uitvoering van werkzaamheden dient wel zorgvuldig te worden gehandeld en is het verstoren van broedvogels en/of vleermuizen niet toegestaan.

4.11 Besluit m.e.r

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten wanneer m.e.r-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Op grond van onderdeel D10 in de bijlage uit dit Besluit is de aanleg, wijziging of uitbreiding van 'vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen' m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer het een oppervlakte van meer dan 25 hectare omvat, of meer dan 10 hectare in een gevoelig gebied of bij meer dan 250.000 bezoekers per jaar. Het bestemmingsplan vormt hierbij het m.e.r.-beoordelingsplichtige besluit.

De beoogde herontwikkeling van Kurenpolder heeft een omvang van circa 97 hectare. Er wordt voor het totaal (bestaand + nieuw) uitgegaan van meer dan 250.000 bezoekers per jaar. Onderdeel van het recreatiepark Kurenpolder is een quadbaan. Een dergelijke voorziening of activiteit wordt op grond van bijlage D (m.e.r.-beoordelingsplicht), onder activiteit 43 van het Besluit milieu-effectrapportage beschouwd als een de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen. Er is sprake van een m.e.r.-plicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een openstelling van acht uren of meer per week of een oppervlakte van 5 hectare of meer betreft. In de regels van dit bestemmingsplan (Artikel 4 lid 4.4) zijn deze grenzen opgenomen.

Voor het bestemmingsplan is een m.e.r.-beoordelingsprocedure nodig. Omdat het geen kaderstellend bestemmingsplan betreft, is er geen sprake van een plan-m.e.r.-plicht.

Daarnaast kan het vaststellen van een bestemmingsplan ook rechtstreeks planm.e.r.-plichtig zijn. Dit is het geval indien significante effecten op Natura 2000 niet op voorhand zijn uit te sluiten, zodat er op grond van de Natuurbeschermingswet een Passende beoordeling nodig is. Dit is voor de beoogde herontwikkeling niet nodig, aangezien uit de voortoets blijkt dat er geen significante effecten optreden.

In augustus 2018 is door Rho Adviseurs een m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld op grond waarvan de gemeenteraad besluit of het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure al dan niet noodzakelijk is. Die notitie is opgenomen in bijlage 15.

Uit de m.e.r.-beoordelingsnotitie blijkt dat de voorgenomen wijzigingen en mogelijke uitbreiding van de activiteiten binnen het plangebied met name gevolgen hebben op het gebied van verkeer, wegverkeersgeluid, luchtkwaliteit, natuur en externe veiligheid. Samenvattend wordt geconcludeerd dat de herontwikkeling van Kurenpolder geen belangrijke negatieve milieueffecten kan veroorzaken indien de beoogde reconstructie van de A27 volgens plannen doorgaat en de volgende mitigerende maatregelen worden getroffen:

  • heiwerkzaamheden dienen gedempt te worden uitgevoerd;
  • lichtplan tijdens bouw en bij nieuwe ontwikkelingen;
  • mitigerende maatregelen ten behoeve van soortenbescherming na aanvullend onderzoek;
  • monitoring verkeer Buitendijk en kruispunt Kurenpolderweg/Buitendijk;
  • hotel landschappelijk inpassen;
  • rekening houden met beschermingszone primaire waterkering.

In geval de reconstructie van de A27 niet doorgaat, dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidbelasting bij 8 woningen langs de Kurenpolderweg. Aangezien het hier om maximaal 8 woningen gaat en er maatregelen mogelijk zijn, is er ook in dit geval geen sprake van een belangrijk negatief effect. Op grond van bovenstaande is een volwaardige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

Raadsbesluit aanmeldingsnotitie m.e.r. beoordeling

In de vergadering van 11 februari 2020 heeft de raad besloten dat er geen mer procedure doorlopen hoeft te worden. Het raadsbesluit is opgenomen in bijlage 16.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de juridische regeling

5.1 Wettelijk kader

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

5.2 Opzet van de bestemmingsregeling

5.2.1 Verbeelding

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. Op de analoge versie van de verbeelding worden de bestemmingen door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'R' voor 'Recreatie'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd.

Het grootste deel van het plangebied is bestemd voor Recreatie. Bij het uitbreidingsgedeelte van 2010 en langs de noordoostelijke rand, ten noorden van de hoofdentree, heeft de randbeplanting een specifieke groenbestemming. Voor de rand ten zuiden van de entree is hiervoor niet gekozen. Aan deze zijde zijn namelijk buiten het plangebied functies aanwezig die zorgen voor een groene afscherming.

Met aanduidingen op de verbeelding (en in lid 4.1 van de regels) zijn aanvullende voorzieningen en gebruiksmogelijkheden mogelijk gemaakt. Omdat de Kurenpolder vooral een recreatiegebied is, is ervoor gekozen om zowel het land waarop de eenheden staan als de grote waterplas te bestemmen voor Recreatie. Hiermee zijn alle regels voor het gebied terug te lezen in één artikel. Gelet op de huidige waterbestemming (zie paragraaf 3.3.3) is de aanduiding 'water' opgenomen waarmee de instandhouding van de huidige waterplas is geborgd. De aanduiding 'water' is overigens groter (namelijk 68.155 m2) dan de feitelijk aanwezige waterplas. Daarmee kan de waterplas zonder planologische procedure kan worden vergroot, bijvoorbeeld als compensatie nodig is omdat elders een gedeelte van de waterplas wordt gedempt.

Het zoekgebied waarbinnen het hotel mag worden gebouwd is eveneens aangeduid. De oppervlakte van dit gebied is 42.036 m².

Naast de bestemming Recreatie en de bestemming Groen zijn de enkelbestemmingen Water en Wonen opgenomen. De bestemming Wonen is opgenomen voor een gedeelte van het perceel Nathalsweg 3. De bestemming Water is beperkt de watergang tussen het oorspronkelijke recreatiepark en de in 2007 gerealiseerde uitbreiding.

De eventueel voorkomende archeologische waarden in het plangebied zijn beschermd met de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 4a.

De waterkerende dijk langs de Bergsche Maas is planologisch geregeld met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkering.

5.2.2 Regels

Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.

  • In hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald. Ten aanzien van het begrip peil wordt opgemerkt dat deze op land wordt ten opzichte van de weg als het gebouw daar dicht op staat. In andere gevallen, bijvoorbeeld als een gebouw ligt op grotere afstand ligt, wordt gemeten ten opzichte van de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. Dat hoeft niet de hoogte van het maaiveld te zijn op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor bouwwerken in het water wordt gemeten ten opzichte van 0 m +NAP. Hiervoor is gekozen omdat het waterpeil kan variëren met de hoogte van de Bergsche Maas.
  • In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven. Er mag alleen worden gebouwd ten behoeve van de bestemming.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels ten slotte bevat het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemming (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

Gehanteerde bestemmingen

Groen (Artikel 3)

Binnen deze bestemming zijn groen en daarbij behorende voorzieningen toegestaan. De opsomming van de voorzieningen in de Bestemmingsomschrijving is niet limitatief.

De gronden rondom de uitbreiding zijn daarnaast bestemd voor de realisatie en instandhouding van landschappelijk groen in de vorm van een aarden wal met opgaande beplanting. Om de instandhouding daarvan te waarborgen is een verbod opgenomen om zonder een omgevingsvergunning de houtwal af te graven of op te hogen en de daarop aanwezige struiken of bomen te vellen of rooien.

Ten behoeve van de bestemming mag worden gebouwd. De oppervlakte van een gebouw (bijvoorbeeld een gebouw voor nutsvoorzieningen) bedraagt ten hoogste 15 m².

Recreatie (Artikel 4)

Toelaatbaar gebruik

Nagenoeg het gehele recreatiepark, exclusief de hiervoor vermelde groenstroken maar inclusief de recreatieplas, is bestemd voor Recreatie. Binnen deze bestemming is zowel dagrecreatie als verblijfsrecreatie met bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan. Met aanduidingen op de verbeelding en in lid 4.1 zijn aanvullende voorzieningen en gebruiksmogelijkheden mogelijk gemaakt.

In aanvulling op lid 4.1 zijn in lid 4.4 met specifieke, aanvullende gebruiksregels het maximum aantal ligplaatsen, standplaatsen en hotelkamers vastgelegd. Dit is noodzakelijk om de uitstralingseffecten naar de omgeving, in het bijzonder de verkeergeneratie, te kunnen beperken.

De toelaatbaarheid van horecafuncties is gekoppeld aan een Staat van Horeca-activiteiten. Dit is een staat die net als een Staat van Bedrijfsactiviteiten een hulpmiddel is om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. In de praktijk worden beide staten ook gebruik als planologisch zoneringinstrument. Voor een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 17. Overal binnen de recreatiebestemming zijn lichte vormen van horeca mogelijk, namelijk horeca uit categorie 1a en 1b. Zoals in paragraaf 4.3.2 al is gemeld, zijn het bestaande restaurant en het toekomstige hotel ingeschaald in categorie 2. Omdat deze categorie niet past in het algemene toelatingsbeleid, is voor deze functies (met een aanduiding) een maatwerkregeling opgenomen.

Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. Het komt voor dat een horecafunctie minder hinder veroorzaakt dan in de Staat is verondersteld. In dat geval kan voor een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de rechtstreeks toelaatbare categorie. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.

Een aantal van de aanduidingen is gecombineerd: de centrale voorzieningen, de bedrijfswoning en overige lichte horeca in de vorm van een bistro of restaurant (zonder bezorg- en / of afhaalservice) mogen alleen worden gesitueerd rondom de hoofdentree van het park.

In de zone langs rijksweg A27 (gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – horeca tot en met categorie 1c) zijn horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking toegestaan, zoals grotere restaurants, een of meer grotere hotels. Daarbinnen is ook een klein vlak aangeduid voor de racebaan en het parcours voor gemotoriseerde voertuigen. De reclamemast in de noordoosthoek van het terrein is vanwege de bijzondere functie en bouwhoogte geregeld met een aanduiding.

Bouwregels

De meeste bouwregels zijn overzichtelijk in een tabelvorm weergegeven. Daarin zijn voor de verschillende bouwwerken het maximum aantal, de maximale goot- en bouwhoogte en de maximale oppervlakte en inhoud vermeld. Hierna worden nader ingegaan op enkele bouwregels.

  • In paragraaf 2.2 is aangegeven dat het hotel een volume kan krijgen van ten hoogste 80.000 m3. Het hotel mag een maximale bouwhoogte hebben van 21 meter en voor maximaal 30% van het oppervlakte 31 meter. Als wordt uitgegaan van een verdiepingshoogte van 3 meter, dan kunnen er binnen het hoogste bouwdeel 10 bouwlagen worden gebouwd.
  • In de zone met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een hoogte van 15 meter en een oppervlakte van 85% van het aanduidingsvlak.
  • Er zijn regels opgenomen voor het bouwen op een standplaats.
  • Verder mogen er binnen de gehele bestemming bouwwerken ten dienste van recreatieve bedrijfsuitoefening, zoals sanitaire voorzieningen, clubhuis, afslagplaats driving-range en beheerloodsen worden gebouwd waarvan de gezamenlijke oppervlakte 1% van het bestemmingsvlak bedraagt.
  • De in het bestemmingsplan Kurenpolder uit 2005 vastgelegde inhoudsmaat voor recreatiewoningen gaat van 250 m3 naar 300 m3., De percelen op het park zijn groot genoeg om aan de vraag naar extra bouwmogelijkheden tegemoet te komen. Aanvullend kan 25% van de eenheden worden uitgebreid naar 450 m3. Dit zal vooral gebeuren op de nieuwere en grotere jaarplaatsen.

Voorwaardelijke verplichting voor het bouwen

In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de wet biedt om voorwaardelijke verplichtingen in de regels op te nemen. Een voorwaardelijke verplichting is een regel in het bestemmingsplan waarmee bijvoorbeeld wordt bepaald dat een nieuwe functie wel is toegestaan of dat een bepaald gebouw mag worden gebouwd, maar alleen als óók de benodigde maatregelen worden getroffen en deze maatregelen in stand worden gelaten. De voorwaardelijke verplichtingen zijn middelen om afspraken tussen de gemeente en de ontwikkelende partij(en) planologisch te borgen.

In dit bestemmingsplan zijn 3 voorwaardelijke verplichtingen opgenomen als er wordt gebouwd binnen de bestemming Recreatie en deze bouwactiviteiten niet vergunningvrij zijn op grond van het Besluit omgevingsrecht. De verplichtingen regelen dat:

  • er voldoende parkeergelegenheid moet zijn,
  • dat de zwemwaterkwaliteit wordt behouden of verbeterd als in de recreatieplas wordt gebouwd;
  • er moet worden geïnvesteerd in landschappelijke kwaliteit als het beoogde hotel wordt gebouwd.

Specifieke gebruiksregels

In de bouwregels kunnen alleen aantallen bouwwerken worden geregeld. Als er geen sprake is van bouwen maar van gebruik, dan kunnen (maximum) aantallen worden vastgelegd in de Specifieke gebruiksregels. In dit bestemmingsplan zijn het aantal ligplaatsen, standplaatsen en hotelkamers bezoekers begrensd. Dit is nodig omdat de onderzoeken en de afspraken tussen de gemeente en de Kurenpolder hierop zijn afgestemd.

Naast maximum aantallen zijn enkele gebruiksregels vastgelegd die tot doel hebben het waarborgen van:

  • het toeristisch-recreatieve karakter van het recreatiepark,
  • het gebruik van de reclamemast voor alleen de Kurenpolder en
  • het kleinschalig en niet milieuhinderlijk houden van de kartbaan.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Om de instandhouding van de waterplas, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo veel als mogelijk te borgen, is een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden' geïntroduceerd. Dat kan alleen als er (in de bestemmingsomschrijving beschreven) waarden zijn die bescherming behoeven. Dat zijn de kwaliteiten 'open water, zwemwater en waterberging'. In de beschrijving van de aanduiding 'water' zijn deze kwaliteiten opgenomen. Voor het dempen geldt als voorwaarde dat de plas niet te klein mag worden. Als de wens is om zodanig veel oppervlak te dempen dat de oppervlakte kleiner dan 33,5 hectare wordt, dan zal er elders land moeten worden ontgraven. In het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden. De aanduiding 'water' heeft namelijk een oppervlakte van 417.052 m². Dat is ruim 68.000 m2 meer dan de oppervlakte van de recreatieplas.

Water (Artikel 5)

De regeling spreekt verder voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Wonen (Artikel 6)

Toelaatbaar gebruik

Binnen de bestemming mag uitsluitend worden gewoond. Er mag ten hoogste één huishouden van de woning gebruik maken. Met een omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan kan een aan huis verbonden beroep of bedrijf en logies met ontbijt worden toegestaan. De omgevingsvergunning is niet nodig voor zogenaamde 'vrije beroepen'. Die zijn altijd toegestaan.

Bouwregels

Het hoofdgebouw is alleen toegestaan binnen een bouwvlak. Dat wil niet zeggen dat de gehele woning binnen dit bouwvlak moet blijven. Uitbreidingen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen (anders gezegd 'bijbehorende bouwwerken') mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Verder worden in de bouwregels alleen maximale maatvoeringen vastgelegd.

Waarde - Archeologie 2 (Artikel 7) en Waarde - Archeologie 4a (Artikel 8)

De regeling is ontleend aan de regeling in het Paraplubestemmingsplan Archeologie. De begrenzing van de bestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 4a en de aanduiding 'overig zone - melding onderzoek archeologie' zijn eveneens overgenomen uit het Paraplubestemmingsplan Archeologie. De gronden binnen deze bestemming zijn mede bestemd voor de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van archeologische monumenten (AMK-terrein) en gronden met een middelhoge verwachting.

Waterstaat - Waterstaatkering (Artikel 9)

De begrenzing van de bestemming is afgestemd op het in de Keur watersysteem waterschap Rivierenland aangewezen waterstaatswerk (zie paragraaf 4.7). Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 8 m.

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd met een omgevingsvergunning voor afwijken mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

De beschermingszone is geregeld met de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' (zie artikel 12 lid 12.1).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbelbepaling

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Artikel 11 Algemene bouwregels

Dit artikel bevat één lid. Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat 4 leden die betrekking hebben op grotere gebieden (zones) in het plangebied waarvoor een bijzondere, aanvullende regeling nodig is.

De beschermingszone van de waterkerende dijk langs de Bergsche Maas is voorzien van de aanduiding 'vrijwaringszone –dijk'. Met deze aanduiding is geregeld dat er niet mag worden gebouwd, ongeacht wat er in de onderliggende bestemmingen is toegestaan. Van dit 'verbod' kan worden afgeweken mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder, zijnde het waterschap Rivierenland.

De beschermingszone van de A27 is voorzien van de aanduiding 'vrijwaringszone –weg'. Met deze aanduiding is geregeld dat er niet mag worden gebouwd, ongeacht wat er in de onderliggende bestemmingen is toegestaan. Van dit 'verbod' kan worden afgeweken mits het belang van de weg niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de weg.

In het bestemmingsplan Buitengebied (van de voormalige gemeente Werkendam) is het agrarisch gebied ten zuiden van de Nathalsweg voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - zeekleilandschap - jonge getijdenpolders. De regeling uit het dat bestemmingsplan Buitengebied is één op één overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. De gronden ter plaatse van het landschapstype zeekleilandschap - jonge getijdenpolders zijn mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het betreffende landschapstype. Binnen de gebiedsaanduiding worden de kernkwaliteiten van dit landschapstype vastgelegd.

Een groot deel van het plangebied is verdacht op het voorkomen (lees: de aanwezigheid) van ontplofbare oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog (zie paragraaf 4.9.) Daarom

is in dit bestemmingsplan voor het gehele plangebied, met uitzondering van de recreatieplas, een zone langs de snelweg en het gebied dat is opgehoogd en waar nu de verblijfsrecreatie-eenheden staan, een regeling opgenomen ter bescherming van en veiligstelling van personen en goederen. Dit is gedaan met een aanduiding voor dat gebied en daaraan gekoppeld regels voor het bouwen en voor het uitvoeren van werkzaamheden. Deze activiteiten mogen alleen plaatsvinden, indien eventueel aanwezige of geconstateerde ontplofbare oorlogsresten naar het oordeel van het bevoegd gezag geen gevaar vormen voor personen en goederen. Om te voorkomen dat een initiatiefnemer in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning onnodig onderzoek moeten uitvoeren (bijvoorbeeld omdat de gemeente zelf aanvullend onderzoek heeft verricht na de vaststelling van dit bestemmingsplan of nieuw beleid heeft vastgesteld) kan een ter zake deskundige verklaren dat het uitvoeren van opstellen van een detectieonderzoek niet nodig is. Als er dergelijk onderzoek toch nodig is, dan zijn er 2 opties:

  • 1. of er is een grote mate van zekerheid blijkt dat op de betrokken locatie geen ontplofbare oorlogsresten aanwezig zijn;
  • 2. of er zijn wel ontplofbare oorlogsresten geconstateerd, maar naar het oordeel van het bevoegd gezag vormen deze geen gevaar voor personen en goederen. Het bevoegd gezag (vrijwel altijd het college van burgemeester en wethouders) zo nodig aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels verbinden.

Daarnaast is voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (geen bouwen) een vergunningstelsel opgenomen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 13. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.

Artikel 15 Overige regels

In dit artikel wordt verwezen naar de 'werking wettelijke regeling' waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het Staatsblad. Ook is in dit artikel een parkeerregeling opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In artikel 16 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. Artikel 17 bevat de slotregel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling daarvan is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

 

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:

  • de bouw van één of meer woningen;
  • de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² bvo of met één of meer woningen;
  • de verbouwing van één of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bvo bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bvo.

 

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal en eventuele planschade zijn geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet noodzakelijk. Voor de aankoop, planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Omgevingsdialoog

Op 20 mei 2020 heeft een eerste overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van “Belang van Hank, de gemeente en de Kurenpolder. De plannen zijn gepresenteerd en besproken. Het belangrijkste aandachtspunt voor de bewoners is de huidige verkeershinder en mogelijke oplossingen daarvoor.

Na een lange voorbereidingstijd waarin veel zaken nader moesten worden onderzocht, is het voorontwerpbestemmingsplan "Recreatiepark Kurenpolder" vanaf vrijdag 29 april 2022 voor een periode van 4 weken ter inzage gelegd. In deze periode kon iedereen een schriftelijke inspraakreactie indienen. Er zijn 6 inspraakreacties ingediend. Na de zomervakantie van 2022, namelijk op 27 september, is op het terrein van het recreatiepark een inloopbijeenkomst voor omwonenden georganiseerd. Deze bijeenkomst is door 16 omwonenden bezocht. Het verslag van deze bijeenkomst is opgenomen in bijlage 18 van de toelichting op het bestemmingsplan. De meeste aandacht is opnieuw gegaan naar de verkeersafwikkeling en de ligging van de toekomstige verbindingsweg tussen de Nathalsweg en Kurenpolderweg (niet geregeld in dit bestemmingsplan).

6.2.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de diverse overleginstanties. De ontvangen reacties, de gemeentelijke reactie daarop en de daaruit voortvloeiende aanpassingen van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) en deze toelichting zijn opgenomen in de zogenoemde 'Nota van inspraak en wettelijk vooroverleg'. Die nota is opgenomen in bijlage 19 van deze toelichting.

6.2.3 Zienswijzen

Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan (voor de duur van zes weken) wordt de formele vaststellingsprocedure gestart. Gedurende deze periode kan iedereen op het ontwerp bestemmingsplan een schriftelijke of mondelinge zienswijze indienen. De zienswijzen worden samengevat en voorzien van beantwoording. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college van B&W de gemeenteraad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.

6.2.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.