direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijk en Aalburg: Wijksestraat t.o. 18
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Wijk en Aalburg: Wijksestraat t.o. 18" van de gemeente Altena.

1.1 Aanleiding en doel

Op het adres Wijksestraat 18 te Wijk en Aalburg is de Bouman Groep gevestigd. Onderdeel van deze groep is Arie Bouman Tuinplanten (hierna: ABT), een internationale groothandel in tuinplanten. De kweek van de verhandelde planten vindt plaats bij ruim 300 geselecteerde kwekers in Nederlanden andere EU-landen. Het logistieke proces wordt gevoerd vanuit het bedrijfspand aan de Wijksestraat 18.

Een tweede dochteronderneming van de Bouman Groep is Arie Bouman Kwekerij (hierna: ABK), die de productie en kweek van diverse planten verzorgt, waarvan tuinrozen in pot de belangrijkste teelt is. Op dit moment vindt de kweek op drie locaties plaats: achter het bedrijfspand van ABT aan de Wijksestraat, een locatie in Rijswijk (Noord-Brabant) en een locatie in Meterik (Limburg).

Met het oog op de toekomst en om de ingeslagen weg te continueren, is het noodzakelijk om de activiteiten van ABK te moderniseren en concentreren op één locatie. Hiertoe heeft de Bouman Groep de onbebouwde percelen aan de overzijde van de Wijksestraat verworven. Dit perceel - met een oppervlakte van circa 8 hectare - wordt ingericht als kwekerij met containervelden, een bedrijfsgebouw, een kas en bijbehorende voorzieningen. Deze ontwikkeling past binnen de gebiedsvisie die de gemeente Altena voor de kwekerijzone tussen Wijk en Aalburg en Veen heeft vastgesteld.

De ontwikkeling kan niet plaatsvinden op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat dat uitsluitend agrarisch grondgebruik toestaat. Dat geeft de aanleiding tot een herziening van het bestemmingsplan voor deze locatie. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

Omdat er planologisch een koppeling gemaakt moet worden tussen het bestaande bedrijf aan Wijksestraat 18 en de nieuw te ontwikkelen gronden aan de zuidzijde van de Wijksestraat zijn de gronden van het bestaande bedrijf aan Wijksestraat 18 opgenomen binnen het plangebied. De locatie aan de Wijksestraat is met een koppelteken verbonden aan de gronden ten zuiden van de Wijksestraat. Voor de gronden van de Wijksestraat 18 blijven echter de vigerende bestemming, dubbelbestemmingen en eerder verleende vergunningen gelden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen op deze gronden mogelijk gemaakt.

In navolgende hoofdstukken zal daarom vooral ingegaan worden op de ontwikkeling van het zuidelijke plandeel. Alleen wanneer er een direct verband is met het functioneren van het nieuw te ontwikkelen deel zal ook dit noordelijk deel worden benoemd.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Aalburg, sectie F, nummers 203, 204, 205, 3285, 3347 en 3348. De oppervlakte van de gronden van het bestaande bedrijf bedraagt 38.717 m² en de oppervlakte van de gronden van de nieuwe ontwikkeling bedraagt 81.988 m². De gronden zijn eigendom van de initiatiefnemer.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het projectgebied gelden de volgende beheersverordening en bestemmingsplannen:

  • "Beheersverordening Altena";
  • bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen";
  • bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Wonen".
1.3.1 "Beheersverordening Altena"

De op 22 september 2020 vastgestelde "Beheersverordening Altena" verklaart ter plaatse van onderhavig plangebied de regels en verbeelding van het 'oude' bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009" van toepassing, behoudens voor zover het gaat om de flexibiliteitsbepalingen (waaronder de vrijstellingsbepalingen en wijzigingsbevoegdheden).

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009". De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE BESTEMMINGSPLAN "BUITENGEBIED HERZIENING 2009"

De bestemming 'Agrarisch gebied' is aan de orde, waarbinnen onder meer agrarische bedrijvigheid is toegestaan. Omdat er ten zuiden van de Wijksestraat geen aanduiding 'bouwperceel' is opgenomen, zijn er thans daar geen gebouwen toegestaan.

De aanduiding 'concentratiegebied kwekerijen' bevatte een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van een kwekerij zonder bedrijfswoning. Zoals opgemerkt is deze wijzigingsbevoegdheid vervallen.

1.3.2 Bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen"

Het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen" is vastgesteld op 31 oktober 2017 en betreft een sectorplan (ook wel: parapluplan) waarin diverse beleidsaspecten en juridische regelingen zijn samengevoegd en van toepassing zijn op de gehele gemeente. Dit sectorplan regelt de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die naast de bestemmingen in de overige bestemmingsplannen gelden.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding van het bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0004.jpg"

UITSNEDE BESTEMMINGSPLAN "DUBBELBESTEMMINGEN EN GEBIEDSAANDUIDINGEN

Er geldt ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie middelhoge verwachting 1'. Hiervoor zijn regels opgenomen voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m onder maaiveld. Dit aspect is nader uitgewerkt in paragraaf 5.2.1.

Ook zijn er twee gebiedsaanduidingen aan de orde:

  • 'overige zone - algemene beleidsregels';
  • 'veiligheidszone - explosieven'.

De gebiedsaanduiding 'overige zone - algemene beleidsregels' beslaat het gehele plangebied en bevat regels ten aanzien van diverse onderwerpen, zoals evenementen, mantelzorg en paardenbakken. Voor onderhavig plan is uitsluitend het onderwerp parkeernormen aan de orde, waarin is opgenomen dat het gemeentelijke parkeerbeleid van toepassing is. Een nadere toepassing van het parkeerbeleid is opgenomen in paragraaf 3.3.

Het gehele plandeel ten noorden van de Wijksestraat en het oostelijke deel van het plandeel ten zuiden daarvan hebben de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - explosieven', die het gemeentelijke explosievenbeleid van toepassing verklaart. Dit aspect is nader uitgewerkt in paragraaf 5.1.8.

In het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen" zijn ook regels met betrekking tot parkeernormen opgenomen. Het aspect Parkeren is in paragraaf 3.3.3 uitgewerkt.

De regels van het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen" worden middels de planregels van voorliggend bestemmingsplan van toepassing verklaard.

1.3.3 Bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Wonen"

Dit op 19 november 2019 vastgestelde bestemmingsplan maakt onder voorwaarden kamerbewoning of het toestaan van meerdere huishoudens in één woning mogelijk. Hoewel deze planregels niet rechtstreeks aan de orde zijn voor onderhavig plan, worden deze eveneens van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.

2.1 Wijdere omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer. Het betreft de inventarisatiekaart uit de Gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0005.jpg"

WIJDERE OMGEVING

Het plangebied ligt in het landelijke gebied ten westen van de kern Wijk en Aalburg en de buurtschap Spijk. Deze kernen en buurtschappen zijn oorspronkelijk gebouwd op een langgerekte oeverwal langs de (Afgedamde) Maas - een plek die hoog en droog genoeg was om nederzettingen te realiseren. In de tweede helft van de twintigste eeuw zijn de smalle nederzettingen in westelijke richting verbreed met meer planmatige uitbreidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0006.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE OMSTREEKS 1900 / HOOGTELIGGING

Het plangebied ligt op de overgang van de oeverwal naar de lager gelegen komgronden. Door het aanbrengen van een stelsel van slootjes kon voldoende water worden afgevoerd om de bodem geschikt te maken voor landbouw. Dat resulteerde rond 1900 tot een smalle reepverkaveling in noord-zuidelijke richting. Doordat er nauwelijks sprake was van opgaand groen, waren er enorme vergezichten in het gebied aanwezig.

Hoewel er door ruilverkaveling een meer grofmazige parcelering is ontstaan, veranderde het gebied rondom het plangebied gedurende de twintigste eeuw nauwelijks. Rond het jaar 2000 gaan er in het gebied zich een aantal bloemenkwekerijen vestigen. Daarvoor worden delen van het gebied verhard voor containervelden en wordt bedrijfsbebouwing opgericht. Het gebied krijgt daarmee aan ander karakter. Er vindt een verdere schaalvergroting van het landschappelijk patroon plaats, terwijl de vergezichten worden verengd tot landschapsvensters.

Inmiddels is er langs de Wijksestraat en Groeneweg een concentratie van kwekerijen en handelskwekerijen ontstaan. Voor de verdere ontwikkeling van het concentratiegebied heeft de gemeente Altena een gebiedsvisie opgesteld (zie paragraaf 4.3.3).

Het concentratiegebied en het plangebied zijn goed ontsloten. Via de route Wijksestraat - Groeneweg is de provincialeweg N267 bereikbaar, die de verbinding met de regio en daarbuiten legt.

2.2 Directe omgeving en plangebied

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0007.jpg"

DIRECTE OMGEVING

Zoals aangegeven ligt het plangebied in een concentratiegebied van bloemenkwekerijen en handelskwekerijen. De (handels) kwekerijen hebben vaak een flinke hoeveelheid bedrijfsgebouwen en een beperkte landschappelijke inpassing. De opbouw van de bedrijfspercelen is vergelijkbaar. De bedrijfsbebouwing staat op enige afstand van de straat. De hierdoor ontstane voorruimte is ingericht voor parkeren en rangeren, al dan niet met een bedrijfswoning. De bedrijfsbebouwing is fors van omvang en heeft hoogten tot 11 meter. Bij kwekerijen liggen achter en bezijden de bedrijfsbebouwing de containervelden ten behoeve van de kweek.
In de nabijheid van het plangebied liggen de (handels)kwekerij Arie Bouman Tuinplanten (Wijksestraat 18), handelskwekerij Impuls Plants (Wijksestraat 13) en opslag milieuklasse 2 (Wijksestraat 17).

De te ontwikkelen gronden van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan hebben een oppervlakte van circa acht hectare en liggen aan de zuidzijde van de Wijksestraat, direct tegenover de bestaande locatie van ABT en ABK. Het zuidelijke plandeel wordt begrensd door de Wijksestraat aan de noordzijde, een kwekerij ten oosten, een A-watergang aan de zuidkant en een aannemersbedrijf met bedrijfswoning ten westen.
Het zuidelijke plandeel is in gebruik als weide. Er is in de directe omgeving, behoudens de bomen langs de straat en de erfbeplanting op de verschillende percelen, geen opgaande beplanting aanwezig.
Op perceelgrenzen liggen B-watergangen. Het zuidelijke plandeel wordt bovendien doorsneden door een B-watergang.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan van de gronden ten zuiden van de Wijksestraat opgenomen.

3.1 Bedrijfsplan

3.1.1 Algemeen bedrijfsactiviteiten

De Bouman Groep is een Brabants familiebedrijf in Wijk en Aalburg. Het heeft twee hoofdactiviteiten die ondergebracht zijn in twee aparte dochterondernemingen. Dat zijn Arie Bouman Tuinplanten BV (ABT) en Arie Bouman Kwekerij BV (ABK).

ABT is een internationale groothandel in tuinplanten. Het bedrijf is nationaal marktleider in de belevering van tuinplanten aan tuincentra en bouwmarkten. Ze betrekt een breed assortiment tuinplanten (circa 7.000 soorten) van ruim 300 geselecteerde kwekers in Nederland en in andere EU-landen. Circa 40% van de leveranciers van ABT is afkomstig uit Noord-Brabant. Deze zijn geconcentreerd in de omgevingen van Haaren en Zundert. Zo'n 40% van de leveranciers is gevestigd in de omgeving van Boskoop en de overige leveranciers komen uit de rest van Nederland of het buitenland.

ABK is een kwekerij voor de productie en kweek van diverse planten. De teelt van tuinrozen in pot is de belangrijkste teelt. Op dit moment wordt er op drie locaties gekweekt. Achter het bedrijfspand van ABT aan de Wijksestraat 18, op de huurlocatie Kolbach in Rijswijk (op circa 10 kilometer van het plangebied) en op de huurlocatie in Meterik (Limburg) (op ruim 100 kilometer afstand). Daarnaast worden teelten uitbesteed aan kwekers in de regio. Jaarlijks produceert ABK circa 1 miljoen planten in pot. Deze worden grotendeels verhandeld door ABT.

Met het oog op de toekomst en om de ingeslagen weg te continueren, is het noodzakelijk om de activiteiten van de kwekerij te moderniseren en concentreren op één locatie. Het mag duidelijk zijn dat de stuurbaarheid van de teelten, de organisatie en logistiek door de verspreide liggingen van de percelen verre van ideaal is. Het huidige productieproces, dat door de jaren zo gegroeid is, is kostbaar en inefficiënt.

 

Het hoofdkantoor van de Bouman Groep c.s. is gevestigd aan de Wijksestraat 18 in Wijk en Aalburg. Met de concentratie van teelten op één nieuwe locatie tegenover de Wijksestraat 18 wordt een enorme efficiencyslag gemaakt. Aangezien ABT zo'n 85% van de producten van ABK verhandelt vanuit de Wijksestraat 18, worden zaken als productiebeheersing, voorraadbeheer, kwaliteitscontroles, logistieke afhandeling en verkoopactiviteiten (ontvangen klanten, tonen producten) vele malen efficiënter.
ABK wil haar productieproces zoveel mogelijk mechaniseren, vooral waar het gaat om zwaar en vuil werk. Hierdoor neemt de behoefte aan externe arbeidskrachten af en wordt het werk aantrekkelijker voor jongeren uit de regio. Dit zorgt bovendien voor een directe kostendaling en versterkt daarmee de concurrentiepositie van de Bouman Groep c.s. als geheel. Daarnaast worden vele transportkilometers bespaard en de werkgelegenheid die het bedrijf biedt geconcentreerd in de regio.

3.1.2 Productieproces en benodigde ruimte

Het productieproces van de planten in pot betreft een jaarronde cyclus en ziet er globaal als volgt uit:

  • 1. Plantgoed wordt ingekocht en bewaard in de koelcel.
  • 2. Vorstgevoelige planten van het vorig seizoen worden gedurende de wintermaanden bewaard in de kas.
  • 3. Vanaf november tot en met maart worden de planten machinaal opgepot in het bedrijfsgebouw.
  • 4. De planten worden na oppotten deels uitgezet op het containerveld en deels in de kas. De soorten die in de kas worden uitgezet, krijgen hierdoor een groeivoorsprong en zijn al vanaf medio februari verkoopbaar aan tuincentra. De kas zorgt voor de benodigde spreiding van het aanbod gedurende het jaar.
  • 5. De planten worden opgekweekt tot leverbare producten in de periode februari tot en met oktober.
  • 6. De piek in aflevering ligt in de periode van april tot en met juni.Voor aflevering worden de producten gecontroleerd, gelabeld en transportklaar gemaakt op specifieke rolcontainers (ook wel: Deense karren). Een deel van deze werkzaamheden vindt in het bedrijfsgebouw plaats, aangezien hier ook de voorraden labels en andere materialen liggen.
  • 7. De planten die klaar zijn voor transport, worden gegroepeerd naar Wijksestraat 18 vervoerd, waar ze via de fijndistributie op klantniveau (tuincentrumniveau) verdeeld worden.
  • 8. Vanaf november start de cyclus opnieuw.

Binnen het plangebied worden de producties van de huidige twee huurlocaties in Rijswijk en Meterik ondergebracht. Deze twee huurlocaties worden verlaten omdat de voorzieningen ter plaatse gedateerd zijn en niet meer voldoen aan de normen. In de memo Concentratie bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 is nader beschreven waarom genoemde locaties verlaten worden en waarom dit een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie.

Deze worden efficiënt en logisch ingedeeld met de productielocatie op de Wijksestraat 18. Het doel is om plantgroepen met een vergelijkbaar teeltregime en leverseizoen te bundelen in blokken. Zo worden de reeds beschikbare faciliteiten aan de Wijksestraat 18 intensiever en efficiënter ingezet voor de groeiende activiteiten van ABT. Op de nieuwe locatie tegenover kan de concentratie van de teelt plaatsvinden, waarbij de containervelden achter de bedrijfsgebouwen van de Wijksestraat 18 als tweede teeltlocatie aangemerkt wordt.

Alle handelsactiviteiten worden dus gecoördineerd en uitgevoerd vanaf de Wijksestraat 18 en alle teeltactiviteiten worden met de in gebruik name van het bedrijfsgebouw, containervelden en kas gecoördineerd en uitgevoerd vanaf de nieuwe locatie binnen het plangebied.

Samengevat bestaat de kwekerijlocatie uit de volgende onderdelen:

  • containervelden met bijbehorende voorzieningen, zoals een beregeningsbassin;
  • een loods;
  • een kas;
  • ruimte voor rangeren en parkeren.
3.1.3 Regionale werkgelegenheid

De Bouman Groep c.s. biedt aan 50 FTE jaarrond werk. Deze werknemers komen uit de omgeving van het bedrijf. Daarnaast is er in het hoogseizoen (februari - mei) 50 tot 60 FTE aan seizoensarbeiders nodig. Deze komen deels uit de regio (vaste groep van 20 tot 30 personen die elk jaar terugkomen) en worden deels ingehuurd bij uitzendbureaus.

Omdat er sprake is van een seizoensgebonden product wisselt het aantal werknemers gedurende het jaar flink. Gedurende de periode van november tot juli zal het aantal werknemers maximaal circa 25 personen bedragen. In de periode juli tot en met oktober is het aantal werknemers veel lager. Daarnaast werken er jaarrond ongeveer 15 werknemers op kantoor. Ook voor ABK geldt dat er een vaste groep werknemers uit de regio zal zijn, aangevuld met inhuurkrachten.

Door de concentratie van de werkzaamheden is het ook mogelijk meer medewerkers jaarrond werk aan te bieden op beide bedrijfslocaties tegenover elkaar, waardoor het werk interessanter wordt voor de inwoners van Wijk en Aalburg. Hierdoor hoeft minder met inhuurkrachten gewerkt te worden. Dit versterkt de werkgelegenheid in deze regio.

Ook werkt het bedrijf als scholingslocatie waarmee de jeugd een stageplek geboden kan worden, wat de binding van het bedrijf aan het dorp versterkt.

3.2 Bebouwing en functies

Het plangebied beslaat 2 delen:

  • bestaande groothandel in tuinplanten ten noorden van de Wijksestraat waar geen wijzigingen in bebouwing en functie plaatsvinden;
  • een terrein van ruim 8 hectare, dat geheel wordt ingericht ten behoeve van een plantenkwekerij.

De hoofdopzet van de terreinindeling volgt uit de Gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat':

  • om het landschapsvenster vanaf de Wijksestraat richting het zuiden grotendeels te kunnen behouden, worden de gebouwen en andere bouwwerken in één lijn aan de oostzijde van het plangebied gerealiseerd;
  • ter plaatse van de containervelden blijft het landschapsvenster in takt;
  • om in de benodigde waterberging te kunnen voorzien, worden de bestaande B-watergangen aan de west-, noord- en oostzijde verbreed;
  • de watergangen aan de west- en noordzijde worden bovendien voorzien van ecologische oevers, onder meer ten behoeve van de landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0008.jpg"

HOOFDOPZET INRICHTING BEDRIJFSTERREIN VOLGEND UIT GEBIEDSVISIE

Onderstaande afbeelding geeft de inrichtingsschets weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0009.jpg"

INRICHTINGSSCHETS

Op het terrein zijn verschillende onderdelen te onderscheiden, te weten:

  • 1. containervelden met bijbehorende voorzieningen;
  • 2. een bedrijfsgebouw;
  • 3. een kas;
  • 4. een parkeer- en rangeerterrein;
  • 5. watergangen met ecologische oevers.
3.2.1 Containervelden met bijbehorende voorzieningen

De kweek van de planten vindt plaats op containervelden. Containervelden zijn vaak verharde terreinen waarop de kweek van gewassen in potten (in het Engels: containers) plaatsvindt. Het gewas staat daardoor niet in de volle grond. Het containerveld maakt het mogelijk de kweekomstandigheden zo optimaal mogelijk te maken en zorgt tevens voor een efficiënt uitzetten en 'oogsten' van het gekweekte product.

De bruto oppervlakte van het containerveldterrein van ABK beslaat circa 5 hectare. Het containerveldterrein is verdeel in vakken waar de feitelijke teelt plaatsvindt en een padenstructuur om de vakken te bereiken. De containerveldterrein biedt ruimte om jaarlijks circa 800.000 potplanten te kunnen kweken.

Een belangrijk onderdeel van de plantenkweek is de bewatering van de planten. Er wordt een innovatief bevloeiingssysteem toegepast, waarbij de planten niet van bovenaf worden besproeid, maar van onderaf worden bevloeid. Doordat de containerveldvakken enkele centimeters lager liggen dan de omliggende paden, is het mogelijk om een laag water aan te brengen. De wortels van de planten zuigen het water op. Via leidingen kan water worden opgebracht en weer worden afgevoerd. Hiermee ontstaat een eb- en vloedsysteem. In paragraaf 5.3.4 is werking van het systeem nader uitgewerkt.

Bij de containervelden hoort een aantal voorzieningen, zoals een waterbassin, een gietwatertank en een klein gebouw ten behoeve van een pompinstallatie en opslag van gewasbeschermingsmiddelen. Deze voorzieningen zijn aan de zuidoostzijde van het plangebied, in het verlengde van het bedrijfsgebouw en kas gesitueerd.

3.2.2 Bedrijfsgebouw

Aan de oostzijde van het plangebied wordt een bedrijfsgebouw gerealiseerd.

Onderzocht is of concentratie van de bebouwing aan de noordzijde van de Wijksestraat mogelijk is. Echter, voor de initiatiefnemer is van belang dat er geen onnodig veel oversteekmomenten worden gecreëerd om zo een veilige situatie te garanderen. De personeelsvoorzieningen zijn daarom afgepast op de behoefte voor de locatie aan de overzijde. De huidige locatie blijft de functie van het hoofdkantoor voeren, waarbij de algemene afdelingen waaronder Personeel en organisatie, Handel en Algemene personeelsvoorzieningen op de bestaande locatie blijven. De nieuwe locatie aan de overzijde zal de kwekerij-specifieke kantoren en personeelsvoorzieningen huisvesten.

Dit bedrijfsgebouw heeft een oppervlakte van maximaal 5.000 m² en een maximale bouwhoogte van 11 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0010.jpg"

AANZICHT BEDRIJFSGEBOUW VANAF WIJKSESTRAAT

De nieuwe bebouwing van de kwekerij, met een hoogwaardig architectonische uitstraling, bestaat uit grofweg drie delen:

  • een logistiek gedeelte,
  • een automatiseringsgedeelte en
  • centraal een multifunctioneel gedeelte met onder andere kantine, kantoren en kleedruimtes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0011.png"

INDELING BEGANE GROND BEDRIJFSGEBOUW

Onderverdeling kantoor en overige voorzieningen:    
Kantine   150 m2  
Kleedruimten en toiletten   100 m2  
Kantoor en presentatieruimte   250 m2  
Interne verkeersruimte   100 m2  
Opslagvoorziening   150 m2  
Marge   150 m2  
TOTAAL   900 m2  

Het logistieke gedeelte bestaat uit een grote open ruimte waar vrachtwagens goederen kunnen laden en lossen. Hier worden inkomende verpakkingsmaterialen, potgrond en dergelijken en uitgaande planten overgeslagen.

Het automatiseringsgedeelte – de verwerkingsruimte – bestaat uit een lager gedeelte waarin een automatiseringslijn komt te staan. Hier vind het oppotproces plaats en worden planten gedurende de teelt 'verwerkt' (knippen, bemesten, etiketteren).

Centraal in het gebouw komt een voorziening voor kantoren, presentatieruimte, kleedruimtes, toiletgroepen, opslag van papierwaren (etiketten) en een kantineruimte. Dit cluster van meerdere (kleinere) ruimtes en functies zijn op bovenstaande afbeelding aangemerkt als 'kantoor'. Het geheel kan echter beter betiteld worden als 'kantoor en overige voorzieningen'.

Er wordt geen bedrijfswoning gerealiseerd.

3.2.3 Kas

In het verlengde van het bedrijfsgebouw wordt een kas gerealiseerd met een oppervlakte van maximaal 5.000 m² en een bouwhoogte van maximaal 10 meter. Zoals hiervoor beschreven biedt de kas ruimte aan overwintering van vorstgevoelige planten en het geven van een groeivoorsprong voor bepaalde soorten planten.

3.2.4 Parkeer- en rangeerterrein

De ruimte vóór het bedrijfsgebouw wordt ingericht voor parkeren en rangeren. Op het parkeerterrein worden bomen aangebracht ter aankleding van het terrein en om de auto's van direct zonlicht af te schermen.

3.2.5 Watergangen met ecologische oevers

De B-watergangen aan de west-, noord- en oostzijde worden verbreed. Door de oevers een talud te geven van 1:5 ontstaan flauwe oevers waarop beplanting kan worden aangebracht. Hierdoor is sprake van ecologische oevers, die een meerwaarde hebben voor de biodiversiteit en tevens voor een landschappelijke inpassing zorgen.

3.3 Verkeer en parkeren

3.3.1 Verkeersgeneratie

De kwekerij heeft een jaarronde cyclus van oppotten, groeien en verkoop. Dat leidt ertoe dat de verkeersgeneratie niet evenredig over het jaar verdeeld is. Hierna wordt een inschatting gemaakt van het aantal verkeersbewegingen voor personenauto's en vrachtwagens.

Personenauto's
Voor de kwekerij en het logistieke deel van het bedrijf zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 25 medewerkers gedurende de drukke maanden van het jaar;
  • 10 medewerkers gedurende de rustige maanden van het jaar;
  • 25% van de werknemers komt met de auto, dan wel met vier personen in één auto.

Voor het kantoorgedeelte is uitgegaan van jaarrond ongeveer 15 medewerkers op kantoor, waarvan de helft met de auto komt.

Gedurende de drukke maanden is sprake van gemiddeld afgerond 21 verkeersbewegingen per werkdag en gedurende de minder drukke maanden gemiddeld 13 verkeersbewegingen per werkdag. Jaarrond betreft het werkdaggemiddelde 18 verkeersbewegingen met personenauto's. Er is daarmee sprake van circa 4.680 verkeersbewegingen per jaar.

Vrachtwagens
Het aantal vrachtwagenbewegingen varieert flink gedurende het jaar. Tijdens de rustige decembermaand zullen er circa 100 vrachtwagenbewegingen zijn, terwijl de drukste maand (juni) tot circa 400 vrachtwagenbewegingen leidt. Jaarrond is er sprake van 3.050 vrachtwagenbewegingen.

3.3.2 Ontsluiting

Voor de ontsluiting van de kwekerij is één ontsluiting op de Wijksestraat aangelegd. De ontsluiting ligt recht tegenover een van de entrees van ABT aan de noordzijde van de straat. Voor het interne transport kan de Wijksestraat hierdoor recht worden overgestoken, hetgeen verkeerstechnisch het meest gunstig is.
De inrit is zodanig ingericht dat - in het geval van een gesloten poort in de avond of nacht - een vrachtwagen op de inrit kan wachten en de openbare weg niet blokkeert.

De externe ontsluiting vindt via dezelfde ontsluiting plaats. De al beschreven route Wijksestraat - Groeneweg - Provinciale weg N267 legt de verbinding met het ommeland.

Gezien het karakter van de Wijksestraat is het aanleggen van een extra inrit verkeerstechnisch aanvaardbaar.

3.3.3 Parkeren

Conform het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen" moet het gemeentelijke parkeerbeleid in de "Notitie parkeren Aalburg, Werkendam en Woudrichem" gehanteerd worden. Die notitie geeft echter geen parkeernormen voor kwekerijen. Bovendien is een kwekerij onvoldoende vergelijkbaar met de overige categorieën. Omdat ook de algemene parkeerkencijfers van het CROW niet ingaan op kwekerijen, is hierna een op ABK toegespitste beoordeling opgenomen.

Onderstaande tabel bevat de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen.

onderdeel   oppervlakte   norm   benodigd aantal  
gebouw en kas   10.000 m²   3,0 pp/hectare bvo   3,0 p.p.  
kantoor   900 m²   2,5 pp/100 m² bvo   22,5 p.p.  
totaal       25,5 p.p.  

Op de inrichtingsschets van het terrein zijn 27 parkeerplaatsen opgenomen, zie onderstaande afbeelding. Hiermee wordt ook aan het verwachte aantal in de piekperiode voldaan. Indien in de praktijk blijkt dat het aantal parkeerplaatsen ontoereikend is, dan zullen op eigen terrein extra parkeerplaatsen worden aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0012.png"

Aanvullend wordt opgemerkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen openbare parkeerplaatsen liggen. Het plan zal daarom niet kunnen leiden tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

3.4 Groen en water

De (grote) bedrijfsgebouwen en de teelt op containervelden hebben een negatieve impact op het landschap. Om deze impact te verzachten is een landschappelijke inpassing noodzakelijk en middels de provinciale Interim Omgevingsverordening zelfs verplicht gesteld. De omgevingsverordening eist daarnaast nog een extra inspanning ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering vinden vaak plaats via opgaande beplanting. Omdat er vanuit het open landschap juist minder opgaande beplanting gewenst is, is er sprake van een spanningsveld. Om te komen tot voldoende landschappelijke inpassing, passend binnen de kenmerken van het open landschap, heeft Lijmbach Landschappen een onderzoek uitgevoerd en een landschapsadvies geschreven, met de volgende aanbevelingen:

  • het verbreden van de watergangen aan de west- en noordzijde met natuurvriendelijke oevers (door toepassing van een flauwer talud);
  • het verbreden van de watergang aan de oostzijde zonder natuurvriendelijke oevers, omdat de direct aangrenzende bebouwing het zonlicht beperkt en er landschappelijk aan die zijde minder te verbeteren valt;
  • de natuurvriendelijke oever aan de westzijde beplanten met groepen elzen en knotwilgen;
  • het inrichten van de oever van de waterloop aan de noordzijde (langs Wijksestraat) met oevervegetatie, bestaande uit groepen knotwilgen en oeverbeplanting, en lage kruidenvegetatie;
  • het vergroenen van het voorterrein door het planten van bomen en hagen op en rond het parkeerterrein;
  • het vergroenen van de oevers van de watergang voor het bestaande bedrijfsterrein aan de noordzijde van de Wijksestraat.

Lijmbach Landschappen heeft het landschapsadvies uitgewerkt in een landschapsplan: "Uitwerking landschappelijke inpassing t.b.v. nieuwvestiging Arie Bouman Kwekerij" (4 november 2020). Het landschapsplan is als bijlage 2 bij deze toelichting bijgevoegd.

In het landschapsplan zijn vier onderdelen te onderscheiden:

  • 1. Vergraven ecologische oevers
    In het kader van de wateropgave bevat het plan de verbreding van de omliggende watergangen. Door een groot deel van het oppervlaktewater in het zicht te brengen heeft dit tevens een landschappelijke waarde. Aan weerszijden van de inrit en op de noordoosthoek van het perceel zijn verbredingen van het water aangebracht. Daarnaast zijn de watergangen aan de west- en noordzijde van ecologische oevers voorzien. Dit versterkt het aanzicht op het bedrijfsperceel vanaf de Wijksestraat. De inrit kan geaccentueerd worden door het plaatsen van een object van beeldende kunst of een fontein in het water.
  • 2. Ecologische oever watergang westzijde
    De watergang aan de westzijde wordt voorzien van een ecologische oever, door het toepassen van een flauwer talud (1:5). In de oever worden groepen van bomen in lijn geplaatst. Het betreffen knotwilgenin het gras en elzen in een kruidenrijk mengsel.
    Deze bomen zorgen voor de landschappelijke inpassing en voor het versterken van de historische verkavelingsrichting. Door toepassing van verschillende inheemse soorten wordt bijgedragen aan de biodiversiteit.
  • 3. Ecologische oever watergang noordzijde
    Ook de watergang aan de noordzijde wordt voorzien van een ecologische oever. Vanaf de Wijksestraat is het wenselijk het zicht op de paden van de containervelden weg te nemen en desondanks het open landschap te blijven ervaren. Het toepassen van een gesloten geheel van (hoog) opgaande beplanting is daarbij ongewenst.
    Er is gekozen om groepen van knotwilgen en oeverbeplanting (met onder meer dotterbloem, gele lis en moerasspirea) aan te brengen op de plekken waar de paden van de containervelden komen te liggen. De overige oevers worden voorzien van een lage kruidenvegetatie (oevermengsel).
    De afwisseling van hogere en lage beplanting doorbreekt de langgerekte oever en biedt landschappelijke inpassing op de plekken waar dat nodig is, maar openheid waar dat kan. Hierdoor blijft het open landschap beleefbaar.
  • 4. Voorerf met parkeerterrein
    Om het geasfalteerde voorerf aan het zicht te onttrekken wordt een stevige haag van veldesdoorn (Acer campestre) aangebracht. Door de hoogte te beperken tot 1,2 meter blijft er zicht vanaf de Wijksestraat op het landschap en worden de bedrijfsactiviteiten niet 'verstopt'.
    Op en rond het parkeerterrein wordt groen aangebracht in de vorm van Gleditia's en bodembedekkende beplanting met bloeiers ertussen.
    Het gedeelte direct ten zuiden van het parkeerterrein kan worden ingericht als expositieruimte met planten die ter plaatse gekweekt worden.
  • 5. Vergroenen oever noordzijde Wijksestraat
    De steile oevers van de waterlopen aan de noordzijde van de Wijksestraat zijn momenteel voorzien van een zwarte folie, hetgeen het landschapsbeeld verstoort. De folie wordt verwijderd en de oevers worden door middel van het aanbrengen van een beschoeiing minder steil gemaakt, waardoor deze geschikt wordt voor beplanting. Er zullen diverse inheemse soorten (zoals vrouwenmantel, dovenetel en ooievaarsbek) aangebracht.

3.5 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie, klimaatbestendigheid en vergroting biodiversiteit.

De branche-organisatie Tuinbranche Nederland heeft een plan opgesteld om een maatschappelijke bijdrage te leveren aan een groen, gezond en veilig Nederland: "Het Groen Brancheplan". ABK wil de adviezen uit dit brancheplan zoveel mogelijk overnemen.

3.5.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • het productieproces wordt gevoerd zonder gebruik van fossiele brandstoffen;
  • de bedrijfsbebouwing wordt 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de mogelijkheden voor toepassing van zonnepanelen op het dak en het gebruik van aardwarmte worden beoordeeld.
  • Centraliseren bedrijfsactiviteiten. Het centraliseren van de bedrijfsactiviteiten is in de basis een positieve ontwikkeling voor wat betreft de energietransitie. Het aantal transportbewegingen wordt sterk gereduceerd omdat oppotten, voorteelt, knippen/bemesten en de eindteelt op één centrale locatie plaatsvindt.
  • De bebouwing wordt zo gepositioneerd dat slim gebruikt gemaakt wordt van zon- en daglicht. De noordgevel wordt maximaal transparant uitgevoerd, zodanig dat een aangenaam en licht gebouw ontstaat. Door het toepassen van een groot overstek wordt directe zoninstraling – en daarmee opwarming van het gebouw – vermeden. Hierdoor wordt positief bijgedragen aan de natuurlijke eigenschappen van een ontwerp. Daarnaast wordt het energieverbruik van actieve koeling en kunstmatige verlichting geminimaliseerd.
    afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0013.png" GEMINIMALISEERDE INSTRALING VAN DIRECT ZONLICHT D.M.M OVERSTEK
    De initiatiefnemer heeft de ambitie om een maximaal duurzaam gebouw te realiseren met een GPR score van minimaal 8.0. Hiervoor worden diverse maatregelen aangegrepen om het gebouw verregaand duurzaam uit te voeren. Zo wordt het gebouw voorzien van een hoogwaardige isolatieschil, glas op slimme plekken, PV panelen op het dakvlak en een warmtepompsysteem voor het verwarmen en koelen van het gebouw. Op die manier zal het gebouw maximaal zelfvoorzienend worden uitgevoerd.
  • het realiseren van een energiezuinig productieproces. Voor het productieproces wordt een elektrisch aangedreven automatiseringslijn geïnstalleerd. Het energieverbruik hiervan wordt gecompenseerd in een maximale hoeveelheid PV panelen op het dakvlak van de bebouwing. Dat geldt eveneens voor het interne elektrische vervoer van de kwekerij in de vorm van karrentrekkers en heftrucks.
    Een ander aspect van energie bewust ontwikkelen is de wijze waarop de automatisering wordt geïntegreerd in het gebouw. Aan de buitenzijde van de gevel worden opzetbuffers geplaatst. Die zijn verbonden met de verwerkingslijn aan de binnenzijde – een geklimatiseerde binnenruimte. Planten van het veld worden aan de buitenzijde opgezet en automatisch gebufferd naar de binnenlijn. Hierdoor blijven de bedrijfsdeuren gesloten en wordt het koude- of warmteverlies geminimaliseerd.

3.5.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • het vasthouden van hemelwater voor beregening in droge perioden;
    De kwekerij voorziet in een geavanceerd watersysteem dat primair bestemd is voor de plantenteelt. De initiatiefnemer is zich er van bewust dat goed waterbeheer van groot belang is in dit proces. Echter niet alleen een beheersbare irrigatie ter bevordering van de teelt is hierbij belangrijk, maar ook het opvangen en opslaan van hemelwater hoort daarbij. Hiertoe zal de kwekerij voorzien in een eigen waterbassin van ongeveer 5000 kuub. Het hemelwater wordt opgevangen over het gehele terrein door middel van de innovatieve kweekvloer en de daken van de bebouwing. Via het watersysteem wordt dit water opgevangen en verzameld in het bassin. Daarmee draagt het plan in sterke mate positief bij aan de opgave van waterberging.
  • het aanleggen van een innovatief eb- en vloedsysteem waarmee nauwkeurig gewenste hoeveelheden water kunnen worden toegediend;
  • het creëren van extra waterberging te compensatie van de aanleg van verhardingen;
  • Aanleg van groene gevels. Voor de bebouwing is een haalbaarheidsonderzoek gedaan naar het toepassen van groene gevels. Hierbij is met de Ginkelgroep een voorstel gedaan om de voorgevel te vergroenen zodanig dat een natuurlijk, vriendelijk beeld ontstaat. Ook is hierbij de invloed van groene gevels op de kweekplanten en visa versa onderzocht. Echter, het plan werd onvoldoende haalbaar geacht in verband met de oriëntatie van de bebouwing. De voorgevel betreft namelijk de noordgevel. Noordgevels zijn in de basis onvoldoende geschikt voor een goed functionerend en onderhoudbare groene gevel in verband met het tekort aan zonlicht.
    afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0014.png" IMPRESSIE UIT HAALBAARHEIDSONDERZOEK GROEN GEVEL
  • Aanleg groene daken. In de planuitwerking van de bebouwing is rekening gehouden met uitzicht op het platte dak van het lagere gedeelte van de bebouwing. Hierbij wordt een gedeelte van het dakvlak groen afgewerkt ten gunste van natuurlijke gebouwkoeling dat leidt tot energiebesparing, natuurbeleving vanuit de kantoorruimtes en het bergen/bufferen van hemelwater.
  • Aanleg klimaatvriendelijk terrein. Het terrein wordt zodanig ingericht dat een positieve bijdrage wordt geleverd aan klimaatadaptatie, zoals het verminderen van hitte stress door het aanplanten van bomen op het voorterrein. Daarnaast heeft de initiatiefnemer ingezet op maximale beeldkwaliteit in relatie tot de gewenste landschappelijke inpassing. In het front van de nieuwe kwekerij zijn grote waterplassen aangelegd met natuurvriendelijke oevers.
    afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0015.png" UITSNEDE UIT SITUATIESCHETS LANDSCHAPPELIJKE INPASSING
3.5.3 Biodiversiteit

Biodiversiteit staat voor de verscheidenheid aan gebiedseigen soorten van planten, dieren, micro-organismen en ecosystemen en zorgt voor een aantrekkelijke, inspirerende en ontspannende leefomgeving. Tot slot kan biodiversiteit bijdragen aan onze voedselproductie. Behoud en versterking van de biodiversiteit is van groot belang voor het leven op aarde - ook voor dat van de mens.

Ontwikkelingen op kleine schaal kunnen ook bijdragen aan de versterking van de biodiversiteit. Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • het aanbrengen van ecologische oevers, waarin waterminnende soorten hun leefomgeving kunnen vinden;
  • het toepassen van gebiedseigen beplanting in de ecologische zones, die mogelijk zelfs een positief effect hebben op de groei van de te kweken tuinplanten (als vorm van symbiose);
  • het beperken van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het toepassen van milieuontlastende middelen.

  • afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0016.png" NATUURVRIENDELIJKE OEVERS IN AANLEGFASE (JUNI 2021)

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.

Voor onderhavig plan is het belang "militaire terreinen en objecten" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het radarstation Herwijnen. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.4 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".

Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het plan omvat het vestigen van een kwekerij, wat niet als een stedelijke ontwikkeling gezien, omdat het een vorm van landbouwbedrijf betreft. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de nieuwvestiging van een plantenkwekerij. Deze zelfstandige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwvestiging maakt het mogelijk een bedrijf te realiseren dat geheel kan inspelen op de energietransitie.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. De plantenkwekerij met een grote hoeveelheid oppervlakteverharding heeft een flinke invloed op de waterhuishouding. Door toepassing van een innovatief beregeningssysteem wordt bijgedragen aan het watersysteem, zowel in geval van droogte als in geval van neerslag.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Onderhavig plan betreft leidt niet tot een verdere verstedelijking.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. De kweek en verkoop van tuinplanten is sinds lang verbonden aan het gebied en heeft een belangrijk aandeel in de lokale en regionale economie. De nieuwvestiging van een plantenkwekerij vormt daarvan een versterking.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

Daarnaast is afdeling 5.4 'Regionaal samenwerken' van toepassing omdat hier sprake is van een ontwikkeling van meer dan 5.000 m2.

4.2.2.1 De toedeling van functies

Artikel 3.54 Grondgebonden teeltbedrijf in Landelijk gebied

Lid 1

Middels de verkregen ontheffing (zie bijlage 13) mag voorliggende ontwikkeling getoetst worden zijnde een uitbreiding van een bestaande kwekerij in het gemengd landelijke gebied.

Conform artikel 3.54 IOV kan voorzien worden in de ontwikkeling van een teeltbedrijf op een bestaand bouwperceel of in de uitbreiding van een bouwperceel, mits:

  • a. de bouw of uitbreiding van een teeltondersteunende kas is toegestaan tot ten hoogste 5.000 m2;
  • b. de bouw of uitvoering van permanente teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan tot ten hoogste 3 hectare.

ad a.   De oppervlakte van de kas is in voorliggend bestemmingsplan beperkt tot 5.000 m²  
ad b.   De oppervlakte van permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt een oppervlak van meer dan 3 hectare.  

Lid 2

In afwijking van het eerste lid, onder b, kan een bestemmingsplan de bouw of uitvoering van meer dan 3 hectare permanente teeltondersteunende voorzieningen toelaten als:

  • a. dit past bij het ontwikkelingsperspectief van het gebied, waarbij ook een mogelijke functie van het gebied voor klimaatadaptieve maatregelen is betrokken;
  • b. de percelen niet in Aardkundig waardevol gebied liggen;
  • c. de effecten van de ontwikkeling op het water- en bodemsysteem en omliggende waarden worden afgewogen;
  • d. maatregelen worden getroffen en geborgd waardoor de ontwikkeling bijdraagt aan een waterrobuuste inrichting van het gebied en een verstoring van de hydrologische situatie ter plaatse wordt gemitigeerd; en
  • e. juridisch en financieel is geborgd dat de voorzieningen na afloop van het gebruik worden verwijderd.

ad a.   De ontwikkeling past in de opgestelde Gebiedsvisie (zie paragraaf 4.3.3)  
ad b.   Het perceel ligt niet in een gebied met aardkundige waarden  
ad c.   In paragraaf 5.3 zijn de waterhuishoudkundige aspecten beschreven.
Deze leiden niet tot effecten op het water- en bodemsysteem  
ad d   In paragraaf 5.3.4 is de beschrijving van het hemelwatersysteem opgenomen.
Met de compenserende en mitigerende maatregelen draagt de ontwikkeling bij aan de waterrobuuste inrichting van het gebied.  
ad e.   Met de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten.  

Lid 3

In afwijking van Artikel 3.6, eerste lid, onder c, kan een bestemmingsplan dat van toepassing is op Landelijk gebied voorzien in permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwperceel van het teeltbedrijf , als:

  • a. de voorzieningen geconcentreerd worden en aansluiten op een bouwperceel ;
  • b. dit past binnen het ontwikkelingsperspectief van het gebied, waarbij ook een mogelijke functie van het gebied voor klimaatadaptieve maatregelen is betrokken;
  • c. is voldaan aan Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap ; en
  • d. is voldaan aan de voorwaarden uit het eerste of tweede lid.

ad a.   De voorzieningen sluiten direct aan aan de geplande bebouwing (zie paragraaf 3.2).  
ad b.   De ontwikkeling past in de opgestelde Gebiedsvisie (zie paragraaf 4.3.3).  
ad c.   In paragraaf 4.3.4 is beschreven hoe voldaan wordt Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap.  
ad d.   Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit het tweede lid.  
4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

In de Interim Omgevingsverordening zijn ter plaatse van het plangebied geen beschermde gebiedskenmerken opgenomen.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van

functies zijn:

  • artikel 3.5 t/m 3.8 zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • artikel 3.9 kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit

Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met:

  • 1. zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.6),
  • 2. de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) (artikel 3.7)
  • 3. meerwaardecreatie (artikel 3.8).

Hierna is per onderdeel beschreven hoe hieraan wordt voldaan.

Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik
Hoewel er sprake is van uitbreiding van een kwekerij, is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat de kwekerij wordt aangelegd in een gebied dat is aangewezen als ontwikkellocatie voor kwekerijen. Er is bovendien sprake van een compact bouwperceel waarbinnen alle gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden gesitueerd. Er heeft een zorgvuldige situering van gebouwen plaatsgevonden aan de oostzijde van het plangebied bouwperceel, waardoor de openheid van het landschap zoveel mogelijk behouden blijft. Tevens heeft er een beoordeling volgens de ladder voor duurzame verstedelijking plaatsgevonden (zie paragraaf 4.1.3).

Artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering

Daarnaast worden nieuwe landschapselementen toegevoegd, gebaseerd op de lagenbenadering. De gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat' heeft daarvoor al de richting aangegeven, die in bijlage 2 Uitwerking landschappelijke inpassing' verder is uitgewerkt.

Artikel 3.8 Meerwaardecreatie
De meerwaarde wordt gecreëerd door:

  • het realiseren van een technisch hoogwaardig bedrijf, dat door het zorgvuldig afgestemde bedrijfsproces een zo beperkt mogelijk impact heeft op natuur en landschap;
  • het realiseren van kwalitatief hoogstaande gebouwen met in het landschap/gebied passende uitstraling;
  • het realiseren van landschapselementen, die bijdragen aan het landschapstype én de ecologie.
  • het door storting van gelden in het landschapsfonds voor de het gebied mogelijk maken van meer landschappelijke inpassing die het gebied vergroend.
  • Het versterken van de werkgelegenheid door werknemers jaarrond werk te kunnen bieden bij beide bedrijfsonderdelen in plaats van seizoensgebonden arbeid.

Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Voor het bepalen van de benodigde investering is een categorie-indeling van toepassing, met elk vereisten aan de kwaliteitsverbetering. De wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap is beschreven in paragraaf 4.3.4, waarin het plan aan de gemeentelijke "Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019" wordt getoetst.

4.2.2.4 Regionaal samenwerken

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in ontwikkelruimte ten behoeve van een internationale kweker in tuinplanten. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het kweken en verhandelen van tuinplanten. Regionaal is afgesproken dat plannen boven de >5.000 m2 (vraaggericht) regionaal worden afgestemd. Onderhavig plan voorziet gedeeltelijk in niet puur agrarische activiteiten. Gelet hierop is dit plan in regionaal verband besproken in het contactambtenarenoverleg van 28 september 2021 en de Commissie van Advies op 6 oktober 2021. Men heeft ingestemd met deze ontwikkeling.

4.2.2.5 Conclusie

Doordat voorliggend initiatief uitbreiding van een bestaand bedrijf met toevoeging van bebouwing betrof op een perceel waar nog geen bouwmogelijkheden zijn werd niet voldaan aan de regels van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Artikel 5.15 maakt het echter mogelijk om een ontheffing van de instructieregels uit hoofdstuk 3 aan te vragen. Dit is door de gemeente gedaan. Hierna volgt de beschrijving hiervan.

Ontheffing van de instructieregels uit hoofdstuk 3

Naast enige specifieke regelingen in hoofdstuk 3 is in artikel 5.15 ‘Ontheffing van instructieregels uit hoofdstuk 3’ een ontheffing opgenomen om af te wijken van de gestelde regels in hoofdstuk 3. Het gaat hierbij om bijzondere gevallen waarmee Provinciale Staten bij het vaststellen van de instructieregels geen rekening konden houden. Bij het besluit over toepassing van de ontheffingsbevoegdheid moet een afweging plaatsvinden tussen enerzijds de belangen die worden gediend met de regels uit de verordening en anderzijds het belang van het realiseren van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Indien het belemmeren van het gemeentelijk belang onevenredig is in verhouding tot de provinciale belangen, kan er reden zijn om de ontheffingsbevoegdheid toe te passen. De ontheffing geldt alleen voor incidentele gevallen en is niet bedoeld voor reguliere gevallen waarin instructieregels de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid belemmeren of voor herhaalde toepassing. Hieronder is de regeling uit artikel 5.15 weergegeven.

Artikel 5.15 IOV

Hiervoor gelden de volgende regels:

Lid 1

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de regels in hoofdstuk 3 Instructieregels aan gemeenten van deze verordening, voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen.

Lid 2

De aanvraag bedoeld in het eerste lid maakt deel uit van het overleg bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waarbij in de toelichting van dat bestemmingsplan worden opgenomen:

  • a. een beschrijving van de mogelijke gevolgen van de ontheffing voor het belang dat beschermd wordt door de bepaling waarvan ontheffing wordt gevraagd;
  • b. een of meer verbeeldingen op kaart met een zodanige mate van nauwkeurigheid dat een duidelijk inzicht wordt verkregen van de plaats waarop de ontheffing betrekking heeft.

Lid 3

Gedeputeerde Staten kunnen een ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken als binnen twee jaar, te rekenen van de datum van de ontheffing, geen bestemmingsplan is vastgesteld met gebruikmaking van de ontheffing.

ad lid 1   De gemeente Altena heeft een ontheffing aangevraagd waarin is aangegeven dat de uitvoering van de gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat' wordt belemmerd door de regels met betrekking tot het niet mogen vestigen van bedrijven op percelen zonder bouwmogelijkheden.
Deze ontheffing kan worden verleend wanneer de verwezenlijking van gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met de regels te dienen provinciale belangen. Dit houdt in dat de mogelijke gevolgen van de ontheffing voor het belang dat beschermd wordt door de bepaling waarvan ontheffing wordt verleend worden afgewogen tegen de specifieke opgave van de gemeente om te komen tot een goede ruimtelijke ordening, in een specifiek geval.
Bij de afweging of hier sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden is het volgende overwogen: (zie voor nadere onderbouwing ook bijlage 12 Verzoek ontheffing Interim Omgevingsverordening)
- De gemeente Altena (en daarvoor de gemeente Aalburg) heeft de adviezen van de provincie opgevolgd en een gebiedsvisie voor het gebied opgesteld, mede als basis voor herbegrenzing stedelijk gebied. Aan de gemeente kan het gewijzigd beleid van de provincie danwel voortschrijdend inzicht niet worden tegengeworpen. Het betreft een uitbreiding van een kwekerij, maar doordat er een weg tussen ligt is er sprake van strijdigheid met het provinciaal beleid. Gronden direct grenzend aan het bedrijf zijn niet beschikbaar.
- De Gebiedsvisie Groeneweg Wijksestraat is gemaakt met instemming en op advies van de provincie. Deze locatie maakt hier een belangrijk deel van uit. Het huidige provinciale beleid belemmert echter de uitvoering van de gebiedsvisie voor de gronden gelegen in landelijk gebied. Deze ontwikkeling draagt via een fondsstorting ook bij aan de totale kwaliteitsverbetering binnen de gebiedsontwikkeling. Het is de bedoeling dat bij raadsbesluit van 26 april 2022 ook de gelden komend vanuit ontwikkelingen uit het plangebied van de gebiedsvisie gelabeld worden in het landschapsinvesteringsfonds, zodat ze ook alleen binnen het gebied mogen worden ingezet. Het belang wat het verbod op nieuwvestiging beschermt is het voorkomen van toename van bebouwing op locaties waar nog geen sprake is van bebouwing. In de gebiedsvisie die is opgesteld zijn duidelijk randvoorwaarden gesteld waaraan voldaan moet worden bij een nieuwvestiging of zoals hier een uitbreiding van een bedrijf. Het betreft verder van oudsher een gebied waarin toch al diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt zijn, met name de aan de voormalige gemeente Aalburg eigen zijnde handelswekerijen. De gemeente wil niet voor heel haar gebied een mogelijkheid voor nieuwvestiging, maar alleen voor dit concrete geval passend binnen de randvoorwaarden van de opgestelde gebiedsvisie. De gemeente is begonnen met het opstarten van de voorbereidingen om ook voor het totale gebied een omgevingsplan te opstellen. Met deze ontwikkeling aan de Wijksestraat t.o. 18 in samenhang met de bestaande bedrijven wordt een fraaie entree ontwikkeld richting het dorp Wijk en Aalburg komend vanuit de Provincialeweg en Groeneweg.
- De mogelijkheid voor aanleggen van alleen de containervelden is planologisch aanwezig. Echter deze investering is niet rendabel zonder de mogelijkheid tot het bouwen van een bedrijfsgebouw/ondersteunende kassen. De realisatie van containervelden op deze schaal behoeft een geautomatiseerde verwerking van het oppot- en verwerkingsproces. De automatisering kan niet worden toegepast in de openlucht en vereist een geklimatiseerde bedrijfsruimte die direct in verbinding staat met de containervelden. Ook voor opslag van grondstoffen en materialen voor het oppot- en verwerkingsproces behoeft de kwekerij een bedrijfsruimte. Daarnaast beoogt het bedrijf een zeer geavanceerd irrigatiesysteem voor de containervelden waarbij de pompinstallatie in een bedrijfsruimte geplaatst dient te worden. Op het perceel aan de Wijksestraat 18 is niet voldoende ruimte aanwezig voor de benodigde uitbreiding. Daarnaast is het bedrijfsmatig niet mogelijk om op afstand van de containervelden activiteiten uit te voeren. De nieuwbouw zal verder duurzaam worden uitgevoerd en voorzien worden van een goede landschappelijke inpassing met groen en water (natuurvriendelijke oevers).
- Het project draagt wel bij aan andere provinciale doelstellingen zoals een vitale economie, duurzaamheid, innovatieve landbouw, korte ketens, clustering bedrijven, werkgelegenheid etc .  
ad lid 2   a. Het gevolg van de ontheffing betreft het mogelijk maken van gebouwen ten behoeve van de uitbreiding van het bestaande bedrijf aan Wijksestraat nr 18. Hiermee wordt de openheid van het gebied iets beperkt. Het betreft echter een nieuw bouwvlak tegen de bestaande kern Wijk en Aalburg en bestaande bedrijfsbebouwing. In de Gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat' is onderbouwd dat bebouwing op deze locatie mogelijk is zonder de openheid te veel aan te tasten.
b. Het gebied waarvoor ontheffing wordt aangevraagd heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch - 2' gekregen. Daarmee is het ontheffingsgebied duidelijk afgebakend.
afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0017.png"
ZUIDELIJKE PLANDEEL BESTEMMING 'AGRARISCH - 2'  
ad lid 3   Voorliggend ontwerpbestemmingsplan wordt in het eerste kwartaal van 2022 ter visie gelegd, waarna de vaststelling in het 2e kwartaal kan volgen.  

Besluit Ontheffing ex artikel 5.15 Interim omgevingsverordening

Op 11 juli 2023 heeft Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op het verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena ontheffing verleend voor de nieuwvestiging van een handelskwekerij op de percelen sectie F, nummers 203, 204, 205.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Land van Heusden en Altena

4.3 Gemeentelijk niveau

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0018.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Het plangebied is onderdeel van het gebied voor gemengde plattelandseconomie. Van oudsher kenmerken deze zones zich door een kleinschalig landschap, met daarin de bebouwingsconcentraties, buurtschappen, werkgebieden, kernen en landschappelijke eenheden. Ontwikkelingen die dit kleinschalig landschap versterken, kunnen op basis van deze structuurvisie doorgang vinden. Voorwaarde is dat deze goed ingepast zijn in de groen-blauwe kwaliteiten op deze plek.

Om versnippering en verstening van het open buitengebied te voorkomen, heeft de voormalige gemeente Aalburg de Beleidsnotitie (nieuw)vestiging kwekerijen opgesteld. Deze notitie geeft aan op welke wijze (startende) kwekerijen ontwikkelingsruimte voor hun bedrijf kunnen krijgen in het concentratiegebied binnen de gemeente. Een beoordeling van het plan aan de Beleidsnotitie (nieuw)vestiging kwekerijen is in paragraaf 4.3.2 opgenomen.

Conclusie
Het plan past binnen de Structuurvisie Land van Heusden en Altena.

4.3.2 Beleidsnotitie (nieuw)vestiging kwekerijen

Met de Beleidsnotitie (nieuw)vestiging kwekerijen (2008) is een concentratiegebied aangewezen waarbinnen nieuwe kwekerijen zich kunnen vestigen en bestaande kwekerijen kunnen doorgroeien. Door het aanwijzen van het concentratiegebied is voorkomen dat kwekerijen zich elders in het buitengebied gaan vestigen, wat versnippering en verstening tot gevolg heeft. Het concentratiegebied kwekerijen ligt ten westen van de kern Wijk en Aalburg, en strekt zich uit langs de Groeneweg, Wijksestraat en Rivelstraat.

Aan de nieuwvestiging van een kwekerij zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • 1. beoordeeld moet zijn of gebruik gemaakt kan worden van een bestaand agrarisch bouwperceel;
  • 2. sprake moet zijn van een bedrijfsplan dat door de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) positief is beoordeeld;
  • 3. de nieuwvestiging past in het gebied, hetgeen middels een ruimtelijke onderbouwing is aangetoond;
  • 4. het realiseren van een bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • 5. permanente voorzieningen mogen alleen binnen een agrarisch bouwblok worden gerealiseerd, waarbij de oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer mag bedragen dan 5.000 m²;
  • 6. er moet worden voldaan aan de voorwaarden opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 1999".

ad 1.   De gewenste plantenkwekerij heeft met 8 hectare een flinke omvang. Binnen het concentratiegebied zijn geen vrijkomende agrarische bedrijfslocatie van deze omvang aanwezig. Er kan derhalve geen gebruik gemaakt worden van een bestaand agrarisch bouwperceel.  
ad 2.   Op 2 november 2017 heeft de AAB een advies uitgebracht waaruit blijkt dat ABK als volwaardig agrarisch bedrijf is aan te merken. Het advies is als bijlage 4 bijgevoegd.  
ad 3.   Voorliggende toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing waaruit volgt dat de nieuwvestiging passend is.  
ad 4.   De bouw van een bedrijfswoning is in de planregels uitgesloten.  
ad 5.   Voorliggend bestemmingsplan omvat een bouwvlak waarbinnen de teeltondersteunende voorzieningen moeten worden gerealiseerd. De oppervlakte aan kassen is beperkt op 5.000 m².  
ad 6.   Het genoemde bestemmingsplan is inmiddels herzien. De "Beheersverordening Altena" is thans geldend (zie paragraaf 1.3.1). Daarin wordt het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2009" van toepassing verklaard. De wijzigingsbevoegdheid is echter komen te vervallen. De oorspronkelijke voorwaarden zijn hierna opgenomen.  

Voorwaarden bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2009"

  • 1. Aangetoond is dat het te vestigen agrarisch bedrijf naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak biedt en om bedrijfseconomische redenen een nieuw bouwperceel behoeft.
  • 2. Aangetoond is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand, op de plankaart aangeduid agrarisch bouwperceel.
  • 3. Een ruimtelijke onderbouwing wordt overlegd waarin aandacht wordt besteedt aan een gebiedsbeschrijving, relevante beleidskaders en planologische aspecten.
  • 4. Vestiging geschiedt op gronden binnen het 'concentratiegebied kwekerijen', zoals aangegeven op de bij dit bestemmingsplan behorende plankaart 'buitengebied, herziening 2009'.
  • 5. Bij mogelijke nieuwvestiging binnen een transformatie afweegbaar gebied, zoals opgenomen in het (provinciale) Uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena de volgende aanvullende voorwaarden worden gesteld:
    • a. de voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern,bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving;
    • b. bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan.
  • 6. De oppervlakte van nieuwe agrarische bouwpercelen mag ten hoogste 1,5 hectare bedragen.
  • 7. Voorzien dient te worden in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, met behulp van opgaande beplanting.
  • 8. Alvorens te beslissen omtrent wijziging, winnen burgemeester en wethouders advies in van de AAB.

ad 1.   ABK heeft jaarrond 30 FTE in dienst. De bedrijfseconomische reden wordt gevormd door het samenbrengen van de bedrijfsactiviteiten op één locatie.  
ad 2.   Zoals hiervoor aangegeven zijn er binnen het concentratiegebied een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie van deze omvang aanwezig. Er kan derhalve geen gebruik gemaakt worden van een bestaand agrarisch bouwperceel.  
ad 3.   Voorliggende toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing waaruit volgt dat de nieuwvestiging passend is.  
ad 4.   Het plangebied ligt binnen het concentratiegebied kwekerijen.  
ad 5.   a) Het inrichtingsplan voldoet aan de gemeente Gebiedsvisie, waarin een zorgvuldige afweging ten aanzien van de situering van gebouwen is opgenomen.Er wordt daarmee aan deze voorwaarde voldaan.
b) Het plan leidt tot een optimale invulling en gebruik van het plangebied, waarmee sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.  
ad 6.   Het bouwperceel heeft een oppervlakte van 17.000 m², waarbinnen gebouwen en kassen zijn toegestaan. Hiermee wordt niet aan de wijzigingsregels voldaan, wat aanleiding geeft voor een herziening van het bestemmingsplan.  
ad 7.   Het plan voorziet in landschappelijke inpassing, die bovendien is vastgelegd middels een voorwaardelijke verplichting in de planregels.  
ad 8.   Op 2 november 2017 heeft de AAB een advies uitgebracht waaruit blijkt dat ABK als volwaardig agrarisch bedrijf is aan te merken. Het advies is als bijlage 2 bijgevoegd.  

Conclusie
Het plan voldoet aan de voorwaarden voor nieuwvestiging van de plantenkwekerij.

4.3.3 Gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat'

De gemeente Altena heeft de Gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat' opgesteld. Deze integrale gebiedsvisie heeft als doel een duurzame, toekomstbestendige doorontwikkeling van het concentratiegebied voor kwekerijen mogelijk te maken en daarbij tevens een vitale en gezonde leefomgeving te creëren.

De gemeente ziet dit gebied met name als een gebied waar kwekerijen zich kunnen doorontwikkelen in samenhang met landschappelijke en recreatieve waarden. Daarnaast wil de gemeente hier ook ontwikkelingen ten behoeve van reguliere bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2 toestaan, waaronder toeleverende (niet-kwekerij)bedrijven.

Daarnaast wil de gemeente onderzoeken hoe om te gaan met de huisvesting van seizoensarbeiders ten behoeve van de kwekerijen en ziet de gemeente goede mogelijkheden voor kleinschalige verdichting van het lint aan de Rivelstraat ten behoeve van woningbouw.

De nieuwvestiging van ABK is een van de concrete ontwikkelingen die in de gebiedsvisie genoemd zijn. Daarbij is uitgegaan van maximaal 6 hectare containervelden en een bouwvlak van 1,5 hectare voor een bedrijfsgebouw en een kas. Daarnaast moet er voldoende aandacht zijn voor de landschappelijke inpassing die aansluit bij de kenmerken van het gebied, waarbij de volgende suggesties worden gedaan:

  • het beplanten van zijdelingse perceelgrenzen (langs bebouwing) een houtsingel en/of (knot)bomenrij;
  • het beplanten van de achterste perceelgrenzen met (knot)bomenrij zonder onderbegroeiing om de relatie met achterland te kunnen behouden;
  • het verduidelijken van de perceelgrenzen door middel van brede sloten met natuurvriendelijke oevers en eventueel riet;
  • het aanplanten van transparante beplanting (solitaire bomen en hagen) op gazon op en rond voorterrein;
  • het behouden van de openheid door gebouwen te clusteren en opgaande elementen te beperken tot de perceelgrenzen en bebouwingsranden.


Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de vestiging van de kwekerij in combinatie met een landschappelijke inpassing. Een en ander zoals beschreven in hoofdstuk 3.

Door deze landelijke ontwikkeling die niet past op een bedrijventerrein wordt er een positieve impuls gegevens aan de uitvoering van de gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat'. De concentratie van de kwekerijen zorgt ervoor dat deze streekgebonden activiteiten een duidelijke plek krijgen en een meerwaarde op economisch en sociaal gebied.

Conclusie
Het plan past binnen de Gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat'.

4.3.4 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Interim Omgevingsverordening in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, zie paragraaf 4.2.2. Naar aanleiding daarvan heeft de gemeente Altena de regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019 vastgesteld. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap door toepassing te geven aan de regeling.

Aan de orde komen:

  • de benodigde investering;
  • de feitelijke tegenprestatie;
  • de zekerstelling van kwaliteitsverbetering.
4.3.4.1 Benodigde investering

Voor het bepalen van de benodigde investering is de categorie-indeling van ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:

  • categorie 1: geen ruimtelijke impact; geen tegenprestatie nodig;
  • categorie 2: beperkte impact; landschappelijke inpassing volstaat;
  • categorie 3: grote impact; landschappelijke inpassing én berekende kwaliteitsverbetering van het landschap.

De nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf is een categorie 3-ontwikkeling.

In de gemeentelijke Regeling is opgenomen dat de basisinspanning voor de landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering 20% bedraagt van de waardevermeerdering van de grond. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de waarde van de grond op basis van het vigerende bestemmingsplan en de waarde op basis van het nieuwe bestemmingsplan, uitgedrukt in euro's. De gemeente Altena heeft vaste m²-prijzen vastgesteld voor de diverse functies, die als basis dienen voor de waardebepaling.

In onderstaande schema's is de waardebepaling van de grond voor de bestaande en nieuwe situatie weergegeven.

WAARDE GROND BESTAANDE SITUATIE

categorie   omvang   eenheidsprijs   waarde  
- grondwaarde buiten bouwvlak   81.988 m²   €6,50/m²   € 532.922  
totaal   81.988 m²     € 532.922  


WAARDE GROND NIEUWE SITUATIE

categorie   omvang   eenheidsprijs   waarde  
binnen bouwvlak        
bedrijfsgebouw (maximale oppervlakte bedrijfsgebouw)   5.000 m²   €25/m²   € 125.000  
kassen   5.000 m²   €20/m²   € 100.000  
binnen aanduiding
'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen'  
     
containervelden   53.052 m²   €15/m²   € 795.780  
water        
oppervlakte bestemming 'Water'   5.021 m²   €3,50/m²   € 17.574  
resterende gronden        
(resterende oppervlakte binnen plangebied buiten bovenstaande functies)   13.915 m²   €6,50/m²   € 90.448  
totaal   81.988 m²     € 1.128.802  

Mate van kwaliteitsverbetering
Zoals vermeld moet 20% van de waardevermeerdering van de grond worden ingezet voor de landschappelijke kwaliteitsverbetering, ofwel 20% x (1.128.802 - 532.922) = € 119.176.

4.3.4.2 Feitelijke tegenprestatie

De kwaliteitsverbetering moet rechtstreeks gerelateerd zijn aan het project, of passen binnen een voorgenomen gemeentelijke ontwikkeling ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap. In paragraaf 3.4 is een beschrijving opgenomen van de fysieke prestatie, bestaande uit de volgende onderdelen:

  • binnen het plangebied:
    • 1. vergraven ecologische oevers;
    • 2. ecologische oever waterloop westzijde;
    • 3. ecologische oever waterloop noordzijde;
    • 4. voorerf en parkeerterrein;
  • buiten het plangebied:
    • 1. vergroenen oever noordzijde Wijksestraat.

Aanvullend op de voornoemde landschappelijke maatregelen zal de initiatiefnemer een bedrag van € 30.000,-- storten in het gemeentelijke landschapsfonds (circa 25% van het te investeren bedrag), dat wordt ingezet voor het realiseren van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in de Gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat'. De gelden zullen specifiek toegekend worden aan projecten binnen het gebied van de genoemde gebiedsvisie. In de raadsvergadering van 26 april 2022 wordt vastgesteld dat de gelden in het landschapsfonds vanuit het plangebied van de gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat' gelabeld worden voor dit gebied, zodat die gelden ook besteedt moeten worden binnen het gebied van de gebiedsvisie 'Groeneweg - Wijksestraat'.

Hiermee wordt gegarandeerd dat de gelden die gegenereerd worden binnen het gebied Groeneweg-Wijksestraat ook binnen dit gebied aan landschapsprojecten zal worden besteed. Ook is in januari 2022 het integraal omgevingsplan voor de gronden gelegen binnen de gebiedsvisie opgestart. Zodra in het kader van het op te stellen omgevingsplan meer duidelijkheid is welke initiatieven er doorgaan en welke financiële bedragen er beschikbaar komen, kan een meer concreet uitvoeringsprogramma worden opgesteld met de te nemen maatregelen.

Tot slot kiest de initiatiefnemer ervoor om een architectonisch hoogwaardig gebouw te realiseren. Hoewel dit niet kwantificeerbaar is, draagt het wel bij aan de ruimtelijke kwaliteit.

Bijlage 3 bevat een kostenraming waarin de kosten voor de aanleg en het onderhoud voor het eerste jaar zijn opgenomen. Grofweg bevat de raming de volgende bedragen (exclusief BTW):

  • € 64.000 uitvoeren maatregelen binnen het plangebied;
  • € 41.000 uitvoeren maatregelen buiten het plangebied;
  • € 9.000 onderhoud gedurende het eerste jaar;
  • € 30.000 storting in het landschapsfonds

De fysieke prestaties en storting vertegenwoordigen een totale waarde van circa € 144.000,--, waarmee ruimschoots aan de 20%-regeling wordt voldaan.

4.3.4.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering

De Interim Omgevingsverordening eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. Hiervoor is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen gekoppeld aan het gebruik. Daarbij is rekening gehouden met de fasering van de realisatie van het bedrijfsgebouw.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Bakker Milieuadviezen uit Waalwijk een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Wijksestraat F 203, 204 en 205 Wijk en Aalburg" (november 2019, nr. BM/25163-2019). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.
Bakker concludeert dat de bodemkwaliteit op grond van de resultaten van het onderzoek geen belemmering vormt voor eventuele toekomstige bewoning dan wel bedrijfsdoeleinden.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan omvat de bouw van een bedrijfsgebouw en een kas gerealiseerd aan de tuinbouw. In de VNG-handreiking behoren beide tot milieucategorie 2, met een richtafstand van 30 meter. Binnen deze afstand, gemeten vanaf het bouwvlak, staan geen woningen van derden. Er is geen nader onderzoek nodig.

Voor de feitelijke teelt bevat de VNG-handreiking geen richtafstand. Uit jurisprudentie is gevolgd dat voor teelten waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet een richtafstand van 50 meter moet worden aangehouden. In paragraaf 5.1.7.3 wordt hierop nader ingegaan.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het plan omvat geen milieugevoelige activiteiten. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Beoordelingskader

Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.

Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:

  • Plaatsgebonden risico:
    Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, van overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico kan op een kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten met eenzelfde plaatsgebonden risico verbinden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de risicocontour van 10-6/jaar het meest relevant. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.
  • Groepsrisico:
    Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron   Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico  
Inrichtingen (Bevi)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen.  
Buisleidingen (Bevb)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  
Transportroutes (Bevt)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

5.1.3.3 Analyse

Het nieuwe bedrijfsgebouw is conform het Bevi aan te merken als een beperkt kwetsbaar object. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Daarop is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet nodig.

5.1.3.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het nieuwe bedrijfsgebouw betreft een geurgevoelig object.

In een straal van 1.000 meter rondom het plangebied liggen diverse veehouderijen. Het gaat daarbij overwegend om melkveehouderijen. In enkele veehouderijen worden vleeskalveren of een beperkt aantal varkens gehouden. Er is geen sprake van grote varkenshouderijen of pluimveehouderijen.

De afstand tot de dichtstbijzijnde veehouderij bedraagt 250 meter. Daaruit valt te concluderen dat ruimschoots aan de vaste geurafstand, genoemd in artikel 4 van de Wet geurhinder en veehouderij, wordt voldaan. Gezien het beperkte aantal dieren waarvoor geen vaste afstand geldt, is een geen nader onderzoek naar geuremissie nodig.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht.

Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0019.jpg"

Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Provincialeweg-Oost' (rekenpunt 15856247).

categorie   grenswaarde   2018   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   18,8   18,5   11,1  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   19,0   18,0   14,8  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   11,9   11,0   8,2  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   6,9   6,3   6,0  

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.

Analyse
Binnen een afstand van 1 kilometer rondom het plangebied zijn geen pluimveehouderijen gevestigd en binnen 250 meter geen overige veehouderijen. Er is daarmee voldoende afstand tot veehouderijen, waardoor er geen gevaar is voor de volksgezondheid.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Eveneens conform stap 5 van de genoemde handreiking moet bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, zo ook door de nieuwe plantenkwekerij. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone gehanteerd.

Analyse
Cauberg Huyen uit Son heeft een onderzoek verricht naar de spuitzone van Arie Bouman Kwekerij: rapport "Spuitzone onderzoek; bestemmingsplan Wijksestraat t.o. 18 Wijk en Aalburg". Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.
Cauberg Huygen concludeert door gebruik te maken van een 90% driftreducerende techniek er voor de beoogde gewasbeschermingsmiddelen onder standaardomstandigheden geen overschrijding van de huidblootstelling op 5 m vanaf de gewasrand is. Dat betekent dat er rekening hoeft te worden gehouden met een spuitzone van 5 meter. Deze spuitzone reikt niet tot buiten het plangebied en daarmee ook niet tot (bedrijfs)woningen van derden.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 6 kilometer, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Explosieven

Het doen van ingrepen in de bodem is onderdeel van de bouw en aanleg van de kwekerij. Uit de onderzoek dat Saricon in 2013 voor de toenmalige gemeenten in het Land van Altena heeft uitgevoerd volgt dat het meest oostelijke deel van het plangebied als verdachte locatie voor geschutmunitie is aangemerkt. Onderstaande afbeelding geeft de begrenzing van de verdachte locatie aan. De overige delen van het plangebied zijn onverdacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0020.jpg"

UITSNEDE OVERZICHTSKAART CONVENTIONELE EXPLOSIEVEN

Saricon adviseert om in het verdachte gebied nader onderzoek te laten uitvoeren voorafgaand aan bodemingrepen zoals het bouwen van gebouwen. Dit onderzoek kan bestaan uit een nader bureauonderzoek en eventueel een aanvullend veldonderzoek (detectie). Ter plaatse van het onverdachte gebied is geen nader onderzoek nodig.

Het benodigde onderzoek zal worden uitgevoerd in voorbereiding op de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen.

5.1.9 Milieueffectrapportage
5.1.9.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.9.2 Analyse

De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.9.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Het omgaan met archeologisch erfgoed is in Europees verband vastgelegd in het Verdrag van Malta. Hierin is het uitgangspunt dat dit erfgoed zoveel mogelijk ter plaatse (in situ) te conserveren. Het Europees beleid is overgenomen in de Erfgoedwet. Daarin is mede bepaald dat gemeenten belast zijn met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Om invulling te geven aan deze gemeentelijk zorgtaak beschikt de gemeente Altena over een gemeentelijk archeologiebeleid bestaande uit een nota archeologie, een erfgoedverordening en een archeologische beleidskaart.

5.2.1.2 Analyse

Het gemeentelijke archeologiebeleid is vastgelegd in het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen", zie ook paragraaf 1.3.2. Per archeologische verwachtingswaarde is een dubbelbestemming opgenomen. Ter plaatse van het plangebied geldt geen dubbelbestemming, omdat de archeologische verwachtingswaarde laag is. Er is geen archeologisch onderzoek nodig.

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister van OC&W, of bij gemeente of provincie.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen negatieve effecten hebben op beschermde natuurgebieden. Dat geldt zowel voor ontwikkelingen ín een natuurgebied, als op enige enige afstand daarvan (externe werking). Bij de beoordeling van effecten wordt onderscheid gemaakt in twee categorieën:

  • 1. stikstofdepositie - uitsluitend op Natura 2000-gebieden;
  • 2. overige effecten (denk aan: licht, geluid, trilling, grondwaterstand) - op alle beschermde natuurgebieden (Natura 2000 én Natuurnetwerk Brabant (NNB)).

Voor het bepalen van de effecten als gevolg van stikstof is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 7 (V03, 230830). Hieruit volgt dat er geen overschrijding van de grenswaarde voor stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (0,00 mol/hectare/jaar) is. Met betrekking tot het aspect stikstofdepositie is de uitvoerbaarheid van het plan hiermee in voldoende mate aangetoond.

Blom Ecologie uit Waardenburg heeft een onderzoek uitgevoerd naar de overige effecten van het plan op beschermde natuurgebieden: rapport "Quickscan Wet natuurbescherming Wijksestraat ong. te Wijk en Aalburg" (25 september 2020, kenmerk BE/2020/655/r). Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 bijgevoegd.
Ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming concludeert Blom het volgende: "De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Brabant. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden geen sprake. Een Voortoets en/of 'nee, tenzij'-toets is niet noodzakelijk."

Soortenbescherming
De voornoemde quickscan van Blom Ecologie gaat ook in op de effecten van het plan op beschermde soorten. Blom concludeert: "De planlocatie heeft geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming."

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap Rivierenland

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Rivierenland. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 ‘Versterken, verbinden, vergroenen’
    Het Waterbeheerprogramma beschrijft wat Waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheerprogramma zijn voor het waterbeheer de kaders gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van Waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofdthema’s:
    • 1. beschermen tegen overstromingen;
    • 2. water eerlijk verdelen;
    • 3. voorbereiden op extreem weer;
    • 4. streven naar schoon water van een goede biologische kwaliteit;
    • 5. bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur;
    • 6. kwaliteitsverbetering zwemwater;
    • 7. toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit;
    • 8. toewerken naar circulariteit.
  • Brochure Partners in Water
    In de brochure Partners in Water worden vier thema’s benoemd waaraan aandacht moet worden besteed in een watertoets: waterneutraal inrichten, schoon inrichten, veilig inrichten en bijzondere wateren en voorzieningen. In deze watertoets wordt hieraan op de volgende wijze invulling gegeven.
  • Waterneutraal inrichten.
    • 1. Schoon inrichten.
    • 2. Veilig inrichten.
    • 3. Bijzondere wateren en voorzieningen.
5.3.3 Bestaand watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een kleibodem. De waterdoorlatendheid is slecht.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Legger Oppervlaktewateren van Waterschap Rivierenland. Het oppervlaktewater in en om het plangebied is daarop aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0021.jpg"

UITSNEDE LEGGER OPPERVLAKTEWATEREN

Uit de legger volgt dat het plangebied geheel wordt begrensd door watergangen, en wordt bovendien ook door een watergang doorsneden. Aan de zuidzijde betreft het aan A-watergang (A-001839). Ook een gedeeltelijk aan de noordwestzijde heeft de A-status (A-001840). Het onderhoud van deze watergangen vindt plaats door het waterschap. Op de aanliggende gronden moet daarvoor een onderhoudsstrook obstakelvrij gehouden worden.
De overige watergangen zijn B-watergangen. Het onderhoud hiervan moet plaatsvinden door de 'aangelanden', de eigenaren van de gronden aan weerszijden.

De waterstanden in de watergangen worden op een constant niveau gehouden. Conform de peilenkaart bedraagt het zomerpeil voor het betreffende peilgebied 0,2 m +NAP in de zomer en 0,15 m +NAP in de winter. Voor de berekening van de waterberging wordt het zomerpeil aangehouden.

5.3.3.3 Grondwater

De grondwaterstand in het gebied is vergelijkbaar met het waterpeil in de aangrenzende watergangen. De bestaande maaiveldhoogte bedraagt ongeveer 1,1 m +NAP. De grondwaterstand is daarmee 80 tot 90 centimeter onder maaiveld.

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin andere waterschapsbelangen dan de genoemde watergangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Aanpassing watersysteem
5.3.4.1 Aanpassing watergangen

Het plan leidt tot diverse aanpassingen van de watergangen:

  • De watergang die het plangebied doorsnijdt (B-021174) wordt gedempt, zodat er een aansluitend terrein ontstaat. Hiermee gaat 128 m³ waterberging verloren.
  • De B-watergangen ten westen, noorden en oosten van het plangebied worden verbreed en voorzien van ecologische oevers, om meer waterberging te kunnen creëren, als onderdeel van de landschappelijke inpassing van de kwekerij en ter bevordering van de biodiversiteit.

Voor deze aanpassingen is reeds een watervergunning verleend. Waar nodig wordt deze watervergunning nog op onderdelen aangepast.

5.3.4.2 Verwerking hemelwater

Algemeen
Het plan met nieuwe containervelden, bedrijfsgebouw en kas leidt tot de nodige verharding. Ter plaatsen van een verhard perceel(deel) kan het hemelwater niet rechtstreeks infiltreren in de bodem. Lozing van hemelwater op omliggende watergangen is toegestaan als het wateroppervlak daarvan wordt vergroot. Daarnaast zijn er vanuit het Activiteitenbesluit eisen aan het gebruik van beregeningswater.

Vanuit het waterschap worden onder meer de volgende eisen gesteld (gericht op waterkwantiteit):

  • wateropgave bebouwing en verharding: 436 m³/hectare toename;
  • wateropgave containervelden en kassen: 580 m³/hectare toename, waarvan maximaal 75% in een beregeningsbassin mag worden opgeslagen;
  • 48 uur na een regenbui moet de bergingsvoorziening weer beschikbaar zijn;
  • de landelijke afvoer bedraagt maximaal 1,5 liter/seconde/hectare;
  • de peilstijging van oppervlaktewater mag maximaal 30 centimeter bedragen.

Vanuit het Activiteitenbesluit wordt onder meer de volgende eis gesteld (gericht op zuinig en schoon omgaan met water):

  • verplichting tot aanleg waterbassin van ten minste 500 m³/hectare teelt.

Wateropgave
Onderstaande tabel bevat de berekening van de wateropgave op basis van het in hoofdstuk 3 opgenomen inrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0022.jpg"

Uit de berekening volgt dat de bergingsopgave ter plaatse van oppervlaktewater 1.510 m³ bedraagt en de bergingsopgave in het beregeningsbassin 2.442 m³.

Werking intern watersysteem
Een goed werkend watersysteem is een belangrijke voorwaarde voor het kweken van planten. Arie Bouman Kwekerij heeft een innovatief systeem ontworpen waarbij de het gietwater niet via beregening van boven, maar via bevloeiing aan de onderkant plaatsvindt: het eb- en vloedsysteem. Via dit systeem wordt tevens het hemelwater afgevoerd. Onderstaande afbeeldingen tonen de werking van het systeem.

Situatie droog weer

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0023.jpg"   De verharde containervelden waar de kweek van de planten plaatsvindt liggen circa 4 cm lager dan de omliggende paden en terrein. Via een ondergronds leidingensysteem staan de containervelden in verbinding met de gietwateropslag.  
afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0024.jpg"   Vanuit de gietwateropslag wordt gietwater naar (een deel van) de containervelden geleid. Na de gewenste periode van bevochtiging wordt het gietwater weer weggevoerd naar een volgend deel van de containervelden of terug naar het gietwaterbassin.  
afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0025.jpg"   Het water dat door de wortels van de planten wordt opgezogen of via verdamping uit het systeem verdwijnt, wordt vanuit het beregeningsbassin aangevuld in de gietwateropslag. Door deze werkwijze te volgen blijven eventuele gewasbeschermingsmiddelen die in het gietwater terechtkomen in het gietwatersysteem en bevat het beregeningsbassin altijd schoon water.  

Situatie neerslag

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.BuiBP067Wijkseto18-VG01_0026.jpg"   In geval van neerslag wordt het water dat op de containervelden, het gebouw, de kas en de overige verharde delen van het terrein naar het beregeningsbassin gevoerd, deels via het gietwatersysteem van de containervelden.

Het beregeningsbassin bestaat uit twee delen. Het onderste deel van ten minste (4,4 x 500) 2.200 m³ (eis Activiteitenbesluit) blijft beschikbaar als gietwater, ook na de periode van neerslag.  

Het bovenste deel (van ten minste 2.442 m³) wordt via een afvoerbuis conform de landelijke afvoer (1,5 l/sec/ha) vertraagd afgevoerd naar het omliggende oppervlaktewater, zodat dit bovenste deel binnen 48 uur weer beschikbaar is om opnieuw voor waterberging gebruikt te kunnen worden.

In de situatie dat het beregeningsbassin niet toereikend is voor de opvang van het hemelwater, dan treedt de overloop naar het omliggende oppervlaktewater in werking.

Aanpassing watersysteem
Om het extra hemelwater dat als gevolg van de overstort vanuit het beregeningsbassin komt op te kunnen vangen zijn de omliggende B-watergangen aan de west-, noord- en oostzijde verbreed. De extra wateroppervlakte bedraagt 5.035 m². Hierdoor is het waterbergend vermogen van deze watergangen met (5035x0,3=) 1.510 m³ toegenomen, hetgeen overeenkomt met de bergingseis.

In paragraaf 3.4 is aangegeven dat een deel van de watergangen tevens van ecologische oevers is voorzien.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de riolering in de Wijksestraat geloosd worden. Hiervoor zal een persleiding worden aangelegd.

5.3.6 Waterkwaliteit

Hiervoor is beschreven hoe wordt voorkomen dat gewasbeschermings- en voedingsmiddelen in het beregeningsbassin en het oppervlaktewater terechtkomen. Er zijn verder geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.4 Beperkingen in verband met militair radarstation

Het plangebied ligt binnen 15 kilometer afstand van het het radarstation Herwijnen. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (25 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 90 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 kilometercontour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 90 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op een afstand van 8.200 meter tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 60 meter boven NAP (ofwel circa 59 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.

Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid

De financiële uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Het omvat het verhalen van algemene kosten op de initiatiefnemer en de beoordeling aan de gemeentelijke grondexploitatie.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Conclusie

Het plan is financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch - 2 (artikel 3)
De plantenkwekerij is in de bestemming 'Agrarisch - 2' opgenomen. Deze bestemming wordt in de gemeente toegepast op alle gronden die in de gemeentelijke structuurvisie voor gemengde plattelandseconomie zijn aangewezen.
Voor de bebouwing en containervelden is een bouwvlak opgenomen. In verband met de gewenste openheid zijn delen van het bouwvlak uitgesloten voor gebouwen. Bovendien is het niet toegestaan een bedrijfswoning te realiseren.

Agrarisch met waarden - Agrarisch gebied (artikel 4)

Binnen deze bestemming is de bestaande bestemming Agrarisch met waarden - Agrarisch gebied uit de vigerende beheersverordening opnieuw opgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Water (artikel 5)
De delen van de watergangen die binnen het plangebied liggen, zijn opgenomen in de bestemming 'Water'. Het betreffen B-watergangen, waarvan het onderhoud door de aangelanden moet plaatsvinden. Hiertoe is in deze bestemming een beperkte onderhoudsstrook opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt.

Overige regels (artikel 9)
In dit artikel is de vantoepassingverklaring van twee andere bestemmingsplannen opgenomen, te weten bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen" en "Paraplubestemmingsplan Wonen".

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Omgevingsdialoog
  • 2. Inspraak
  • 3. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 4. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 5. Vaststelling door gemeenteraad
  • 6. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft op 30 november 2020 een omgevingsdialoog gevoerd met de direct omwonenden. Het verslag van deze omgevingsdialoog is opgenomen als bijlage 9.

8.2 Inspraak en Vooroverleg

Vanaf 1 juli 2021 heeft het voorontwerpbestemmingsplan voor 4 weken ter inzage gelegen. Toen het bestemmingsplan ter inzage lag kon iedereen een schriftelijke inspraakreactie geven.

In de periode van ter inzagelegging zijn er geen inspraakreacties en drie vooroverlegreacties ontvangen van het Waterschap Rivierenland, Brandweer Midden en West Brabant en Provincie Noord-Brabant.

De vooroverlegreactie van het Waterschap Rivierenland heeft geleid tot één tekstuele aanpassing. Deze is verwerkt in de toelichting. De reactie van de brandweer heeft niet geleid tot aanpassingen.

De reactie van de Provincie heeft onder andere geleid tot enkele verduidelijkende aanvullingen op de toelichting met betrekking tot de omvang van de bebouwing (paragraaf 3.2.2, herbestemming/toekomst van de achterblijvende locaties (paragraaf 3.1.2), de beschrijving van de kwaliteitsverbetering landschap (paragraaf 4.3.4) en energietransitie en klimaatadaptatie (paragraaf 3.5).

Daarnaast heeft de reactie met betrekking op de strijdigheid met de IOV er toe geleid dat de gronden van het bestaande bedrijf aan Wijksestraat 18 zijn opgenomen binnen het plangebied. De locatie aan de Wijksestraat is met een koppelteken verbonden aan de gronden ten zuiden van de Wijksestraat. Voor de gronden van de Wijksestraat 18 blijven de vigerende bestemming en eerder verleende vergunningen gelden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen op deze gronden mogelijk gemaakt.

In bijlage 10 'Nota van inspraak en wettelijk vooroverleg' staan de ontvangen reacties, de gemeentelijke reactie daarop en de wijzigingen in het bestemmingsplan opgenomen .

8.3 Zienswijzenprocedure

Vanaf 30 april 2022 heeft het ontwerpbestemmingsplan "Wijk en Aalburg: Wijksestraat t.o. 18" voor 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode kon iedereen bij de gemeenteraad zijn/haar zienswijze geven op het ontwerpbestemmingsplan. In deze nota staan de ontvangen zienswijzen, de gemeentelijke reactie daarop en de wijzigingen in het bestemmingsplan.

In de periode van terinzagelegging zijn er twee zienswijzen ontvangen namens dezelfde personen. De zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

In bijlage 11 staande ontvangen zienswijzen, de gemeentelijke reactie daarop en de wijzigingen in het bestemmingsplan opgenomen.

8.4 Vaststelling

Op 24 oktober 2023 is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.