direct naar inhoud van Regels
Plan: Dussen: Loswal 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.BuiBP133Loswal6-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Dussen: Loswal 6 met identificatienummer NL.IMRO.1959.BuiBP133Loswal6-VG01 van de gemeente Altena.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of bedrijf dat in (een gedeelte van) een woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en dat is gericht op het ambachtelijk vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met een minimale omvang van 10 Nge;

1.9 archeologisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.11 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.26 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaakfunctie;

1.27 huishouden

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is.

1.28 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.29 kunstwerk

voortbrengsel van de beeldende kunsten; kunstuiting;

1.30 loonbedrijf

een bedrijf, dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven en het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden (ook aan anderen dan agrarische bedrijven), met behulp van werktuigen.

1.31 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.33 perceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.34 permanente bewoning

het gebruik van een kampeermiddel, kampeerverblijf of recreatiewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die in gevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van de bewoners in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Bergeijk, terwijl deze personen elders niet over een hoofdverblijf beschikken.

1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.37 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.38 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.39 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.40 seksbioscoop/-theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

1.41 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.44 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.45 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;

1.46 watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.47 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.48 wonen

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip woning of wooneenheid

1.49 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.50 zelfstandige woonruimte

woonruimte die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over een eigen afsluitbare toegang, al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.4 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.9 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
2.10 aanvullende meetregels

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
  • b. een bedrijfswoning

alsmede voor:

  • c. de aanleg en het behoud van landschappelijke inpassing conform het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage 1 bij deze regels;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, (ontsluitings)wegen, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water;
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. de afstand van gebouwen tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 5 meter bedraagt;
  • b. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen;
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
3.2.3 Bedrijfswoning
  • a. per bestemmingsvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • e. de bedrijfswoning dient te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 30° en ten hoogste 60°.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 70 m²;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
vlaggenmasten   8 meter  
verlichtingsmasten   5 meter  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn   1 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn   2 meter  
hijs en takelinrichtingen   10 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  
3.2.6 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het bouwen van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 3.2.2 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing als bedoeld in Bijlage 1 is gerealiseerd en in stand wordt gehouden binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

3.2.7 Voorwaardelijke verplichting waterbergingsvoorziening

Binnen het bestemmingsplangebied is het verharden en bebouwen van de gronden slechts toegestaan als binnen het bestemmingsplangebied is voorzien in de realisatie en instandhouding van een waterberging van minimaal 395 m3, waarbij de capaciteit van de waterbergingsvoorzieningen wordt berekend volgens de meest recente voorschriften van het waterschap.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroting oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor een eenmalige vergroting van de toegestane maximale bebouwingsoppervlakte aan bedrijfsgebouwen binnen het bestemmingsvlak, mits:

  • a. uit een gekwalificeerd bedrijfsplan blijkt dat:
    • 1. de verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein redelijkerwijs niet mogelijk is;
    • 2. de uitbreiding bedrijfseconomisch noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf;
  • a. de mogelijkheden ontbreken om de ruimtebehoefte op te lossen binnen de op grond van lid 3.2.2 toegestane bebouwingsoppervlakte.
  • b. de bebouwing op een zorgvuldige wijze in het landschap wordt ingepast;
  • c. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de uitbreiding geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • e. de verkeersaantrekkende werking daardoor niet onevenredig toeneemt;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • g. natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 5.2, niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de ontwikkeling (vergroting bebouwingsoppervlakte) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden;
  • j. de vergroting niet meer bedraagt dan:
oppervlakte bestaande bedrijfsgebouwen   maximale uitbreiding  
groter dan 500 m2   20%  
3.3.2 Vergroting inhoud bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 3.2.3 onder b voor het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot maximaal 900 m³, mits:

  • a. er sprake is van een vrijstaande woning;
  • b. de vergroting vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is, mede ook in relatie tot de omgeving waarin de woning gesitueerd is;
  • c. de ontwikkeling (vergroting inhoud bedrijfswoning) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
  • c. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde artikelen/producten tot een maximale winkelvloeroppervlakte van 50 m²;
  • d. van een bedrijf mag maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoor worden gebruikt;
  • e. mestbewerking is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de omvang van het aan huis verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken met een maximum oppervlak van 100 m²
  • c. het aan huis verbonden beroep of bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het aan huis verbonden beroep of bedrijf is genoemd in de Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis in Bijlage 2 of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan de in deze Staat genoemde beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • e. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • f. het aan huis verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  • g. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
    • 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
    • 2. beperkte detailhandel via internet, mits geen goederen van huis worden afgehaald.
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.1.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en overige beplantingen;
  • b. de aanleg en het behoud van landschappelijke inpassing conform het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage 1 bij deze regels

een en ander met de daarbij behorende:

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals (berm)sloten, greppels, watergangen, bruggen en duikers;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder begrepen in- en uitritten, fiets- en wandelpaden en dergelijke;
  • e. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen straatmeubilair, kunstwerken, speeltoestellen en dergelijke;
  • f. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, behoudens:
  • b. kunstwerken en bewegwijzering, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. licht- en andere masten, waarvan de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, voor het bouwen van gebouwen voor beheer en onderhoud van de in lid 6.1 genoemde gronden, mits de oppervlakte per gebouw niet meer dan 50 m² bedraagt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 Geluidzone industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone industrie' geldt de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder en zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen uitsluitend toelaatbaar met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet geluidhinder.

5.2 Landschapstypen

ter plaatse van de aanduiding 'zeekleilandschap - eerste aanwaspolders' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het zeekleilandschap, subtype eerste aanwaspolders, met de volgende kernkwaliteiten: openheid, grootschalig karakter, doorschemerend (micro)reliëf, kades en dijken en bijbehorende taluds.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
6.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  • c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de aangrenzende gronden, en/of;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, en/of;
  • c. in verband met de verkeersveiligheid.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • c. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden als start- en landingsbaan voor spuitvliegtuigjes;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming;
  • e. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • f. het gebruik en/of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • g. het gebruik en/of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning.
  • h. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

Artikel 8 Overige regels

8.1 Parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen Altena" zoals vastgesteld op 15 december 2020. Indien deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. De onder a. bedoelde parkeergelegenheid dient na realisering in stand te worden gehouden;
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
8.2 Laden en lossen
  • a. Indien het gebruik van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, is bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, verzekerd dat op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
  • b. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid onder artikel 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 10.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 10.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid onder artikel 10.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Dussen: Loswal 6'.