Plan: | Giessen-Rijswijk - Brede school 2014 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0874.GSRSBP201401-VSG1 |
Inleiding
Beleidskader
Op grond van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dient de toename van het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijk besluit te worden verantwoord. Op basis van artikel 8 van de Revb, de regeleing behorende bij het Bevb, is opgenomen dat indien het groepsrisio onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijft (en dat is deze case het geval) met een beperkte verantwoording mag worden volstaan. Bij deze verantwoording komen aan bod:
In relatie tot de laatste twee aspecten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, dient de regionale brandweer of veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. In het kader van het vooroverleg over het voorontwerpbestemmingsplan “Giessen-Rijswijk – Brede School 2014” is advies uitgebracht door de brandweer Midden- West Brabant (zie bijlage 4). Dit advies is in de voorliggende verantwoording verwerkt. In het advies wordt ingegaan op de aspecten bereikbaarheid, bluswatervoorzieningen, zelfredzaamheid en hulpverlening. Tevens is bij de verantwoording gebruik gemaakt van een reactie van de Gasunie (zie bijlage 5).
Leeswijzer
In deze verantwoording wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Situatie en relevante risicobronnen
Transport van gevaarlijke stoffen door hogedrukaardgasleiding Z-543-01
RBOI heeft voor het bestemmingsplan Giessen-Rijswijk – Brede School 2014 een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor hogedruk aardgasleiding Z-543-01 die is gelegen ten oosten en zuiden van het plangebied (zie bijlage 2).
Uit de risicoanalyse blijkt dat er rond de hogedrukaardgasleiding geen plaatsgebonden risico aanwezig is die de grenswaarde van 10-6 overschrijdt. Als gevolg van de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt neemt het groepsrisico toe tot maximaal een factor 0,027 ten opzichte van de oriënterende waarde. Het groepsrisico ligt daarmee ver beneden de oriënterende waarde.
Fakkelbrandscenario
Met betrekking tot de hogedruk aardgastransportleiding Z-543-01 (291 mm, 40 bar) is een incident mogelijk veroorzaakt door leidingbreuk en ontsteking van het uitstromende gas met een fakkelbrandscenario tot gevolg. De effectafstanden ten gevolge van een incident met de leiding zijn sterk afhankelijk van de grootte van het lek van de leiding. Het zwaarste incident betreft een guillotine. Hierbij scheurt de leiding ineens volledig af, ten gevolge van bijvoorbeeld graafwerkzaamheden. Bij kleinere lekken in de leiding is de schade relatief beperkt.
Voor een fakkelbrandscenario geldt dat er directe ontsteking plaatsvindt waardoor er sprake is van een snel scenario. Op het moment dat de hulpverlening ter plaatse is, kan worden begonnen met het redden van slachtoffers. De duur van de zogenaamde 'flare' is afhankelijk van de snelheid waarop de leiding kan worden afgesloten en is niet door de hulpverlening te beïnvloeden. Het afsluiten van de leiding gebeurt door de leidingbeheerder, in dit geval de Gasunie. Op het moment dat de druk bij een leiding wegvalt, zal de gastoevoer (automatisch) worden afgesloten. De effecten kunnen worden beperkt door een snelle inzet van de brandweer, deze inzet zal zich richten op het voorkomen van uitbreiding van de brand.
Ongevallen met gasleidingen komen zelden voor, maar kunnen wel tot forse problemen leiden. Er is kans op een gaswolkexplosie, of een fakkelbrandscenario. De effecten kunnen op enkele tientallen meters direct letaal zijn en hangen sterk af van de situatie en de weersomstandigheden. Het worst-case scenario betreft een zomerse dag, waarbij veel slachtoffers buiten de gebouwen (op het schoolplein) aanwezig zijn.
Al met al zullen in deze situatie honderden personen in meer of mindere mate hinder ondervinden van de mogelijke explosie. Gezien de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten, bedrijfspanden en woningen in de omgeving van de leiding wordt de indicatie van de regionale brandweer als realistisch beschouwd. Naast het slachtofferbeeld dient rekening gehouden te worden met zwaar beschadigde gebouwen binnen een straal van 200 meter.
De maatregelen die genomen kunnen worden om de risico's te beperken en de hulpverlening te ondersteunen bij het bestrijden van de gevolgen van een incident kunnen worden onderverdeeld in bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid. Maatregelen voor een effectieve zelfredzaamheid worden besproken onder punt 6.
Overigens hoeft op basis van de Regeling externe veiligheid buisleidingen dit onderwerp niet nader ingevuld te worden, vanwege het lage groepsrisico. Voor de volledigheid wordt hierbij echter wel stilgestaan.
Bronmaatregelen
Met betrekking tot het transport van aardgas door de leiding is het verminderen van het transport een maatregel die op relatief grote bezwaren leidt. De leiding voorziet een deel van de gemeente Woudrichem van aardgas. Zonder deze leiding is het niet mogelijk om alle woningen te voorzien van aardgas.
Effectmaatregelen
Vanuit de gedachte dat een risico bestaat uit de kans maal het effect wordt het risico gereduceerd door de kans te verkleinen en/of de effecten te verkleinen. De kans dat er een incident voorvalt met de leiding is echter al enorm klein. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden voor het verder verkleinen van de kans en aan de mogelijkheden voor het verkleinen van de effecten.
Theoretische effect beperkende maatregelen kunnen bestaan uit:
Dit zou betekenen dat een zone langs de leiding niet zou kunnen worden benut voor ontwikkeling van stedelijke functies. Er zijn echter redenen van stedenbouwkundige en planologische aard die ertoe geleid tot de ontwikkeling van een school op deze locatie. Met het aanhouden van de gekozen afstand tot de weg vindt geen ontwikkeling plaats binnen de 100% letaliteitsafstand.
De bestrijdbaarheid is afhankelijke van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van invalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.
Bereikbaarheid
Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Het bestemmingsplan voorziet in een goede bereikbaarheid aan alle vier de zijden. De wegen voldoen aan de normen die de brandweer Midden- en West-Brabant hieraan stelt. Voorwaarde hierbij is wel dat alle auto's, ook tijdens piekmomenten op de daarvoor bestemde parkeerplaatsen worden geplaatst.
Bluswatervoorziening
Het beschikbaar hebben van voldoende bluswater is voor het bestrijden van de brandrisico's van bijzonder belang en zijn reeds aanwezig. De benodigde hoeveelheid bluswater is afhankelijk van het risico en het mogelijke scenario.
Primair bluswater
De benodigde bluswatercapaciteit voor de primaire bluswatervoorziening in het plangebied bedraagt minimaal 60m³/h. Voor de situering van de brandkranen worden dekkingscirkels van 40 m rond de brandkraan gehanteerd, dit houdt in dat de onderlinge afstand tussen de brandkranen maximaal 80 m bedraagt. Rondom de brandkranen moet altijd een obstakelvrije ruimte aanwezig zijn met een diameter van 1,8 m. Brandkranen in trottoirs moeten, indien langsparkeren wordt toegepast, ten minste 0,35 m van de trottoirband liggen. Bij gestoken parkeren moet deze afstand 0,75 m zijn. Deze primaire bluswatervoorzieningen moeten bij de realisatie van de school aanwezig zijn.
Secundair bluswater
De benodigde bluswatercapaciteit voor de secundaire bluswatervoorziening in het plangebied bedraagt minimaal 90m³/h. De secundaire bluswatervoorziening moet op minimaal 225 m van het object geplaatst zijn. Aan deze afstand wordt voldaan.
Zorgnorm
De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. De aanrijtijd betreft de zuivere rijtijd. De brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn.
De bevolking binnen het invloedsgebied rond de aardgasleiding bestaat grotendeels uit verminderd zelfredzame personen. Het gaat om de leerlingen die aanwezig zijn in de beoogde brede school. Gelet op de afstand van de school tot de leiding, bevinden de beoogde scholen zich buiten de 100% letaliteitcontour. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kunnen de volgende maatregelen worden getroffen.
De gebruikers van de objecten moeten door middel van risicocommunicatie worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij zelf kunnen nemen. Dit valt onder de informatieplicht van de gemeente en daar wordt door de gemeente op toegezien. Verder moeten het bestuur en het personeel van de beoogde scholen er op worden gewezen dat de BHV-organisaties goed geïnformeerd moeten zijn over de mogelijk optredende scenario's. Het is daarom te adviseren een adequaat ontruimingsplan op te stellen en dit minimaal één maal per jaar te oefenen. Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid, dit wordt bevorderd door het ontruimingsplan vaak te oefenen.
Na het treffen van maatregelen resteert een resteffect. Dit betreft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario's, ondanks de getroffen maatregelen. Het maatgevend scenario voor beschrijving van het restrisico is het fakkelbrandscenario.
Door de aanwezigheid van de scholen is er een groot verschil in de mogelijke aantallen slachtoffers (doden en gewonden) in de dag- en nachtsituatie. In de dagsituatie (07.00-19.00 uur) is er sprake van een grotere omvang van het incident dan in de nachtsituatie (19.00-07.00 uur). Een effectieve maatregel is dan ook het weren van werkzaamheden door derden in de bodem nabij de leiding in de daguren.
Het resteffect is moeilijk concreet in te schatten. Wel is bekend, dat de kans op een incident bijzonder klein wordt geacht. Bij de maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke slachtoffers in het plangebied verminderd kan worden. Over het aantal gewonden kan geen concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een daling van het aantal gewonden en van de schade. De mate van daling is afhankelijk van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de snelheid waarmee de leiding uitgeschakeld word, weersinvloeden e.d.).
De bebouwing in het plangebied zal bij een incident dermate grote schade oplopen dat herbouw noodzakelijk zal zijn.
Conclusie
De zelfredzaamheid in het invloedsgebied is zeer laag. Dit komt doordat er veel verminderd zelfredzame personen in het invloedsgebied verblijven: de leerlingen van de beoogde brede school. Het resteffect bij een mogelijk incident is daardoor groot. Vooral het mogelijke aantal slachtoffers, waarvan de meesten leerlingen van de brede school zijn, draagt hieraan bij.
Het bevoegd gezag, de gemeente Woudrichem, neemt kennis van het restrisico en neemt de verantwoording voor eventuele gevolgen.