direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kern Dussen, MFA
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0002.png"

1.1 Aanleiding

Aan de Wilhelminaplantsoen 1 tot en met 23 zijn momenteel 23 seniorenwoningen gesitueerd. De gemeente Werkendam is voornemens om op de locatie van de seniorenwoningen een multifunctionele accommodatie (hierna: MFA) te realiseren. In de MFA worden de drie bestaande scholen, een sportzaal en een dorpshuisfunctie ondergebracht. De MFA zal verder ook huisvesting bieden aan de peuterspeelzaal, kinderopvang en de bibliotheek.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van de kern Dussen en wordt begrensd door de Wilhelminastraat in het noorden, de Molenkade aan de oostzijde en het voetpad Wilhelminaplantsoen tussen de Molenkade en het Vrijheidsplein in het zuiden. Aan de westzijde bestaat de grens uit het perceel behorende bij het huidige gemeenschapshuis 't Middelpunt gelegen aan de Wilhelminastraat 3a. De locatie heeft een omvang van circa 12.110 m².

1.3 Het vigerende bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kern Dussen' dat door de raad van de gemeente Werkendam is vastgesteld op 25 juni 2013. Binnen het plangebied zijn de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Wonen' van kracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0003.png"

Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 1' en 'Waarde – Archeologie 2' op gedeelten van het plangebied van toepassing. Op basis van de regels van het vigerende bestemmingsplan is het gebruik van het plangebied als Multifunctionele accommodatie, niet toegestaan.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'kern Dussen, MFA' bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 nader ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de ligging binnen de gemeente Werkendam. In Hoofdstuk 3 wordt een samenvatting gegeven van het relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleid. In Hoofdstuk 4 worden de milieuhygiënische en planologische randvoorwaarden uiteengezet. Hoofdstuk 5 voorziet in de toelichting op het planvoornemen zelf en in Hoofdstuk 6 wordt de juridische opzet van het plan nader toegelicht. Tot slot vindt in Hoofdstuk 7 een toetsing plaats ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid en wordt in Hoofdstuk 8 beschreven welke procedure dient te worden doorlopen.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0004.png"

2.1 Gebiedsbeschrijving

De gemeente Werkendam is gelegen in het noordwesten van de provincie Noord-Brabant, in het Land van Heusden en Altena, tussen de rivieren Nieuwe Merwede en Bergsche Maas. Het plangebied zelf bevindt zich in de kern Dussen in het zuiden van de gemeente Werkendam. Dussen telt ongeveer 2.500 inwoners en ligt net ten noorden van de Bergsche Maas.

Het plangebied is gesitueerd aan het Wilhelminaplantsoen 1 t/m 23. De ontsluiting van het plangebied in de huidige situatie vindt plaats via het Vrijheidsplein, de Wilhelminastraat en de Molenkade. De Molenkade sluit aan op de provinciale weg richting Hank en Meeuwen.

Binnen de kern Dussen staat de woonfunctie centraal. De overige functies zijn verspreid gelegen over de kern. Met name in en rondom het plangebied zijn de functies het sterkste gemengd. Het betreft het dorpshart van Dussen met de kerk, horecagelegenheden, overige maatschappelijke functies en kleinschalige bedrijvigheid.

2.2 Beschrijving plangebied

Het plangebied zelf bestaat hier uit de 23 seniorenwoningen aan het Wilhelminaplantsoen. Het gebied rondom deze woningen is groen aangekleed met gazon en bomen. Verder bestaat het plangebied uit de noodzakelijke verhardingen ten behoeve van het parkeren en de ontsluiting van het gebied.

De bebouwing ter plaatse dateert uit de jaren '90 en voldoet niet aan de huidige eisen voor seniorenwoningen. De bestaande bebouwing bestaat uit 1 bouwlaag met een platte afdekking.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. De voor het planvoornemen relevante beleidsdocumenten worden kort toegelicht.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het Rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit. Met deze structuurvisie wordt de onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' reeds ingezette decentralisatie verder doorgezet. Dit houdt in dat verantwoordelijkheden worden overgedragen aan provincies en gemeenten. Deze overheden kunnen met hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden opgaven zelf integraal, doeltreffend en met kwaliteit aanpakken.

Voor het formuleren van het ruimtelijke Rijksbeleid is een drietal criteria leidend geweest. Er is beleid opgesteld indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van de gezondheid van inwoners.

In de Structuurvisie is vervolgens een drietal doelen voor Nederland in 2040 geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Leefbaarheid en veiligheid

De ruimtelijke verschillen in Nederland nemen toe onder invloed van urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening. Deze toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn daardoor niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief).

De ambitie voor 2040 is dat woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut.

Voorts is het nodig onze bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteiten te koesteren en te versterken, hetgeen vraagt om de borging van natuurwaarden, biodiversiteit, cultuurhistorische waarden en een goede milieukwaliteit. De ambitie voor 2040 is het bieden van een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Belangrijke onderdelen daarvan zijn ook een blijvende bescherming tegen extreme weersomstandigheden en overstromingen en het voorzien in voldoende zoetwater in droge perioden.

In deze toelichting wordt voorzien in een zorgvuldige belangenafweging ten aanzien van de beoogde planontwikkeling, waarbij onder meer wordt ingegaan op de milieukwaliteit. Het planvoornemen, waarbij een MFA wordt gerealiseerd, draagt bij aan de leefbaarheid in de kern Dussen en voldoet daarmee aan het beleid van de structuurvisie. In de SVIR zijn bovendien geen zaken opgenomen die van belang zijn voor de realisatie van de MFA.

3.2.2 Barro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigd in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit het SVIR. Aangezien er in de SVIT geen zaken zijn opgenomen die van belang zijn voor de realisatie van de MFA, is ook het Barro hier niet van toepassing.

3.2.3 Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen, grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:

1. Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden

Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onderzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in bodem te verwachten zijn.

2. Behoud in situ

Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tastbaar en goed zichtbaar blijven.

3. Verstoorder betaalt

Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Het verdrag is ook vertaald in de Nederlandse wetgeving, namelijk de Monumentenwet. Daarnaast komt het verdrag ook terug in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkeling in het plangebied past binnen de doelstellingen van het verdrag en de wet. In paragraaf 5.3 wordt hierop ingegaan.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO)

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO), vastgesteld op 1 oktober 2010 en per 1 januari 2011 in werking, vervangt samen met de Verordening Ruimte de Interimstructuurvisie, de paraplunota, de uitwerkingsplannen van het streekplan en het beleidsdeel van de reconstructieplannen. Daarnaast wordt in de gebiedspaspoorten, die geïntegreerd zijn in de SVRO, de ruimtelijke visie op het landschap gegeven.

De structuurvisie ruimtelijke ordening (2010) geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.

Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moet aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkings-groepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.

Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0005.png"

Tevens is veiligheid een belangrijk aspect. Goederenvervoer per spoor zal in de toekomst om stedelijke gebieden heen geleid moeten worden.

Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.

Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Er moet op zoek gegaan worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.

Dussen is op de structurenkaart van de structuurvisie RO aangeduid als 'Kernen in het landelijk gebied'. Hier is de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken. De stedelijke ontwikkelingen moeten qua schaal en maat passen bij de kern. Voor kernen, zoals Dussen, die meer geleidelijk zijn gegroeid en hun dorpse karakter nog hebben behouden vraagt de provincie aandacht voor een goede ruimtelijke aanhechting van nieuwe werklocaties op het dorp en het omliggende landschap. Daarnaast is het belangrijk dat in het regionale overleg gezocht wordt naar mogelijkheden voor de opvang van de behoefte aan werklocaties bij de meer suburbane kernen in de regio of op regionale bedrijventerreinen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een MFA binnen het bestaand bebouwd gebied van de kern. De ontwikkeling past qua schaal en maat binnen de kern Dussen en sluit aan op het dorpse karakter.

Op de kaart gebiedspaspoorten is het plangebied gelegen binnen het 'Bestaand bebouwd gebied'. Dit is conform het huidige en toekomstige gebruik. Hier zijn geen wijzigingen voorzien. Daarnaast is het plangebied gelegen binnen het “Land van Heusden en Altena'. Het Land van Heusden en Altena maakt onderdeel uit van het jonge rivierkleilandschap met hogere meer zandige oeverwallen langs de rivieren en lager gelegen open rivierkommen in het binnenland. Het buitendijkse uiterwaardengebied overstroomt jaarlijks. Het gebied wordt aan drie zijden begrensd door de rivieren Nieuwe Merwede, Bergsche en Afgedamde Maas.

Aangezien de realisatie plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied van Dussen en in de plaats komt van een andere stedelijke functie (wonen), vindt er geen strijdigheid met de waarden en ambities uit de Structuurvisie RO plaats.

De realisatie van de MFA draagt bij aan de vitaliteit van de kern Dussen. De MFA levert een belangrijke bijdrage aan het voorzieningenniveau aangezien het een modern onderkomen biedt aan de maatschappelijke, recreatieve en culturele activiteiten in Dussen, dat (weer) voldoet aan de wensen van de gebruikers. Het plangebied ligt binnen het bestaand bebouwd gebied van Dussen en doet geen afbreuk aan het omringende landschap.

3.3.2 Verordening Ruimte 2012

De Verordening ruimte 2012 is de juridische vertaling van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen. De verordening bevat algemene regels waaraan gemeenten zich dienen te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van bestemmingsplannen. Ook wordt in de Verordening ruimte geregeld op welke wijze het regionaal ruimtelijk overleg, waarin afspraken worden gemaakt over verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen), wordt georganiseerd.

Naast deze direct bindende regels voor gemeenten kent de verordening ook een aantal bindende regels voor burgers. Deze regels hebben betrekking op de ontwikkeling van intensieve veehouderijen in de zogenaamde extensiverings-, verwevings- en landbouw-ontwikkelingsgebieden. In het bijzonder gaat het hier om intensieve geiten- en schapenhouderijen. Door middel van deze regels wordt voorkomen dat ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden op het moment dat een bestemmingsplan van de gemeente nog niet is aangepast aan de Verordening ruimte.

Het plangebied is conform de kaart stedelijke ontwikkeling van de Verordening Ruimte 2012, gelegen binnen het “Bestaand stedelijk gebied – kernen in het landelijke gebied”. Reeds jaren is het provinciale beleid met betrekking tot stedelijke ontwikkeling gericht op het bundelen van deze verstedelijking. Dit betekent dat het grootste deel van de woningbouw, bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur dient plaats te vinden binnen de stedelijke concentratiegebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0006.png"

Nieuw ruimtebeslag buiten deze gebieden kan enkel plaatsvinden wanneer inbreiding of herstructurering niet tot de mogelijkheden behoren. Bovendien zijn deze ontwikkelingen alleen maar mogelijk in de daarvoor aangewezen zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling.

De MFA past binnen het door de provincie nagestreefde bundelingsbeleid. Geconcludeerd kan worden, dat het planvoornemen in overeenstemming is met het provinciale ruimtelijke beleid.

3.3.3 Verordening Ruimte 2014

De ontwerp Verordening Ruimte 2014 heeft ter inzage gelegen en zal naar verwachting in de loop van 2014 worden vastgesteld. Op basis van het ontwerp van de verordening is het plangebied nog steeds gelegen binnen 'Bestaand stedelijk gebied'. Het beleid ter plaatse van dergelijke gebieden is niet zodanig gewijzigd dat dit van invloed is op het planvoornemen.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena

De gemeenten Aalburg, Werkendam, Woudrichem en het waterschap Hoogheem-raadschap Alm en Biesbosch (inmiddels Rivierenland) hebben gezamenlijk een Structuurvisie Plus opgesteld.

 

In de Structuurvisie Plus Land van Heusden en Altena is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor de komende jaren vastgelegd. In de Structuurvisie Plus worden de volgende doelen nagestreefd:

  • aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid;
  • vernieuwing en afstemming van het ruimtelijke beleid van de gemeenten, het waterschap en de provincie;
  • het verkrijgen van een breed draagvlak door een breed, open en interactief planproces.

In het Land van Heusden en Altena speelt een aantal belangrijke ruimtelijke vraagstukken. De Structuurvisie Plus geeft een oplossingsrichting voor deze vraagstukken:

  • door middel van een regionale oplossing ruimte bieden voor eigen streekgebonden bedrijven. Accepteer dat grote en niet-streekgebonden bedrijven uitwijken naar de stedelijke regio's;
  • zorg dat bewoners uit de afzonderlijke kernen hun woonwensen kunnen realiseren en zorg dat de beschikbaarheid van voorzieningen daarop wordt afgestemd;
  • vitaal en aantrekkelijk landelijk gebied met ruimte voor zowel vitale landbouw als recreatie;
  • water als ordenend principe.

De toekomstvisie zoals deze geschetst wordt in de Structuurvisie Plus is gericht op twee doelen.

  • De zorg voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
  • Afstemmen van nieuwe programma's op het kwaliteitsbeeld.

Leefbaarheid en wonen

De ruimtelijke kwaliteit van de kernen wordt gewaarborgd door de dorpsontwikkeling af te stemmen op de kenmerkende stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit. Het benutten van plekken binnen de huidige bebouwde kommen staat voorop. Plaatselijk kan binnen de kernen ruimte worden gevonden door herstructurering of functieverandering. Bij de eventuele uitbouw van de kern wordt in principe de landschappelijke onderlegger gevolgd en worden bestaande of nieuwe aanknopingspunten benut om hoogwaardige woonmilieus te realiseren en de positie van de kern in het landschap te optimaliseren. Het voldoen aan zowel de kwalitatieve als kwantitatieve vraag naar woningen voor de eigen inwoners, met name specifieke doelgroepen, zal belangrijk bijdragen aan de leefbaarheid in de kernen. Afgestemd op de omvang van de kern dient het voorzieningenniveau en de spreiding en bereikbaarheid van voorzieningen met elkaar in evenwicht te zijn.

 

Hiërarchie

Het ruimtelijke beleid is gericht op de spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen en een evenwichtige verdeling van de nieuwe woningen over de verschillende kernen. Voorzieningen worden gebundeld in een viertal hoofdkernen (A-kernen): Werkendam, Woudrichem, Almkerk en Wijk en Aalburg.

Daarnaast zijn er B-kernen met een bescheiden voorzieningenpakket, vooral op maatschappelijk vlak: zorg, school, sport, dorpshuis. De C-kernen tenslotte hebben nauwelijks voorzieningen. De school vervult in deze kernen een belangrijke bindende rol. De groei is gekoppeld aan de kernen-hiërarchie. Dit betekent dat A-kernen in principe steeds ruimte krijgen toegewezen voor stedelijke ontwikkeling. De mate waarin dit geschiedt, wordt beperkt door de ruimtelijke kwaliteiten en randvoorwaarden. Ook in B-kernen is gezocht naar enige ontwikkelingsruimte. Ook hier is het ruimtelijk kwaliteitsbeeld bepalend voor de omvang. In de C-kernen wordt zeer terughoudend in ontwikkelingsruimte voorzien. Toch zou per kern jaarlijks een aantal van drie tot vijf nieuwe woningen gerealiseerd moeten worden.

De ontwikkeling van Dussen

Dussen wordt conform de Structuurvisie Plus gezien als een B-kern. Ontwikkeling is mogelijk op enkele inbreidingslocaties en ter afronding van het dorp aan de westzijde in de zone tussen dijk en het riviertje de Dussen.

 

In de Structuurvisie Plus is aangegeven dat voor wat betreft stedelijke ontwikkeling gezocht moet worden naar ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied. Uitbreidingen dienen afgestemd te zijn op de omgeving waarbij de landschappelijke onderlegger gevolgd dient te worden. Met de ontwikkeling van het plangebied wordt hier op ingespeeld. De nieuwe ontwikkeling wordt zodanig vormgegeven dat deze past binnen de bestaande infrastructuur en bebouwingsstructuur. De ontwikkeling zorgt hierdoor voor een logische invulling van de locatie van de voormalige seniorenwoningen aan het Wilhelmina-plantsoen. Het plangebied is aangegeven als 'handhaven en versterken aanwezige kwaliteiten'. Met de herontwikkeling van het plangebied vindt er een herinvulling plaats met een MFA in plaats van verouderde woningen. Daarmee wordt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse versterkt.

3.5 Beleid van waterschap

3.5.1 Waterbeheerplan 2010-2015

Om ook over vijftig jaar nog steeds comfortabel te kunnen wonen, werken en recreëren moet de komende jaren veel aan het watersysteem gebeuren. Nieuwe doelstellingen zijn geïntroduceerd als gevolg van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Kader Richtlijn Water (KRW). Samen met gemeenten, provincie en Rijk heeft het waterschap Rivierenland bepaald welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om de gemeen-schappelijke ambities waar te maken. In het Waterbeheerplan 2010-2015 (vastgesteld 13 november 2009) zijn de activiteiten voor de komende jaren opgenomen.

In het Waterbeheerplan zijn de volgende maatschappelijke doelstellingen voor water opgenomen:

  • veilig en bewoonbaar beheergebied,
  • voldoende water,
  • schoon water, en
  • natuurlijk en recreatief water.

Dit draagt wezenlijk bij aan de leefbaarheid van de regio. De belangrijkste uitgangspunten en randvoorwaarden met betrekking tot hydrologisch neutraal ontwikkelen, onderhoud, beheer en de eventuele noodzaak van meldings- of vergunningsplicht in het kader van de Waterwet zijn ook in het Waterbeheerplan of anders in de Keur van het waterschap opgenomen.

Met het waterschap Rivierenland wordt in het kader van de afspraken omtrent de bestemmingsplanvoorbereiding vooroverleg gepleegd, ten einde op tijd inzicht te krijgen in voor het plangebied relevante belangen. Voor de inhoudelijke aspecten van de watertoets wordt verwezen naar paragraaf 5.4.

Partners in water 'De watertoets in Rivierenland'

In de brochure 'Partners in water' beschrijft het waterschap de gezamenlijke taak om bij ruimtelijke plannen het aspect water te betrekken via het proces van de watertoets. In de brochure is aandacht voor de juridische verankering van water in bestemmingsplannen. Van belang is dat in het bestemmingsplan planologisch ruimte wordt gereserveerd voor de relevante watervoorzieningen. Voor de verschillende voorzieningen dient een passende bestemmingsregeling te worden opgenomen. In paragraaf 5.4 zijn de relevante wateraspecten alsmede de uitgangspunten van het waterschap voor het plangebied beschreven.

3.6 Gemeentelijk beleid

3.6.1 Waterplan Werkendam 2008-2015

Bij de zorg voor het water zijn diverse afdelingen van de gemeente Werkendam en het waterschap Rivierenland betrokken. Voor een goed en kosteneffectief waterbeheer (dat is afgestemd op de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente) is een goede afstemming en samenwerking tussen de gemeente en het waterschap een absolute voorwaarde. Om deze samenwerking vorm te geven hebben de gemeente Werkendam en het waterschap Rivierenland een gemeenschappelijk waterplan ontwikkeld voor de vijf kernen in de gemeente Werkendam. Het 'Waterplan Werkendam 2008-2015' is in november 2007 vastgesteld door de raad van de gemeente Werkendam. Er is tevens een 'Uitvoeringsprogramma Waterplan 2008-2015' vastgesteld.

 

Het hoofddoel van het gemeentelijke waterplan is het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem, dat voldoet aan de landelijke en Europese normen en dat is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en waterschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente.

In het waterplan worden concrete afspraken gemaakt over de stedelijke wateropgave (kwantiteit en kwaliteit) en de vereiste inspanningen om het watersysteem vóór 2015 op orde te brengen en te houden. Belangrijke nevendoelstellingen zijn:

  • Het afstemmen van waterbeleid binnen en buiten de gemeente, zodat de stedelijke wateropgaven gerealiseerd worden tegen de laagst maatschappelijke kosten.
  • Het vergroten van het maatschappelijk bewustzijn van water; daartoe worden bij de uitvoering van het plan waar mogelijk bewoners betrokken.
  • Het maken van concrete afspraken over ambities, maatregelen, de bekostiging en de doorwerking daarvan in de ruimtelijke ordening en (meerjaren)begrotingen van beide partijen. Kosteneffectiviteit en laagst maatschappelijke kosten zijn hierbij voorwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0007.png"

De kern Dussen maakt onderdeel uit van twee bemalingsgebieden. Het grootste, westelijke deel van Dussen voert uiteindelijk af naar gemaal Altena. Het oostelijke deel van Dussen voert af naar gemaal Hagoort.

Voorafgaande aan de rioolvervanging in de Munsterkerk en Wilhelminastraat is conform waterplan een onderzoek gedaan naar optredende hoge grondwaterstanden. Om de problemen te verminderen is nieuwe drainage aangelegd in de wijk.

De maatregelen in het watersysteem van Dussen zijn weergegeven op bovenstaande figuur. Een maatregel die relevant is voor de herontwikkeling van het plangebied (maar niet is opgenomen op de figuur) is het uitvoeren van een onderzoek naar grond-/regen-wateroverlast. In het kader van de uitgevoerde watertoets is o.a. rekening gehouden met de aandachtspunten voor het plangebied uit het Waterplan. Voor een beschrijving van de resultaten van de watertoets wordt verwezen naar paragraaf 5.4.

3.6.2 Groenstructuurplan Dussen

In 1998 is door de gemeente Werkendam een Groenstructuurplan vastgesteld. Dit plan bevatte de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het openbaar groen. Inmiddels is in 2009 opnieuw een Groenstructuurplan vastgesteld. In de afgelopen periode van tien jaar zijn er, bijvoorbeeld op het gebied van omgaan met het milieu en de relatie met water, nieuwe inzichten ontstaan.

In het groenstructuurplan is per kern aangegeven hoe bij toekomstige ontwikkelingen aan de verschillende thema's van het structuurplan concreet invulling kan worden gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0008.png"

De groene hoofd- en nevenstructuur zoals opgenomen in het Groenstructuurplan, is in voorliggend bestemmingsplan voorzien van een passende bestemming (veelal 'Groen' en in een enkel geval 'Verkeer', waarbinnen ook groenvoorzieningen mogelijk zijn).

 

Het plangebied is aangewezen als 'nevenstructuur gestrooide bomen' en direct grenzend aan het plangebied (aan de noordzijde) is de Wilhelminastraat aangewezen als 'nevenstructuur rij laanbomen'. Het planvoornemen respecteert deze groenstructuren daar waar mogelijk of draagt zorg voor compensatie van deze structuren ter plaatse. Daarmee wordt voldaan aan het Groenstructuurplan van Dussen.

3.6.3 Kadernota en Werkprogramma verkeer en vervoer gemeente Werkendam 2007-2016

De gemeente Werkendam beschikt met de 'Kadernota en werkprogramma verkeer en vervoer' over een strategisch document op hoofdlijnen, waarin de algemene koers op het gebied van verkeer en vervoer is vastgelegd. Tevens gaat de nota in op wat nodig is om invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid, waarbij tevens concrete projecten en activiteiten vastgelegd worden.

Duurzame mobiliteit is hét uitgangspunt in de visie voor het verkeers- en vervoersbeleid. Het zoeken naar een balans tussen veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid staat daarbij centraal.

Het doel is om voor de tijdsperiode tot 2016 een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid, door duurzame basisvoorzieningen en maatregelen aan te leggen voor alle doelgroepen en vervoerswijzen. Daarbij ligt met name binnen de bebouwde kom meer nadruk op leefbaarheid en veiligheid dan op autobereikbaarheid. Ten aanzien van de leefbaarheid is onder andere het aspect geluid in het kader van onderhavig planvoornemen onderzocht. De resultaten van deze onderzoeken zijn opgenomen in paragraaf 5.1.2. Daarnaast is de huidige inpassing van de MFA dusdanig gekozen dat trillingsoverlast door zwaar verkeer wordt verminderd.

 

De nieuwe MFA zal worden ontsloten via het Wilhelminaplantsoen. In de huidige situatie betreft dit een langzaam verkeer ontsluitingsweg. Deze weg zal in het kader van deze ontwikkeling worden verbreed om de verkeersafwikkeling in het gebied te vergemakkelijken. Gezien de structuur van de weg en de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied worden er géén problemen verwacht in het kader van de (auto)bereik-baarheid en verkeersveiligheid.

3.7 Centrumvisie Dussen en de realisatie van een Multifunctionele Accommodatie

De realisatie van een Multifunctionele accommodatie (MFA) in de kern Dussen komt voort uit het beleid van de gemeente Werkendam om te komen tot vitale dorpsgemeenschappen met adequate voorzieningen. De doelstellingen voor deze vitale gemeenschappen zijn opgenomen in het integraal Dorpsplan (iDop). Het iDOP legt daarmee de basis voor de totstandkoming voor een nieuwe voorziening waarin uiteenlopende sociaal-maatschappelijke functies, onderwijs en binnensportaccommodatie zijn samengebracht. Ten aanzien van het onderwijs geldt dat de MFA plaats biedt aan de drie basisscholen van Dussen die vanuit de MFA als brede school het basisonderwijs zullen gaan aanbieden. Naast de scholen worden in de MFA een sportzaal, een bibliotheekfunctie, dorpshuisfunctie, kinderopvang en een peuterspeelzaal opgenomen.

De ruimtelijk-functionele inpassing van de MFA beoogt mede het tot stand brengen van een toekomstvaste vernieuwing van het centrum van Dussen. Daarbij vormen leefbaarheid, duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit, herkenbaarheid en verbondenheid met het dorp tevens belangrijke aandachtspunten. Een dergelijke vernieuwing is daarbij natuurlijk ook gericht op de fysieke verandering en verbetering van de inrichting van het gebied van het centrum en rondom de MFA.

3.8 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Werkendam.

Hoofdstuk 4 Planvoornemen

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0009.png"

4.1 Locatiekeuze

Met betrekking tot de locatiekeuze geldt dat de MFA letterlijk en figuurlijk een centralepositie in de kern van de gemeenschap Dussen in neemt. Daarom ligt de MFA op een plek die letterlijk centraal gelegen is in het dorp ligt, goed bereikbaar is en tevens voldoende omvang heeft om alle gebruikers een volwaardige plek te bieden.

 

Op basis van bovenstaande criteria zijn meerdere locaties beoordeeld. Eén andere potentiële locatie ligt in het centrum Dussen, ter plaatse van het woonzorgcomplex 'De Munsterkerk' begrenst door de Molenkade, de Wilhelminastraat, de huidige basisschool 'De Peppel' en sporthal 'De Fuik'.

De onderzochte locaties zijn qua omvang en bruikbaarheid van de voorzieningen vergelijkbaar. In kwalitatief opzicht zijn er echter verschillen. Het grote voordeel van beoogde centrumlocatie betreft het bundelen van alle voorzieningen voor jong en oud in het centrum, hetgeen de levendigheid, reuring en ontmoeting bevordert. De locatie ter plaatse van de basisschool 'De Peppel' en sporthal 'De Fuik' heeft als pluspunt dat het vlakbij een groot grasveld als open (speel)ruimte ligt.

Ter plaatse van de beoogde centrumlocatie ligt het her in te richten Vrijheidsplein en een open “binnenruimte” tussen MFA en kerkgebouw. Op loopafstand is een speelveld gesitueerd. Een nadeel van de locatie ter plaatse van de basisschool 'De Peppel' en sporthal 'De Fuik' is dat in het centrum woningbouw weliswaar als herontwikkeling het meest logisch is, maar de ontwikkeling van die locatie zou betekenen dat het karakteristieke en eigene van het open en toegankelijke dorpshart van Dussen zou verdwijnen.

Het totaalplaatje van de bouw- en grondexploitatie is bovendien ongunstiger voor de locatie van basisschool 'De Peppel' en sporthal 'De Fuik', als gevolg van de tijdelijke huisvestings- en vervoerskosten, omdat immers gebouwd wordt op de huidige locatie van een basisschool en de sportzaal.

Op basis van de geformuleerde uitgangspunten is in de raadsvergadering van 14 mei 2013 gekozen voor de locatie ter plaatse van het te slopen woonzorgcomplex 'De Munsterkerk'.

4.2 Proces en draagvlak

De daadwerkelijke totstandkoming van een MFA neemt vanwege de complexiteit van de opgave enige tijd in beslag. Vanuit de gemeente Werkendam is daarom een projectteam opgericht dat zich specifiek bezig houdt met de planvorming ten behoeve van de realisatie van de MFA. De informatie en communicatie naar alle betrokken partijen, belanghebbenden en inwoners van Dussen hoort daar ook bij. De gemeente Werkendam heeft mede hiervoor het InfoCentrum Dussen geopend, waar wekelijks informatie over de voortgang van het project kan worden ingewonnen. Daarnaast zijn er meerdere bijeenkomsten (bijv. wijkmarkt) georganiseerd waarop belanghebbenden en betrokken in de gelegenheid zijn gesteld op- en aanmerkingen te maken op de planvorming. De informatie uit deze bijeenkomsten is verwerkt in de planvorming en planuitwerking.

In de planvormingsfase zijn meerdere stedenbouwkundige varianten behorende bij de inpassing van de MFA aan de inwoners van Dussen getoond. Rond de zomer van 2012 is ook een variant gepresenteerd waarbinnen de RK Kerk van Dussen –een beeldbepalend en te behouden gebouw- als onderdeel van de MFA is gepresenteerd. Deze variant (aangemerkt als variant B) is door de inwoners positief ontvangen omdat hierdoor het vermeende grote bouwvolume van de MFA deels opging in het kerkgebouw. Vanwege de positieve ontvangst van deze variant heeft de gemeente Werkendam veel tijd en energie gestoken om tot overeenstemming komen met het parochiebestuur, zodat deze variant ook daadwerkelijk zou kunnen worden gerealiseerd.

Met het uitblijven van de verkoop van de kerk aan de gemeente is deze variant niet meer aan de orde.

In het voorjaar van 2013 is dan ook gekozen voor het verder uitwerken van variant A (basismodel) waarin de MFA in één samengesteld gebouwcomplex is ondergebracht in het gebied begrenst tussen Het Middelpunt, de Wilhelminastraat, Wilhelminaplantsoen en Molenkade.

4.3 Onderzoek ruimtelijke inpassing

Het onderzoek naar de ontwikkelings- en realisatiemogelijkheden van de MFA is gestart met het in beeld brengen van de plaatsing (inpassing en inbedding van een nieuw gebouw) van de MFA binnen de dorpsstructuur van Dussen. Daarbij is tevens verkennend onderzoek gedaan naar de mogelijkheden waarop de verschillende gebruikers samen in het gebouw gehuisvest kunnen worden. Oftewel hoe verhouden de verschillende functies zich ten opzichte van elkaar met betrekking tot de benodigde ruimte en het gebruik door de dag heen in relatie tot de samenkomst in één gebouw(complex). Daarbij is de dorpshuisfunctie van 't Middelpunt als geïntegreerd onderdeel in de MFA opgenomen.

De realisatie van de MFA maakt ook onderdeel uit van de 'Centrumvisie Dussen'. In de visie staat met name het functioneren van het centrum in de toekomst centraal. Daarom zijn er naast de totstandkoming van de MFA ook mogelijke andere functies en programma's onderzocht. Hierbij is onder andere gekeken naar de nieuwbouw van een supermarkt (verplaatsing van de bestaande supermarkt) in combinatie met woningbouw boven de winkelvoorziening, of de mogelijkheid van het toevoegen van grondgebonden woningbouw. Daarbij is uitgegaan van de sloop van het bestaande dorpshuis (op termijn) waarmee ruimte vrij komt voor de overige functies als wonen, winkelen of een groenvoorziening. Dit onderzoek heeft inzicht gegeven in de meest wenselijke plaatsbepaling van de MFA binnen het centrum van Dussen en de wijze waarop de omgeving op termijn kan veranderen en worden ingericht.

Tijdens het planvormingsproces is ook de RK Kerk van Dussen in het onderzoek betrokken (periode 2010-2012). De toekomst van het kerkgebouw is met een steeds kleiner wordende kerkgemeenschap op lange termijn niet gegarandeerd. Dit heeft het kerkbestuur doen besluiten de gemeente Werkendam te vragen of hergebruik van de kerk als (onderdeel van de) MFA tot de mogelijkheden behoorde. Hiertoe is uitgebreid onderzoek gedaan waaruit is komen vast te staan dat de kerk zich (deels) leent voor een dergelijke functie. De omvang van het kerkgebouw is daarbij te beperkt om de gehele MFA in op te nemen. Ook is het onmogelijk om specifieke functies als een sportzaal in het gebouw op te nemen. Het onderzoek naar een MFA met gebruik van de kerk resulteerden dan ook in een gebouwcomplex bestaande uit meerdere bouwvolumes welke met verbindingen aan elkaar geschakeld zijn.

Het kerkbestuur en de gemeente Werkendam hebben na uitgebreid onderzoek géén overeenstemming kunnen bereiken over de verkoop van het kerkgebouw ten behoeve van de MFA. Hierdoor is deze variant komen te vervallen en is de realisatie van de MFA als eigenstandige nieuwbouw volgens variant A als uitgangspunt aangenomen.

4.4 Inpassingsvisie

Zoals in vele dorpen en steden kenmerkt het hart van een gemeenschap - het centrum - zich door een historische groei en verdichting. Verschillende gebouwen uit uiteenlopende bouwperioden geven een centrum een gedifferentieerd en afwisselend beeld. Zo ook in Dussen, hoewel het centrum zeer bescheiden van omvang is en geen overduidelijke gebiedsbegrenzing kent. De nieuw te bouwen MFA zal qua verschijningsvorm zo veel mogelijk moeten passen bij de sfeer van het dorp en het plein. In een door de tijd gevormd dorpsbeeld zijn de gebouwen veelal duidelijk zelfstandig te herkennen. Dit beeld wordt ook wel als 'pandsgewijs' aangeduid. Deze pandsgewijze verschijning maakt mogelijk dat omvangrijke gebouwen, zoals de MFA, zich niet tonen als één groot object. Achter de verschillende gevels gaat als het ware het grote gebouw schuil. Zo is het ruimtelijk mogelijk een dorpse inpassing (maat en schaal) te bereiken. Het complex toont zich als een samenstel van gebouwen met een uiteenlopende verschijningsvorm. Hierdoor kan een prettige dorpse kleinschaligheid worden gerealiseerd die de dorpse beleving van de Molenkade versterkt.

Aan de zuidzijde van de locatie van de MFA, op de hoek Molenkade en Wilhelminaplantsoen, is het stedenbouwkundig gewenst te komen tot bijzondere architectonische uitwerking waarbij het gebouw de entree vanaf de Molenkade richting het Vrijheidsplein ondersteunt. Een dergelijke accentwerking kan bijvoorbeeld worden verkregen door het maken van voldoende hoogte en massa, het creëren van een bijzondere hoek in het gebouw of door een onderscheidende geveluitwerking.

4.5 Ontsluiting van het centrum en de MFA

Het gemeentelijk beleid (iDOP) richt zicht op maximale versterking van het centrum. De MFA en het Vrijheidsplein vormen samen dan ook “de” centrale plek binnen de gemeenschap van Dussen. Op deze plek worden alle belangrijke voorzieningen gebundeld waarmee de leefbaarheid, duurzaamheid en vitaliteit van de Dussense gemeenschap wordt bevestigd en bevorderd. Een zo belangrijke plek binnen de dorpskern moet ook goed bereikbaar zijn. Zowel vanuit de kern zelf als vanuit de omgeving en regio. Door het aanpassen van het gebruik en de ligging van de wegen en straten ontstaat een andere organisatie van het gebied. De verandering van het Wilhelminaplantsoen is van grote betekenis voor het centrum. Het plantsoen wordt tevens auto-ontsluiting en omsluit de RK-Kerk waardoor enerzijds de kerk een meer zichtbare en betekenisvolle positie aan het plein krijgt en anderzijds het plantsoen tot beleefbare straat met een dorpskarakter wordt omgevormd. Deze verandering brengt daarbij tevens een goede koppeling tussen de voorzieningen aan de Molenkade en het Vrijheidsplein tot stand. Bij binnenkomst via de Molenkade zal de inrichting van de buitenruimte duidelijk tonen dat de Molenkade, Wilhelminastraat, Wilhelminaplantsoen en het Vrijheidsplein samen het centrum van Dussen vormen.

Overigens voorziet de ontwikkeling van de MFA niet in een dusdanige extra verkeersaantrekkende werking, dat deze niet binnen het huidige en toekomstige wegenpatroon kan worden opgevangen. De capaciteit van de omliggende wegen is voldoende om de verkeersaantrekkende werking van de MFA op te kunnen vangen.

Naast een goede bereikbaarheid spelen ook goede parkeermogelijkheden een belangrijke rol bij een goed functionerend centrumgebied en MFA. Voor het Vrijheidsplein betekent dit dat er een nieuwe inrichting van het plein zal worden gerealiseerd. Voor wat betreft de Wilhelminastraat en het Wilhelminaplantsoen geldt, dat naast parkeermogelijkheden ook gezorgd wordt voor een zogenaamde 'zoen en zoef' voorziening. waardoor het mogelijk is schoolgaande kinderen dichtbij school af te zetten en/of op te halen.

De Molenkade heeft in de huidige situatie nog sterk het karakter van een doorgaande weg. Gezien de toekomstvisie voor het centrum wordt beoogd te komen tot een versterking van het dorpse karakter van de weg.

4.6 Inrichting openbare ruimte - een herkenbaar centrumgebied

De inrichting van de openbare ruimte van het centrum van Dussen wordt opgewaardeerd en wordt in uitvoering en uitstraling eenduidig. Hierdoor wordt het centrum van Dussen beter te herkennen.

Om het centrumgebied van Dussen duidelijk herkenbaar te maken is gekozen voor een inrichting die afwijkend is ten opzichte van de omliggende openbare ruimte. De onderstaande straten worden bij de herinrichting rondom de MFA betrokken:

  • Het Wilhelminaplantsoen bestaat uit een rijloper met eenzijdig langsparkeren en aan beide zijden een trottoir. Ook wordt hier een deel van het 'zoen en zoef' opgelost. De straat kent een tweerichtingsregime.
  • De Wilhelminastraat krijgt een gelijke inrichting als het Wilhelminaplantsoen. Hiertoe hoeft de indeling van de straat niet te worden aangepast. De parkeerplaatsen aan de zuidzijde zullen als 'zoen en zoef' worden ingericht. De straat behoudt haar tweerichtingsverkeer.
  • Het Vrijheidsplein vormt het centrale plein in Dussen waar uiteenlopende manifestaties en activiteiten mogelijk moeten zijn. Hiertoe is een open en vrije ruimte benodigd. Daarnaast zal het plein voor het overgrote deel van het jaar in gebruik zijn als parkeervoorziening. De inrichting van het plein is daarmee multifunctioneel van karakter.

De Molenkade kent een meer doorgaand karakter, maar kent in de basis dezelfde (centrum)uitstraling als het Wilhelminaplantsoen en het Vrijheidsplein. Hierdoor wordt het doorgaande karakter van de verbinding ter plaatse van het centrum onderbroken. Door het toepassen van deze inrichting zal dit deel van de Molenkade herkend worden als onderdeel van het centrum van Dussen. De Molenkade bestaat uit een rijloper met aan de oostzijde langsparkeren en aan beide zijden een trottoir.

4.7 Stedenbouwkundig programma van eisen

Voor de realisatie van de Multifunctionele Accommodatie is een stedenbouwkundig programma van eisen (hierna: SPvE) opgesteld. Dit SPvE is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. Het SPvE geeft de ruimtelijk-functionele uitwerkingsregels voor de MFA vanuit haar inbedding in het centrum van de dorpskern en schetst een beeld van de veranderende omgeving waarin het gebouw van de MFA haar plaats krijgt. Daarnaast geeft het de uitwerkingsregels waaraan het gebouw vanuit stedenbouwkundig oogpunt moet voldoen, voor de inrichting van de buitenruimte van de MFA zijn een aantal aanbevelingen opgenomen.

Met de totstandkoming van een MFA ter plaatse beoogt de gemeente Werkendam een toekomstvaste vernieuwing van het centrum van Dussen tot stand te brengen. Daarbij vormen leefbaarheid, duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit, herkenbaarheid en verbondenheid tevens belangrijke uitgangspunten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0010.png"

Naast een aantal ruimtelijk-functionele randvoorwaarden voor een goede inbedding van de MFA in het centrum van Dussen stelt het SPvE ook een aantal uitwerkingsregels voor het gebouw en haar omliggende ruimte. Die uitwerkingsregels zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van het SPvE en hebben dus betrekking op de ingrepen die plaatsvinden op de kavel/het terrein van de MFA.

Het uitwerkingskader heeft een inspiratief karakter. De gestelde regels en richtlijnen zijn in beginsel kaderstellend (en daarmee verplicht) voor de partijen en ontwerpers die de MFA gaan ontwikkelen en realiseren. De betreffende regels vormen ook de basis voor de regels en verbeelding bij onderhavig bestemmingsplan. Wanneer deze op een andere wijze worden toegepast, is een argumentatie/onderbouwing verplicht.

De MFA zal aan de hand van de navolgende set gebouwspecifieke regels worden uitgewerkt:

  • Hoogte: in de basis 2 bouwlagen, eventuele hoogteaccenten maximaal drie bouwlagen (derde laag bij voorkeur in kap ondergebracht);
  • Rooilijn: plaatsing parallel aan de openbare ruimte van het Wilhelminaplantsoen en plaatsing aan groenzone langs de Molenkade en Wilhelminastraat;
  • Gevellengte: maximale gevellengte per functie, onderbroken door open ruimte, nis en/of rooilijnverspringing;
  • Entree: de toegangen bij voorkeur per functie en naar gebruik opnemen, eventueel toepassen met meerdere (afzonderlijk te gebruiken) entrees voor de school;
  • Geleding gevel: De geleding van de gevel wordt niet voorgeschreven. Horizontale en verticale geleding afwisselen met open en gesloten gevelbeeld. Dit alles om afwisseling binnen het complex te bevorderen;
  • Kapvorm: Per volume kapvorm toepassen (kappen daar waar nodig qua uitstraling, plat afgedekt bij minder zichtbare gebouwdelen). Zo kan bij de sportzaal bijvoorbeeld een dubbel zadeldak worden toegepast, wanneer deze vanaf de straat zichtbaar is. De kapvormen zijn niet voorgeschreven of bepaald;
  • Kleur- en materiaalgebruik: Gevarieerd kleur en materiaalgebruik, geïnspireerd op een historisch gegroeid gebouwcomplex. Voor het schoolgebouw is dit metselwerk in rood/rood-bruin en of bruin. De sportzaal bestaat uit een combinatie van hout en glas, eventueel met gemetselde plint. Voor de bibliotheek en het dorpshuis is geen materiaalkeuze vastgelegd.

Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten

5.1 Milieu

5.1.1 Algemeen

Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten voor onderhavig plangebied kort toegelicht.

5.1.2 Wet geluidhinder

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

In het kader van de beoogde nieuwbouw van de multifunctionele accommodatie te Dussen is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (Tritium, documentnummer: 1309/023/MVD-01, 6 maart 2014). Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. De conclusies worden hierna besproken.

Voor de Molenkade geldt dat de geluidbelasting op een aantal gevels van de beoogde nieuwbouw de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De maximale ontheffings-waarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt echter nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere grenswaarde aan te vragen bij de gemeente indien er overwegende bezwaren zijn de geluidbelasting door overdrachts- en bronmaatregelen terug te brengen.

Voor de 30 km/uur weg de Wilhelminastraat geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe multifunctionele accommodatie de voorkeursgrenswaarde met maximaal 3 dB overschrijdt. De overige 30 km/uur wegen zorgen niet voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Omdat de voorkeursgrenswaarde overschreden wordt, is onderzocht of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Er is gekeken naar de mogelijkheden om de geluidbelasting door middel van bron- en/of overdrachtsmaatregelen terug te brengen zodat de voorkeursgrenswaarde niet meer overschreden wordt. Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de hoogst toelaatbare geluidbelasting ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Het toepassen van een stiller wegdek voldoet niet aan het doelmatigheidscriterium. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere grenswaarde(n) te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.

Ter bepaling van de geluidwering van de gevel (Bouwbesluit 2012 en het eisenpakket “Frisse Scholen”) dient de totale geluidbelasting te worden berekend. Hiertoe mag geen correctie artikel 110g Wgh worden toegepast en dienen alle zoneplichtige wegen meegenomen te worden. De maximale gecumuleerde geluidbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen multifunctionele accommodatie bedraagt 60 dB (gebaseerd op Lday en exclusief aftrek artikel 110g Wgh voor wegverkeer).

Aangezien de cumulatieve geluidbelasting op een aantal gevels van de beoogde nieuwbouw hoger is dan 53 dB (excl. aftrek artikel 110g Wgh voor wegverkeer), dient er een nader onderzoek te worden uitgevoerd ter bepaling van de geluidwering van de gevels van de multifunctionele accommodatie. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is vervolgens een binnenniveau van 33 dB (bouwbesluit en eisenpakker “Frisse Scholen” kwaliteitsklasse B) gewaarborgd en is er sprake van een goed leefklimaat.

Akoestisch onderzoek industrielawaai

Aangezien op dit moment nog geen definitief ontwerp voor de inrichting van het plangebied voorhanden is kan op dit moment nog geen gedegen onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidbelasting van de MFA op de omliggende geluidgevoelige objecten. Bij de inrichting van het plangebied en de situering van de verschillende functies binnen de MFA zal echter als uitgangspunt gelden dat de geluidbelasting op de gevels van de omliggende woningen niet meer mag bedragen dan de maximale toegestane geluidsniveau (Lamax). Daarmee wordt tevens een goed woon- en leefklimaat binnen in de woningen gewaarborgd.

5.1.3 Bodem

Voor het toekennen van nieuwe bestemmingen en voor bestemmingen die nog niet zijn verwezenlijkt moet inzicht worden gegeven in de bodemkwaliteit. In eerste instantie is door de gemeente Werkendam zelf een 'Beperkt historisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende memo is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. In de memo wordt geconcludeerd dat er in het plangebied géén potentiële bodemverontreinigingen voorkomen.

Daarnaast is een memo opgesteld met de in de omgeving bekende bodemgegevens. Deze memo is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Uit de ter plaatse van het plangebied uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat er geen vervolgonderzoek noodzakelijk is en dat er géén belemmering bestaat voor een bestemmingswijziging of de beoogde nieuwbouw.

Gezien de houdbaarheid van de uitgevoerde onderzoeken zal door middel van een actualiserend bodemonderzoek echter moeten blijken dat er in de tijd van 2002 tot nu, geen bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden.

Een actualiserend bodemonderzoek zal uitgevoerd worden zodra de huidige bebouwing is gesloopt en voorafgaand aan de noodzakelijke procedure in het kader van de omgevingsvergunningen. De gemeente Werkendam heeft dan ook aangegeven dat het niet noodzakelijk is om het bodemonderzoek ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan te actualiseren.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 vormt het aspect luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer de basis voor de besluitvorming in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Op basis van deze Wet luchtkwaliteit gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingscomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijn stof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van lucht-verontreinigende stoffen.

In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De definitie van NIBM is 3% (= 1.500 woningen bij 1 ontsluitingsweg of = 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen) van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van 'in betekenende mate' (IBM) projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti-cumulatie artikel opgenomen.

Gezien het voorgaande kan een plan dat voorziet in de bouw van 1.500 woningen met één ontsluitingsweg worden gezien als een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. In casu gaat het om de realisatie een MFA, waarbij 23 seniorenwoningen worden gesloopt. De MFA heeft ten opzichte van de bestaande situatie weliswaar een beperkte verkeersaantrekkende werking. In vergelijking met de realisatie van 1500 woningen bij 1 ontsluitingsweg is het aannemelijk dat het planvoornemen NIBM bijdraagt aan de luchtverontreiniging en dat op dit punt géén belemmering bestaat voor de planvorming.

5.1.5 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een kwetsbaar object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies.

 

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen, waarvan de milieuzonering mogelijk van invloed is op het plangebied. Wel is het mogelijk dat de MFA van invloed is op milieugevoelige objecten in de directe omgeving. De grootst aan te houden afstand tussen de MFA en woningen bedraagt, conform de VNG-publicatie, 30 meter. Deze afstand wordt ingegeven door het aspect geluid. De afstand tussen de MFA en woningen bedraagt echter minder dan 30 meter. Zodra de inrichting van het plangebied en de situering van de verschillende functies binnen de MFA bekend is, zal middels een akoestisch onderzoek worden aangetoond dat ter plaatse van de omliggende woningen voldaan zal worden aan de maximale geluidniveau's (Lamax) op de gevels.

5.1.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Het betreft enerzijds de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0011.png"

Op basis van de risicokaart van de provincie Noord-Brabant is het plangebied niet gelegen binnen het invloedsgebied van risicobronnen. Er vind géén vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in of nabij het plangebied en er is ook géén sprake van risicovolle inrichten in de nabijheid van het plangebied. Tevens zijn er géén risicovolle leidingen voor wat betreft het aspect gevaar-veiligheid aanwezig.

Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid géén belemmering voor het planvoornemen.

5.2 Ecologie

Voorafgaand aan een ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk of stedelijk gebied moet door middel van een natuurtoets worden vastgesteld of beschermde natuurwaarden in het geding zijn. Indien dier- en plantensoorten aanwezig zijn die worden beschermd volgens de Flora- en faunawet, is mogelijk een ontheffing ex art. 75 Flora- en faunawet vereist voor uitvoering van de werkzaamheden. De noodzaak van een ontheffing is afhankelijk van de beschermingscategorie waartoe de aanwezige soorten behoren. In dat kader is door Staro Natuur en Buitengebied een Quickscan Natuurwaarden uitgevoerd (Staro, rapportnummer: 12-0058, juni 2012). Het bijbehorende rapport is opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting.

Hierna wordt nader ingegaan op de conclusies uit de quickscan Natuurwaarden.

5.2.1 Gebiedsbescherming

De gebiedsbescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de gebiedsbescherming en is vanaf 1 oktober 2005 in werking getreden. Op grond van deze gebieden vallen beschermde natuurmonumenten en de gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) onder het regime van de Natuurbeschermingswet 1998, mits de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden ook op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Het plangebied ligt circa 1.500 meter ten zuiden van het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem. Het plangebied ligt buiten de EHS. Voorgenomen plannen zullen gezien de aard van de plannen en de afstand tot beschermde gebieden géén effect hebben op het Natura 2000-gebied en de EHS.

5.2.2 Soortenbescherming

De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.

In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan in de tabellen van de Flora- en faunawet.

Soorten van FFtabel 1

Mogelijk wordt het plangebied gebruikt door enkele grondgebonden zoogdieren en amfibieën die zijn opgenomen in FFtabel 1. Voor deze soorten geldt een vrijstelling: bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen of te werken volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode.

 

Soorten van FFtabel 2/3

De mogelijk in het plangebied voorkomende vleermuizen staan vermeld op FFtabel 3 en de Habitatrichtlijn en zijn strikt beschermd. Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Mogelijk zijn ook verblijfplaatsen aanwezig in de bebouwing en loopt langs de bomenrij in het zuiden van het plangebied een vliegroute. Inmiddels is een nader onderzoek om aan te tonen of en zo ja, hoe vleermuizen gebruik maken van het plangebied. Hieronder wordt nader ingegaan op het reeds uitgevoerde nader onderzoek.

 

Soorten van FFtabel vogels

De in het plangebied voorkomende vogelsoorten staan vermeld op FFtabel vogels en zijn strikt beschermd. Indien rekening wordt gehouden met de mitigerende maatregelen zoals weergegeven in paragraaf 4.2.6 van Bijlage 4, zullen geen nadelige effecten optreden ten aanzien van de algemene vogelsoorten.

Ten aanzien van de in de kerk aanwezige jaarrond beschermde nesten van gierzwaluwen, is het noodzakelijk nader onderzoek uit te voeren om te bepalen of mitigerende of compenserende maatregelen nodig zijn. Hieronder wordt nader ingegaan op het reeds uitgevoerde nader onderzoek.

Aanvullende briefrapportage met betrekking tot vleermuizen en gierzwaluwen

Door Staro Natuur en Buitengebied is, in het kader van de sloop van de senioren-woningen, onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen en gierzwaluwen om eventuele overtreding van de Flora- en faunawet te kunnen voorkomen. De bijbehorende brief-rapportage is bijgevoegd als Bijlage 5 bij deze toelichting.

De conclusie van het onderzoek luidt als volgt. Uit de 5 verrichte veldbezoeken blijkt dat vleermuizen gebruik maken van het onderzoeksgebied en de directe omgeving daarvan als foerageergebied, Het terrein is echter niet belangrijk als foerageergebied en in de omgeving zijn voldoende geschikte alternatieven aanwezig. De vleermuizen geven niet de indicatie binding te hebben met de te slopen seniorenwoningen. Deze te slopen gebouwen worden niet door vleermuizen gebruikt voor kraamkolonie, zomerverblijf en/of paar-verblijfplaats. Ook is geen zwermgedrag waargenomen dat een winterverblijfplaats indiceert. Er zijn enkele overvliegende vleermuizen waargenomen. Maar er is geen vliegroute aangetoond. Buiten het plangebied is er een zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aangetroffen, dit heeft geen gevolgen voor de geplande ontwikkelingen binnen het plangebied.

De ontwikkelingen hebben geen negatief effect op vleermuizen en op het foerageergebied, Er treedt geen overtreding van de Flora- en faunawet op als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen.

Binnen het plangebied komen geen nesten van gierzwaluwen voor. De voorgenomen ontwikkelingen hebben derhalve geen negatief effect tot gevolg ten aanzien van gierzwaluwen.

Algemene conclusie

Uit de uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er ten aanzien van het aspect flora en fauna geen onoverkomelijke bezwaren zijn om de MFA te realiseren.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

5.3.1 Archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0012.png"

Gezien het bepaalde in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met eventuele archeologische waarden in de bodem. De gemeente Werkendam heeft in het kader van de Wamz zelf een archeologisch beleid met beleidskaart opgesteld. Aangezien aan het plangebied ingevolge deze kaart een hoge archeologische verwachtingswaarde is toegekend (categorie 3), dient bij een bodemverstoring dieper dan 40 centimeter en een oppervlakte groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Door de firma BAAC is derhalve een Cultuurhistorisch en Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd (BAAC, rapport V-12.0268, aug. 2012). De rapportage van dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 6 bij deze toelichting. Hieronder wordt ingegaan op de conclusie van het onderzoek.

Conclusie Archeologische waarden

Het plangebied maakt deel uit van het rivierengebied waar een afwisseling van bewoonbare zandige stroomruggen en natte komgebieden is ontstaan. Uit het veldonderzoek blijkt ten eerste dat het plangebied ligt op de stroomgordel van Hank, waarbij zich in de noordoosthoek van het gebied een oude restgeul bevindt. In de top van deze afzettingen, die zich op een diepte bevinden van 1,05 à 1,75 cm –mv, kunnen archeologische waarden aanwezig zijn die dateren uit de midden ijzertijd tot en met de Romeinse tijd en mogelijk de middeleeuwen. Ten tweede bevindt zich in de noordoosthoek van het gebied een oude restgeul. Hier kunnen vanaf 1,45 à 1,80 m – mv natte context gerelateerde archeologische waarden uit de vroege middeleeuwen voorkomen. Aan deze zone wordt derhalve een middelhoge verwachting toegekend. Deze afzettingen zijn afgedekt met een laag komafzettingen van de Maas met daarop (zoet- of zoutwater) getijdenafzettingen uit de periode 1421-1461 (Elisabethsvloeden). Deze afzettingen zijn vervolgens afgedekt met een opgebracht pakket.

Ten derde krijgt de zuidoosthoek van het plangebied een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de nieuwe tijd. Dit gezien de aanwezigheid van bebouwing en opgebrachte oude woongrond in het zuidoostelijke deel van het plangebied in het begin van de negentiende eeuw. Deze waarden bevinden zich aan of nabij het oppervlak in de oude woongrond en/of de top van de getijdenafzettingen.

 

Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek heeft de gemeente Werkendam besloten een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven uit te gaan laten voeren, ten einde inzicht te krijgen in de aan- of afwezigheid van (een) archeologische vindplaats(en).

Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt besloten bij aanwezigheid van archeologische resten of deze in situ behouden kunnen worden of dat ze worden opgegraven. Tot die tijd worden de voor archeologie relevante archeologische lagen beschermd via het bestemmingsplan via verschillende dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie'.

Conclusies historisch geografische en bouwhistorische waarden

Het plangebied maakt deel uit van een gebied dat lange tijd grotendeels onbebouwd was en in gebruik als open, agrarisch gebied. De structuur van dit gebied werd bepaald door de Dorpsstraat ten zuiden van het plangebied, de Molenkade langs de oostzijde en de verkaveling in brede, noordoost-zuidwest georiënteerde percelen. De bebouwing concentreerde zich langs de Dorpsstraat met uitlopers langs de Molenkade. Door de vernieling van Dussen in de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende wederopbouw is de structuur van het landschap in en om het plangebied sterk gewijzigd. Het gebied is bebouwd geraakt, waarbij de oude openheid is verdwenen en zichtrelatie met de Dorpsstraat is verbroken. Alleen de Molenkade langs de oostzijde van het plangebied is, in sterk gewijzigde vorm, als relict uit het verleden bewaard gebleven.

 

Dit betekent niet dat in en nabij het plangebied geen cultuurhistorische waarden meer aanwezig zijn. Met de bouw van de O.L. Vrouw Geboortekerk ten zuiden van het plangebied is een nieuwe karakteristiek gelieerd aan de wederopbouw ontstaan. De kenmerken hiervan zijn de relatief lage kerk omringd door een groenzone met verspreide laagbouw. Het planvoornemen heeft geen invloed op de kerk of het bouwlint aan de Molenkade of Munsterkerk. Wel wordt bij de uitwerking van het planvoornemen rekening gehouden met het groene karakter van het plangebied met verspreide laagbouw en wordt ingezet op het behoud van deze karakteristieken.

 

Bij herinrichting wordt geadviseerd om rekening te houden met de historische karakteristiek van het gebied en deze te behouden en te versterken in de nieuwe inrichting van het gebied. Dit zijn;

  • Kerk en, afhankelijk van de resultaten van een nader bouwhistorisch onderzoek, de bijbehorende pastorie.
  • Het groene karakter van plangebied met verspreide laagbouw;
  • De Molenkade als secundair bouwlint vanuit de oude dorpslint van Munsterkerk (d.w.z. vanaf de Dorpsstraat) en als belangrijke verbinding tussen de dorpslinten van Munsterkerk en Muilkerk.

Met name de 2e bullet is van toepassing op het plangebied voor de realisatie van de MFA. Het planvoornemen heeft geen invloed op de kerk of het bouwlint aan de Molenkade of Munsterkerk.

5.4 Water

5.4.1 Watertoets

Door middel van de watertoets wordt in een vroeg stadium bekeken wat de gevolgen zijn van ruimtelijke ingrepen. De watertoets omvat het proces van het vroegtijdig informeren van de waterbeheerder en het adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

5.4.2 Gewenste situatie

In het kader van de watertoets is overleg gevoerd met Waterschap Rivierenland en de gemeente Werkendam. Tijdens het overleg zijn de volgende punten met het waterschap en de gemeente besproken:

 

Waterberging

In de buurt van het plangebied is in 2009 een waterberging (Zandweide) aangelegd die voor meerdere plannen kan worden benut. Eén van die plannen is de herinrichting ter plaatse van het plangebied.

De ontwikkeling dient (kwel)waterneutraal gebouwd te worden, zeker gelet op de grondwater-overlast in de omgeving van het plangebied.

 

Waterkwaliteit

Het waterschap adviseert geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken bij de bouw.

 

Waterkering

In het plangebied ligt een verhoging/oude waterkering. Het waterschap heeft teruggekoppeld dat in het plangebied géén waterkering met een beschermstatus aanwezig is.

 

  • Riolering
  • In de Wilhelminastraat is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Vanuit het plangebied moet de hemelwater- en vuilwaterafvoer gescheiden worden aangesloten op het stelsel.
  • De riolering van de nieuwe MFA zal worden aangesloten op het riool in de Wilhelminastraat en/of het Wilhelminaplantsoen. Het riool binnen de terreingrenzen van de MFA wordt eigendom van de MFA.
  • Bomen worden niet geplaatst boven de leidingen.
  • Als in de toegangsweg een vuilwater en een regenwaterriool aangelegd wordt, kan dit prima op de gescheiden riolering in de Wilhelminastraat en het Vrijheidsplein worden aangesloten.

Huidige situatie  

Het plangebied is circa 12.110 m² groot waarvan in de huidige situatie circa 6.650 m² is verhard. In de huidige situatie zijn in het plangebied 23 seniorenwoningen aanwezig die een gezamenlijke bebouwde oppervlak hebben van 2.200 m². De hoogte van het maaiveld in het plangebied varieert van circa NAP + 0,10 m tot NAP +0,50 m.

Toekomstige situatie

Ter plaatse is de realisatie van een nieuwe MFA voorzien in plaats van de 23 seniorenwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0013.png"

 

Het totale verharde oppervlak voor de nieuwbouw bedraagt circa 3.000 m² aan bebouwing. De beoogde buitenruimte binnen de bestemming 'Maatschappelijk' bedraagt daarnaast 900 m² verhard oppervlak. Daarnaast wordt de openbare ruimte rondom de MFA en ter plaatse van het Vrijheidsplein worden heringericht. Het verhard oppervlak van de herinrichting is op dit moment nog niet bekend. Aangenomen mag echter worden dat door de ontwikkeling maximaal 7.000 m² aan verhard oppervlak zal ontstaan. Aangezien in de huidige situatie sprake is van 6.650 m² verhard oppervlak is dus slechts sprake van een toename van maximaal 350 m² verhard oppervlak. Dit valt binnen de door het waterschap gestelde (eenmalige) vrijstellingsgrens van 500 m² voor compenserende waterberging.

De vuilwaterafvoer (DWA-afvoer) dient aangesloten te worden op de gescheiden riolering die in 2011 is aangelegd in de Wilhelminastraat en het Vrijheidsplein.

 

Het hemelwater dat terecht komt op de bebouwing en andere verhardingen wordt beschouwd als schoon wanneer geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden. Dit water kan via de hemelwaterriolering afgevoerd worden naar het bergingsgebied dat reeds is aangelegd buiten het plangebied.

 

Met de gemeente en het waterschap is afgestemd dat de hemelwaterafvoer van het plan via het gescheiden stelsel (dat loost in het Middeltje), kan worden afgevoerd naar waterbergingsgebied Zandweide.

In dit waterbergingsgebied in Zandweide is ruim voldoende waterbergings overschot aanwezig voor een compensatie van de toename van het verhard oppervlak van 1.600 m² voor de ontwikkeling op locatie Munsterkerk 9-29.

Het benutten van de waterberging binnen Zandweide gebeurt via het 'waterbankprincipe'; per m³ waterberging of m² verharding die binnen Zandweide opgevangen wordt, wordt door de initiatiefnemer een - door het college vastgesteld - bedrag gestort.

5.5 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn riolerings-, drainage- en persleidingen aanwezig. Ook bevindt zich binnen het plangebied een tracé van de hoofdwaterleiding. Deze leidingen behoeven echter géén planologische bescherming. Ook de binnen het plangebied aanwezige kabels behoeve géén planologische bescherming. Bij de herinrichting van het plangebied wordt rekening gehouden met de aanwezige kabels en leidingen en worden deze daar waar nodig verlegd.

5.6 Milieueffectrapportage

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van 'woonwijken' de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmings-plan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject vermeldt lijst D een (indicatieve) drempelwaarde van een oppervlakte van 100 hectare of meer, >2.000 woningen of een brutovloeroppervlakte van 200.000 m2. Het planvoornemen heeft betrekking op een brutovloeroppervlakte van slechts 3.265 m² voor een moderne MFA, binnen het bestaand bebouwd gebied van Dussen.

Het planvoornemen blijft ver beneden de (indicatieve) drempel. Ook gezien de in deze toelichting beschreven sectorale aspecten kan worden geconcludeerd, dat er géén sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 6 Juridische opzet

6.1 Algemeen

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te voorzien van een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepaalt een 4-tal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
  • de Woningwet;
  • de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Bij het opstellen van de inhoud van de regels is de systematiek van het bestemmingsplan 'Kern Dussen' van de gemeente Werkendam aangehouden.

De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.

6.2 De verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

6.3 De regels

6.3.1 Inleiding

In deze paragraaf worden de gebruikte bestemmingen van onderhavig bestemmingsplan nader toegelicht. Per bestemming wordt hier kort aangegeven wat de regels binnen de betreffende bestemming inhouden. De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
6.3.2 Groen

De bestaande groenvoorzieningen rondom de kerk alsmede de beoogde strook groen langs de Molenkade worden bestemd als 'Groen'. De bestemmingsomschrijving en de bouwmogelijkheden binnen deze bestemming sluiten aan op de bestemming 'Groen' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Kern Dussen'.

6.3.3 Maatschappelijk

Deze bestemming is toegekend aan het overgrote deel van het plangebied en omvat de MFA, de buitenruimte en de openbare voorzieningen zoals de parkeervoorzieningen. De bouw- en gebruiksmogelijkheden sluiten aan bij de bestemming 'Maatschappelijk' zoals gebruikt in het bestemmingsplan 'Kern Dussen'.

6.3.4 Verkeer

De bestaande en nieuwe ontsluitingswegen rondom de MFA worden bestemd als 'Verkeer' Ook ten aanzien van deze bestemming is aansluiting gezocht bij de bestemming 'Verkeer' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Kern Dussen'. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. De herinrichting van het Vrijheidsplein is mogelijk binnen de bestemming 'Verkeer'. Het Vrijheidsplein wordt nu al gebruikt als evenemententerrein. Daarom is ter plaatse van het Vrijheidsplein de functieaanduiding 'evenemententerrein' opgenomen.

6.3.5 Waarde – Archeologie

De specifieke archeologische verwachting voor het plangebied, zoals naar voren is gekomen uit het onderzoek van de firma BAAC (zie ook paragraaf 5.3), is vertaald in een viertal archeologische dubbelbestemmingen. Door middel van die dubbelbestemmingen worden de voor archeologie relevante archeologische lagen beschermd via het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Exploitatieplan

De gemeente is in beginsel verplicht om op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het exploitatie-plan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijke plan of besluit waarop het betrekking heeft. In dit geval betreft het ruimtelijke plan een bestemmingsplan.

De gemeenteraad kan echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • 1. het totaal der exploitatiebijdragen dat kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,–;
  • 2. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, Wro;
  • 3. de verhaalbare kosten, bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, Wro uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen;

of indien:

  • 4. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins is verzekerd;
  • 5. het bepalen van een tijdvak voor de exploitatie of een fasering van de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen niet nodig is, en
  • 6. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b, c en d Wro niet noodzakelijk is.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een nieuwe MFA in de plaats van 23 te slopen seniorenwoningen aan het Wilhelminaplantsoen te Dussen. De gronden waarop de MFA is voorzien zijn in bezit van de gemeente Werkendam. Met de (toekomstige) gebruikers van de MFA zal een exploitatieovereenkomst worden afgesloten. In het kader van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen aangezien het verhaal van de exploitatiekosten door de gemeente verzekerd is.

7.2 Financiële haalbaarheid

Het planvoornemen wordt gerealiseerd door de gemeente Werkendam. Met de kosten voor de realisatie van de MFA is in de gemeentelijke begroting rekening gehouden. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Procedure

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.05BP1095KDMFA-VA01_0014.png"

8.1 Inleiding

Bovenstaand is de cyclus weergegeven die een bestemmingsplan zal doorlopen voordat deze definitief wordt vastgesteld en in werking zal treden. De cyclus start met de voorbereiding, die bestaat uit een wettelijk verplicht vooroverleg met overheidsinstanties (diensten van het Rijk en de provincie, het waterschap (watertoets) en eventueel buurgemeenten) en eventueel een inspraakronde (facultatief). Na het vooroverleg gaat het bestemmingsplan de ontwerpfase in. Hier start de formele procedure zoals beschreven in artikel 3.8 Wro in samenhang met de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

8.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en dit is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Op 26 maart 2014 is het voorontwerpbestemmingsplan “Kern Dussen: MFA” gepresenteerd tijdens een inloopbijeenkomst in het infocentrum in Dussen, waarna het plan gedurende 2 weken ter inzage heeft gelegen. Tijdens deze termijn kon iedereen een mondelinge of schriftelijke inspraakreactie kenbaar maken bij het college van burgemeester en wethouders.

Gedurende de inzagetermijn zijn in totaal 2 inspraakreacties op schrift ingediend. In Bijlage 7 bij deze toelichting is de 'Nota van inspraakreacties en reacties wettelijk vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan 'Kern Dussen: MFA' opgenomen. Daarin wordt inhoudelijk ingegaan op de inspraakreacties en de gevolgen daarvan voor het bestemmingsplan. De inspraakreacties hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3 Vooroverleg

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten, provincie en waterschappen en met diensten van het Rijk (indien aan de orde). Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro.

In het kader van het wettelijk vooroverleg zijn van de volgende instanties reacties ontvangen:

  • 7. Regioarcheoloog;
  • 8. Provincie Noord-Brabant;
  • 9. Waterschap Rivierenland;
  • 10. Brandweer Midden West Brabant.

In Bijlage 7 bij deze toelichting is de 'Nota van inspraakreacties en reacties wettelijk vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan 'Kern Dusssen: MFA' opgenomen. Daarin wordt inhoudelijk ingegaan op de reacties en de gevolgen daarvan voor het bestemmingsplan. De noodzakelijk aanpassingen zijn in het ontwerp bestemmingsplan verwerkt.

8.4 Ontwerpbestemmingsplan en vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 6 juni 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis, is gepubliceerd op de gemeentelijke website en was digitaal raadpleegbaar op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl..

Gedurende deze periode kon een ieder tegen het plan zijn zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad. Van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen is gebruik gemaakt: twee zienswijzen zijn ingediend. Door de gemeente is een nota van zienswijzen opgesteld waarin de ingebrachte zienswijzen kort zijn samengevat en van een standpunt zijn voorzien. Deze nota van zienswijzen is als bijlage 8 bij de toelichting van het plan gevoegd.

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening.

Het plan is op basis van de ingebrachte zienswijzen en ambtshalve aanpassingen gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad en na (gewijzigde) vaststelling bekend gemaakt en gepubliceerd in overeenstemming met de wettelijke vereisten.