direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuwe Banne Uitbreiding
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De directie van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte heeft besloten tot de ontwikkeling van de locatie Nieuwe Banne Uitbreiding ten zuidoosten van de kern Sleeuwijk, gemeente Werkendam. Deze locatie, met een oppervlakte van circa 2,7 ha, grenst aan de grootschalige woningbouwlocatie De Nieuwe Banne (circa 170 woningen) die momenteel in uitvoering is. Op de locatie, wordt voorzien in de ontwikkeling van twaalf vrijstaande woningen, waarvan zeven kavels vallen onder de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling.

Dit plan is in nauw overleg met de provincie en de gemeente Werkendam tot stand gekomen en voorziet in de behoefte aan luxe bouwkavels waar particulieren hun eigen woning kunnen realiseren. Bij de ontwikkeling is zoveel mogelijk rekening gehouden met reeds aanwezige geldende planologische toetsingskaders en stedenbouwkundige principes. Binnen het vigerende bestemmingsplan buitengebied is de voorgestane ontwikkeling niet mogelijk. Om de ontwikkeling van het woongebied mogelijk te maken, moet het vigerende bestemmingsplan worden aangepast.

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Binnen het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied", dat op 16 november 2016 door de gemeenteraad van Werkendam is vastgesteld. De gronden waarop het plan Nieuwe Banne Uitbreiding zal worden ontwikkeld zijn, momenteel bestemd als 'agrarisch'. In het plangebied is sprake van de gebiedsaanduidingen 'overige zone - waarde cultuurhistorie-erfgoed NHW' en 'overige zone - rivierenlandschap-kommen'.

1.3 Ruimte voor Ruimte CV

In het kader van de uitvoering van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV opgericht. De Provincie Noord-Brabant is thans enig aandeelhouder van deze ontwikkelingsmaatschappij die het financieren van de sloopvergoedingen tot doel heeft. In ruil daarvoor heeft de ontwikkelingsmaatschappij het recht op de ontwikkeling van woningbouwkavels in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling.

Op basis van de eerste tranche ontwikkelt Ruimte voor Ruimte CV 964 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels. In onderhavig plan worden 12 woningen gerealiseerd, waarvan de uitgifte van 7 kavels onderdeel uitmaakt van de tweede tranche.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Voor de totstandkoming van het plan Nieuwe Banne Uitbreiding zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in de toelichting van dit bestemmingsplan zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als separate bijlagen opgenomen:

  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling (bijlage 1);
  • Akoestisch onderzoek (bijlage 2);
  • Onderzoek externe veiligheid (bijlage 3);
  • Toetsingskader brandveiligheid (bijlage 4);
  • Verkennend bodemonderzoek (bijlage 5);
  • Waterparagraaf (bijlage 6);
  • Verkennend flora en fauna onderzoek (bijlage 7);
  • Aanvullend onderzoek rugstreeppad (bijlage 8);
  • Verantwoording lagenbenadering inclusief voorstel landschappelijke inpassing (bijlage 9);
  • Berekening kwaliteitsverbetering landschap (bijlage 10).

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting geeft in een aantal hoofdstukken de uitgangspunten weer die ten grondslag liggen aan het plan voor het invullen van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling voor het nieuwe woongebied in Nieuwe Banne Uitbreiding.

Na hoofdstuk 1 (Inleiding) is in hoofdstuk 2 het plangebied beschreven in de huidige staat. Hoofdstuk 3 geeft inzicht in het van toepassing zijnde planologisch beleidskader. De stedenbouwkundige planbeschrijving en de wijze waarop kwaliteitsverbetering van het landschap wordt gerealiseerd zijn weergegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 worden de verwachtte effecten beschreven van het plan. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische planopzet, waarbij wordt uiteengezet op welke wijze de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Er is onder meer aangegeven op welke wijze de planregels in het bestemmingsplan zijn ingevuld. Dit heeft een directe relatie met de uitvoerbaarheid, met name het beleid ter handhaving van de inrichting van het plangebied, waarover hoofdstuk 7 gaat. De procedure komt aan bod in hoofdstuk 8.

Hoofdstuk 2 Gebiedsinventarisatie

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de bestaande kenmerken van het plangebied beschreven. Aan de orde komen de situering en de begrenzing van het plangebied, alsmede de huidige ruimtelijke en functionele structuur, een beschrijving van diverse aspecten die van belang zijn voor het gebied en tot slot een beschrijving van de ontwikkelingen die in de nabije toekomst in de omgeving van het plangebied zullen plaatsvinden.

2.2 Situering en begrenzing

De locatie is gelegen in de kern Sleeuwijk aan de weg De Roef (ongeveer 2,7 ha), direct aansluitend op de woonwijk De Nieuwe Banne die de gemeente Werkendam momenteel ontwikkelt. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1. De gemeente Werkendam is het commerciële centrum van het Land van Heusden en Altena. Naast bedrijvigheid in de landbouwsector is Werkendam vooral bekend als thuishaven van een grote binnenvaartvloot en als vestigingsplaats van diverse bedrijven in de weg- en waterbouwkundige sector. Deze bedrijven zijn ontstaan als gevolg van de vroegere griend- en rietcultuur in de Biesbosch, en zijn nu wereldwijd actief in onder andere het baggerwerk. Sleeuwijk is, met circa 5.500 inwoners , de één na grootste kern van de gemeente Werkendam. Gerelateerd aan de grootte van de kern kent Sleeuwijk een hoog voorzieningenniveau, zeker ook op maatschappelijk niveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0001.png"

Figuur 2.1. Globale ligging van het plangebied Nieuwe Banne Uitbreiding te Sleeuwijk (rood omcirkeld).

Het plangebied wordt begrensd door de weg De Roef en een A-watergang aan de zuidzijde en de woonwijk Nieuwe Banne aan de westzijde. Ten noorden en ten oosten van het plangebied liggen weilanden en kleinere afwateringssloten. Het plangebied wordt momenteel gebruikt als weiland voor paarden en koeien en als braakliggende akker (gras/maisland). De ontwikkeling van het plan kan worden gezien als een logische en zorgvuldige landschappelijke afronding van het gebied De Nieuwe Banne (zie figuur 2.2). Binnen het plangebied is momenteel geen bebouwing aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0002.png"

Figuur 2.2. Nieuwe Banne Uitbreiding aansluitend aan woonwijk De Nieuwe Banne (in ontwikkeling)

Binnen het plangebied wordt voorzien in de ontwikkeling van twaalf zelfstandige woningbouwkavels waarvan er 7 onder de Ruimte voor Ruimte regeling vallen. De directie van de ontwikkelingsmaatschappij heeft samen met de gemeente, het Waterschap en de provincie een stedenbouwkundig schetsontwerp uitgewerkt, dat in paragraaf 4.1 is weergegeven.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuren

2.3.1 Historie

Sleeuwijk is ontstaan als kleine nederzetting op een hoger gelegen oeverwal van de Merwede, en bestond uit enkele boerderijen rondom de kerk nabij de veerverbinding met Gorinchem. Sinds de late Middeleeuwen zorgt een gesloten systeem van bandijken voor de veiligheid van het dorp tegen overstromingen van de rivier. Hierdoor is het karakter van Sleeuwijk veranderd van een dorp op een oeverwal naar een dijkdorp. Het binnendijks gebied is door de bedijking steeds verder in ontwikkeling gebracht. Het contrast met het buitendijksgebied waar de rivier vrij spel heeft, is sterk.

De Rijksweg, die dwars door het Land van Altena loopt, boog in de 19de eeuw vanaf de kruising met de Werkensedijk af richting Sleeuwijk. De afbuiging van de Rijksweg naar Sleeuwijk heet tegenwoordig Rijksstraatweg. In Sleeuwijk werd de rivier over gestoken om aan de overzijde zijn weg te vervolgen.

Uitbreidingen concentreerden zich tot de jaren '60 in betrekkelijk kleine aantallen rond de oude dorpskern, en dan met name in het bebouwingslint langs het Hoekeinde en de Rijksstraatweg. Doordat na de Tweede Wereldoorlog de waterhuishouding in de voorheen natte en open komgronden sterk verbeterde, werd het mogelijk om omvangrijkere uitbreidingen in het open gebied tussen Hoekeinde en de Rijksstraatweg te realiseren. Zo heeft Sleeuwijk sinds de jaren '60 van de vorige eeuw een metamorfose ondergaan van dijkdorp tot forensendorp en is ook het voorzieningenniveau toegenomen. Oorspronkelijke landschappelijke kenmerken zijn door de ontwikkeling van de nieuwe woongebieden grotendeels verdwenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0003.png"

Figuur 2.3 Uitsnede Historische kaart Sleeuwijk 1850

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0004.png"

Figuur 2.4 Uitsnede Historische kaart Sleeuwijk 1960

2.3.2 Landschap

De Nieuwe Banne Uitbreiding is gelegen in een karakteristiek landschap behorende bij het rivierengebied, bestaand uit kleiige akkers en weiden, boerderijen, vergezichten, de watertoren bij Uppel en hier en daar een molen. Het plangebied behoort tot het Nationaal landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie, maar kent geen cultuurhistorische waarden (zie paragraaf 5.11).

Het buitengebied ten zuidoosten van Sleeuwijk kent in de huidige situatie een duidelijk herkenbare structuur. Deze wordt enerzijds gevormd door diverse sloten aangrenzend aan het plangebied, zoals blijkt uit figuur 2.5, en anderzijds door de weilanden in de omgeving. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een groenvoorziening en een A watergang tussen de Roef en het plangebied. Beide natuurlijke elementen blijven ook in de toekomst behouden. Het landschap heeft een sterk open karakter en kent thans zoals gezegd een agrarisch gebruiksfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0005.png"

Figuur 2.5 Leggerwaterlopen en waterpartijen volgens stedenbouwkundig plan.

2.3.3 Infrastructuur

Het perceel is vanaf de weg De Roef via een brug voor landbouwvoertuigen bereikbaar.

2.3.4 Omgeving

Ten westen van het plangebied bevindt zich de in ontwikkeling zijnde woonwijk De Nieuwe Banne. De Rijksstraatweg met lintbebouwing is als bijzondere strook herkenbaar en heeft een eigen karakteristiek. Van oudsher liggen de intensievere gronden aan de 'binnenkant' van de dijk, waardoor een asymmetrisch profiel is ontstaan. Ten noorden van het plangebied ligt het bedrijventerrein van Sleeuwijk, De Hoogjens. Aan de noord-, oost- en zuidzijde grenst het plangebied aan het buitengebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

3.2 Rijksbeleid en Europese richtlijnen

3.2.1 Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV)

In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingssubsidie wordt aangevraagd, kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen.

Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekende reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.

Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd boven op de reguliere aantallen. Dit aantal kavels wordt in twee tranches uitgegeven van respectievelijk 964 en 1.700 kavels. Van de tweede tranche zijn 1.100 kavels in het kader van de RBV (Regeling Beëindiging Veehouderijtakken), de regeling waarop ook de eerste tranche is gebaseerd, en 600 kavels in het kader van de verbrede aanpak Ruimte voor Ruimte. De verbrede aanpak houdt in dat de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling ook kan worden ingezet ter financiering van de beëindiging en sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied.

In paragraaf 3.3.1 wordt verder ingegaan op de aanpak van de provincie Noord-Brabant bij de financiering van de sloopsubsidies.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is verschenen, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de SVIR is Nederland voor de middellange termijn (tot 2028) concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. Om dat te bereiken zet het Rijk in op:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de hoofddoelen heeft het Rijk een keuze gemaakt om de sturingsfilosofie te wijzigen. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.

Voor de woningbouwontwikkeling aan de weg De Roef zijn geen hoofddoelen vanuit het Rijk van belang. Dat betekent dat de provinciale, regionale en lokale beleidskaders bepalend zijn in deze ontwikkeling.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Op 1 juli 2017 is de herziene Ladder duurzame verstedelijking in werking getreden. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6. lid 2 Bro, luidt als volgt:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Nut en noodzaak van de ontwikkeling van het plan Nieuwe Banne Uitbreiding is in paragraaf 5.14 getoetst op basis van de herziene ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Provinciale benadering "Ruimte voor Ruimte"-regeling

De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld.

Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling.

In het plan Nieuwe Banne Uitbreiding worden twaalf woningbouwkavels ontwikkeld. Vijf kavels zijn reguliere bouwtitels vanuit het gemeentelijk contingent en zeven titels worden vanuit de tweede tranche van de Ruimte voor Ruimte regeling ontwikkeld.

De bijbehorende dossiernummers voor plangebied Nieuwe Banne Uitbreiding te Werkendam zijn opgenomen in onderstaande tabel. Het betreft dossiernummers voor in totaal 7 Ruimte voor Ruimte bouwcontingenten.

Tabel 3.1: Dossiernummers plangebied Nieuwe Banne Uitbreiding

AANVRAAGNUMMER
 
MESTNUMMER   SLOOP M2   TOEGEKENDE SLOOP M2  
4532460   113091494   1.184   1.184  
4532461   117016900   835   835  
4532470   111010250   232   232  
4532507   111004578   1.086   1.086  
4532519   111066646   2.009   1.204  
4532547   113038240   1.443   1.443  
4532551   112031498   1.607   1.016  
       
Totaal ingebrachte m2 sloop
7.000  
3.3.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening vastgesteld. Op 1 januari 2011 is deze Structuurvisie in werking getreden en in maart 2014 is een partiële herziening van kracht geworden.

De structuurvisie beschrijft de ambities van de provincie in het ruimtelijke beleid tot 2025. Deze ambities zijn vervolgens in de Verordening Ruimte (zie paragraaf 3.3.3.) concreet uitgewerkt.

De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte, een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten.

In haar ruimtelijke beleid kiest de provincie tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de rode draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.

De structuurvisie is samen met de Verordening Ruimte (zie paragraaf 3.3.3) een middel om de provinciale ruimtelijke visie op Brabant te realiseren en een belangrijk toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke initiatieven.

3.3.3 Verordening ruimte Noord-Brabant

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening ruimte 2014 is per 19 maart 2014 in werking getreden.

Een relevant uitgangspunt van de Verordening ruimte is dat getracht moet worden zo veel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen, dan wel in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Met bestaand stedelijk gebied wordt reeds bestaande bebouwing bedoeld, maar ook bijvoorbeeld inbreidingslocaties. Zoekgebieden zijn die gebieden waar, indien er toch uitbreiding noodzakelijk is, uitbreiding als verantwoord wordt beschouwd.

In de onderstaande figuren zijn uitsneden van de relevante themakaarten opgenomen: 'stedelijke ontwikkeling', 'agrarische ontwikkeling en windturbines' en 'cultuurhistorie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0006.png"

Figuur 3.1 Uitsnede beleidskaart Stedelijke ontwikkeling Verordening ruimte Noord-Brabant, plangebied aangegeven met rode lijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0007.png"

Figuur 3.2 Uitsnede beleidskaart Agrarische ontwikkeling en windturbines Verordening ruimte Noord-Brabant, plangebied aangegeven met rode lijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0008.png"

Figuur 3.3 Uitsnede Verordening Ruimte Noord-Brabant, themakaart Cultuurhistorie

Het plangebied is onderdeel van een 'aardkundig waardevol' gebied. Hiervoor geldt dat een bestemmingsplan mede is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Daarnaast dient een bestemmingsplan regels te stellen ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

In dit geval betreft het 'Rivierlandschap Alm'. Het aardkundig waardevolle gebied 'Rivierlandschap Alm' ligt in het noorden van het Land van Heusden en Altena, tussen Almkerk, Giessen, Sleeuwijk en Woudrichem. Het vormt een deel van het Noord-Brabantse rivierengebied ten oosten van de Biesbosch. Het gebied bestaat uit een bijzonder landschap van duidelijke stroomruggen (onder andere van de Alm) en tussenliggende lage komgrondgebieden.

De kwetsbaarheid van de aardkundige waarden in het gebied is vooral een gevolg van de geringe reliëfverschillen. De zeer geleidelijke hellingen op de overgang van de stroomruggen van de Alm en van Rijswijk naar de ernaast gelegen komgronden zijn kwetsbaar voor afgraving, waardoor de hellingen in een lage steilrand zouden kunnen veranderen en/of verplaatst worden. Het kenmerkende maar weinig uitgesproken golvende patroon van kronkelwaardruggen, dat plaatselijk zichtbaar is op de stroomrug van de Alm, is erg kwetsbaar voor verdergaande afvlakking, bijvoorbeeld door landbouwactiviteiten. Verder kan de meestal toch al geringe zichtbaarheid van de aardkundige verschijnselen in het gebied gemakkelijk worden verstoord door menselijk ingrijpen zoals nieuwe bebouwing of wegbermen.

In het plangebied bevinden zich geen stroomruggen van de Alm en van Rijswijk. De zo karakteristieke hoogteverschillen komen in het plangebied niet voor, waardoor aantasting van dit aardkundig waardevol gebied niet aan de orde is. Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het plangebied te bepalen is een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn beschreven in paragraaf 5.7. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar Bijlage 5.

Het plangebied ligt tevens in het Nationaal landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie. De ruimtelijke inrichtingsopgave uit Panorama Kravenhoff is begin 2005 planologisch verankerd in de Nota Ruimte. De Waterlinie is hierin aangewezen als een van de 20 Nationale Landschappen en maakt deel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland. Het is een bijzonder nationaal landschap. Vanwege de militaire geschiedenis maar ook vanwege de huidige bestuurlijke complexiteit. Centraal staan de thema's 'eenheid in de linie' en 'samen sterk'. De kernkwaliteiten voor het nationaal landschap zijn:

  • Samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen
  • Groen en overwegend rustig karakter
  • Openheid

De bunkers in het landschap vormen samen het geheel van de hoofdweerstandslijn. Ten zuiden van deze hoofdweerstandslijn ligt het inundatiegebied waar openheid en groen prevaleert. Ten noorden van deze hoofdweerstandslijn ligt het gebied dat verdedigd moest worden. Ten noorden van de hoofdweerstandslijn is dus van oorsprong een gebied waar verdichting mogelijk is. De bunkerlijn geeft de scheidslijn aan tussen bebouwd en onbebouwd gebied. De uitbreiding van de Nieuwe Banne zorgt niet voor wezenlijke aantasting van het Nationaal landschap, van een onderbreking van de bunkerlijn is geen sprake. Activiteiten die de kernkwaliteiten aantasten zijn in het plangebied niet toegestaan. De ontwikkeling Nieuwe Banne Uitbreiding zorgt niet voor wezenlijke aantasting van dit nationaal landschap.

Uit bovenstaande kaarten blijkt dat het plangebied binnen de volgende relevante aanduidingen ligt:

  • gemengd landelijk gebied
  • aardkundig waardevol gebied

De volgende artikelen zijn van toepassing op voorliggend initiatief:

  • Artikel 3.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwalitieit;
  • Artikel 3.2 - Kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • Artikel 4.3 - Nieuwbouw van woningen;
  • Artikel 7.8 - Ruimte voor Ruimte;
  • Artikel 8.3 - Wijziging grenzen op verzoek.

Uit de toelichting van dit bestemmingsplan volgt dat het initiatief aan deze artikelen voldoet.

Artikel 3.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

Artikel 3.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap

Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving. In de lagenbenadering en het voorstel voor landschappelijke inpassing (zie bijlage 9) wordt hier nader op ingegaan.

Artikel 4.3 - Nieuwbouw van woningen
De reguliere kavels die in het plan zijn opgenomen, passen binnen de afspraken die gemeente daaromtrent in het ruimtelijke regionaal overleg heeft gemaakt. Ten behoeve van de nieuwbouw van de woningen is een wijziging van de grenzen van bestaand stedelijk gebied nodig. Gedeputeerde Staten (GS) is gevraagd om de grenzen van bestaand stedelijk gebied te wijzigen, conform artikel 8.3 van de Verordening. In bijlage 9 van deze toelichting wordt op basis van de lagenbenadering het verzoek tot herbegrenzing nader gemotiveerd. Het verzoek is door GS toegekend. De besluit tot herbegrenzing houdt in dat de grenzen van het bestaand stedelijk gebied gewijzigd zijn, waardoor de nieuwbouw past binnen de grenzen van het bestaand stedelijk gebied. De herbegrenzing is van kracht bij vaststelling van dit plan.

Artikel 7.8 - Ruimte voor Ruimte
In dit artikel worden voorwaarden gesteld ten aanzien van Ruimte voor Ruimte ontwikkelingen. Zo moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Uit de paragrafen 3.3.1 en 4.5 blijkt dat hieraan wordt voldaan.

Artikel 8.3 - Wijziging grenzen op verzoek
Het initiatief betreft het wijzigen van de grenzen van het bestaande stedelijke gebied op basis van artikel 4.11 van de Verordening Ruimte Noord-Brabant waarbij tevens toepassing is gegeven aan artikel 3.2 'kwaliteitsverbetering van het landschap', zoals blijkt uit paragraaf 4.5. In Bijlage 9 wordt het verzoek om herbegrenzing nader toegelicht. De Verordening ruimte Noord Brabant is ten behoeve van deze ontwikkeling aangepast bij besluit van GS naar aanleiding van dit verzoek.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Structuurvisie Land van Heusden en Altena

De gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem hebben gezamenlijk de Structuurvisie Land van Heusden en Altena opgesteld. Deze is op 25 juni 2013 door de gemeenteraad van Werkendam vastgesteld. Met deze structuurvisie leggen de gemeentebesturen van de drie gemeenten de hoofdlijnen vast van het door hen gewenste ruimtelijke beleid tot 2025. Een belangrijk uitgangspunt voor de opzet van de structuurvisie vormt de sturingsfilosofie die de gemeenten voor de planperiode in de ruimtelijke ordening willen hanteren.

Het is om deze reden dat de gemeenten voor alle vijf beleidsvelden die in hun onderlinge samenhang in deze structuurvisie langskomen -wonen, voorzieningen, economie, omgeving en eigenheid, verkeer en mobiliteit - steeds vier vormen van gemeentelijke regie onderscheiden. Het gaat dan om ruimtelijke ontwikkelingen die de gemeenten tot hun basisverantwoordelijkheid rekenen (moeten), ontwikkelingen die hun ambities betreffen (willen), ontwikkelingen die veelal van derden afkomstig zijn maar waarbij de gemeenten zo goed mogelijk kansen willen benutten (kunnen) en tenslotte ontwikkelingen die de gemeenten willen voorkomen omdat ze kwaliteiten en waarden aantasten (voorkomen).

Voor het plangebied is met name beleidsveld wonen van belang.

Wonen

Het landelijk gebied is een belangrijke kwaliteitsdrager voor het Land van Heusden en Altena. Mede onder invloed van de ontwikkelingen in de agrarische sector (bv. Vrijkomende Agrarische Bebouwing, de zg. VAB's), is in toenemende mate sprake van functietransformatie, onder andere naar woningbouw. Vanuit dit perspectief is een toetsingskader op hoofdlijnen voor ondermeer uitbreiding van de woonfunctie in het buitengebied in de structuurvisie opgenomen. Dit om de kwaliteiten van het buitengebied en de omgevingskwaliteiten van de plek waar bouwplannen tot realisatie kunnen komen, te garanderen.

Op het gebied van wonen ligt de focus op voldoende passende woonruimte. Meerjarenprognoses laten groei noch krimp zien voor de regio. Wel zal een verschuiving in leeftijdscategorie (afnemend aantal jongeren, toenemend aandeel ouderen) optreden. Dat vraagt om een andere benadering van de woningmarkt. De hoeveelheid één- en tweepersoons huishoudens neemt toe. Waarbij het erop aankomt deze doelgroep voldoende passende woonruimte te bieden, al dan niet in combinatie met (extramurale) zorg.

Hiermee verandert ook de woonopgave, waarbij de kwaliteit van de woningvoorraad en een goede differentiatie daarbinnen belangrijker wordt dan de kwantiteit. Hoewel de gemeenten geen primaire verantwoordelijkheid hebben in het realiseren van een passende voorraad, willen en zullen ze wel een actieve rol spelen. Dit door geschikte planologische en juridische kaders voor transformatie of toevoegingen aan de voorraad mogelijk te maken.

Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel de kwalitatieve woonwensen beter te kunnen bedienen, conform het beschreven beleid van de gemeenten in de regio. De ontwikkeling Nieuwe Banne Uitbreiding is daarmee in overeenstemming met het beleid, zoals dat is beschreven in de structuurvisie.

3.4.2 Regionale woonvisie Land van Heusden en Altena

De regionale woonvisie is een gezamenlijk product van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem en de corporaties Stichting Woonlinie, Woonservice Meander en Woonstichting Land van Altena. De woonvisie heeft betrekking op de periode 2016 - 2019 en beschrijft de bouwstenen voor het wonen van het Land van Heusden en Altena. De belangrijkste bouwsteen zijn de bewoners van dit gebied. Het zijn mensen met een hoog arbeidsethos, een hoge betalingsmoraal, spaarzaamheid, gebondenheid aan de eigen gemeenschap/kern, ingetogen gedrag, lagere verhuisdrang, gemeenschapszin, waardering voor traditie en vakmanschap, sterkere drang tot vrijwilligerswerk, maar ook sociale controle en morele beoordeling. Dit biedt ingrediënten voor gemeenschapsvorming, die goed kan aansluiten op het proces van toenemende individuele verantwoordelijkheid in het domein van wonen, leven en zorg.

In het Land van Heusden en Altena is sprake van een hoogwaardige woon- en leefomgeving in de buurt van werkgelegenheidsconcentraties. Geconstateerd is dat de woningvoorraad niet meer op alle punten aansluit bij de behoeften van de wijzigende bevolking.

Er zijn 10 principes benoemd die als richtinggevend worden beschouwd voor het beleid en de uitvoering. Deze zijn hieronder verwoord (zie figuur 3.4). Een andere manier van sturing wordt ingezet waarbij de gemeente minder zelf wil bepalen wat waar precies moet komen, maar ontwikkelingen aan de burgers en markt overlaten. Deze ontwikkelingen worden vervolgens getoetst aan de beschreven principes.

Op basis hiervan wordt een keuze gemaakt om ontwikkelingen toe te laten, dan wel te stimuleren die daaraan het beste tegemoet komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0009.png"

Figuur 3.4 De 10 richtinggevende principes van het Land van Heusden en Altena

Met de ontwikkeling Nieuwe Banne Uitbreiding wordt een bijdrage geleverd aan meerdere ambities zoals hierboven genoemd. Voorliggend bestemmingsplan biedt de gewenste flexibiliteit om beter in te kunnen spelen op de actuele kwalitatieve woonwensen van nu en de toekomst. Ook programmatisch is de ontwikkeling gewenst, omdat het een belangrijke bijdrage levert aan de gewenste woningbouwproductie in de regio.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Vigerend bestemmingsplan "Buitengebied"

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan Buitengebied. Deze gronden hebben hierin de enkelbestemming 'Agrarisch' toegekend. Daarnaast zijn de gebiedsaanduidingen 'overige zone - waarde cultuurhistorie-erfgoed NHW' en 'overige zone - rivierenlandschap-kommen' toegekend. De toevoeging van extra woningen ter plaatse van het plangebied is binnen het vigerende bestemmingsplanregels niet rechtstreeks toegestaan. Er moet dan ook een nieuw bestemmingsplan opgesteld worden om het planvoornemen mogelijk te maken. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

3.5.2 Groenstructuurplan

In het Groenstructuurplan (GSP) is het ruimtelijk beleid voor het openbaar groen vastgelegd. Het GSP geeft inzicht in de kwaliteit van het openbaar groen en geeft aan waar verbeteringen nodig zijn. Het GSP is een beleidsplan voor een periode van 10 jaar en is in 2009 vastgesteld. Per kern is aangegeven wat de kwaliteit binnen het betreffende gebied is en waar eventuele verbeteringen liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0010.png"

Figuur 3.5 Uitsnede Hoofdgroenstructuur Sleeuwijk

Voor de nieuwe dorpsranden geldt het aanzetten van de overgang met het landschap, inclusief de realisatie van natuurlijke oevers en bermen als een aandachtspunt. Op voorgaande uitsnede van de hoofdstructurenkaart is deze ambitie duidelijk waarneembaar. In voorliggend bestemmingsplan is deze groene inpassing ook juridisch geborgd middels een groen- en waterbestemming.

3.5.3 Welstand

De gemeenteraad van Werkendam heeft in 2011 de welstandsnota vastgesteld. De welstandsnota is opgesteld vanuit de overtuiging dat het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving behartigd dient te blijven in de meest waardevolle delen van de gemeente. Welke gebieden dit zijn, is vastgelegd op de kaart. Voor de naastgelegen woonwijk De Nieuwe Banne is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In overleg met de werkgroep RO van de gemeente Werkendam is overeengekomen dat voor de woningen in dit plan een goot- en nokhoogte van 7m geldt en zowel platte daken als woningen in 1 laag met kap zijn toegestaan. Voor wat betreft de beeldkwaliteit is afgesproken dat deze wordt vrijgegeven en enkel de algemene beeldkwaliteitseisen van 'Beeldkwaliteitplan Nieuwe Banne' van toepassing worden verklaard. Deze zijn hieronder weergegeven.

Massa, positionering en gevelindeling

  • Traditionele of moderne bouwvorm
  • Hoofdbebouwing heeft een duidelijke oriëntatie op de openbare weg
  • Samenhang wordt (bij projectmatige bouw) gecreëerd door eenheid in vorm, materiaal en/of kleur
  • Geen blinde gevel bij bebouwing grenzend aan openbaar gebied

Materialen en kleuren

  • Voor alle materialen en kleuren geldt dat het doel is om een eenheid te creëren
  • Gevel: vrij, uitbundig kleurgebruik uitgesloten
  • Dak: vrij, uitbundig kleurgebruik uitgesloten
  • Kozijnen: vrij, uitbundig kleurgebruik uitgesloten

Inrichting

  • Erfafscheiding bij overgang naar openbaar gebied mee ontworpen met de architectuur van de woning
3.5.4 Parkeerbeleid

De gemeente Werkendam heeft geen gemeentelijk parkeerbeleid vastgesteld, maar sluit aan bij CROW publicatie 182. Daarin is voor dure woningen gesteld dat tenminste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein en 0,3 parkeerplaats op openbaar gebied (voor bezoekers) dienen te worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

In aansluiting op de beschrijving van de huidige situatie is in dit hoofdstuk het voorgenomen plan beschreven.

4.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Voor het plangebied zijn zowel programmatische als stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Randvoorwaarden zijn de punten waar in het plan aan voldaan moet worden. Uitgangspunten zijn keuzes die in het verdere planproces een sturende rol vervullen en waarvan, onder omstandigheden, mag worden afgeweken. Er zijn randvoorwaarden opgenomen welke gelden conform de Keur van het waterschap. Andere randvoorwaarden volgen uit het programma van eisen van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte.

Randvoorwaarden:

  • Het realiseren van 12 woningbouwkavels met een gemiddelde grootte van circa 1.000 m2.
  • Het realiseren van een duurzaam watersysteem, met voldoende waterberging aan de zuidzijde van het plangebied, analoog aan het ontwerp van De Nieuwe Banne (hydrologisch neutraal bouwen);
  • Wegprofielen en beeldkwaliteit openbare ruimte dienen aan te sluiten op die van De Nieuwe Banne;
  • Conform de CROW (publicatie 182 Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering) moet per woning 2,0 parkeerplaats op eigen terrein worden gerealiseerd plus 0,3 parkeerplaats voor bezoekers parkeren (in het openbaar gebied);
  • Snelheidsregime van 30 km/h;
  • Ontsluiting autoverkeer via de Waterlinie (west-zijde) op de weg De Roef;
  • Aanleg van een langzaamverkeersroute tussen de weg De Roef en de woningbouwlocatie;
  • Behoud van relatie met het omringende landschap;
  • Een groene afronding van het plangebied.

Uitgangspunten:

  • Een transparante overgang creëren, waarbij groenelementen toegevoegd worden;
  • Het stedenbouwkundig plan is ruim opgezet met straatprofielen en waterpartijen.
  • Als optie wordt er speciale aandacht gevraagd voor duurzaamheid bij het ontwerp van de woningen. Hierbij kan gedacht worden aan sedumdaken, zonnepanelen (als onderdeel van de architectuur, bijvoorbeeld indak panelen) en het zichtbaar afkoppelen van hemelwaterafvoeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0011.png" Figuur 4.1 Stedenbouwkundige schets Nieuwe Banne Uitbreiding

4.3 Het plan

Op basis van bovenstaande randvoorwaarden en uitgangspunten is een stedenbouwkundige schets voor het plangebied opgesteld die in figuur 4.1 is afgebeeld. Deze schets is vervolgens nader uitgewerkt tot een stedenbouwkundig ontwerp, dat in figuur 4.2 is afgebeeld.

Het westen van het plangebied grenst aan de in ontwikkeling zijnde woongebied De Nieuwe Banne. Het plangebied wordt aan deze zijde ontsloten via de Waterlinie op de weg De Roef. De noord- en oostzijde van het plangebied ontlenen hun kwaliteit aan het aangrenzende polderlandschap. Beide kwaliteiten worden met elkaar verbonden door een sterke groenstructuur. Het plan kenmerkt zich door een logisch raamwerk van voornamelijk water en groen en een rechthoekige nieuwe weg die aantakt op de Waterlinie. Aan de zuidzijde, rondom Nieuwe Banne Uitbreiding, blijven de aanwezige groene elementen behouden. De waterberging aan de zuidzijde en de nieuw aan te leggen groenelementen versterken het natuurlijk karakter van het gebied, en zorgen vanaf de weg De Roef voor een logisch geheel met De Nieuwe Banne.

Aan weerszijden van de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg zijn woningen gepositioneerd. De woningen aan de oostzijde kennen een uitzicht op het landelijk gebied. Om een goede inpassing in het landschap te borgen, is een voorstel landschappelijke inpassing uitgewerkt, die in bijlage 9 is opgenomen. Er is hier gekozen voor een transparante elzensingel omdat deze soort past bij het landschap en in de omgeving vaker voorkomt. Deze singel wordt geplaatst in een brede gemengde haag op eigen terrein tegen de achterste erfgrens. In de singel worden openingen gemaakt om de woningen zicht op het landschap te bieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0012.png"

Figuur 4.2 Stedenbouwkundig plan Nieuwe Banne Uitbreiding

Vanuit het landschap bezien ontstaat een dorpsrand waar groen en huizen elkaar afwisselen. Om een zorgvuldige inpassing van het plan in de omgeving te bewerkstelligen is een landschappelijke inpassingsplan opgesteld dat in bijlage 9 is opgenomen.

Op de Waterlinie geldt een snelheidsregime van 30 km/h. In het plan wordt een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. De parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de openbare ruimte en deels op eigen terrein. Een oprit op eigen terrein wordt gerekend als 1 parkeerplaats. Een oprit waarbij twee auto's naast elkaar kunnen worden opgesteld wordt gerekend als 2 parkeerplaatsen. Met deze norm wordt ruim voldaan aan de huidige parkeerbehoefte en aan de normen uit het gemeentelijk parkeerbeleid.

Binnen het plangebied zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan. Kenmerkend is dat de oriëntatie zoveel mogelijk naar buiten gericht is, om de beleving van het aangrenzend landschap te maximaliseren.

De woningen vormen de rand van de dorp, en moeten zorgen voor een zorgvuldige overgang naar het buitengebied. Door een aanvullende eis dat de afstand tot de zuidwestelijke perceelgrens minimaal 6 meter moet bedragen, is de geleidelijke overgang geborgd. En blijven hierdoor, vanuit het woongebied, zichtlijnen richting het buitengebied behouden zodat tevens vanuit het landschap een mooie rand ontstaat waar groen en huizen elkaar afwisselen. De goot en bouwhoogte in dit plan zijn beperkt tot 7 meter.

4.3.1 Water en riolering

Het toekomstige watersysteem is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • Gescheiden stelsel
  • Hergebruik hemelwater
  • Vasthouden, bergen en/of afvoeren hemelwater
  • Beperken van vervuiling

De waterparagraaf (bijlage 6) gaat nader in op de opzet van het watersysteem.

De woningen lozen het huishoudelijke afvalwater op het DWA-stelsel dat wordt verbonden met de riolering in plan De Nieuwe Banne.

4.3.2 Programma

Het totale plan bestaat uit 12 woningbouwkavels waarvan de grootte varieert van circa 1000 m2 tot 1200 m2. Op de kavels worden uitsluitend vrijstaande woningen gerealiseerd.

4.3.3 Verkeer en parkeren

De kavels worden ontsloten vanuit Nieuwe Banne Uitbreiding via de Waterlinie. Voor alle kavels geldt dat er twee parkeerplekken op eigen terrein gerealiseerd worden. Garages worden hierbij niet meegerekend. Daarnaast wordt in het openbaar gebied 0,3 parkeerplaats per woning gerealiseerd. De exacte locatie zal nader bepaald worden.

4.4 Beeldkwaliteit

Het plangebied grenst aan de westzijde aan De Nieuwe Banne. Om de gewenste uitstraling van De Nieuwe Banne te waarborgen is het beeldkwaliteitsplan 'Beeldkwaliteitplan Nieuwe Banne' (2016) opgesteld.

In overleg met de gemeente Werkendam is afgesproken dat de beeldkwaliteit van de woningen in voorliggend plan wordt 'vrijgelaten' en dat enkel de algemene beeldkwaliteitseisen uit het plan Beeldkwaliteitplan Nieuwe Banne (zie ook paragraaf 3.5.3.) van toepassing worden verklaard op de Nieuwe Banne Uitbreiding. Voor zover ruimtelijk relevant zijn de algemene beeldkwaliteitseisen geborgd in de planregels. Voor wat betreft het aanzien van de openbare ruimte wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de inrichting van De Nieuwe Banne.

4.5 Kwaliteitsverbetering landschap

De Verordening Ruimte Noord-Brabant kent een compensatieplicht voor uitbreidingsplannen voor stedelijke ontwikkelingen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken. Dit uitgangspunt geldt voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied én buiten het Natuurnetwerk Nederland en maakt de principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar.

Het plangebied ligt buiten bestaand stedelijk gebied (zie paragraaf 3.3.3) en behoort niet tot het Natuur Netwerk Brabant; de gronden zijn thans in gebruik als agrarisch grasland zonder bijzondere waarden. Hierdoor kunnen passende functies zich ontwikkelen als er ook een prestatie voor het landschap tegenover staat. Daardoor wordt aantasting van de basiskwaliteit (bodem, water) en verlies aan ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden voorkomen. Ontwikkelingen die passen bij de aard, schaal en functie van het landelijk gebied, zoals agrarische en recreatieve ontwikkelingen en kleinschalige dienstverlening zijn mogelijk.

Ook de ontwikkeling van andere (rode) functies is onder voorwaarden mogelijk. De ruimtelijke onderbouwing van een besluit geeft aan welke bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteitsverbetering van het landschap en hoe dit is geborgd. In principe gaat de provincie uit van de realisering van een fysieke prestatie op de projectlocatie en/of de directe project-omgeving. Indien dat niet mogelijk is, is de vorming van gemeentelijk of regionaal landschapsfonds een optie.

Deze paragraaf beschrijft op welke wijze de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt gerealiseerd. Aan de orde komen:

  • mate van kwaliteitsverbetering;
  • wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie);
  • zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering).
4.5.1 Mate van kwaliteitsverbetering

Voor het plan is een berekening gemaakt van de bijdrage die geleverd moet worden aan de ruimtelijke kwaliteitsverbetering (zie Bijlage 10). Conform regionale afspraken wordt uitgegaan van een minimumbijdrage per m² uit te geven grond. De minimumbijdrage zoals van toepassing bij dergelijke stedelijke ontwikkelingen is 1% van de uitgifteprijs. Voor deze vijf reguliere kavels betekent dat een benodigde bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap van €11.925,-.

4.5.2 Wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie)

De ruimtelijke ontwikkeling van Nieuwe Banne Uitbreiding gaat gepaard met een fysieke kwaliteitsverbetering van het landschap. De fysieke kwaliteitsverbetering van het landschap bestaat in voorliggend plan uit een versterking van de bestaande landschapselementen. In de landschappelijke inpassing die voor dit plangebied is opgesteld (opgenomen in bijlage 9 bij de regels) is het toekomstige inrichtingsvoorstel voor het gebied opgenomen, waarbij diverse soorten beplanting worden aangeplant. Deze beplanting bestaat onder andere uit nieuwe bomen die in de buitenring de overgang naar het open landschap vormen.

Door middel van het beplantingsplan van de landschappelijke inpassingsplan wordt invulling gegeven aan benodigde bijdrage voor de kwaliteitsverbetering. Hiermee is een investering gemoeid van €24.214,-. Daarmee wordt voldaan aan de gevraagde bijdrage van €11.925,- voor de kwaliteitsverbetering.

Kwaliteitsverbetering door menging van kavels

De mate van kwaliteitsverbetering wordt in voorliggend plangebied versterkt door de menging van Ruimte voor Ruimte-kavels en reguliere kavels in het plan. De reguliere woningen zijn niet strijdig met de Ruimte voor Ruimte-woningen, want zonder de toevoeging van reguliere kavels is voorliggend plan financieel niet haalbaar. De reguliere kavels in het plan dragen daardoor bij aan het tot stand brengen van de kwaliteitsverbetering van het landschap (stallensloop), die met behulp van de Ruimte voor Ruimte-regeling reeds is gerealiseerd.

De wijze waarop binnen dit plan wordt omgegaan met een mix van Ruimte voor Ruimte-kavels en reguliere contingenten, kan worden gezien als een voorloper op het voorstel aan Gedeputeerde Staten om flexibelere producten te realiseren in overleg met gemeenten om invulling te geven aan de financiële doelstelling van de Ruimte voor Ruimte-regeling.

4.5.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering)

Gelet op de Verordening ruimte Noord-Brabant moet bij het nemen van een ruimtelijk besluit (i.c. het vaststellen van het bestemmingsplan) aangetoond zijn, dat wordt voldaan aan het principe van zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit. Hiertoe is in de regels (lid 6.2.5) de verplichting opgenomen tot het aanleggen en instandhouden van het nieuwe landschappelijke groen, voordat de woningen in gebruik mogen worden genomen.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Algemeen

In het kader van de ontwikkeling Nieuwe Banne Uitbreiding zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.

5.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Sinds 1 april 2011 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Eén van de wijzigingen in dit Besluit is dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) van het Besluit m.e.r., aandacht moet worden besteed aan de vraag of er al dan niet belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van uit te voeren activiteit(en) zijn. Daarom moet er voortaan bij elk planologisch besluit, maar ook bij bepaalde vergunningen, over activiteiten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r., een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' opgesteld worden. Voor de woningbouwontwikkeling in Nieuwe Banne Uitbreiding is dit aan de orde aangezien het initiatief behoort tot activiteit D11.2: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig in geval deze betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of wanneer het een aaneengesloten gebied van 2.000 woningen of meer betreft. Deze (indicatieve) drempelwaarden worden niet overschreden, waardoor voor dit project een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is.

De resultaten van deze uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn weergegeven in bijlage 1 van dit bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat de functiewijziging in het bestemmingsplan niet leidt tot specifieke significante milieueffecten die een nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling noodzakelijk maken. Op grond van deze uitkomsten heeft het bevoegd gezag, gelijktijdig met het vrijgeven van het voorontwerpbestemmingsplan, besloten dat een verdere m.e.r.-procedure niet aan de orde is.

5.3 Akoestiek

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is vanwege de gezoneerde wegen een akoestisch onderzoek verricht. Dit onderzoek is in bijlage 2 toegevoegd. Het onderzoek heeft tot doel de geluidsbelasting op de gevels van de woningen te onderzoeken en te toetsen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Tevens worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening de relevante 30 km/uur-wegen meegenomen. Deze wegen vallen niet onder de Wet geluidhinder.

Uit dit onderzoek blijkt dat de in de Wet geluidhinder genoemde voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB nergens wordt overschreden. De gecumuleerde geluidbelasting zonder aftrek conform artikel 3.4 bedraagt maximaal 53 dB. Met een volgens het Bouwbesluit verplichte gevelwering van ten minste 20 dB kan voldaan worden aan de eis van binnenniveau van ten hoogste 33 dB. Er is daarom in het kader van de ruimtelijke ordening sprake van een goed woon- en leefklimaat. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat geluid geen belemmering vormt voor de bouw van de woningen. Er hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar aanvullende maatregelen.

5.4 Luchtkwaliteit

De regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteit van de buitenlucht is opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm) en de bijbehorende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële
regelingen. Dit wettelijk stelsel wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd. In deze wet zijn de EU-richtlijnen met betrekking tot de luchtkwaliteit geïmplementeerd.

Het bevoegd gezag dient in bepaalde gevallen bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten en bij het verlenen van vergunningen, de luchtkwaliteit mee te nemen in de besluitvorming. Hierbij dient te worden nagegaan wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit. Als aan één of meer van onderstaande motiveringsgronden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan, mag het bevoegd gezag positief besluiten:

  • a. het project leidt niet tot overschrijdingen van de grenswaarden;
  • b. het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit;
  • d. het project is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ad c) Het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit

Als de effecten van een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit, kunnen de ontwikkelingen hun doorgang vinden. In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is omschreven dat een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit als het project maximaal 3% van de grenswaarde bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10. Dit betekent dat projecten voldoen aan de milieukwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer als de jaargemiddelde concentratie van zowel NO2 als PM10 met niet meer dan 1,2 ìg/m3 toeneemt ten opzichte van de autonome ontwikkeling. In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), zijn voor een aantal categorieën van projecten de getalsmatige begrenzing weergegeven waarbinnen geen verdere toetsing aan de 3% grens of de grenswaarden nodig is.

Eén van de getalsmatige grenzen is dat een project NIBM bijdraagt wanneer het project niet groter is dan de nieuwbouw van 1500 woningen. Het bestemmingsplan Nieuwe Banne Uitbreiding is ruim kleiner dan deze 1500 woningen (circa 12 woningen). Derhalve draagt het plan NIBM bij aan de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van de woningen binnen het plan Nieuwe Banne Uitbreiding.

5.5 Externe veiligheid

De veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied Nieuwe Banne Uitbreiding wordt enkel bepaald door de aanwezigheid van een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie ten zuidenwesten van het plangebied, ter plaatse van de weg De Roef. Op deze leiding is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de bijbehorende Regeling Basisnet van toepassing. Daarnaast geldt het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid. Bij de beoordeling van de veiligheidssituatie rondom deze leiding wordt onderscheid gemaakt in twee begrippen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans dat een persoon die zich altijd op een bepaalde plaats bevindt overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico geldt voor kwetsbare objecten een grenswaarde van 10-6 per jaar (kans op één dode per jaar, mag één op de miljoen zijn). Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.

Het groepsrisico is gedefinieerd als de kans dat groepen personen gelijktijdig het slachtoffer zijn. Deze kans wordt mede bepaald door het aantal personen dat zich bevindt in het invloedgebied van een risicobron (het gebied waar dodelijke effecten van ongevalscenario's optreden). Voor het groepsrisico geldt een oriënterende waarde: het bevoegd gezag dient het geaccepteerde niveau van het groepsrisico te verantwoorden door bij besluitvorming in te gaan op de mogelijkheden voor het terugbrengen van de risico's en optredende effecten, de zelfredzaamheid van personen en de mogelijkheden voor bestrijding en hulpverlening.

Wanneer het ruimtelijk plan binnen 200 meter van een transportroute voor gevaarlijke stoffen is gelegen, dient ook aandacht te worden geschonken aan de volgende aspecten: dichtheid van personen en de verwachte veranderingen, de hoogte van het groepsrisico, maatregelen ter beperking van het groepsrisico (waaronder stedenbouwkundige opzet, bouwkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte) en mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.

Er is echter sprake van een uitzondering wanneer het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde of indien het groepsrisico niet meer dan tien procent toeneemt en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. In dat geval hoeft alleen te worden gekeken naar de eerst genoemde aspecten van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

In aanvulling op bovengenoemd rijksbeleid heeft de gemeente Werkendam in mei 2010 een Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld, waarin is aangegeven welke risico's de gemeente acceptabel vindt en op welke manier deze risico's worden beheerst. Het externe veiligheidsbeleid wordt gekenmerkt door een aantal kernwaarden of principes die men in Werkendam belangrijk vindt:

  • Landelijke beleidsinvulling voor basisveiligheid: Voldoen aan normen voor het plaatsgebonden risico en invulling geven aan groepsrisicobeleid met een beleidsvisie externe veiligheid en participeren bij landelijke beleidsontwikkeling met betrekking tot het Basisnet en regelgeving voor buisleidingen.
  • Uitgangspunt is dat zowel bestaande als nieuwe bedrijven voldoen aan het best beschikbare techniekenprincipe (BBT). Werkendam sluit vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen niet uit.
  • Gemotiveerd worden beperkt kwetsbare objecten toegelaten waarvoor een richtwaarde geldt.
  • Binnen het risicobeleid heeft de oriëntatiewaarde daadwerkelijk de status van oriëntatiewaarde in een totaal beoordelingskader.
  • Met betrekking tot zelfredzaamheid wordt voor nieuwe situaties per situatie bepaald of verbetering is te realiseren in vluchtmogelijkheden.

Naast deze kernwaarden of principes kent de gemeente Werkendam ook een standaard verantwoording en advies van de veiligheidsregio voor projecten waarvoor geldt:

  • Buiten de 750 meter van een niet categoriale Bevi-inrichting 1 of indien een kleiner invloedsgebied is vastgesteld dan geldt deze kleinere afstand én
  • buiten de 200 meter van een categoriale Bevi-inrichting, autoweg, spoorweg of buisleiding of indien de wettelijk vastgelegde afstand kleiner is dan 200 meter dan geldt deze kleinere afstand.

Om de veiligheidssituatie rondom de aardgastransportleiding ter plaatse van het plangebied te bepalen, is voor deze bron een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Deze is in bijlage 3 opgenomen. Voor deze leiding wordt geen PR 10-6 contour berekend. Dit betekent dat het plan Nieuwe Banne Uitbreiding voldoet aan de geldende grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Rondom de leiding ligt wel een invloedsgebied dat van invloed is voor het groepsrisico ter plaatse. Met behulp van het rekenprogramma CAROLA zijn het invloedsgebied (1% letaliteit) en het 100% letaliteitsgebied berekend. Deze berekende contouren zijn in figuur 5.3 afgebeeld. Het invloedsgebied ligt op een afstand van ongeveer 70m uit het hart van de leiding; het 100% letaliteitsgebied ligt op een afstand van ongeveer 40m uit het hart van de leiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0013.png"

Figuur 5.1. Invloedsgebied

Binnen deze zones zijn geen nieuwe woningen voorzien. Het invloedsgebied reikt niet verder dan de waterberging. Dit betekent dat verder onderzoek naar het groepsrisico niet noodzakelijk is. Het is aannemelijk dat het plan niet leidt tot een toename van het groepsrisico. Voor dit plan is de standaard verantwoording Groepsrisico van de gemeente Werkendam en advies van de veiligheidsrisico van toepasing. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van woningbouwlocatie Nieuwe Banne Uitbreiding.

5.6 Brandveiligheid

De gemeente Werkendam heeft met het Brandweercluster Land van Heusden en Altena afgesproken het toetsingskader dat het cluster hanteert in al haar bestemmingsplannen op te nemen. Het toetsingskader is opgenomen in bijlage 4.

Bereikbaarheid brandweer via de openbare weg.

Bij alle woningen heeft de Brandweer de mogelijkheid de woningen binnen een afstand van 40 meter vanaf de openbare weg de geplande woningen te benaderen. Tevens kan overal (op straat) een blusvoertuig voor de woningen worden opgesteld. De rijloper naar een opstelplaats of een bluswatervoorziening heeft een vrije breedte van 6 meter en een breedte van 4 meter. Hiermee voldoet dit onderdeel aan het toetsingskader.

Primaire bluswatervoorziening

Op een afstand van maximaal 40 meter van een door de brandweer te gebruiken toegang van een gebouw moet een ondergrondse brandkraan aanwezig zijn. De capaciteit van de brandkraan dient minimaal 60m3 per uur te bedragen bij gelijktijdig gebruik van twee brandkranen. Het situeren van de bluswatervoorzieningen dient in overleg met de brandweer te gebeuren zodat deze kunnen worden afgestemd op al bestaande voorzieningen.

Secundaire bluswatervoorziening

Binnen een straal van 225 meter en binnen een afstand van 320 meter over de weg dient voor het gebouw en de woningen een secundaire bluswatervoorziening aanwezig te zijn in de vorm van een geboorde put, een brandput, een voor de brandweer te bereiken open water of een reservoir. De capaciteit van de secundaire bluswatervoorziening dient ten minste 90 m3 per uur te bedragen. Deze capaciteit moet gedurende ten minste 5 uur kunnen worden geleverd.De bovengenoemde bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, betreffen de uitgangspunten waar een ruimtelijk plan in de basis aan moet voldoen. Het Bouwbesluit geeft de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om hier gemotiveerd van af te wijken bij bijvoorbeeld gebouwen met een lage vuurbelasting of gebouwen waar geen mensen verblijven. Al deze situaties dienen apart beoordeeld te worden en er zal door de brandweer een oordeel/adviesgegeven worden of de aanwezige bluswatervoorzieningen toereikend zijn.

De genoemde punten uit het toetsingskader zullen worden betrokken in de nadere inrichting en het ontwerp van het plan en bij de civiel technische uitwerking van het gebied.

Het aspect brandveiligheid wordt als uitgangspunt in de planvorming voor het initiatief gebruikt en vormt daarom geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt de regionale brandweer gevraagd om advies uit te brengen op het voorontwerpbestemmingsplan. Dat advies wordt vervolgens verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

5.7 Bodem

Uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN2) blijkt dat de gemiddelde maaiveldhoogte in het plangebied ligt op NAP -0,5 m.

Volgens de Bodemkaart van Nederland komen in het plangebied Kalkhoudende poldervaaggronden voor die bestaan uit zavel en lichte klei (Rn66Av). Deze grond komt veelal voor op de overgang van stroomruggronden naar komgronden en heeft als voornaamste kenmerk een zeer kalkrijke tussenlaag onder de deklaag tot 50 à 80 cm-mv met daaronder kalkloze, zware komklei.

De regionale bodemopbouw is globaal weergegeven in tabel 5.1.

Tabel 5.1: Regionale bodemopbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0015.png"

Figuur 5.2 Begrenzing aardkundig waardevol gebied

Uit figuur 5.2 blijkt dat een deel van het plangebied onderdeel uit maakt van een aardkundig waardevol gebied. Het betreft 'Rivierandschap Alm'. In de lagenbenadering (zie bijlage 9) wordt hier nader op ingegaan.

Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het plangebied te bepalen, is een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is in bijlage 5 bijgevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat in enkele boringen bijmenging met resten baksteen zijn waargenomen in één boring is een zwak slibhoudende laag aangetroffen dat mogelijk afkomstig is van een voormalige sloot. Zowel in de bovengrond als in de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten zware metalen aangetroffen (kobalt, nikkel en molybdeen). In het grondwater is in peilbuis 10 een matig verhoogd gehalte barium aangetoond en een licht verhoogd gehalte zink.

In de overige peilbuizen (15, 20 en 27) zijn uitsluitend licht verhoogde gehalten barium gemeten. Gezien de ligging en het gebruik van de locatie kan aangenomen worden dat de in het grondwater aangetroffen verhoogde gehalten van nature voorkomende concentraties zijn.

Gezien de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek behoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het toekomstige gebruik van de locatie als woningen met tuin.

5.8 Waterparagraaf

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets uitgevoerd, waarbij het plan Nieuwe Banne Uitbreiding is beoordeeld. Deze is in bijlage 6 bijgevoegd. In deze notitie zijn de effecten van het plan op de waterhuishouding beoordeeld.

Benodigde watercompensatie

Door de ontwikkeling van woongebied Nieuwe Banne Uitbreiding neemt het afvoerend verhard oppervlak toe. Conform de bepalingen uit de Keur van Waterschap Rivierenland dient de toename aan nieuwe verhardingen gecompenseerd te worden om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan. Hiervoor hanteert het waterschap een compensatienorm van 436 m3 per hectare toename verharding (T=10+10% bui). Op basis van het stedenbouwkundig plan is de benodigde hemelwatercompensatie berekend en samengevat in tabel 2 van bijlage 6. De benodigde compensatie bedraagt 335 m3. Omdat de uitgeefbare grond uit relatief grote kavels bestaat (groter dan 1000 m2), is uitgegaan van een verhardingspercentage van 40% van de uitgeefbare grond. Openbare verharding is opgenomen als 100 % verhard oppervlak, de functie groen is opgenomen als onverhard.

Ten westen en zuiden van de waterpartij wordt een wandelpad aangelegd, het zogenaamde Liniepad. Voor dit pad is ervan uitgegaan dat hemelwater rechtstreeks afstroomt naar de waterpartij en dat het uitgevoerd wordt als semi-verharding. Vanwege de semi-verharding is gerekend met 50% als zijnde verhard oppervlak.

Geplande watercompensatie

In het plan Nieuwe Banne Uitbreiding is ten behoeve van de opvang van hemelwater voorzien in een waterpartij met een wateroppervlak van 2.170 m2. Tevens is op de grens met De Nieuwe Banne een deel van de waterpartij beschikbaar voor waterberging ten behoeve van plan Nieuwe Banne Uitbreiding. Dit betreft een oppervlak van 747 m2. Conform het uitgangspunt van Waterschap Rivierenland, zoals dat ook is aangehouden voor het aangrenzend plan de Nieuwe Banne, is de bergingscapaciteit berekend uitgaande van een maximale peilstijging van 0,30 m (bij T=10 + 10% bui) in het oppervlaktewater.2 De op deze wijze gerealiseerde waterberging in plangebied Nieuwe Banne Uitbreiding bedraagt 875 m3, zie tabel 3 van bijlage 6. Hiermee is ruim voldoende watercompensatie beschikbaar.

De waterpartij wordt middels een duikerverbinding aangesloten op het bestaande oppervlaktewater. In verband met de waterkwaliteit en om plantengroei tegen te gaan, wordt een minimale diepte van 1 m geadviseerd. Hiermee komt de bodem van de waterpartij op 1 m minus het winterpeil (NAP -1,20 m), ofwel op NAP -2,20 m te liggen. De waterpartij wordt onderhouden met een maaiboot. Ten behoeve van dit onderhoud dient een in- en uitlaatplaats te worden gerealiseerd. Rondom de vijver wordt een 5 m brede strook vrijgehouden.

Aan de noordoostzijde van het plangebied dient ten behoeve van de overgang van de opgehoogde wijk naar het bestaande landbouwperceel, een greppel of watergang te worden gerealiseerd. Bij uitwerking in de besteksfase dient deze watergang te worden gedimensioneerd.

Om vervuiling van afstromend hemelwater zoveel mogelijk te beperken is het volgende van belang:

  • 1. Gebruik van vervuilende (uitlogende) bouwmaterialen voorkomen;
  • 2. Gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen voorkomen/beperken;
  • 3. Strooien van zout bij gladheid beperken;
  • 4. Tegengaan van autowassen op de kavels en op straat;
  • 5. Het gescheiden watersysteem goed communiceren richting de toekomstige gebruikers.

De voorgenomen ontwikkeling leidt tot een toename aan afvoerend verhard oppervlak. Ter compensatie van de toename aan verhard oppervlak is in ruim voldoende watercompensatie voorzien in de vorm van nieuwe oppervlaktewater. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding tot gevolg en daarom bestaat vanuit waterhuishoudkundig oogpunt geen bezwaar tegen het plan Nieuwe Banne Uitbreiding.

5.9 Flora en Fauna

Om een beeld te krijgen van de aanwezige natuurwaarden binnen het plangebied is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit een bureaustudie en een oriënterend veldbezoek. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in bijlage 7 van de toelichting.

Bij de beoordeling van de aanwezige natuurwaarden kan onderscheid worden gemaakt in de aanwezige beschermde soorten en de aanwezige beschermde gebieden binnen het plangebied en in de directe omgeving ervan.

Aanwezigheid beschermde soorten

Sinds 1 januari 2017 geldt een nieuw wettelijk kader voor de aanwezigheid van beschermde soorten. De Flora- en faunawet is vervangen door de Wet natuurbescherming. Het verkennend natuuronderzoek voor Nieuwe Banne Uitbreiding is reeds in 2016 uitgevoerd. In dit onderzoek is zowel gekeken naar de Flora- en faunawet als naar de Wet natuurbescherming.

In het verkennend natuuronderzoek is gesteld dat het plangebied een geschikt leefgebied vormt voor enkele vissoorten (waaronder de grote en kleine modderkruiper en bittervoorn). Deze soorten waren volgens de 'oude' flora en faunawet nog wel beschermd, maar deze status is in de nieuwe Wet natuurbescherming vervallen. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten thans niet meer aan de orde.

Daarnaast is geconstateerd dat op voorhand niet is uit te sluiten dat de watergangen rondom het plangebied worden gebruikt als zomer- en voortplantingswater voor rugstreeppadden. Deze soort is en blijft streng beschermd via de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat in de periode april-juli aanvullend onderzoek in de watergangen nodig is om te inventariseren of de rugstreeppad hier aanwezig is.

In juni 2017 is dit aanvullend onderzoek in de watergangen uitgevoerd. Conform de Soortenstandaard Rugstreeppad van het RVO zijn in deze maand drie bezoeken door een deskundige ecoloog uitgevoerd waarbij op goede avonden is geluisterd naar kooractiviteit. De resultaten zijn weergegeven in een notitie die in bijlage 8 is bijgevoegd. Hieruit blijkt dat tijdens deze veldbezoeken binnen de invloedssfeer van de voorgenomen activiteit geen rugstreeppadden zijn waargenomen. Op basis daarvan wordt het voorkomen van rugstreeppadden uitgesloten en zijn verdere maatregelen niet aan de orde. Overige beschermde natuurwaarden zijn niet aangetroffen en worden niet verwacht.

Beschermde gebieden

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Biesbosch' ligt op een afstand van circa 3,4 km van het plangebied. Gezien de beperkte omvang van de voorgenomen ingreep en de afstand tot de omliggende Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten, zijn effecten op de instandhoudingsdoelstellingen hierop op voorhand uitgesloten.

Het plangebied is niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS). Van vernietiging van het NNN is dan ook geen sprake. Gezien de beperkte impact van de voorgenomen activiteit en de afstand van het plangebied tot gebieden die onderdeel zijn van de NNN, EVZ of de 'Groenblauwe mantel' zijn uitstralingseffecten door bijvoorbeeld geluid, licht en verdroging op deze gebieden op voorhand uit te sluiten.

Samenvattend zijn er vanuit het thema natuur thans geen belemmeringen voor de voorgenomen planontwikkeling.

5.10 Archeologie

Beleidskader

Ter bescherming van de archeologische waarden in Nederland dient er volgens de Erfgoedwet, sinds 1 juli 2016 van kracht, bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden te worden met mogelijk aanwezige archeologische resten.

Beleidsnota Archeologie

De gemeenten in Land van Heusden en Altena, waaronder de gemeente Werkendam, hebben een regionaal archeologiebeleid geformuleerd. Dit archeologiebeleid bestaat uit drie elementen te weten: de beleidsnota, de archeologische beleidskaart en erfgoedverordening.

De nota is gebaseerd op de uitgangspunten en principes van het Verdrag van Malta en gaat uit van behoud van het cultureel erfgoed in situ (op locatie en veiliggesteld in de bodem). Daarnaast gaat het beleid uit van het principe 'de verstoorder betaalt'. Het beleid krijgt vooral gestalte door de bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden via de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan vormt hierin het centrale instrument.

Bij een nieuwe ontwikkeling, waarbij het noodzakelijk is een bodem verstorende activiteit uit te voeren op een plaats waar archeologische waarden aanwezig zijn of verwacht worden, zal door de gemeente worden getoetst of aan die activiteit specifieke voorwaarden verbonden moeten worden. Dit geschiedt aan de hand van de Archeologische Monumentenzorgcyclus, die erop is gericht om kennis te verzamelen om vervolgens een afgewogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet of onder voorwaarden toestaan van die bodem verstorende activiteit. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kunnen dan voorschriften worden opgenomen over (bijvoorbeeld) aanpassingen van het bouwplan, archeologievriendelijk heien of het beperken van bodemingrepen.

Conclusie

Archeologisch vooronderzoek is alleen nodig indien er sprake is van archeologische waarden (historische kern en archeologische monumenten) of van een hoge of middelhoge archeologische verwachting. Het plangebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Werkendam, zie figuur 5.3 (vastgesteld op 27 september 2011). Er hoeft derhalve niet voorzien te worden in de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0016.png"

Figuur 5.3 Uitsnede archeologische beleidskaart (rode belijning is plangebied)  

Wel blijft de meldingsplicht van kracht: mocht men tijdens de grondroerende werkzaamheden toch op archeologische resten stuiten, dan moet dit volgens artikel Artikel 5.10. van de Erfgoedwet zo spoedig mogelijk gemeld worden bij de Minister van OC&W. In dit geval kan het ook bij de gemeente Werkendam.

5.11 Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.

Het plangebied ligt in het Nationaal landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie en maakt hierdoor onderdeel uit van een cultuurhistorisch waardevol landschap. De kernkwaliteiten van deze linie zijn:

  • Samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen;
  • Groen en overwegend rustig karakter;
  • Openheid.

De linie bestaat uit ongeveer vijftig forten. Naast de grote forten bestaat de Nieuwe Hollandse Waterlinie voor een groot deel uit kleine werken: kazematten, groepsschuilplaatsen, sluizen, stuwen, tankversperringen, drinkwaterreservoirs. Hoewel de afzonderlijke onderdelen van de waterlinie grote waarde hebben, is het cultuurhistorisch belang van de linie voor een groot deel gelegen in de samenhang met de schoots- en inundatievelden en de relatie tussen de verschillende onderdelen. Bij ontwikkelingen in het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie stelt het zichtbaar maken en behouden van het systeem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie centraal.

Binnen het plangebied zelf zijn géén cultuurhistorisch waardevolle structuren of elementen aanwezig die karakteristiek zijn voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Meest herkenbare herinneringen zijn de in de nabijheid van het plangebied gelegen fort Altena, groepsschuilplaatsen en de vormgeving van het recent gereconstrueerde Liniepad ten zuidoosten van het plangebied. De bunkers in het landschap vormen samen het geheel van de hoofdweerstandslijn. Ten zuiden van deze hoofdweerstandslijn ligt het inundatiegebied waar openheid en groen prevaleert. Ten noorden van deze hoofdweerstandslijn ligt het gebied dat verdedigd moest worden. Ten noorden van de hoofdweerstandslijn is dus van oorsprong een gebied waar verdichting mogelijk is. De bunkerlijn geeft de scheidslijn aan tussen bebouwd en onbebouwd gebied. De uitbreiding van de Nieuwe Banne zorgt niet voor wezenlijke aantasting van het Nationaal landschap, van een onderbreking van de bunkerlijn is geen sprake.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in regels ter bescherming van het landschap en natuur. Daarnaast maakt het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk die het landschap Hollandse Waterlinie raken. Hiermee vormt het planvoornemen geen belemmering voor het uitvoeren van deze ambitie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.02BP1130NwBanUitbr-VA01_0017.png"

Figuur 5.4 Cultuurhistorische waardenkaart 2010, herziening 2016 (globale ligging plangebied rood omcirkeld)

5.12 Verkeer en parkeren

Gelet op de beperkte omvang van het plan zijn er geen wezenlijke verkeersaantrekkende effecten op omliggende wegen.

Het aantal benodigde parkeerplaatsen voor het plangebied volgt uit de CROW publicatie 182, namelijk 2 parkeerplaatsen op eigen terrein en 0,3 parkeerplaats op openbaar gebied. Voor alle kavels geldt dat er twee parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Garages worden hierbij niet meegerekend. In het openbaar gebied wordt 0,3 parkeerplaats per woning gerealiseerd. Dit betekend dat minimaal 4 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gerealiseerd. Hiermee voldoet het plan aan de parkeernormen uit de CROW.

5.13 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn, met uitzondering van de in paragraaf 5.5 reeds genoemde aardgastransportleiding, geen planologische relevante kabels en leidingen aanwezig. Waarschijnlijk liggen langs Nieuwe Banne Uitbreiding wel reguliere nutsvoorzieningen, maar deze zijn niet planologisch relevant.

5.14 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is, zoals reeds genoemd in paragraaf 3.2.3, van toepassing op stedelijke ontwikkelingen. Hieronder wordt blijkens artikel 1.1.1, eerste lid, sub i Bro verstaan een “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”. De Nieuwe Banne Uitbreiding betreft een stedelijke ontwikkeling in woningbouwlocatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Planrealisatie voorziet in een behoefte aan zelfbouwkavels en sluit aan bij de regionale Woonvisie 2016 - 2019 (zie paragraaf 3.4.2). Hierin geeft de gemeente aan dat zij de expliciete kwaliteiten van de regio willen behouden en versterken. Geen grootschalige uitbreiding, geen monotonie. Maar organische ontwikkeling, kleine aantallen en veel zelfbouw. De gemeente wilt hiermee de regio dorps houden. Voorliggende locatie leent zich voor een logische stedenbouwkundige afronding doordat het aansluit aan de in ontwikkeling zijnde woonwijk de Nieuwe Banne en voorziet in een ander woningbouwsegment (luxe zelfrealisatiekavels) dan De Nieuwe Banne. Daarnaast blijkt uit de regionale woonvisie dat in de periode 2015 – 2024 in de gemeente Werkendam circa 537 – 705 extra woningen nodig zijn. Voor de kern Sleeuwijk is in de notitie 'Effectieve Vraag, verschil analyse en Strategische kaart' (augustus, 2017) de vraag naar dure grondgebonden koopwoningen voor de periode tot en met 2027 vastgesteld op circa 30 woningen. Hiervan zijn er reeds 20 woningen in andere plannen planologisch toegekend. De ontwikkeling van het woningbouwplan De Nieuwe Banne Uitbreiding past binnen de woningbouw behoefte van zowel de gemeente Werkendam als de kern Sleeuwijk.

Het plangebied is in de structuurvisie van gemeente Land van Heusden en Altena aangewezen als gemengd plattelands-economie. In deze gebieden zijn Ruimte voor Ruimte projecten toegestaan. De beoogde ontwikkeling van Ruimte voor Ruimte betreft een nieuw bebouwingscluster, dat aansluit op de in ontwikkeling zijnde woonwijk de Nieuwe Banne. Het plan vormt geen aanzet tot stedelijke ontwikkeling, maar een zorgvuldige afronding van De Nieuwe Banne.

De aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren, zoals beschreven in hoofdstuk 2 van deze toelichting, zijn verwerkt in de planontwikkeling. Dit is gebeurd door middel van een vertaling van deze kwaliteiten naar randvoorwaarden en uitgangspunten voor het stedenbouwkundig plan (zie paragraaf 4.2). Het plan is ontworpen op een duurzame inpassing in de bestaande omgeving, rekening houdend met de aanwezige landschappelijke kwaliteiten, door een ruime opzet van de wijk, het inpassen in een groene omranding ter afronding van kern Sleeuwijk en het behoud van belangrijke zichtlijnen richting het landschap ten oosten van het plangebied. Het plan houdt zo rekening met de uitgangspunten binnen de beleidskaders.

Na de grenswijziging van de Verordening ruimte Noord-Brabant, zie bijlage 9, zal de locatie waar de 12 woonkavels worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied liggen. De grenswijziging gaat in bij vaststelling van dit plan.

Hiermee is aangetoond dat het plan aan de ladder voor duurzame verstedelijking voldoet.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding (plankaart) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Voor de opzet en inhoud van de regels is aansluiting gezocht bij het handboek van de gemeente Werkendam, maar wordt ook voldaan aan de eisen van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Dit hoofdstuk beschrijft de juridische vormgeving van voorliggend bestemmingsplan.

6.2 Planregels

6.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 6.2.2)

  • begrippen
  • wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (paragraaf 6.2.3)

  • bestemmingen

Hoofdstuk 3 Algemene regels (paragraaf 6.2.4)

  • anti-dubbeltelregel
  • algemene bouwregels
  • algemene gebruiksregels
  • algemene aanduidingsregels
  • algemene afwijkingsregels
  • algemene wijzigingsregels
  • algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (paragraaf 6.2.5)

  • overgangsrecht
  • Slotregel
6.2.2 Inleidende regels

In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.

6.2.3 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om bouwvergunning. De ontheffing van de bouwregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden ontheffing te verlenen van een specifieke regel. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. In het kader van een aanlegvergunningstelsel zijn bepaalde werken en werkzaamheden niet toegestaan zonder dat hiervoor een aanlegvergunning is verkregen van het daartoe bevoegde gezag.

Artikel Groen

De voor Groen bestemde gronden zijn bedoeld voor groenvoorzieningen, extensief recreatief medegebruik, bergbezinkbassins en trailerhellingen. Daarnaast zijn bijbehorende functies, zoals nutsvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen en verkeersvoorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen. Via een binnenplanse afwijking is het mogelijk om gebouwen te realiseren voor beheer en onderhoud. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn ook specifieke regels opgenomen. Zo gelden voor speeltoestellen, kunstwerken, bewegwijzering, masten en kunstobjecten maximale bouwhoogtes, in afwijking van de standaard bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel Verkeer

De voor Verkeer bestemde gronden zijn bedoeld voor wegen, starten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie. Daarnaast zijn bijbehorende functies, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen. Via een binnenplanse afwijking is het mogelijk om gebouwen te realiseren voor beheer en onderhoud. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn ook specifieke regels opgenomen. Zo mogen palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en kunstobjecten niet hoger zijn dan 12 meter. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximale bouwhoogte van 4 meter.

Artikel Water

De voor Water bestemde gronden zijn bedoeld voor water- en waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast zijn onder andere ook trailerhellingen, extensief recreatief medegebruik, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en verkeer- en verblijfsvoorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd. Via een binnenplanse afwijking is het mogelijk om gebouwen te realiseren voor beheer en onderhoud. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn ook specifieke regels opgenomen.

Ter bescherming van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse is een het uitvoeren van sommige werkzaamheden pas toegestaan nadat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

Artikel Woongebied

De gronden met de bestemming Woongebied zijn primair bestemd voor woningen en

bijbehorende tuinen. Ten behoeve van de gewenste flexibiliteit zijn tevens voorzieningen voor

verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen als water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Voor het bouwen is aangegeven welke regels gelden. Binnen elk woonblok kunnen vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Ook gelden er generieke regels voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning.

6.2.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregels opgenomen, te weten de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 8 Algemene bouwregels

Dit artikel bevat de bouwregels ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen en ondergronds bouwen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een aantal gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' geldt dat uitsluitend (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden gebouwd, indien het groepsrisico door het bevoegd gezag wordt verantwoord en geaccepteerd en de veiligheidsregio om advies wordt gevraagd.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal afwijkingsregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 5.3 van de planregels nadere eisen stellen. In de Wro is hiertoe geen procedure opgenomen. Daarom wordt in de regels van het bestemmingsplan zelf voorzien in een procedure.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 14 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Bij onderhavig bestemmingsplan is dit laatste van toepassing en is een exploitatieplan daarom niet nodig. De kosten van de grondexploitatie zijn verzekerd door middel van gesloten overeenkomsten met de initiatiefnemer.

7.2 Handhaving

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is het handelen in strijd met de bestemmingen verboden. Door bij het ontwerpen van het plan tijdig te overleggen met de gebruikers van het gebied, is ernaar gestreefd een bestemmingsplan op te stellen dat voldoende ruimte biedt aan de gebruikers en bewoners. Indien zich strijdige en ongewenste ontwikkelingen of activiteiten voordoen, staan een aantal bevoegdheden ter bevordering van de naleving van de planregels ter beschikking. Bij de toepassing van deze bevoegdheden tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom wordt gebruik gemaakt van een opgesteld draaiboek. De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door het team Handhaving van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (V.V.H.). Nadat een feit is geconstateerd zal, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder worden benaderd om aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van staken en het opheffen van de strijdigheid. Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, zal aan het dagelijks bestuur van de gemeente worden voorgelegd om door middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met het bestemmingsplan. Daartoe zal aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing worden verzonden waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in de waarschuwing vermeld welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten voor het toepassen van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 3. Vaststelling door gemeenteraad
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerp bestemmingsplan Nieuwe Banne Uitbreiding heeft - in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure - met ingang van 26 oktober 2017 zes weken ter inzage gelegen. Het voorontwerp bestemmingsplan is tevens aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Er zijn geen inspraakreactie ontvangen en drie reacties uit het artikel 3.1.1 Bro overleg (zie bijlage 11).

8.2 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan Nieuwe Banne Uitbreiding heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad. Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Werkendam het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  • 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  • 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M - wijzigingen aangebracht.

Op het ontwerp bestemmingsplan Nieuwe Banne Uitbreiding is 1 zienswijze ontvangen. In de Nota van zienswijzen is de gemeentelijke beantwoording opgenomen (Bijlage 12).

8.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Nieuwe Banne Uitbreiding kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Nieuwe Banne Uitbreiding.