direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied: Regionaal Bedrijventerrein Werkendam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.01BP1098BgRBT-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Buitengebied: Regionaal Bedrijventerrein Werkendam' met identificatienummer NL.IMRO.0870.01BP1098BgRBT-VA01 van de gemeente Werkendam;

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.7 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.8 Bedrijfsverzamelgebouw

Een complex van kleinere bedrijven in een gebouw.

1.9 Bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.10 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.18 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan straathandel en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

1.23 Geluidzone industrie

Geluidscontour rondom een bedrijventerrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).

1.24 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.25 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 Horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken. Met dien verstande dat uitsluitend horeca van categorie 1 "lichte horeca", als zijnde horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden), zoals:

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar/cafetaria;
  • shoarma/grillroom;
  • tearoom;
  • traiteur;
  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice),

zijn toegestaan.

1.27 Kantine

Een verblijflokaal als ondergeschikt onderdeel van een gebouw waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en verstrekt.

1.28 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.29 Kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.30 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.31 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.32 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.33 Overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.34 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • Voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.35 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.36 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 Vloeroppervlakte

Totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

1.39 Voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw. Indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.40 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.41 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.42 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.43 Waterpeil

De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking van het bestemmingsplan of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.44 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.9 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel

De oppervlakte van alle op het bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.10 Bebouwingspercentage

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 2 tot en met 4 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met daaraan ondergeschikt kantoren, dienstverlening en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'water';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met 5.1', een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 2 tot en met 5.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met daaraan ondergeschikt kantoren, dienstverlening en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf met een maximum van 100 m²;
  • e. duikers;

met daarbij behorende voorzieningen:

  • f. (ontsluitings)wegen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. verhardingen;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede bluswatervoorzieningen,met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'water' uitsluitend water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede bluswatervoorzieningen zijn toegestaan;
  • k. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Het minimale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 50%, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering', waar geen minimum bebouwingspercentage per bouwperceel geldt.
  • b. Het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 80%, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering', waar het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel 70 % mag bedragen.
  • c. De minimale oppervlakte van een bouwperceel bedraagt 5.000 m².
  • d. De maximale bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer 15 meter bedragen, met dien verstande dat gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering', met een kap met een minimale helling van 15° dienen te worden afgedekt.
  • e. De afstand tot de voorste perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 meter.
  • f. De afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter, uitgezonderd ter plaaste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' waar de afstand tot:
    • 1. de zijdelingse perceelsgrenzen aan een zijde van het perceel ten minste 3 en aan de andere zijde van het perceel ten minste 10 meter dient te bedragen;
    • 2. de achterste perceelsgrens minimaal 1 en maximaal 3 meter dient te bedragen.

3.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 meter.
  • c. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • d. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Minimale bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub a voor een lager minimum bebouwingspercentage dan 50%, mits het noodzakelijk is voor het type bedrijf.

3.3.2 Minimale oppervlakte bouwperceel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub c en een oppervlakte per bouwperceel van maximaal 5.000 m² toestaan, indien is aangetoond dat er behoefte is bij bedrijven aan bedrijfsruimte c.q. bedrijfskavels met een kleinere oppervlakte dan 5.000 m².

3.3.3 Maximale bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub d tot een maximale hoogte van 20 meter, indien de aard en type bedrijf daartoe noodzaakt of wanneer dit uit een oogpunt van zuinig ruimtegebruik noodzakelijk is. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering'.

3.3.4 Afstand tot achterste perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub e om een kleinere afstand tot de achterste perceelsgrens toe te staan tot minimaal 1 meter, indien de achterste perceelsgrens is gelegen aan openbaar gebied.

3.3.5 Maximale oppervlakte nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 sub c ten behoeve van het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximale oppervlakte van 45 m².

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 3.1 sub e;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • f. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' aan de achterzijde van de gebouwen;
  • g. opslag aan de voor- en achterzijde van de gebouwen;
  • h. meer dan één bedrijf per bouwperceel.

3.4.2 Parkeernormen

Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, waarbij voldaan wordt aan de volgende parkeernormen (exclusief vrachtwagenparkeren):

Bedrijfsactiviteit   aantal parkeerplaatsen per 100 m² bvo  
  Minimaal   Maximaal  
arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven (loodsen, opslag, en transportbedrijf)   0,8   1,3  
arbeidsintensieve en bezoekersextensieve bedrijven (industrie, laboratorium, werkplaats)   2,1   2,6  
bedrijfsverzamelgebouw   1,7   2,2  

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;

bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.5.2 Bedrijfsverzamelgebouw en bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub j en 3.4.1 sub h en ter plaatse van de aanduiding 'water':

  • a. een bedrijfsverzamelgebouw toestaan, waarbinnen uitsluitend zijn toegestaan kennis- en onderzoeksinstellingen, laboratoria, kantoren van de binnen het plangebied gevestigde bedrijven en serviceverlenende bedrijven gelieerd aan de binnen het plangebied gevestigde bedrijven, inclusief maatschappelijke- en horecafuncties. Tevens zijn hier bijbehorende voorzieningen toegestaan zoals genoemd in artikel 3.1 lid c en e t/m k;
  • b. uitsluitend bedrijvigheid als zijnde kennis- en onderzoeksinstellingen, laboratoria, kantoren van de binnen het plangebied gevestigde bedrijven en serviceverlenende bedrijven gelieerd aan de binnen het plangebied gevestigde bedrijven toestaan. Tevens zijn hier bijbehorende voorzieningen toegestaan zoals genoemd in artikel 3.1 lid c en e t/m k,

onder de voorwaarden dat:

  • 1. er geen bezwaren bestaan vanuit de aspecten geur, geluid en externe veiligheid;
  • 2. het bedrijfsverzamelgebouw of de bedrijvigheid past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse.
3.5.3 Parkeernormen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.2 en een afwijkende parkeernorm toestaan, mits er geen gebruik wordt gemaakt van parkeren in het openbaar gebied.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. duikers;
  • g. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • h. voorzieningen voor water en waterhuishouding;
  • i. inritten.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen 15 m².

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De hoogte van licht- en cameramasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • b. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal rijstroken maximaal 2 mag bedragen;
    • 2. de maximale breedte per rijstrook 8 meter mag bedragen;
  • b. water, ter plaatse van de aanduiding 'water';
  • a. voet- en rijwielpaden;
  • b. parkeervoorzieningen, alsmede opstelplaatsen voor blusvoertuigen;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • d. straatmeubilair;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. oeververbindingen (bruggen);
  • i. duikers.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van licht- en cameramasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • b. Overkappingen, met uitzondering van abri's, zijn niet toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder watergangen en waterberging, met dien verstande dat minimaal 7.078 m3 aan waterberging dient te worden gerealiseerd;

met de daarbij behorende:

  • b. taluds, bermen, oevers, beschoeiingen en onderhoudspaden;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, kademuren, bruggen, viaducten, steigers, dammen en/of duikers.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken
  • a. Op of in de in 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, met uitzondering van het bepaalde in sub b.
  • b. de hoogte van bruggen en viaducten mag niet meer dan 8 m bedragen.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren als bedoeld in 6.1:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van water.

6.3.2 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de in 6.1 genoemde voorzieningen.

6.3.3 Uitzondering

Het in 6.3.1 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. werken en werkzaamheden, die op tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • c. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. werken en werkzaamheden ter plaatse van waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de Keur van het Waterschap van toepassing is.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voorzover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 4 meter ten opzichte van het maaiveld.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 voor het bouwen van bouwwerken waarbij grondwerken dieper dan 4 meter ten opzichte van het maaiveld worden uitgevoerd, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten worden verstoord:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.3.2 Archeologische rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.

7.3.3 Advies

In de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het verzoek tot afwijken van de bouwregels als bedoeld in 7.3.2, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeoloog conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
  • b. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies waarbij de bodem wordt verstoord op een grotere diepte dan 4 meter.
  • c. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd en de bodem wordt verstoord op een grotere diepte dan 4 meter.
  • d. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd en de bodem wordt verstoord op een grotere diepte dan 4 meter.
  • e. Het aanleggen van bos of boomgaard, waarbij de bodem wordt verstoord op een grotere diepte dan 4 meter.
  • f. Het scheuren van grasland, waarbij de bodem verstoren wordt verstoord op een grotere diepte dan 4 meter.
  • g. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 4 meter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  • b. Alvorens de in onder sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 8.2 onder c beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
10.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

10.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
  • c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
  • d. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

10.1.3 Afwijken van ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

10.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

10.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.
  • b. De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
  • c. Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' zijn de gronden mede bestemd voor het gezoneerde bedrijventerrein zoals bedoeld in art 1 van de Wgh. De geluidbelasting van de inrichtingen (zowel zoneplichtige als niet zone-plichtige) die gelegen zijn binnen deze aanduiding worden toegerekend aan de geluidzone door deze mee te nemen in de geluidsboekhouding van het ter plaatse gezoneerde bedrijventerrein.

12.2 zone voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'zone voorwaardelijke verplichting' geldt - in afwijking van de daar geldende bestemming(en) - dat het gebruik volgens de bestemming(en) alleen is toegestaan op voorwaarde dat de landschappelijke inpassing door middel van een bomenrij voorafgaand aan de aanleg van de wegen wordt gerealiseerd overeenkomstig het als bijlage 2 bij de toelichting gevoegde stedebouwkundig plan en vervolgens zo in stand wordt gehouden.

12.3 vrijwaringszone - dijk 1

De als 'vrijwaringszone - dijk 1' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de binnenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.

12.3.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden:

  • a. geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
  • b. geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

12.3.2 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.3.1 onder a en b in die zin dat bouwwerken die worden genoemd in de andere daar voorkomende bestemming mogen worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap (Waterschap Zuiderzeeland);
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

12.4 vrijwaringszone - dijk 2

De als 'vrijwaringszone - dijk 2' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de buitenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de in de bestemmingsregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10 % van die afmetingen respectievelijk percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt afgeweken van de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in dit plan, tot niet meer dan 10 % van die normen;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, waaronder de aanleg van rotondes en kruisingen en dergelijke is inbegrepen, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit of de praktische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • e. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m³ bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    • 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
  • g. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 8 meter;
  • h. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 meter;
  • i. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 meter.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 5 meter aan beide zijden van de weg;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied: Regionaal Bedrijventerrein Werkendam'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:

………………………

De voorzitter, De griffier,

………. ………