direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Eethen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP3000-GV01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, niet zijnde intensieve veehouderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;

het bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 19.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande goothoogte;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande bouwhoogte;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • e. kassen tot 6 m hoog en per bouwperceel niet meer dan 1.000 m²;
  • f. voor gebouwen ten dienste van een bedrijfswoning geldt voorts het bepaalde in artikel 3.2.3 en artikel 3.2.4;
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en in het bouwvlak;
    • 1. één mestopslag van maximaal 1.000 m³ en maximale 6 m hoog;
    • 2. windmolens tot maximaal 6 m hoog;
    • 3. silo's tot maximaal 12 m hoog;
    • 4. tunnels tot maximaal 3 m hoog;
    • 5. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m hoog;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m hoog met dien verstande dat tunnels die niet langer dan acht maanden in elk kalenderjaar voorkomen maximaal 3 m hoog mogen zijn.
3.2.3 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent hoofdgebouwen

Indien op de verbeelding de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen mag een bedrijfswoning worden gebouwd. De bedrijfswoning mag worden herbouwd en vergroot waarbij de volgende kenmerken gelden:

  • a. gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven aanduidingvlak 'bedrijfswoning';
  • b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is aan beide zijden minimaal 3 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande goothoogte;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande bouwhoogte;
3.2.4 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Indien op de verbeelding de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen mogen bij die bedrijfswoning aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd in het achtererfgebied binnen het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal:

  • 1. 60 m² bij een achtererfgebied met een totale oppervlakte van 250 m²;
  • 2. 60 m² bij een achtererfgebied met een oppervlakte van meer dan 250 m², vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan-, uit- en bijgebouwen niet meer dan 125 m² mag bedragen

Voor die aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen die niet inpandig worden gebouwd, of worden herbouwd, in een van de gebouwen als bedoeld in artikel 3.2.1 gelden de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goothoogte maximaal 3,5 m;
  • c. bouwhoogte maximaal 5,5 m met dien verstande dat;
    • 1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    • 2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5,5 m bedraagt m;
    • 3. in het achtererfgebied met dien verstande dat:
    • a. aanbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de:
      • bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
      • horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • b. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking

afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor:

  • a. silo's niet zijnde silo's voor mestopslag uitsluitend binnen het bouwperceel mits:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond en;
    • 2. gezamenlijke oppervlakte van 250 m2 bij elk agrarisch bedrijf, en een hoogte van 2 m;
  • b. hogere silo's te bouwen mits:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 2. de hoogte maximale 15 m;
  • c. kassen groter dan 1000 m² te bouwen mits:
    • 1. dit in het bouwvlak geschiedt;
    • 2. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. het desbetreffende bedrijf naar omvang en activiteiten overwegend grondgebonden blijft en geen omschakeling plaatsvindt naar een overwegend glastuinbouwbedrijf;
    • 4. niet hoger dan 6 m;
    • 5. advies is verkregen van de Stichting Advisering Buitengebied;
    • 6. de gezamenlijke oppervlakte aan kassen niet meer bedraagt dan 5.000 m².
  • d. Grote oppervlakte aan aan-, uit- bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning tot maximaal 150 m².
3.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 3.3.1 kan slechts mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing
  • e. nadat schriftelijk advies van het waterschap is verkregen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken voor -niet als bouwwerk aan ten merken- mestbassins en silo's.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in acht neming van het bepaalde in artikel 17.2, met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen voor het:

  • a. verschuiven van bouwgrenzen en / of het vergroten van het bouwvlak mits:
    • 1. het nieuwe bouwvlak voor ten minste 50% dient te bestaan uit de gronden behorende bij het bouwvlak ten tijde van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
    • 2. gebouwen mogen na wijziging niet buiten het bouwvlak komt te liggen;
    • 3. de oppervlakte van het bouwvlak mag door wijziging tot 1,5 ha worden vergroot;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder artikel 3.5 onder a.3. geldt dat als de oppervlakte van het bouwperceel ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan meer dan 1,2 ha bedraagt dat oppervlakte met maximaal 25% mag worden vergroot;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder artikel 3.5 onder a.3. geldt dat indien het een bouwvlak betreft bij een agrarisch bedrijf met de aanduiding 'glastuinbouw' de oppervlakte mag worden vergroot tot 2,5 ha mits:
      • de gezamenlijke oppervlakte aan kassen niet meer dan 2 ha mag zijn;
      • in voorkomend geval de oppervlakte van het bouwperceel in gebruik en/of bebouwd voor andere agrarisch bedrijvigheid dan glastuinbouw niet meer dan 1,5 ha mag bedragen;
    • 6. de uitbreiding noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
    • 7. er een landschapsinvesteringsregeling overeengekomen wordt.
  • b. realiseren van een collectieve mestopslag uitsluitend binnen het bouwvlak, mits:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 2. een goede wegontsluiting van de betreffende locatie is gewaarborgd;
    • 3. de inhoud niet groter is dan 5.000 m³ en een hoogte van maximaal 5 m.

Alvorens te beslissen omtrent wijziging dient advies te zijn verkregen van de Stichting Advisering Buitengebied.

3.5.2 wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met dien verstande dat:

  • er sprake is van lichte industriële en ambachtelijke activiteiten, passend binnen de bestemmingsomschrijving van artikel 4;
  • er geen bedrijfswoning mag worden opgericht.