direct naar inhoud van Artikel 19 Overige regels
Plan: Eethen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP3000-GV01

Artikel 19 Overige regels

19.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
19.1.1 Wonen

Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning is hiervoor minimaal 1,8 parkeerplaatsen te realiseren, waarvan 1 parkeerplaats op eigen terrein bij vrijstaande en twee-aan-een woningen.

19.1.2 Niet-wonen

Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

19.1.3 Parkeren

De in artikel 19.1.1 en artikel 19.1.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  • b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.
19.1.4 Laden en lossen

Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.

19.1.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 19.1.1, artikel 19.1.2, artikel 19.1.3 en artikel 19.1.4 indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en / of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) danwel een andere ruimtelijke-functionele structuur te waarborgen.

19.1.6 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 19.1.1, artikel 19.1.2, artikel 19.1.3 en artikel 19.1.4:

  • a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
19.2 Paardenbak
19.2.1 Verbod

Het is verboden om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen ten behoeve van het aanleggen en / of gebruiken van gronden ten behoeve van een paardenbak.

19.2.2 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ten behoeve van het aanleggen van een paardenbak wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom:
    • 1. geen eisen overgenomen over welke bestemming
    • 2. de afstand tot de woning van de eigenaar bedraagt maximaal 20 meter;
    • 3. de afstand tot het perceel van de woning van derden bedraagt minimaal 20 meter;
    • 4. de afstand van de mestopslag tot aan het perceel van derden bedraagt ten minste 25 meter;
    • 5. de hoeveelheid opgeslagen mest bedraagt niet meer dan 1 m³;
    • 6. de paardenbak heeft een oppervlakte van niet meer dan 1200 m² met een minimale breedte van 20 m;
    • 7. er moet een open omheining toegepast worden tot maximaal 2 m hoog;
    • 8. lichtmasten zijn toegestaan;
    • 9. Bestemmingsplanvoorschriften worden in acht genomen. Deze eis zou ik laten vallen, het is nu achter een aanlegvergunning 'gestopt' en de algemene afwijkingsregels kent nu lid n over de hekwerken en lichtmasten.
  • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom gelden dezelfde voorwaarden als binnen de bebouwde kom met dien verstande dat de paardenbakken uitsluitend binnen bouwvlakken danwel binnen bestemmingvlakken 'Wonen' en 'Tuin' zijn toegestaan, ook lichtmasten tot maximaal 7 m zijn toegestaan en de eisen omtrent mestopslag gelden niet;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • f. de vergunningverlening voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing;
  • g. voorzien is in een goede landschappelijke inpassing en aanleg daarvan is zekergesteld.
19.3 Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' van toepassing.