Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
b. van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
c. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 55 m³ zal bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
-
d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
- ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
- ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.
Voor zover de omgevingsvergunning betrekking heeft op het bouwen van waarschuwings- en/of communicatie-masten met een bouwhoogte van meer dan 30 m dient vooraf advies ingewonnen te worden bij het Ministerie van Defensie.
-
e. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
- de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer dan 2 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.