direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied: Kurenpolder
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Het bestaande recreatiepark Kurenpolder in Hank wil beschikken over een actueel en flexibel bestemmingsplan. De ontwikkelingen in de recreatiemarkt zijn zeer dynamisch: meer luxe, meer ruimte, meer gemak (geen eigendom maar huur) en aantrekkelijke dagattracties. Om de beoogde kwaliteit en (mogelijke) voorzieningen snel te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat er geen planologische belemmeringen zijn. Daarnaast is de wens om op het perceel aan de Nathalsweg 3 een woning te vervangen door een nieuwe woning, waarbij deze wordt verplaatst.

Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, wordt een bestemmingsplan opgesteld. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het recreatiepark Kurenpolder ligt aan de rand van de Brabantse Biesbosch. Het grenst aan de Aakvlaai. Centraal op het recreatiepark bevindt zich een grote recreatieplas van 36 hectare. De plas is het gevolg van zandwinning ten behoeve van de aanleg van de A27. Hank ligt ten noordoosten hemelsbreed op een afstand van circa 500 meter. Geertruidenberg en Raamsdonkveer bevinden zich aan de overzijde van de Bergsche Maas op ongeveer 1,5 kilometer afstand. Tussen het park en Hank liggen enkele sportaccommodaties en daarnaast agrarische percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

De voorgenomen flexibiliteit en het planologisch mogelijk maken van nieuwe functies past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is ervoor gekozen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

1.2 Leeswijzer

Deze toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Direct daaropvolgend is aangegeven op welke wijze de nieuwe situatie planologisch-juridisch is geregeld in voorliggend bestemmingsplan;
  • In hoofdstuk 3 wordt het actuele beleidskader beschreven en wordt de ontwikkeling hieraan getoetst;
  • In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan de diverse milieuaspecten;
  • In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Recreatiepark Kurenpolder

Het park beslaat een oppervlakte van circa 97 hectare. De omvang van de diverse recreatieve onderdelen is weergegeven in tabel 2.1. De recreatieplas en de golfbaan hebben naast de camping het grootste ruimtebeslag met respectievelijk circa 37 en 17 hectare. In figuur 2.1 is het plangebied in de huidige situatie weergegeven.

Tabel 2.1 Oppervlakte van de verschillende delen van recreatiepark Kurenpolder in de huidige situatie

Terreindeel   Oppervlakte (ha)  
Waterplas   36,31  
Golfbaan   17,24  
Standplaatsen vast   8,73  
Standplaatsen toeristisch   8,54  
Jaarplaatsen nieuw   8,10  
Overige infrastructuur   2,97  
Groen   2,53  
Randbeplanting   2,32  
Speelvelden / ligweide   2,17  
Hoofdontsluiting   1,62  
Stand en oever   1,54  
Parkeren   1,44  
Bebouwing   1,03  
Outfit   0,92  
Privé   0,64  
Zeilclub   0,60  
Tennisvelden   0,13  
Onverharde wegen   0,02  
Totale terrein   96,85  

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0002.png"

Figuur 2.1 Plangebied huidige situatie

De entree van het park bevindt zich aan de Kurenpolderweg. Bij het oprijden van het park bevindt zich voor de receptie een groot parkeerterrein met circa 650 parkeerplaatsen. Bij de receptie zijn ook enkele voorzieningen ondergebracht zoals de wasserette en de verhuur van onder andere fietsen en boten. Tegenover en naast de receptie bevinden zich enkele sport- en spelelementen. Het subtropisch zwembad is in april 2007 in gebruik genomen. Hier zijn tevens ook enkele horecagelegenheden ondergebracht en op termijn zal ook de supermarkt hier naar toe worden verplaatst. Verder zijn er over het park ook enkele voorzieningen verspreid, zoals andere horecavoorzieningen, sanitaire voorzieningen, een supermarkt, een EHBO loket, ligvelden, speeltuinen en andere sport- en spelelementen. De camping beslaat ongeveer 39 hectare van het totale terrein. Er zijn momenteel 444 toeristische en 400 vaste standplaatsen aanwezig. Op het oude terrein zijn planologische rechten voor 1.000 standplaatsen, waarvan 600 toeristische en 400 vaste standplaatsen. Daarnaast zijn er op het uitbreidingsterrein planologische rechten voor 128 eenheden. In totaal mogen er dus 1.128 eenheden zijn. Biesbosch Adventure is een outdoorpark met een scala aan activiteiten, zoals: zeilen, monkeyklimmen, lasergames, teamspelen, quadsparcour. Er wordt gebruik gemaakt van de voorzieningen op het park en in de directe omgeving.

Kenmerkend voor het recreatiepark is de aanwezigheid van een golfbaan van 17 hectare grenzend aan de A27. Behalve een baan met in totaal 9 holes, zijn er ook een baan met 9 miniholes, een driving range en een clubhuis. De golfbaan is, afzonderlijk van het park, per auto bereikbaar en beschikt over een eigen parkeerplaats met circa 96 plaatsen (plus 50 overloopparkeerplaatsen).

Binnen de inrichting is reeds één bedrijfswoning aanwezig, er zijn er maximaal 2 mogelijk.

Het huidige recreatiepark is voorzien van een adequate landschappelijke inpassing. Feitelijk is alleen de noordelijke rand van het park zichtbaar vanaf de openbare weg (Nathalsweg). Het sportcomplex, de tuin van de bedrijfswoning en de randbeplanting zorgen hier voor een groene afscherming.

Bij het uitbreidingsgedeelte van 2010 heeft de randbeplanting een specifieke groenbestemming gekregen (zie paragraaf 3.3.3). Een dergelijke bestemming ontbreekt bij de rest van het recreatiepark.

2.1.2 Locatie Nathalsweg 3

Op de locatie Nathalsweg 3 is nu een voormalig veehouderijbedrijf aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0003.png"

Figuur 2.2 Nathalsweg 3

Op het oostelijke deel van het perceel bevinden zich een woonhuis en twee schuren. Het gedeelte ten westen van de bebouwing is in gebruik als agrarisch grasland. In zijn totaliteit betreft het een perceel met een oppervlakte van 1,46 hectare. Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de (voormalige) gemeente Werkendam zoals vastgesteld op 6 oktober 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0004.png"

Figuur 2.3 Locatie Nathalsweg 3.

2.1.3 Omgeving plangebied

Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 1.1. De locatie is gelegen in een agrarische en groene omgeving. De afstand tot de kern van Hank bedraagt ruim 500 meter. De dichtstbijzijnde woningen liggen op circa 150 en 250 meter afstand aan de Nathalsweg (nummers 2 en 3) in noordelijke richting. In noordoostelijke richting liggen woningen aan de Buitendijk op ten minste 250 meter afstand en de kern van Hank op circa 500 meter afstand. Aan de westzijde zijn geen woningen aanwezig binnen 1 kilometer, alleen een kampeerboerderij op 600 meter afstand. Aan de zuidzijde is de afstand tot bedrijfswoningen op bedrijventerrein Dombosch ten minste 650 meter. In de oostelijke richting ligt de dichtstbijzijnde woning op circa 470 meter afstand.

Aan de oostzijde ligt de A27, een groot deel van het terrein is gelegen binnen de geluidzone langs deze weg. Aan de westzijde bevindt zich de Biesbosch, dat zowel een Natura 2000-gebied als een stiltegebied is. Aan de zuidzijde ligt de Bergsche Maas met aan de overzijde het geluidgezoneerde industrieterrein Dombosch en bedrijventerrein De Pontonnier. In figuur 2.4 is te zien dat de 50 dB(A)-contour van de geluidzone rondom Dombosch precies op de zuidelijke plangrens van De Kurenpolder ligt en hier dus niet mee overlapt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0005.png"

Figuur 2.4 Ligging geluidzone industrielawaai (o.a. Dombosch)

Volgens de Provinciale kaartbank van de provincie Noord-Brabant is het noordelijke deel van het plangebied aangewezen als 'Kwetsbaar gebied ongezuiverde lozingen' (groene vlek, zie figuur 2.5). De Biesbosch is aangewezen als stiltegebied (groene arcering in figuur 2.5) en als onderdeel van het natuurnetwerk Brabant (zie figuur 2.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0006.png"

Figuur 2.5 Ligging gevoelige gebieden in en om plangebied (natuur)

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0007.png"

Figuur 2.6 Ligging NNN (Natuurnetwerk Nederland) rondom plangebied

De Bergsche Maas is aangewezen aan beschermingsgebied innamepunt drinkwater, zie figuur 2.7. Ook is in deze figuur te zien dat het plangebied deels binnen de primaire waterkering ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0008.png"

Figuur 2.7 Ligging beschermingsgebied innamepunt drinkwater, ligging primaire waterkering

Ontwikkelingen in de omgeving

Om twee redenen is het van belang om te kijken naar ontwikkelingen in de omgeving:

  • Ten eerste moeten de milieueffecten van het planvoornemen worden vergeleken met de referentiesituatie. Dat is de situatie die in de toekomst (2030) ontstaat als de nieuwe plannen niet doorgaan. Dit omvat de huidige situatie inclusief autonome (zekere) ontwikkelingen
  • Ten tweede is het van belang de effecten van de planontwikkelingen te beoordelen in cumulatie met de effecten van andere nieuwe ontwikkelingen.

In dit kader is met name de verbreding van de A27 op het traject Houten-Hooipolder van belang. Meer informatie hierover is opgenomen in paragraaf 4.1.2

Andere relevante ontwikkelingen zijn op dit moment niet bekend.

2.2 Toekomstige situatie

In de huidige bestemmingsplannen voor het recreatiepark de Kurenpolder zijn de verschillende recreatieve gebruiksvormen, zoals toeristische standplaatsen, jaarplaatsen, dagrecreatie, waterrecreatie en golfbaan, in afzonderlijke bestemmingen vastgelegd. Dit biedt onvoldoende flexibiliteit. In de huidige markt wordt een flexibel bestemmingsplan gewenst, waarbij alle denkbare recreatievormen, zowel verblijfsrecreatie als dagrecreatie en sport uitwisselbaar zijn binnen de plangrenzen.

Naast deze flexibiliteit van de huidige functies is het de wens om ook de volgende ontwikkelingen mee te nemen in het bestemmingsplan:

  • Een 4-sterrenhotel als toevoeging op de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder.
  • Mogelijke nieuwe dagrecreatieve voorzieningen (niet zijnde geluidzonerings- of m.e.r.-(beoordeling)plichtig zoals themapark of motorcrossbaan boven drempelwaarden uit het Besluit milieueffectrapportage (zie ook paragraaf 4.11);
  • De bouw van een woning op het kavel Nathalsweg 3 in plaats van het huidige agrarische erf. Het kavel is daarom opgenomen in dit bestemmingsplan.

De gewenste flexibilisering betreft het bestemmen van het hele gebied voor recreatie, met dien verstande dat:

  • De quadbaan niet wijzigt (dus niet verplaatsen of uitbreiden) en dat de bijbehorende geluidcontour dus ook gehandhaafd blijft.
  • Er geen verschil wordt gemaakt tussen verblijfsrecreatie en dagrecreatie, zodat met functies geschoven kan worden.
  • Geen uitbreiding van de campingfunctie plaatsvindt, dus:
    • 1. geen uitbreiding capaciteit, dus totaal maximaal 1.128 overnachtingsplaatsen;
    • 2. wel verruimen van de inhoud van een recreatiewoning van 250 m3 naar 300 m3, hierdoor kan meer luxe aangeboden worden;
    • 3. wel verhogen van de goothoogte van 3 naar 4 meter en de bouwhoogte van 4,5 naar 6 meter;
    • 4. laten vervallen van onderscheid tussen 'vast' en 'toeristisch' voor de standplaatsen

De gemeente Altena heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan bovenstaande ontwikkelingen.

Toelichting op het voorgenomen hotel

Het hotel dat wordt beoogd, richt zich op een brede doelgroep: individuele toeristen en toeristische groepen en het MICE-segment (meetings, incentives, conferencing, exhibitions) en zal ook worden gebruikt door gasten van de golfbaan en het Outdoorcentrum. Het is een toevoeging die gekoppeld is aan de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder. Het concept gaat uit van een modern 4-sterrenhotel met 180 kamers, een conferentiecentrum met een breed aanbod aan faciliteiten: restaurant(s), bar, 11 zalen en wellness. Om dit programma te kunnen realiseren is een gebouw nodig van grofweg 80.000 m3. Voor de uitwerking van het hotel is een inspiratiedocument opgesteld, waarin de eerste uitgangspunten voor de vorm en architectonische uitstraling en voor (de inpassing in) de omgeving zijn geformuleerd en is een massastudie opgenomen. Het document is opgenomen in bijlage 2. Het hotel krijgt een basishoogte van ten hoogste circa 21 meter. De vloeroppervlak (foodprint) van het gebouw varieert van 4.300 m2 tot 5.500 m2. Over maximaal 30% daarvan is een hoogteaccent van 30 meter mogelijk. Uit het inspiratiedocument blijkt dat meerdere uitwerkingen mogelijk zijn. Het hotel moet komen binnen een zoekgebied van circa 14 hectare, dat wordt begrensd door de A27, Bergsche Maas en de recreatieplas. Het zoekgebied valt deels over deze recreatieplas heen.

Binnen het zoekgebied worden ook de bijbehorende parkeervoorzieningen gerealiseerd. Voor de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt verwezen naar paragraaf 4.1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0009.png"

Figuur 2.8 Zoekgebied hotel.

Landschappelijke inpassing hotel

Vanuit het gemeentelijke beleid (zie paragraaf 3.3) gelden er geen specifieke randvoorwaarden voor de landschappelijke inpassing van het hotel.

Om niettemin het effect op de omgeving vast te stellen van het voorgenomen hotel is een zichtbaarheidstudie uitgevoerd (zie bijlage 3). Het effect is door middel van doorsnedes en een hoogtekaart in beeld gebracht. Om de doorsnedes en hoogtekaart te ondersteunen zijn met een drone opnames gemaakt op 30 meter hoogte. Er zijn vier doorsnedes gemaakt, namelijk richting de:

  • rijksweg A27 ter hoogte van de brug;
  • A27 ter hoogte van hectometerpaal 22,3;
  • kruising Kurenpolderseweg - Buitendijk;
  • Buitendijk.

Er is steeds een hypothese benoemd, met de vraag is het hotel zichtbaar?, met als mogelijke uitkomst; aannemelijk of niet aannemelijk. Uit de studie blijkt dat het alleen aannemelijk is dat het hotel zichtbaar zal zijn vanaf de Buitendijk (zie figuur 2.9).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0010.png"

Figuur 2.9 Een 30 meter hoog hotel is alleen zichtbaar vanaf de Buitendijk (bron: zichtbaarheidsstudie Rho adviseurs)

Toelichting op de voorgenomen bouw van de woning op het kavel Nathalsweg 3

Het is de bedoeling om de voormalige agrarische (bedrijfs)woning te vervangen door een nieuwe woning met een inhoud van 900 m3. Alle bestaande bebouwing wordt gesloopt. De huidige woning ligt op circa 22 meter uit de as van de weg. Het voorstel is om de huidige bebouwing te slopen en een nieuwe woning te bouwen ten zuiden van de huidige woning op ruimere afstand van de as van de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0011.png"

Figuur 2.10 Locatie Nathalsweg 3 met de beoogde locatie van het bouwblok.

De woning staat op een zeer ruime kavel en er is dus voldoende ruimte om een goede landschappelijke inpassing te realiseren. Voor het kavel zal een inrichtingsplan van de tuin en de hele kavel worden opgesteld. Deze zal te zijner tijd een onderdeel vormen van de aanvraag van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. De landschappelijke inpassing is als voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan geborgd.

Conclusie

Het recreatiepark Kurenpolder is goed landschappelijk ingepast. Het voorgenomen hotel op de huidige golfbaan zal alleen zichtbaar zijn vanaf de Buitendijk.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De drie rijksdoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Toetsing

Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de kust, grote rivieren en militaire terreinen.

Toetsing

Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit het Barro in het geding zijn.

3.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is evenwijdig aan de A27 een reserveringsgebied van 34 meter breed opgenomen. Binnen deze strook wordt ruimte gereserveerd voor de toekomstige uitbreiding van de A27. Deze 34 meter brede strook wordt gemeten uit de buitenste kantstreep. Binnen deze zone is het niet toegestaan om een bouwwerk op te richten. Daarnaast is een vrijwaringszone van 50 meter breed van toepassing. Deze vrijwaringszone kent een bouwverbod met een afwijkingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders om van dit bouwverbod af te wijken nadat Rijkswaterstaat is gehoord.

Toetsing

De beoogde bebouwing wordt gesitueerd buiten het reserveringsgebied van 34 meter breed. Het planvoornemen vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde uitbreiding van de A27.

Het deel van de vrijwaringszone dat binnen het plangebied valt is als dusdanig aangeduid en in de regels geborgd. Ook binnen deze zone is geen nieuwe bebouwing voorzien. De nationale belangen uit het Rarro zijn dan ook niet in het geding.

3.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Wettelijk kader

In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het overleg met officiële instanties;
  • de uitkomsten van het verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

Op al deze punten wordt in voorliggende toelichting ingegaan.

Verder is in het Bro vastgelegd dat voor stedelijke ontwikkelingen de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gehanteerd (een nadere onderbouwing in het bestemmingsplan). Deze luidt als volgt (artikel 3.1.6. lid 2 Bro):

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Functies die in de jurisprudentie worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, zijn onder andere accommodaties voor leisure, zoals een hotel. Ook uitbreidingen van stedelijke ontwikkelingen kunnen, mits voldoende substantieel, worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (uitspraak van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:570 (Waterland).

Uit de Nota van toelichting op het Bro (2017) blijkt dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van het onderzoek naar, de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de uitkomsten dienen te zijn opgenomen in de plantoelichting. Daaruit blijkt voorts dat het primair aan de bestuursorganen is om op basis van het ruimtelijke verzorgingsgebied van de nieuwe stedelijke ontwikkeling te bepalen hoe uitgebreid het onderzoek moet plaatsvinden, met welke bestuursorganen en diensten het overleg over de nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gevoerd en tot welk gebied de onderbouwing van de behoefte zich uitstrekt. Dit gebied kan verschillen naar gelang de aard en de omvang van de voorziene stedelijke ontwikkeling in relatie tot de context.

Anders gezegd, van geval tot geval zal moeten worden bezien welk schaalniveau past bij de behoefte, in de leniging waarvan de door het plan mogelijk gemaakte stedelijke ontwikkeling voorziet, gelet op de aard en omvang daarvan (uitspraken van 11 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:715 (Beek), van 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:798 (Asten) en van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2921 (Geldermalsen)).

Toetsing

De beoogde ontwikkelingen zijn al mogelijk in afzonderlijke delen van het plangebied. Het gaat hier dus om flexibilisering en niet om nieuwe ontwikkelingen. Alleen het beoogde hotel is een nieuwe ontwikkeling. Het hotel is een nieuwe ontwikkeling die aan de duurzaamheidsladder moet worden getoetst.

Deze toetsing is opgenomen in bijlage 4. Daarin is het volgende geconcludeerd:

  • Op basis van de marktverwachting (de vraag naar meer luxe overnachtingsmogelijkheden en de toenemende behoefte aan ruime hotels in de natuur) is het aannemelijk dat het 4-sterren aanbod verder zal toenemen.
  • In het toeristische gebied aan de oostzijde van de Brabantse Biesbosch is weinig 4-sterrencapaciteit beschikbaar. Binnen het toeristische verzorgingsgebied zijn op dit moment 183 4-sterrenkamers beschikbaar in drie hotels. Voor toeristen die binnen het verzorgingsgebied in een recreatiegebied willen overnachten, zijn geen 4-sterrenkamers beschikbaar. De plannen en theoretische plancapaciteit kunnen geen invulling geven aan de behoefte. Gelet op het gebrek aan luxe overnachtingsmogelijkheden in de Kurenpolder en de grote toeristische aantrekkingskracht van het Nationale park De Biesbosch is er behoefte aan nieuwe capaciteit.
  • Het beoogde hotel richt zich primair op recreatie in de Kurenpolder en natuurbeleving in het toeristische gebied Nationaal Park De Biesbosch. Op basis van de vestigingsvoorwaarden is een locatie aansluitend op een recreatief aantrekkelijk gebied noodzakelijk. Dergelijke locaties liggen vrijwel nooit in stedelijk gebied.
  • Het hotel zal ook worden gebruikt door gasten van de golfbaan en het outdoorcentrum. Het is dus een aanvullende voorziening gekoppeld aan de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder.
3.1.5 Beoordeling "Objecten langs (snel) wegen" (handreiking vergunningverlening)

Beleid

Visuele afleiding in het verkeer

Tijdens het rijden wordt een weggebruiker geconfronteerd met visuele informatie, die deels wel en deels niet relevant is voor de rijtaak. In het laatste geval spreken we van ‘visuele afleiding’.

Met dit kader kunnen vergunningverlenende overheden voor objecten langs auto(snel)wegen beoordelen in hoeverre de verkeersveiligheid in het geding is. Hiertoe zijn twee typen criteria opgesteld:

  • 1. slagboomcriteria, hieraan moet altijd worden voldaan.
  • 2. afwegingscriteria, deze wegen in onderlinge samenhang en afhankelijk van de context mee in een besluit.

Toetsing

Het digitale billboard heeft geen bewegende beelden en voldoet aan de het criterium. Voor de bouw van het hotel zijn sfeerbeelden en een inspiratiegids opgesteld (bijlage 1 en bijlage 2). Hieruit blijkt dat onder andere felle en onnatuurlijke kleuren en materialen niet zijn toegestaan. Overige aspecten zijn niet van belang. Het bilboard en het hotel hebben daarmee geen negatieve effecten op de verkeersveiligheid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant provincie Noord-Brabant (vastgesteld 2018)

Samenvatting

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant (december 2018) is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050.

De provincie heeft de volgende kernwaarden geformuleerd die leidend zijn:

  • we gaan voor meerwaarde-creatie;
  • we gaan voor technische én sociale innovatie;
  • we gaan kwaliteit boven kwantiteit;
  • we gaan voor steeds beter;
  • we gaan voor proactief en preventief boven gevolgbeperking en herstel.

Naast de basisopgave, werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit, worden vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie;
  • Werken aan een klimaatproof Brabant;
  • Werken aan de slimme netwerkstad;
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een veilige en gezonde leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit. Deze basisopgave is veelomvattend en gaat over milieuaspecten, als een schone bodem, schoon water (ondergrond) en schone lucht. Maar ook om landschappelijke- en cultuurhistorische aantrekkelijkheid, een goede woon- en werkomgeving met een aantrekkelijk aanbod aan voorzieningen, stilte en een natuurrijke omgeving, waarin biodiversiteit en recreatie hand in hand gaan.

Om een gezonde levensstijl te bevorderen is het van belang bij de (her)inrichting van de omgeving kansen te benutten en uit te nodigen tot beweging door meer groen, of meer voorzieningen voor buitenrecreatie. Dit is maatwerk.

Voor een concurrerende, duurzame economie is het van belang dat er sprake is van onder andere een fraai, beleefbaar landschap een gevarieerd aanbod aan recreatieobjecten in landelijk en stedelijk. Deze elementen vormen een essentiële vestigingsfactor.

De provincie zorgt dat er voldoende keuzemogelijkheden zijn in een recreatieaanbod met een breed scala aan mogelijkheden van stiltegebied tot pretpark.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Noord-Brabant, omdat de verruiming van de mogelijkheden in het bestemmingsplan voorziet in meerwaarde-creatie, meer kwaliteit, een concurrerende duurzame economie, een toenemende omgevingskwaliteit en toename van het recreatieaanbod. De meerwaarde-creatie ontstaat doordat het park optimaler wordt benut door het toevoegen van een hotelfunctie en de mogelijkheid voor het schuiven tussen verblijfs- en dagrecratief verblijf, waardoor het park haar aanbod beter kan laten aansluiten bij de veranderende vraag vanuit de markt. Door de realisatie van een hotel en van nieuwe dagrecreatieve voorzieningen zal het recreatiepark een grotere doelgroep aantrekken. Hierdoor worden zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het park verbeterd en kan het mee in een concurrerende duurzame economie. Door het toenemende recreatieaanbod raken meer mensen betrokken met het gebied. Dit zorgt ook voor meer belangstelling voor de natuur en de landschappelijke waarden van het gebied.

3.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant provincie Noord-Brabant (vastgesteld 2019)

Samenvatting op hoofdlijnen

De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en heeft een aantal oudere provinciale verordeningen vervangen:

  • provinciale milieuverordening;
  • verordening natuurbescherming;
  • verordening ontgrondingen;
  • verordening ruimte;
  • verordening water;
  • verordening wegen.

Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.

De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.

In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:

  • Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo'n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen. Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn voor de volgende thema's rechtstreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw.
  • Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.

Toetsing

Uit de verbeelding (kaart 1 en 6) van de verordening blijkt het volgende:

Kaart 1 (zie figuur 3.1)

  • Het gehele gebied is aangeduid als 'Diep Grondwaterlichaam'.
  • De waterplas is aangeduid als 'Ontgassingsvrij gebied'.
  • Een zone van 250 meter breed rondom het naastgelegen gebied Aakvlaai, onderdeel van het nationaal park en tevens Natura 2000 gebied Biesbosch is aangeduid als Attentiezone stiltegebied (groene arcering).

Kaart 6 (zie figuur 3.2)

  • Het gehele plangebied is aangeduid als Landelijk gebied.
  • Aan de westzijde is een gebied aangeduid als Groenblauwe mantel (verticale arcering)
  • Het grootste deel is aangeduid als Gemengd landelijk gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0012.jpg"

Figuur 3.1. Milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen (bron: Interim omgevingsverordening)

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0013.jpg"

Figuur 3.2. Gemengd Landelijk gebied en Landelijk gebied (bron: Interim omgevingsverordening)

Rechtstreeks werkende regels voor activiteiten

Artikel 2.20 verbod onconventionele koolwaterstofwinning diep grondwaterlichaam

Boven, in of onder een Diep grondwaterlichaam is de onconventionele winning van koolwaterstoffen verboden.

Toetsing

Het gaat hier om regels over het winnen van schaliegas. Dit is voor de planontwikkeling niet relevant.

Paragraaf 2.4.1 luchtkwaliteit

Artikel 2.38 verbod varend ontgassen in ontgassingsvrijgebied

Lid 1. Het is verboden om in Ontgassingsvrij gebied restladingdamp van aardolieproducten die bestaan uit meer dan 10% benzeen te emitteren.

Toetsing

Er vindt geen scheepvaart in het plangebied plaats, laat staan dat er sprake is van ontgassing van binnenvaartschepen.

Artikel 2.42 grenswaarde externe werking stiltegebied

Lid 1. Als grenswaarde voor een aanvaardbare geluidbelasting vanwege een locatiegebonden milieubelastende activiteit in de Attentiezone stiltegebied geldt 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op 1,5 meter hoogte:

  • 1. op de grens van het Stiltegebied, als de locatie van de activiteit 50 meter of meer van de grens van het Stiltegebied ligt;
  • 2. op 50 meter vanaf de grens van de locatie van de activiteit, als deze minder dan 50 meter van de grens van het Stiltegebied ligt.

Toetsing

Binnen een afstand van 50 meter liggen vrijwel uitsluitend vaste standplaatsen en een heel klein stukje water. Er vinden geen milieubelastende activiteiten plaats die zorgen voor een geluidbelasting waardoor de grenswaarde wordt overschreden.

Lid 2. Als grenswaarde voor de geluidbelasting vanwege een niet locatiegebonden geluidsbron binnen de Attentiezone stiltegebied, geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op de grens van het Stiltegebied.

Toetsing

Binnen het attentiegebied vinden geen milieubelastende activiteiten plaats. De strandjes en de voorzieningen liggen op grotere afstand.

Instructieregels aan gemeenten

Artikel 3.68 wonen in landelijk gebied

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied bepaalt dat:

  • alleen bestaande burgerwoningen en bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen is uitgesloten.

Toetsing

Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe burger- of bedrijfswoningen mogelijk gemaakt Zelfstandige bewoning van genoemde gebouwen is in artikel 4, lid 4.3.2 onder a uitgesloten.

Lid 2. Een bestemmingsplan kan bij een bestaande woning de vestiging van een andere functie toelaten, als:

  • dit past binnen de voorwaarden die voor die functie zijn opgenomen in deze paragraaf;
  • in geval nieuwe bebouwing wordt opgericht, er elders feitelijk en juridisch een gelijkwaardige oppervlakte aan gebouwen is gesloopt.

Toetsing

Dit is thans niet aan de orde.

Artikel 3.71 bestaande niet-agrarische functie in landelijk gebied     

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied bevat regels voor een bestaande niet-agrarische functie die:

  • a. de bestaande planologische gebruiksactiviteit vastleggen;
  • b. een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking uitsluiten;
  • c. kunnen voorzien in een redelijke uitbreiding, als dat past binnen de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
    • 1. een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
    • 2. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
    • 3. hoe de uitbreiding bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk Gebied.

Toetsing

De bestaande bedrijfswoning aan de Nathalsweg , die nu in gebruik is als burgerwoning, wordt in dit bestemmingsplan als zodanig bestemd. Binnen het bouwvlak is voorzien in de mogelijkheid van een redelijke uitbreiding.

Artikel 3.73 vestiging niet-agrarische functies in landelijk gebied

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
    • 1. een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
    • 2. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
    • 3. hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
  • b. er vindt geen splitsing plaats van het bouwperceel;
  • c. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • d. de vestiging heeft geen betrekking op:
    • 1. een kantoor met baliefunctie;
    • 2. lawaaisport;
    • 3. mestbewerking.

Toetsing

Het beoogde hotel wordt gerealiseerd binnen het reeds bestaande recreatiepark. Uit hoofdstuk 4 blijkt dat van nadelige effecten op de omgeving geen sprake is. Ook is de behoefte van het hotel aangetoond, zie paragraaf 3.1.4. Van de sloop van overtollige bebouwing in de omgeving is geen sprake, omdat deze niet aanwezig is.

Artikel 3.76 afwijkende regels omvang vrije-tijds voorzieningen

Lid 1. ln afwijking van Artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied kan een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied een andere omvang toelaten voor een vrije-tijds voorziening als:

  • a. dat past in de ontwikkelingsrichting van het gebied als bedoeld in het eerste lid van voornoemd artikel;
  • b. ter uitvoering van Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap elders leegstaand vastgoed binnen Landelijk gebied is gesloopt van een omvang die ten minste gelijk is aan de oppervlakte van de bebouwing die boven de 1 hectare wordt toegestaan;
  • c. de ontwikkeling in samenhang met andere doelen voor het gebied en de directe omgeving wordt uitgevoerd, waarbij ook kwaliteitswinst voor andere functies, waaronder natuur, wordt bereikt.

Toetsing

Het beoogde hotel wordt gerealiseerd binnen de ontwikkelingsrichting van het reeds bestaande recreatiepark. Van de sloop van overtollige bebouwing in de omgeving is geen sprake, omdat geen nieuwe bebouwing met een oppervlakte van meer dan 1 hectare wordt gerealiseerd. De ontwikkeling van het hotel gaat gepaard met de ontwikkeling van meer luxe, meer ruimte, meer gemak (geen eigendom maar huur) en aantrekkelijke dagattracties binnen het recreatiepark.

Artikel 3.9 kwaliteitsverbetering landschap

Lid 1. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.

Toetsing

Het bestemmingsplan richt zich met name op het bieden van meer flexibiliteit binnen bestaand recreatief gebied. De bouw van een hotel en het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning betreffen echter ruimtelijke ontwikkelingen. Ten behoeve van deze ontwikkelingen is kwaliteitsverbetering van het landschap noodzakelijk. Dit is in paragraaf 3.2.3 omschreven.

Artikel 3.72 afwijking bestaande lawaaisport

In afwijking op artikel 3.71 Bestaande niet-agrarische functie in Landelijk gebied geldt voor lawaaisport dat een beperkte uitbreiding alleen mogelijk is binnen Gemengd landelijk gebied.

Toetsing

De quadbaan wordt niet verplaatst of uitgebreid en de bijbehorende geluidcontour wijzigt evenmin.

Artikel 3.75 aanvullende regels voor vrije-tijds voorziening

Lid 2. In geval een bestemmingsplan de vestiging van verblijfsrecreatie, waaronder de bouw van een recreatiewoning, toestaat, geldt in aanvulling op artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied, tweede lid dat het bestemmingsplan borgt dat:

  • a. het terrein en de woningen bedrijfsmatig worden beheerd;
  • b. permanente bewoning is uitgesloten.

Toetsing

Binnen de verblijfsrecreatieve bestemming is een uitwisseling van voorzieningen voor recreatief nachtverblijf mogelijk. Dit zijn onder andere recreatiewoningen, recreatiechalets, recreatievilla's , tenten, kampeerauto's, trekkershutten, kampeerhuisjes. De bouw van extra recreatiewoningen is aldus mogelijk. Aan de hieraan verbonden voorwaarden wordt voldaan. Er vindt overigens geen uitbreiding van capaciteit plaats.

3.2.3 Kwaliteitsverbetering landschap

Samenvatting

Op basis van de provinciale handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap is er nader overleg gevoerd tussen gemeenten en de provincie in het kader van het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO). Dit heeft geresulteerd in de regionale nota kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant van 26 juni 2013. Door de gemeente is het beleid op de punt gespecificeerd in de nota Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019.

Ruimtelijke ontwikkelingen worden in drie categorieën ingedeeld:

  • Categorie 1: Ruimtelijke ontwikkelingen met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed en waarbij geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt geëist;
  • Categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen met relatief weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebieden waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • Categorie 3. Alle ruimtelijke ontwikkelingen welke mogelijk worden gemaakt via een wijzigingsplan of bestemmingsplanherziening, tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie. Hierbij moet de ontwikkeling voldoen aan een kwaliteitsverbetering van het landschap van 20% van de bestemmingswinst of een compensatie die dezelfde waarde vertegenwoordigt.

 

De gemeente kan door een nadere uitwerking van het afsprakenkader maatwerk leveren voor de lokale toepassing van de regeling. Dit vanwege de diversiteit in landschappen in de regio en de verschillende gedachten over de kwaliteitsverbetering.

Toetsing

De beoogde ontwikkelingen worden vallen in de volgende categorieën:

  • categorie 2: omzetting bedrijfswoning in burgerwoning;
  • categorie 3: hotel, waarbij maatwerk van toepassing is.

Categorie 2: omzetten bedrijfswoning in burgerwoning

Het omzetten van de agrarische bestemming van het perceel Nathalsweg 3 in een woonbestemming valt in categorie 2: "Wijziging bestemming agrarisch-agrarisch bedrijf (inclusief agrarisch verwant en agrarisch-technisch hulpbedrijf) of bedrijf in bestemming Wonen of wonen met VAB-aanduiding, of andere bestemming, zoals Horeca, Maatschappelijke Doeleinden of Recreatie, mits het bestemmingsvlak wordt verkleind tot maximaal 5.000 m², overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en maximaal 500 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing resteert."

Het is de bedoeling om de voormalige agrarische (bedrijfs)woning te vervangen door een nieuwe woning met een inhoud van 900 m3. Alle bestaande bebouwing wordt gesloopt. Vanwege het ruime kavel kan een goede landschappelijke inpassing worden gerealiseerd. Een inrichtingsplan wordt te zijner tijd met de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouw wordt ingediend, dit is in de regels van dit bestemmingsplan geborgd.

Categorie 3 Waardestijging van de grond door de bestemmingswijziging

Voor het bepalen van de waardestijging dienen de grondwaarden van het hotel en golfbaan te worden bepaald.

Grondwaarde golfbaan

Een golfbaan is een nichemarkt waardoor het bepalen van de grondwaarde niet zo eenduidig is als bij andere functies. Daarnaast speelt de grote grondoppervlakte een belangrijke rol. Uit de taxatiewijzer 2019 van het VNG blijkt dat, in het kader van taxaties voor de WOZ-waarde, voor golfbanen 1,5 keer de grondwaarde van (agrarisch) grasland kan worden aangehouden. Deze factor komt voort uit een gerechtelijke uitspraak van de Rechtbank Breda uit 2011. Het VNG houdt vast aan deze uitspraak.

In het eerste kwartaal van 2020 lag de gemiddelde grondprijs voor agrarisch gronden in Nederland op 64.400 euro per hectare. In het zuiden van Nederland ligt de waarde van agrarische gronden met 73.500 euro aanzienlijk hoger dan het landelijke gemiddelde. De gemiddelde waarde van (agrarisch) grasland in Nederland is circa 10 procent lager (57.000 euro per hectare) dan de gemiddelde waarde van alle agrarische gronden tezamen. Regionale cijfers ontbreken. Rekening houdend met de hogere grondwaarde voor agrarische gronden in het zuiden wordt uitgegaan van een grondwaarde van circa 65.000 euro per hectare voor grasland in zuid Nederland. Rekening houdend met de eerder genoemde factor (1,5) zou de grondwaarde voor een golfbaan circa 98.000 euro per hectare bedragen, ofwel circa 10 euro per vierkante meter.

Grondwaarde hotel

De grondwaarde voor een hotel is wat lastiger te bepalen. Vanwege de grote regionale verschillen wordt hiervoor meestal maatwerk toegepast (de grondwaarde wordt per situatie residueel bepaald). Het meest eenvoudige is om aan te haken op de gemeentelijke grondprijzenbrief en de grondprijs voor maatschappelijk vastgoed als ondergrens te hanteren. De gemeente Altena hanteert echter enkel grondprijzen voor woningbouw. Bij gebrek aan goede referentiecijfers, zou voor een indicatieve berekening kunnen worden uitgegaan van de minimale grondwaarde voor bedrijventerreinen binnen de gemeente. Deze uitgifteprijs bedraagt circa 130 euro per m2.

Een andere complicatie is dat het op dit moment niet mogelijk om een betrouwbare en aannemelijk taxatie van de bestemmingswinst te maken. Er namelijk nog geen concreet bouwplan voor het hotel. Daarom wordt de bepaling van de bestemmingswinst - daarmee de omvang van de benodigde investering in landschappelijke kwaliteit doorgeschoven naar het moment dat voor de bouw van het hotel een omgevingsvergunning wordt verleend. Het is niet aannemelijk dat de verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan plaatsvinden op gronden van de Kurenpolder. Dit betekent dat de Kurenpolder een storting moet doen in het gemeentelijk Landschapsfonds. De omvang van deze storting is 20% van de bestemmingswinst.

Om te borgen dat in verband met de bouw van het beoogde hotel een storting wordt gedaan in het gemeentelijk Landschapsfonds is n de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze voorwaardelijke verplichting houdt in dat pas een omgevingsvergunning kan worden verleend op het moment dat een financiële bijdrage wordt gestort in het gemeentelijke Landschapsfonds of – indien hiervoor toch mogelijkheden zouden zijn - een landschappelijke kwaliteitswinst wordt gerealiseerd. Deze fondsstorting of kwaliteitsverbetering dient een omvang te hebben van minimaal 20% van de grondwaardevermeerdering (bestemmingswinst) als gevolg de realisatie van het hotel. De hoogte van die bijdrage wordt bepaald op basis van een onafhankelijke en deskundige taxatie van het verschil van de grondwaarde van de bestemming van de locatie van hotel en de grondwaarde van dit locatie op basis van het geldende bestemmingsplan.

Om enig inzicht te krijgen in de omvang van de hoogte van de storting is hierna een indicatieve berekening opgenomen.

Indicatieve waarde toename

Als voor het hotel de minimale grondwaarde voor bedrijventerreinen als referentiecijfer wordt gehanteerd en wordt uitgegaan van een minimale oppervlakte voor het hotel van 4.300 m2 dan zou op basis van het verschil in grondprijs tussen een golfbaan en een bedrijventerrein (hotel) de noodzakelijke investering in kwaliteitsverbetering van het landschap uitkomen op € 103.200,- (zie tabel 3.1).

Tabel 3.1 Indicatieve berekening noodzakelijke investering in de kwaliteitsverbetering van het landschap voor het hotel

Oppervlakte hotel
m2  
Verschil in grondwaarde
€  
Planologische meerwaarde
€  
20%
€  
4.300    120 (130-10)   516.000   103.200  

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Land van Heusden en Altena (vastgesteld 26 juni 2013)

Samenvatting

In de visie en het actieplan toerisme en recreatie ‘Ongezien, Ongewoon en Ongekend’ van april 2011 is het beleid voor de regio verwoord. Onderkend is het belang van toerisme en recreatie voor de regionale economie en de identiteit van de gemeenten. Initiatieven van ondernemers die bijdragen aan behoud en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en een goed woon- en leefklimaat zullen ruimtelijk worden gefaciliteerd. In het bijzonder richt de regio zich op dagtoeristen, verblijfsrecreanten, watersporters en groepen.

Aan kleinschalige toeristisch-recreatieve initiatieven wordt waar mogelijk medewerking

verleend onder de volgende voorwaarde:

  • Het initiatief levert een functionele bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen uit het regionale beleid voor toerisme en recreatie.
  • De aard en omvang van het initiatief passen bij de functionele karakteristiek van de omgeving.
  • De aard en inrichting van het initiatief sluiten aan bij de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving en is milieuhygiënisch inpasbaar.
  • De aard en inrichting van het initiatief rekening houden rekening met de kenmerkende structuren van aanwezig cultuurhistorisch erfgoed en spelen daar ook op in.
  • Het initiatief mag niet leiden tot verkeers- of parkeeroverlast in de omgeving. Parkeren dient altijd op eigen erf te worden geregeld.
  • Het initiatief moet zelf zorgdragen voor een goede waterhuishouding.
  • Op locatie-inrichtingsniveau duurzaamheid staat herkenbaar centraal.

Aan grootschalige toeristisch-recreatieve ontwikkelingen wordt slechts onder voorbehoud medewerking verleend. Richtinggevend voor deze eventuele medewerking is het onderscheidende of aanvullende karakter dat het initiatief inbrengt in het totale toeristisch-recreatieve product van de regio en de mate waarin ook de (cultuurhistorische) identiteit van de regio wordt versterkt.

Daarnaast zal een eventuele locatie voor een grootschalig initiatief worden beoordeeld op het volgende:

  • De locatie moet goed bereikbaar zijn via het hoofdwegennet, het initiatief mag niet leiden tot extra verkeershinder binnen de kernen.
  • De locatie mag geen afbreuk doen aan de kwaliteiten van het cultureel erfgoed.
  • De locatie moet landschappelijk en milieuhygiënisch goed inpasbaar zijn, waarbij de ruimtelijke effecten van het initiatief in een zone van circa 1 km rond het initiatief moeten worden meegenomen.
  • Het initiatief moet zelf zorgdragen voor een goede afwikkeling van de waterhuishouding.
  • De locatie moet de potenties hebben om het initiatief in de toekomst verder door te ontwikkeling, zonder dat dit ten koste gaat van de bovengenoemde punten.

De horeca in het buitengebied moet bij voorkeur gekoppeld zijn aan een recreatieve voorziening. Er wordt terughoudend omgegaan met het realiseren van min of meer ‘losse’ horecavoorzieningen in het buitengebied. Wanneer horeca wordt gecombineerd met (verblijfs)recreatie dan draagt dit bij aan het verlengen van de bezoekduur, hetgeen wel wenselijk is.

Voor het buitengebied richt het beleid zich op het duurzaam behouden van de kernwaarden van de natuurgebieden en het landschap en het tegelijkertijd versterken van de gebruiks- en belevingswaarden voor de inwoners en voor bezoekers van de gemeenten.

Toetsing

  • In dit geval gaat het om het bestaande recreatiepark de Kurenpolder in Hank waar een herontwikkeling en herstructurering gaat plaatsvinden. Vanwege het karakter van dit gebied kan er verondersteld worden dat de locatie goed bereikbaar is via het hoofdwegennet en daarom niet tot extra verkeersstromen door de kernen zal leiden.
  • De locatie doet geen afbreuk aan de kwaliteit van het landschap en het cultureel erfgoed vanwege de toeristische functie die zich hier al bevond.
  • De extra ontwikkelingen en verkeersbewegingen die samen gaan met het initiatief hebben, met het toepassen en monitoren van de nodige maatregelen, zie paragraaf 4.1, een niet in dergelijke mate effect.
  • Het recreatiepark heeft bij ontwikkelingen in het verleden ook in een goede afwikkeling van de waterhuishouding voorzien.
  • De locatie heeft wel degelijk de potentie om het initiatief in de toekomst verder te ontwikkelen, zoals dit nu ook het geval is.
  • In paragraaf 3.1.4 is aangegeven dat het beoogde hotel een aanvullende voorziening is gekoppeld aan de al bestaande voorzieningen van de Kurenpolder.

3.3.2 Herijkte visie Toerisme & Recreatie

Samenvatting

De in 2016 opgestelde Visie voor toerisme en recreatie Vinden, verbinden en verrassen past op hoofdlijnen nog steeds bij onze mooie gemeente, samenleving en het toeristisch-recreatief aanbod.

Zowel de evaluatie van de vorige visie, het uitvoeringsprogramma en de acties van de VVV Biesbosch Linie en het stakeholderonderzoek wijzen uit dat uitvoering is gegeven aan de ambities vinden, verbinden en verrassen. Ze zijn echter nog niet afgerond. Landelijk beleid, maatschappelijk en technologische ontwikkelingen maar ook trends op dit gebied gaan snel en vragen om continue aandacht. Vinden, verbinden en verrassen blijven dan ook ambities voor de toekomst. De uitvoering in de nieuwe beleidsperiode vraagt om aanpassingvermogen, een andere kijk en continue verbetering.

In 2020 was sprake van een onverwachte en zeer omvangrijke ontwikkeling: de coronacrisis. De coronacrisis heeft de vrijetijdssector zwaar getroffen, de economische schade is enorm en de (lange termijn) gevolgen zijn nog ongewis. Maar de coronacrisis onderstreept ook juist het belang van sport, cultuur, toerisme en recreatie voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van onze gemeente.

Met participatie, een online enquête en een wandeling bij Fort Giessen, zijn de ambities en dillema’s getoetst. De gekozen lijn op het gebied van vinden, verbinden, verrassen en verruimen zijn hier bevestigd.

Ambities

De algemene ambitie is om te focussen op duurzaamheid en kwaliteit. De gemeente wil op een duurzame manier onze gastvrijheid en de kwaliteit van het aanbod borgen. De gemeente werkt aan de duurzame ontwikkeling van bestemming Altena. Daarbij moet een goede balans gevonden worden tussen het economisch voordeel enerzijds en de draagkracht van de leefomgeving en het draagvlak onder bewoners anderzijds. Op deze manier kan toerisme bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving voor zowel bewoners, als bezoekers en ondernemers.

De ambities hebben betrekking op:

  • Vinden - De Biesbosch Linie is zichtbaar, makkelijk vindbaar en positioneert zich op eensluidende wijze.
  • Verbinden - Alle parels passen binnen de identiteit van de Biesbosch Linie, stralen het gewenste imago uit en worden aan elkaar verbonden. Producten worden indien nodig geoptimaliseerd. Logische verbindingen in ondernemerschap, samenwerking en promoties worden gezocht (groter product, meerdaags verblijf).
  • Verrassen - Iedere gast, toerist en recreant is welkom in de Biesbosch Linie en ervaart een gevoel van thuiskomen, maar wordt tevens verrast door de diversiteit van het aanbod en het verhaal achter de parels.
  • Verruimen (nieuw) - In de Biesbosch Linie staat verruiming centraal. Het verruimen van kennis en inzicht voor zowel gasten, toeristen en recreanten als de verzorgers van het aanbod.
  • Opgavegericht/- vraaggericht - We werken actief mee aan initiatieven die aansluiten bij de hoofdlijnen en ambities van onze toeristische visie. We ondersteunen en begeleiden bedrijven, organisaties en inwoners.
  • Integrale afstemming samenwerkingsverbanden -We streven op hoofdlijnen dezelfde doelen en ambities na en door het bundelen van onze krachten en expertises werken we (kosten-)efficiënter en effectiever.

Toetsing

Met het planvoornemen vindt een versterking van het recreatieve aanbod plaats, waaronder de realisatie van een hotel. Vanuit de herijkte visie Toerisme & Recreatie zijn er verder geen aspecten van invloed op de ontwikkeling.

3.3.3 Huidige bestemmingsplannen

Recreatiepark Kurenpolder

Het recreatiepark is planologisch geregeld in 2 bestemmingsplannen, namelijk het bestemmingsplan De Kurenpolder (2007) en het bestemmingsplan 'Uitbreiding Kurenpolder (2010).

In het bestemmingsplan De Kurenpolder zijn maximaal 1.000 recreatieve verblijfseenheden toegestaan (maximaal 400 chalets/stacaravans en maximaal 600 toeristische standplaatsen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0014.png"

Figuur 3.4 Plankaart geldend bestemmingsplan Kurenpolder (2007)

De volgende bestemmingen zijn opgenomen en aangegeven op de plankaart (zie figuur 3.4):

  • camping I : maximaal 400 recreatieverblijven en bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;
  • camping II : maximaal 600 toeristische of vaste standplaatsen met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;
  • dagrecreatieve voorzieningen (water, strand, lig- en speelvoorzieningen, maximaal 2 horecavoorzieningen, het outdoorgedeelte en op aangewezen locatie “crossen met motorvoertuigen”(de quadbaan);
  • golfbaan;
  • recreatief water (de plas);
  • centrumdoeleinden (zoals horeca, winkel, sanitair, zwembad, bowlingbaan, squashbaan, clubgebouwen, twee beheerderswoningen);
  • verkeers- en parkeerdoeleinden;
  • waterstaatsdoeleinden, en primaire waterkering langs de Bergsche Maas.

De westelijke uitbreiding is geregeld in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Kurenpolder'. Daarin zijn maximaal 128 extra recreatieve eenheden zijn toegestaan (zie figuur 3.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0015.png"

Figuur 3.5 Plankaart geldend bestemmingsplan Uitbreiding Kurenpolder (2010)

De volgende voorgenomen functies en ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met het bestemmingsplan:

  • het kunnen gebruiken van de zuidelijke en oostelijke zones rondom de waterplas voor verblijfsrecreatie en dagrecreatie;
  • de voorgenomen bouw van het hotel;
  • het bouwen in de waterplas alsmede kunnen aanpassen van de begrenzing van de waterplas.
  • nieuwe dagrecreatieve voorzieningen;
  • vervallen verschil tussen gebied verblijfsrecreatie en dagrecreatie;
  • vervallen onderscheid tussen 'vast' en 'toeristisch' voor de standplaatsen;
  • verruiming inhoud en hoogte van recreatiewoning.

Nathalsweg 3

Het plangebied van de Nathalsweg 3 is planologisch geregeld in het bestemmingsplan buitengebied. De betreffende kavel heeft de bestemming "Agrarisch met waarden". De waarden betreffen hoge archeologische verwachting omdat er een voormalige geul ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0016.png"

Figuur 3.6 Uitsnede uit het Bestemmingsplan Buitengebied Werkendam

In lid 4.7.4 van de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een voormalige bedrijfswoning te wijzigen in burgerwoning. Vanwege de verschuiving van de situering van de woning wordt van deze wijzigingsbevoegdheid geen gebruik gemaakt. Desondanks wordt hierna de voorgenomen omzetting van de voormalige agrarische bedrijfswoning aan Nathalsweg 3 in een woonbestemming getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden.

4.7.4 Burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in 'Wonen' ten behoeve van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, mits:

Wijzigingsvoorwaarde   Toetsing  
a. het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf is beëindigd en agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;   Het agrarische gebruik is al enige jaren geleden geëindigd. Agrarisch gebruik van het perceel is niet mogelijk, mede gezien de beperkte omvang ervan.  
b. er geen splitsing in meerdere wooneenheden plaatsvindt;   Er komt één woning op de kavel.  
c. de bestaande situering van de woning niet wordt gewijzigd;   De woning wordt gesitueerd binnen de nu aanwezige bebouwing en wel enigszins gewijzigd. Het bouwvlak wordt verkleind waarbij de woning verder van de weg komt te liggen. Daarom wordt geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid maar wordt de ontwikkeling meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied: Kurenpolder.  
d. overtollige bebouwing wordt gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, en deze sloop is verzekerd middels een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst;   Er is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig. Alle bebouwing wordt gesloopt. Dit wordt met een privaatrechtelijke overeenkomst vastgelegd.  
e. het bouwvlak wordt aangepast, zodat het hoofdgebouw van de woning binnen het bouwvlak komt te liggen, waarbij de maximale omvang van het bouwvlak 20x20 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter bedraagt, met dien verstande dat als het hoofdgebouw niet binnen deze omvang past, de omvang van het hoofdgebouw mag worden aangehouden voor het bouwvlak en indien de afstand van het hoofdgebouw kleiner is dan 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen, die kleinere afstand mag worden aangehouden;   Er is een bouwvlak van 20 x 20 meter opgenomen en deze ligt op ruime afstand van de erfgrens.  
f. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;   In de omgeving van de locatie Nathalsweg 3 ligt het agrarisch bedrijf aan de Nathalsweg 2. Dit is een akkerbouwbedrijf. Conform de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) behoort een akkerbouwbedrijf tot milieucategorie 2 en geldt voor een rustige woonwijk/ buitengebied op basis van het aspect geluid een richtafstand van 30 meter. De afstand vanaf de grens van het bouwvlak van Nathalsweg 3 tot aan de grens van het bouwvlak van Nathalsweg 2 bedraagt ruim 35 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Bovendien geldt de woning Nathalsweg 3 als 'woning van derden'. De aanwezigheid van deze bedrijfswoning bepaalt daarmee al in de huidige situatie de ontwikkelruimte van het akkerbouwbedrijf. Het gebruik van een woning als agrarische bedrijfswoning of als burgerwoning is daarop niet van invloed. Voor beide categorieën gelden op basis van de wet- en regelgeving dezelfde milieunormen. Dit betekent dat het akkerbouwbedrijf niet extra wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering door de voorgenomen omzetting van de bestaande bedrijfswoning in een burgerwoning.  
g. er wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;   Er zal akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar wegverkeerslawaai afkomstig van de Nathalsweg. De verwachting is dat aan eisen van de genoemde wet wordt voldaan. Op deze weg rijden in de huidige situatie 1.600-1.700 mvt/etmaal. Maar door maatregelen op de Kurenpolder zal dit aantal naar verwachting afnemen naar ruim 1.300. Uit ervaringen elders blijkt dat de 48 dB-geluidcontour (voorkeursgrenswaarde) bij deze intensiteit ligt op circa 18-20 meter. Dit is ook ongeveer de afstand van de huidige woning tot de as van de weg. Overigens wenst de eigenaar de woning naar achteren te verschuiven. Daarmee wordt de situatie - akoestisch gezien - nog gunstiger.  
h. er ter plaatse van de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat;   Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Naast geluid afkomstig van wegverkeer (zie hiervoor) is het agrarische bedrijf Nathalsweg 2 aan de overzijde van de weg van belang. Voor dit bedrijf geldt dat de woning Nathalsweg 3 in de milieuwetgeving wordt aangemerkt als een woning van derden waarmee in de bedrijfsvoering rekening moet worden gehouden. De nieuwe woning wordt op iets grotere afstand gebouwd. Ervan uitgaande dat in de huidige situatie aan de milieunormen wordt voldaan, is ter plaatse van de bestaande en beoogde woning sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de inrichting van de randen van de tuinen wordt rekening gehouden met een aanplant die de drift van gewasbeschermingsmiddelen adequaat tegen houdt. De rest van de kavel wordt ingericht als tuin of weide.  
i. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;   Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De omzetting van de agrarische bestemming in een woonbestemming heeft geen toename van verkeer tot gevolg. Door de beëindiging van de agrarische functie neemt het aantal lichte en zware voertuigbewegingen van en naar het perceel Nathalsweg zelfs af.  
j. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;   Voor de kavel zal een inrichtingsplan van de tuin en de hele kavel worden opgesteld. Deze zal een onderdeel vormen van de aanvraag van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. De landschappelijke inpassing is als voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan geborgd.  
k. de natuurlijke waarden en de waterhuishouding niet onevenredig worden aangetast;   Het perceel is in gebruik als grasland. Bijzondere natuurwaarden zijn hier niet aanwezig.
De hoeveelheid bebouwing en verharding zullen sterk afnemen. Langs de bestaande sloten blijft een schouwstrook aanwezig. Er zijn geen negatieve effecten op de waterhuishouding.  
l. de ontwikkeling (omzetting in burgerwoning) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.   Er is in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierin staat vermeld dat uit een inrichtingsplan moet blijken dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de nieuwe situatie.
Op grond van een inrichtingsplan zal inzicht worden gegeven in de wijze van realiseren van de landschappelijke kwaliteitsverbetering.  


Conclusie

Uit de voorgaande toetsing blijkt dat aan de meeste voorwaarden voor het omzetten van de bestemming wordt voldaan. Alleen de verschuiving van de woning is niet daarmee in overeenstemming. Daarom is het nodig en gewenst om het voornemen in voorliggend bestemmingsplan te regelen.

3.3.4 Landschapsbeleidsplan

Samenvatting

In het Landschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena is de hoofddoelstelling voor het beleid ten aanzien van natuur en landschap gericht op de blijvende herkenbaarheid van de ruimtelijke hoofdstructuur en het bevorderen van de kwaliteit van natuur en landschap. Om deze doelen te bereiken is het noodzakelijk dat de karakteristiek per deelgebied behouden of versterkt wordt.

Het landschap in de voormalige gemeente Werkendam wordt gekenmerkt door twee landschappelijke basiseenheden, die ten grondslag liggen aan de landschapsvisie, namelijk het rivierengebied en het zoetwatergetijdegebied. De overgang van het rivierenlandschap naar het zoetwatergetijdelandschap verloopt tamelijk abrupt als gevolg van de bedijking (Kornse Dijk en Schans) na de St. Elizabethvloed in 1421.

Toetsing

In de toelichting op het bestemmingsplan Buitengebied (paragraaf 4.3) zijn de karakteristiek per deelgebied beschreven. Het landschap in het buitengebied van de voormalige gemeente Werkendam bestaat uit twee hoofdlandschapstypen: zeekleilandschap en rivierenlandschap. Het grootste deel van het gebied behoort tot het zeekleilandschap. Dit betreft het gebied dat ten zuiden van de Schans en westelijk van de Kornse dijk is gelegen. Het rivierenlandschap ligt ten noorden van de Schans en oostelijk van de Kornse dijk. De ligging en begrenzing van de twee landschapstypen hangen samen met de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Uit de cultuurhistorische beleidsadvieskaart van de voormalige gemeente Werkendam blijkt, dat deze twee hoofdlandschapstypen nader kunnen worden opgesplitst in subtypen. Binnen de twee genoemde hoofdlandschapstypen, kunnen in totaal 8 subtypen worden onderscheiden. In het zeekleigebied zijn dit: jonge getijdenpolders, eerste aanwaspolders, kreken en killen en de uiterwaarden van de Bergsche Maas. In het rivierenlandschap gaat het om: kommen, overslaggronden, stroomgordels en de uiterwaarden van de Merwede. In figuur 3.7. is de indeling van het buitengebied in de verschillende landschapstypen weergegeven. De kernen en het Recreatiepark Kurenpolder zijn niet geregeld in het buitengebied en zijn in deze analyse dan ook niet benoemd (witte vlekken). Er gelden dus vanuit het gemeentelijke beleid geen randvoorwaarden voor de vormgeving of landschappelijke inpassing van ruimtelijk ontwikkelingen in het plangebied, waaronder de ontwikkeling van een hotel en de omzetting van een agrarische woning naar een burgerwoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0017.png"

Figuur 3.7. De verschillende landschapstypen in het buitengebied van de voormalige gemeente Werkendam (zuidelijk deel)

Ondanks dat vanuit het landschapsbeleidsplan geen voorwaarden gelden, is ten behoeve van de herkenbaarheid van het gebied alsnog onderzoek uitgevoerd. Het voornemen om in het plangebied een hotel te bouwen van circa 21 meter met een hoogteaccent van 31 meter is beoordeeld aan de hand van een zichtbaarheidsstudie, zie bijlage 3. Daaruit blijkt dat het alleen aannemelijk is dat het hotel zichtbaar zal zijn vanaf de Buitendijk. De beoogde ontwikkelingen leiden niet tot aantasting van landschappelijke kenmerken.

3.3.5 Brandveiligheid

Samenvatting

Door de brandweer zijn richtlijnen opgesteld ten aanzien van toegankelijkheid van een terrein en de bluswatervoorzieningen op het terrein (Regelgeving: Bouwbesluit 2012 en Handboek Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid NVBR).

Toetsing

Het huidige recreatieterrein is geïnspecteerd door de brandweer en voldoet aan de richtlijnen. Het plan zal (in het kader van het wettelijke vooroverleg) ter beoordeling worden toegezonden aan de veiligheidsregio en de brandweer.

3.3.6 Welstand

Samenvatting

De gemeente Altena beschikt over een Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Daarin zijn de regels rondom welstand opgenomen. De gemeenteraad van Altena heeft besloten regels zoveel mogelijk los te laten. Alleen voor het beschermd stadsgezicht Vesting Woudrichem en voor monumenten blijven welstandsregels gelden.

Voor inbreidingslocaties en andere grotere ontwikkelingen zoals dorpsuitbreidingen als ook voor ontwikkelingen in waardevol gebied zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie kan een stedenbouwkundig kader of beeldkwaliteitsplan worden vereist. Op deze manier kan bij nieuwe ontwikkelingen die een ingrijpende wijziging van de ruimtelijke structuur tot gevolg hebben, worden gestuurd op de gewenste toekomstige kwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en groen.

Toetsing

Voor het Recreatiepark Kurenpolder gelden geen welstandseisen. Evenmin is gevraagd om een beeldkwaliteitsplan. In plaats daarvan hebben de eigenaren van het recreatiepark zelf ervoor gekozen om voor de ontwikkeling van het hotel sfeerbeelden en een inspiratiedocument op te stellen. Deze zijn opgenomen in bijlagen 1 en 2 van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan omgevingsaspecten

4.1 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf staan de verkeersaspecten centraal, zoals bereikbaarheid, verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling en parkeren.

4.1.1 Toetsingskader

Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en parkeren. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaardbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld te worden gebracht. En er zal voldoende parkeergelegenheid aanwezig moeten zijn.

4.1.2 Toetsing

In bijlage 5 is een uitgebreide verkeersanalyse opgenomen van de huidige verkeersgeneratie en afwikkeling van de Kurenpolder inclusief beoogde ontwikkelingen. Om meer inzicht te krijgen in de huidige verkeersafwikkeling is een kentekenonderzoek uitgevoerd in 2021. Hierna worden de belangrijkste feiten en conclusies daaruit vermeld.

Verkeersontsluiting Huidige situatie

Autoverkeer

Het plangebied ligt op een centrale goed bereikbare plek langs snelweg A27. De hoofdontsluiting vindt plaats via de Kurenpolderweg. De golfbaan is ook bereikbaar via het Maaspad (vanaf Kurenpolderweg of vanaf Buitendijk). Met de realisatie van de westelijke uitbreiding is er een derde ontsluiting via de Aakvlaaiweg, Oranjepolderweg en de Nathalsweg gerealiseerd. Het betreft hier een noodontsluiting. De drie ontsluitingen zijn met gele lijnen weergegeven in figuur 4.1.

De Kurenpolderweg is de zuidelijke ontsluiting van één van de twee ontsluitingen (rode lijnen) van het dorp Hank met de N283 (provinciale weg) en de snelweg A27 (Rijksweg). Naar verwachting maakt het merendeel van de bewoners uit Hank gebruik van de noordelijke ontsluiting naar de hoofdwegen, via de Jachtsloot.

De Kurenpolderweg is ingericht als erftoegangsweg (type II) buiten de bebouwde kom, maar ligt binnen de bebouwde kom van Hank, met een maximum snelheid van 50 km/uur. De weg loopt dood bij het plangebied. Door de landelijke ligging van het recreatiepark is de inrichting als erftoegangsweg logisch. In noordelijke richting op de Kurenpolderweg wordt de kern Hank bereikt. In oostelijke richting gaat de Kurenpolderweg over als erftoegangsweg (type I) buiten de bebouwde kom. Via de Keizer Napoleonweg wordt ontsloten op de A27 en de N283. Via de A27 wordt in noordelijke richting onder meer Utrecht bereikt en in zuidelijke richting Breda. De N283 leidt naar onder meer het dorp Dussen en Wijk en Aalburg, waar tevens ontsluiting plaats vindt met de N267.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0018.png"

Figuur 4.1 Ontsluiting plangebied

Openbaar vervoer

De locatie ligt niet aan een route van het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte ligt aan de Kerkstraat in Hank, op meer dan een kilometer van de entree van het recreatiepark, op circa 15 minuten loopafstand. Volgens het kennisplatform CROW (ASVV 2012) is een bushalte tot 400 à 500 meter loopafstand aanvaardbaar. Dit wordt niet als bezwaarlijk gezien omdat vrijwel alle gasten met meerdere personen komen, veel bagage meenemen en daardoor de voorkeur geven aan de auto.

Langzaam verkeer

Omdat de locatie in een aantrekkelijk recreatiegebied ligt en grenst aan Nationaal park De Biesbosch, wordt tijdens het verblijf veelvuldig van de fiets gebruik gemaakt. Fietsers delen de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer op de Kurenpolderweg en de overige wegen binnen de bebouwde kom. In de huidige situatie leidt dit niet tot knelpunten. Richting het hoger gelegen wegennet kunnen fietsers gebruik maken van vrijliggende tweerichtingen fietspaden.

De Kurenpolderweg is voorzien van een vrijliggend wandelpad. Richting de kern Hank zijn, door de smalle wegprofielen, niet overal trottoirs aanwezig.

Veranderingen in de ontsluiting: aanpassingen snelweg A27

Automobilisten staan bijna dagelijks in de file op de snelweg A27 tussen Houten en knooppunt Hooipolder. Daarom heeft de minister op 20 december 2018 het tracébesluit (TB) en saneringsbesluit (SB) voor de verbreding van de A27 Houten–Hooipolder vastgesteld. Uitvoering staat gepland van 2023-2031. In totaal is het te verbreden stuk weg ongeveer 47 km lang. Recreatiepark Kurenpolder en de woonkern Hank liggen aan het deelgebied Werkendam - knooppunt Hooipolder. Met de verbreding van de A27 wordt de afrit Hank vanuit zuidelijke richting verplaatst naar de noordelijke aansluiting van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0019.png"

Figuur 4.2 Ontwerptekening verbreding A27 deelgebied Werkendam - knooppunt Hooipolder (bron: https://a27houtenhooipolder.nl/tracekaart)

Verkeerhinder sluipverkeer

Verkeershinder in de vorm van sluipverkeer vanaf de A27 is een belangrijk aandachtspunt. Dit sluipverkeer is vooral het gevolg van automobilisten die files willen vermijden. De voorgenomen verbreding van de A27 moet dit sluipverkeer tegengaan. Daarnaast gaat het verkeer dat naar de Biesbos wil ook veelal door de kern. Het aandeel van de gasten van Kurenpolder in het sluipverkeer is minimaal. Niettemin ontstaat er door het verplaatsen van de afrit Hank er een knelpunt in het centrum van het dorp. Het is niet te voorspellen hoe, na de verbreding van de A27, het verkeer dat uit het zuiden naar de Kurenpolder zich gaat gedragen: gaat het door de kern of buiten om? In de verkeersafwikkeling wordt daarom uitgegaan van een 'worst case'-situatie , waarbij de keuze van de gasten vanuit het zuiden gelijk aan die van het noorden. Hierdoor zullen bij een groei van de Kurenpolder oplossingen gevonden moeten worden om het verkeer rondom de kern te sturen omdat in het centrum geen ruimte is voor extra verkeer.

De gemeente heeft in het voorjaar van 2020 een eerste ronde van gebiedstafels wensen/suggesties opgehaald en deze vertaald in een lijst met actiepunten. Ook de verkeersafwikkeling in/rond Hank is hierbij een aandachtspunt. In het voorjaar van 2022 zal er opnieuw overleg plaatsvinden waarbij maatregelen worden besproken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0020.png"

Figuur 4.3 Aanpak sluipverkeer (verslag gebiedstafels)

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Voor het bepalen van het effect van de nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, wordt een onderscheid gemaakt tussen de huidige situatie, de vergunde situatie en de beoogde situatie. De vergunde situatie houdt rekening met het aantal eenheden verblijfsrecreatie dat maximaal is toegestaan op het recreatiepark, zijnde 1.128 eenheden. Dit is meer dan in de werkelijke situatie, namelijk 844 eenheden. De beoogde situatie houdt rekening met de voorgenomen ontwikkelingen.

Verkeersgeneratie huidige situatie

Op grond van CROW-kencijfers bedraagt de totale verkeersgeneratie van Recreatiepark Kurenpolder in de huidige situatie 1.616 verkeersbewegingen op een weekdag, namelijk 1.058 vanwege verblijfsrecreatie, 256 vanwege dagrecreatie en 292 vanwege de golfbaan en het outdoorcentrum.

Op een maatgevende dag (11 drukke stranddagen) ligt dit op 2.889 verkeersbewegingen, namelijk 1.163 vanwege verblijfsrecreatie, 1.196 vanwege dagrecreatie en 530 vanwege de golfbaan en outdoorcentrum.

In de paragraaf hiervoor is aangegeven dat Recreatiepark Kurenpolder beschikt over 3 entrees. Op grond van de telgegevens aan de poorten (specifieker dan CROW) van 2020 genereert de verblijfsrecreatie 1.067 verkeersbewegingen, waarvan 617 verkeersbewegingen per dag via de voorpoort (ontsluiting Kurenpolderweg) en 450 verkeersbewegingen per dag via de achterpoort (noodontsluiting Aakvlaaiweg; in praktijk blijkt dit de ontsluiting te zijn van de 124 chalets en ook van veel vaste gasten, toeristische jaarplaatsen). Dat komt dus nagenoeg overeen met de verkeersgeneratie berekend volgens de CROW-cijfers.

Voor dagrecreatie zijn er 548 verkeersbewegingen per dag via de voorpoort.

Verkeersgeneratie toekomstige situatie

Als rekening wordt gehouden met de vergunde situatie en de ontwikkelingen die in paragraaf 2.2 zijn beschreven, dan bedraagt de totale verkeersgeneratie van Recreatiepark Kurenpolder op een gemiddelde weekdag 3.613 verkeersbewegingen en op maatgevende dagen 5.322 verkeersbewegingen. Via de hoofdpoort gaan (3.613-450) 3.163 bewegingen en via de achterpoort gaan 450 verkeersbewegingen.

Ten opzichte van de huidige situatie is dit is een toename van 2.007 (125%) verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag en 2.433 (84%) verkeersbewegingen op een maatgevende dag.

Uitgangspunten toedeling huidig verkeer

Voor het beoordelen van de verdeling van het verkeer dat via de hoofdpoort gaat, is in augustus 2021 een kentekenonderzoek uitgevoerd. Daaruit is geconcludeerd dat uitgaande van een 'worst case'-benadering de verdeling van het verkeer van de Kurenpolder zich in de toekomst (na verbreding van de rijksweg) gemiddeld verdeelt met 37% door de kern van Hank en 63% buitenom de kern van Hank. Het verkeer door de kern verdeelt zich voornamelijk via Kurenpolderweg - Beatrixstraat - Jachtsloot. Op grond van de huidige gegevens is het niet goed mogelijk om een juiste inschatting te maken van de verkeersafwikkeling na de verbreding van de snelweg, mede omdat dit een ovonde (een gelijkvloerse ovaalvormige rotonde) betreft en die is nu niet aanwezig.

Effecten als gevolg van de beoogde ontwikkelingen

Het blijkt dat door de beoogde ontwikkeling er in 2031, na verbreding van de snelweg en de realisatie van het hotel, er 739 extra verkeersbewegingen door de kern gaan waarvan 240 over de Kerkstraat. De rest gaat via de Beatrixlaan-Jachtsloot. Via de kern gaan in de toekomstige situatie 1.620 verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag. Ten opzichte van de huidige 881 verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag bij een 37/63 verdeling is dit een toename van 54%.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0021.png"

Figuur 4.4 Verdeling aandeel verkeer Kurenpolder inclusief beperking achterpoort (alleen toegankelijk voor 128 vaste standplaatsen)

Het blijkt dat door de beoogde ontwikkeling met beperking achterpoort (slechts bruikbaar voor de chaleteigenaren) er 633 extra verkeersbewegingen door de kern gaan waarvan een afname van (240-92) = 148 verkeersbewegingen over de Kerstraat. Via de kern gaan in de toekomstige situatie 1.514 verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag. Ten opzichte van de huidige 881 verkeersbewegingen op een gemiddelde weekdag bij een 37/63 verdeling is dit een toename van 58%. Om het verkeer in de toekomst verder te verminderen zal gezocht moeten worden naar een combinatie van verschillende aanvullende maatregelen.

Om het verkeer door de kern in de toekomst te verminderen is een aantal maatregelen beschreven:

  • volledig afsluiten van de achterpoort;
  • tijdens de piekdagen moeten onderstaande aanvullende maatregelen ervoor zorgen dat op piekdagen de verkeersdrukte beheersbaar blijft in de kern. Mogelijk maatregelen zijn:
    • 1. bij piekdagen extra verwijzingen aanbrengen vanaf de snelweg richting Kurenpolder (mobiele matrixborden). Inzetten in beide richtingen zowel vanuit de afrit als bij Kurenpolder voor uitgaand verkeer;
    • 2. verkeersregelaars inzetten als toch onvoldoende mensen buitenomgaan. Zowel bij komen als bij gaan.

Met maatregelen, kan worden bewerkstelligd dat er een beperkte toename is van het aantal verkeersbewegingen door de kern als gevolg van de beoogde ontwikkeling van de Kurenpolder. Hierbij is het gedeeltelijk afsluiten van de achterpoort een zeer effectieve maatregel. Monitoring blijft van belang bij nieuwe ontwikkelingen van Kurenpolder en in en rondom Hank. Daarom zijn de volgende afspraken gemaakt tussen de gemeente en de Kurenpolder:

  • om de 2 jaar of na de realisatie van grote ingrepen zal er overleg tussen Kurenpolder en gemeente plaatsvinden over de verkeersafwikkeling;
  • als op grond van gemeentelijke verkeerstellingen blijkt dat er een knelpunt is die mogelijk het gevolg is van ontwikkelingen van de Kurenpolder, dan zal de Kurenpolder een kentekenonderzoek laten uitvoeren en worden op grond van die resultaten besproken welke maatregelen genomen gaan worden.

Aan de hand van de verkeerstoename is het aan te bevelen op de Kurenpolderweg (ten westen van de Buitendijk) een fietspad of fietsstrook in beide richtingen te realiseren.

Parkeerbehoefte

Voor de beoogde ontwikkeling kan de parkeerbehoefte worden berekend op basis van kencijfers uit publicatie 381 van het kennisplatform CROW (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). Volgens het CROW zijn de kencijfers een hulpmiddel om verkeers- en vervoeraspecten op een eenvoudige wijze inzichtelijk te maken in een proces van ruimtelijke ontwikkeling. De kengetallen zijn afkomstig uit praktijksituaties, uit literatuur afkomstige gegevens en/of onderbouwde bewerkingen hiervan (het principe van 'best practice'). Niettemin blijft het een instrument/hulpmiddel in ontwikkeling. Er kan en mag van de aangegeven waarden en/of uitkomsten worden afgeweken. Zo dient een gebruiker van de publicatie altijd zelf na te gaan of er geen meer recente studies, gegevens of bronnen zijn die het afwijken van de kencijfers wenselijk of noodzakelijk maken. Ook bekende invloeden van lokale omstandigheden kunnen dat noodzakelijk maken. Indien er wordt afgeweken van de kencijfers, zal dit (gedegen) moeten worden gemotiveerd.

De kencijfers van het CROW houden rekening met de ligging van het projectgebied en de mate van verstedelijking van de gemeente. Volgens de 'Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent de parkeernormen' (in werking getreden 30-06-2021) zijn de door het CROW benoemde parkeernormen voor ‘rest bebouwde kom’ van toepassing op de gehele gemeente. Gebaseerd op de demografische kerncijfers per gemeente van het CBS is de gehele gemeente Altena aangemerkt als ‘niet stedelijk‘.

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte geeft het CROW een bandbreedte per kencijfer. Afhankelijk van het autobezit in de gemeente wordt het minimale, gemiddelde of maximale geadviseerd. Doorgaans wordt het gemiddelde gehanteerd.

Voor de volgende functies zijn kencijfers beschikbaar:

  • zwemparadijs;
  • zwembad open lucht;;
  • golfoefencentrum (pitch and putt);
  • golfbaan 18 holes;
  • attractie- en pretpark;
  • camping (kampeerterrein);
  • bungalowpark (huisjescomplex);
  • cafetaria;
  • hotel.

De kampeerders kunnen bij de eigen plaats/chalet/stacaravan parkeren, voor het overige zijn er 746 vaste parkeerplaatsen en 50 overloop parkeerplaatsen beschikbaar. In de praktijk blijkt dit voldoende te zijn.

Voor een 4-sterren hotel geldt een kencijfer van 7,0 tot 8,0 parkeerplaatsen per 10 kamers. Op basis van een programma van 180 kamers zijn dan gemiddeld 135 parkeerplaatsen nodig.

Buiten het plangebied, bij de entree aan de Aakvlaaiweg, worden regelmatig auto's geparkeerd. Dat kunnen eigenaren zijn die vroeg weg moeten of het zijn bezoekers. Het parkeren is echter ongewenst omdat bij calamiteiten de geparkeerde autos een belemmering vormen. Daarom wordt hier een parkeerverbod ingesteld.

4.1.3 Conclusie

Het recreatiepark is goed ontsloten voor gemotoriseerd - en langzaam verkeer. Het verwachte effect dat is doorgerekend door de gemeente Altena naar aanleiding van het verschuiven van de afrit, zorgt ervoor dat op een aantal wegen in de kern de capaciteit wordt overschreden. In deze berekeningen is het aandeel van verkeer Kurenpolder meegenomen. Inclusief dit aandeel blijft de intensiteit op de wegen buiten de kern nog ruim binnen de maximale capaciteit.

De toename van het verkeer door de beoogde ontwikkeling binnen de kern moet zeer beperkt blijven om te voorkomen dat de verkeersveiligheid verslechtert en zal buiten de kern om moeten worden gereden.

Hier zullen maatregelen moeten worden genomen. Het gedeeltelijk afsluiten van de achterpoort is een zeer effectieve maatregel. Monitoring blijft van belang bij nieuwe ontwikkelingen van Kurenpolder en in en rondom Hank.

Op de Kurenpolderweg (ten westen van de Buitendijk) is alleen een fietspad gelegen in oostelijke richting. Aan de hand van de verkeerstoename is het aan te bevelen een fietspad of fietsstrook in beide richtingen te realiseren.

In de huidige situatie is het aantal parkeerplaatsen op het terrein voldoende. In geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen, zal moeten worden voldaan aan de parkeerkencijfers uit publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" van het CROW.

Uit oogpunt van veiligheid bij een calamiteit wordt op de Aakvlaaiweg, nabij de westelijke entree van het recreatiepark, een parkeerverbod ingesteld.

4.2 Geluid - wegverkeerslawaai

Toetsingskader

De geluidbelasting aan de gevels van geluidgevoelige bestemmingen dient te voldoen aan de normstelling die in de Wet geluidhinder is opgenomen. De Wet geluidhinder definieert ook wat wordt verstaan onder geluidgevoelige bestemmingen.

Woningen zijn geluidgevoelige functies, maar recreatieverblijven vallen hier niet onder. Op basis van vaste jurisprudentie dient echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Onderzoek 

Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de geluidzone (600 meter) langs de rijksweg A27 en zodoende gedeeltelijk geluidbelast, zie figuur 4.5. De bestaande bedrijfswoning ondervindt een geluidbelasting vanwege de A27 die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB inclusief aftrek. Aan de oostgrens van de golfbaan bedraagt de geluidbelasting op het terrein ongeveer 70 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0022.png"

Figuur 4.5 Geluidbelasting vanwege A27 4 m hoogte, ex aftrek (huidig, geluidkaart Rijkswaterstaat, bron PDOK.nl)

Uit het 'Deelrapport geluid MER A27 Houten - Hooipolder' blijkt dat als de verbreding van de A27 doorgaat, de geluidbelasting met 1 tot 3 dB afneemt ten opzichte van de autonome situatie zonder de verbreding, zie figuur 4.6. Nu de Raad van State uitspraak heeft gedaan over het tracébesluit zal de verbreding van de A27 definitief doorgang vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0023.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0024.png"

Figuur 4.6 Verschil plot autonome situatie inclusief/exclusief verbreden A27.

De situatie ten aanzien van de bestaande woningen binnen het plangebied verandert niet. De geluidbelasting vanwege de A27 zal niet of nauwelijks groeien ten opzichte van de huidige vergunde situatie, aangezien er geluidproductieplafonds (GPP's) zijn vastgelegd waaraan Rijkswaterstaat zal moeten voldoen. De geluidcontouren blijven dus ongeveer gelijk. Nu de A27 wordt verbreed nemen de geluidbelastingen iets af. Een analyse van het aspect wegverkeerslawaai is uitgevoerd waarvan de bevindingen hierna zijn weergegeven.

Locatie en bevindingen wegverkeerslawaai ter plaatse van recreatiepark Kurenpolder

Kurenpolderweg van plangebied tot kruispunt Buitendijk

Hier zijn geen woningen gelegen.

Rondom kruispunt Buitendijk en Kurenpolderweg

De woningen zijn gelegen op 8 meter afstand van midden Kurenpolderweg en 5 meter afstand van midden Buitendijk. Hier vindt geen formele toetsing plaats, omdat het een 30 km/uur gebied betreft. In de huidige situatie worden al hogere geluidbelastingen verwacht vanwege de klinkers en de korte afstand tot de woningen. Geadviseerd wordt te voorkomen dat de ontsluiting via de Buitendijk naar het Maaspad intensief wordt gebruikt.

Door de planontwikkeling verdubbelt het verkeer, zie paragraaf 4.1, maar dit betreft grotendeels licht verkeer met de nadruk op de dagperiode en deels de avondperiode. Hierdoor neemt op grond van indicatieve berekeningen, opgenomen in bijlage 6, de geluidbelasting toe met 2,4 a 2,6 dB. Dit betreft maximaal 4 gevels evenwijdig aan de Kurenpolderweg. Met de reconstructie van de A27 neemt de geluidbelasting zowel in de situatie zonder als met planontwikkeling af ten opzichte van de huidige situatie.

Indien er nog geen stille elementenverharding ligt, kan hiermee een reductie van 2 à 2,3 dB worden gerealiseerd.

Kurenpolderweg binnen bebouwde kom

De woningen staan op ten minste 24 meter afstand van het hart van de weg, de verwachte geluidbelasting in de referentiesituatie zonder aanpak A27 bedraagt, inclusief aftrek volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder 48 à 50 dB. Dit is al 1 dB hoger dan in de huidige situatie. Hierbij is geen rekening gehouden met reeds aanwezige schuttingen en beplanting. Door de planontwikkeling verdubbelt het verkeer, zie paragraaf 4.1, maar dit betreft grotendeels licht verkeer met de nadruk op de dag (en avondperiode). Hierdoor neemt op grond van indicatieve berekeningen, opgenomen in bijlage 6, de geluidbelasting toe met 2,4 à 2,6 dB. Dit betreft 4 woningen. Met de reconstructie van de A27 neemt de geluidbelasting zowel in de situatie zonder als met planontwikkeling af ten opzichte van de huidige situatie. Indien er nog geen stille elementenverharding ligt, kan hiermee een reductie van 2,7 à 3 dB worden gerealiseerd.

Kurenpolderweg buiten bebouwde kom

Er zijn geen woningen direct aan deze weg gelegen. De dichtstbijzijnde (zij)gevel van een woning ligt op ten minste 100 meter afstand. De geluidbelasting in de huidige situatie bedraagt ongeveer 45 dB, inclusief 5 dB aftrek volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder. Indien de planontwikkeling wordt toegevoegd neemt de geluidbelasting met circa 2,3 dB toe en ligt deze nog steeds onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Met de reconstuctie van de A27 zal de verkeersintensiteit op de Kurenpolderweg inclusief plan vergelijkbaar zijn met de huidige/autonome intensiteiten zonder planontwikkeling (marginaal, namelijk 9 à 17% hoger). De geluidbelasting zal daardoor minder dan 1 dB verschillen met de huidige geluidbelasting.

Keizer Napoleonweg

Van deze weg zijn geen verkeersgegevens bekend. Aangenomen wordt dat de intensiteit vergelijkbaar is met de Kurenpolderweg buiten de bebouwde kom. De toename van verkeer vanwege de Kurenpolder is iets lager, omdat aankomend verkeer vanuit het zuiden niet via deze route rijdt. De huidige geluidbelasting wordt geschat op ongeveer 53 dB inclusief aftrek.

Conclusie

Het enige mogelijk significante effect van de nieuwe planontwikkeling treedt op in geval de reconstructie van de A27 niet doorgaat. Met de vaststelling van het tracébesluit en bijbehorende uitspraak van de Raad van State zal de reconstructie definitief doorgang vinden. Nu de A27 wordt gereconstrueerd volgens plannen, zijn er geen mitigerende maatregelen nodig.

Indien blijkt dat het verkeer naar de Kurenpolder ook gedeeltelijk via de Buitendijk naar het Maaspad rijdt, kan dit worden gemonitord: zodra er meer dan 40% toename van verkeersintensiteit optreedt, moet deze route worden ontmoedigd door verkeersborden of afsluiten van deze ontsluiting voor aankomend verkeer.

4.3 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'.

Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek 

De huidige bedrijfsactiviteiten kunnen in verschillende milieucategorieën worden ingedeeld, variërend van milieucategorie 1 (golfbaan), milieucategorie 3.1 (zwembad, kampeerterrein), milieucategorie 4 (buitensporten en recreatiepark) tot milieucategorie 5 (quadbaan).

De milieucategorieën die binnen het plangebied aanwezig zijn veranderen niet met de gewenste ontwikkelingen en flexibilisering. De quadbaan zal niet worden verplaatst of uitgebreid. Omdat andere recreatieve- en sportactiviteiten (inclusief 'vaste kermis' maximaal milieucategorie 4.2) wel overal op het terrein mogelijk zouden worden gemaakt, is op basis van inwaartse zonering (afstand tot bestaande woningen in de omgeving) beoordeeld op welke locaties dit tot belemmeringen zou kunnen leiden, zie figuur 4.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0025.png"

Figuur 4.7 Milieuzonering recreatiepark Kurenpolder

Uit de beoordeling blijkt dat op de locatie Nathalsweg 3 maximaal milieucategorie 3 mogelijk is, dat op een gedeelte van de huidige camping milieucategorie 4 mogelijk is en dat het grootste gedeelte van het terrein geschikt is voor activiteiten in milieucategorie 5.

De gewenste uitbreidingen (woning op Nathalsweg 3, hotel en attracties vergelijkbaar met 'vaste kermis') zijn mogelijk binnen de toegestane milieucategorieën. Voor al deze onderdelen is geluid het maatgevende milieuaspect dat de richtafstand bepaalt. De richtafstanden voor de andere aspecten zijn kleiner. Dit betekent dat aangenomen kan worden dat bij omliggende woningen geen geluid-, geur- of stofoverlast te verwachten is en dat er geen reden is een toename van risicofactoren ten aanzien van externe veiligheid te verwachten. Bovendien zijn er geen geurbronnen (veehouderijen) in de directe omgeving gelegen die invloed kunnen hebben op de beoogde ontwikkelingen (bron: Atlas Leefomgeving).

De locatie is gelegen nabij de sport- en scoutingvoorzieningen ten noorden van de locatie langs de A27. Indien hier nieuwe toeristische verblijfseenheden, zoals het hotel, worden gerealiseerd, wordt geadviseerd rekening te houden met de richtafstand voor gemengd gebied (gezien de ligging binnen de geluidzone van de A27 hoeft niet van 'rustige woonwijk' te worden uitgegaan). Deze richtafstanden zijn echter formeel niet van toepassing voor hotel en andere recreatieverblijven.

De nieuwe woning op de locatie Nathalsweg 3 ligt op korte afstand van een agrarisch bedrijf aan de Nathalsweg 2, aan de overzijde van de Nathalsweg. Dit is een akkerbouwbedrijf. Volgens het bestemmingsplan is een veehouderij ter plaatse niet toegestaan. Volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is akkerbouwbedrijf een bedrijf in milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. De beoogde nieuwe woning ligt buiten deze richtafstand.

Voor agrarisch bedrijf aan de Nathalsweg 2 geldt bovendien dat de woning Nathalsweg 3 in de milieuwetgeving wordt aangemerkt als een woning van derden waarmee in de bedrijfsvoering rekening moet worden gehouden. De nieuwe woning wordt op iets grotere afstand gebouwd. Ervan uitgaande dat in de huidige situatie aan de milieunormen wordt voldaan, is ter plaatse van de bestaande en beoogde woning sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de inrichting van de randen van de tuinen wordt rekening gehouden met een aanplant die de drift van gewasbeschermingsmiddelen adequaat tegen houdt. De rest van de kavel wordt ingericht als tuin of weide.

Conclusie

Voor milieuhinder van bedrijven in de omgeving wordt voldaan aan de richtafstanden. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook is daarmee onderbouwd dat bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun functioneren worden belemmerd. Het aspect milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt voor externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk opslag, gebruik en productie van gevaarlijke stoffen bij bedrijven en het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron, waarbij een kans van 10-6 als de grenswaarde geldt. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (minstens 10, 100 etc.) overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor of water

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Onderzoek

Binnen de inrichting zijn twee propaantanks aanwezig, deze hebben een PR 10-6 contour van 25 meter en een effectafstand 1% letaliteit van 235 meter.

Bij het agrarisch bedrijf aan de Nathalsweg 2 is ook een propaantank aanwezig. Deze tank heeft een PR 10-6-contour van 15 meter en een effectafstand 1% letaliteit van 235 meter. In de omgeving van het plangebied zijn verder geen risicovolle bedrijven aanwezig die invloed hebben op het plangebied, zie figuur 4.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0026.png"

Figuur 4.8 Uitsnede professionele risicokaart.

De A27 is onderdeel van het Basisnet weg. De PR-plafond ligt op 12 meter afstand en valt niet over het plangebied. Er is wel sprake van een plasbrandaandachtsgebied waarbinnen niet zondermeer nieuwe kwetsbare bestemmingen mogen worden gerealiseerd. Voor de meest nadelige situatie, na verbreding van de A27, ligt het PAG net naast de inrichting, zie figuur 4.9.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0027.png"

Figuur 4.9 PAG langs A27 (bron: Deelrapport externe veiligheid t.b.v. MER en OTB A27 Houten-Hooipolder)

Het recreatiepark is grotendeels gelegen binnen het maatgevende invloedsgebied langs de A27 (355 meter). In het Deelrapport externe veiligheid t.b.v. MER en OTB A27 Houten-Hooipolder is met vuistregels uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (HART) aangetoond dat er geen sprake is van overschrijding van 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

De Bergsche Maas is geen onderdeel van het Basisnet water.

Toekomstige situatie

De enige verandering ten opzichte van de huidige situatie is dat er door de nieuwe ontwikkelingen meer mensen aanwezig zijn binnen het invloedsgebied van de A27, maar niet binnen de risicocontour of het PAG. Bij de beoordeling van het groepsrisico is voor de bestaande situatie gerekend met een dichtheid van 25 personen/ha (sport).

Er is reeds met vuistregels bepaald dat 0,1 maal de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden, maar hierbij is alleen het noordelijke plandeel (circa 8,5 ha) meegenomen met een dichtheid van 25 personen/ha (totaal dus circa 212 personen gelijktijdig aanwezig).

Voor de toekomstige situatie wordt gebruik gemaakt van de vuistregels uit de Handleiding risicoanalyse transport (HART). Ten aanzien van het groepsrisico zijn in het Hart de volgende vuistregels opgenomen:

  • 1. Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe.
  • 2. Wanneer GF3 minder is dan de drempelwaarde in Tabel 1-4 (eenzijdige bebouwing) of in Tabel 1-5 (2-zijdige bebouwing) wordt 0,1* oriëntatiewaarde niet overschreden.

Conform de 'Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten' worden geen gevaarlijke stoffen uit categorie LT3, GT4 of GT5 vervoerd over de A27 langs Kurenpolder (Wegvak B41). Daarnaast blijkt uit de Regeling Basisnet dat over het relevante wegvak van de A27 4.000 tankauto's met GF3 per jaar worden vervoerd, uitgaande van enkelzijdige bebouwing. Uitgaande van een afstand tot de as van de weg van ten minste 30 meter blijkt uit tabel 1-4 van HART dat er voor Kurenpolder maximaal 80 personen/hectare aanwezig mogen zijn om te kunnen concluderen dat er geen sprake is van een significante toename van het groepsrisico.

Binnen 200 meter afstand van de as van de weg is circa 6,4 hectare van het plangebied gelegen dat nog niet eerder in de berekeningen is meegenomen, hiervan is 2,9 hectare water. In totaal moet dus rekening worden gehouden met 3,6 ha extra outdooractiviteiten en een hotel.

Uit de verkeersgeneratie blijkt dat er op een maximale dag voor het outdoorcentrum en de attracties samen maximaal 566 + 370 = 936 motorvoertuigbewegingen zijn, dit zijn 468 auto's. Uitgaande van een gemiddelde bezetting van 2,4 zijn dit maximaal 1.124 personen per dag. Worstcase is ervan uitgegaan dat deze allemaal gelijktijdig aanwezig zijn. Dit leidt tot een personendichtheid van 59,2 personen/ha verdeeld over het hele terrein van de huidige golfbaan en de outdooractiviteiten. Dit is lager dan 80 personen/hectare, dus op grond van de vuistregels van het HART kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico lager blijft dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Wel dient er voor het groepsrisico een beknopte verantwoording af te worden gelegd. Hierin dienen de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid aan bod komen.

Beknopte verantwoording

Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is uitgevoerd aan de hand van een zogenaamde QRA (Quantitative Risk Analysis, ofwel een Kwantitatieve Risico Analyse). Middels de QRA (zie bijlage 7) is zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico in kaart gebracht. Op basis van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Het plangebied ligt niet binnen de PR 10-6 contour of plasbrandaandachtsgebied (PAG) van de A27;
  • het plangebied ligt in het invloedsgebied van het groepsrisico van de A27. Uit de groepsrisicoberekening blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft lager dan de oriëntatiewaarde. Wel is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt in de toekomstige situatie met 0,374 maal de oriëntatiewaarde toe. Dit is meer dan 10%. Vanwege deze toename is een verantwoording van het groepsrisico nodig waarbij wordt ingegaan op de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze verantwoording is hierna opgenomen.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Kurenpolder- en de Aakvlaaiweg. Deze wegen sluit aan op het verdere wegennetwerk van Hank. Ook kan via de Keizer Napoleonweg snel de A27 of N283 worden bereikt. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen een hotel, woningen en dagrecreatieve voorzieningen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

Maatregelen en conclusie

Vanwege een goede bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid, zijn geen nadelige effecten vanuit externe veiligheid te verwachten voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (Wm). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (uur- en jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader. De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in de tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
  24-uurs gemiddelde concentratie   max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m3  
Fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m3  

In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³), of indien een project in een specifieke categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).

Onderzoek

Bestaande situatie

Om een indicatie te krijgen van de huidige luchtkwaliteit in het plangebied is gebruik gemaakt van de NSL-monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A27 ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruim onder de grenswaarden liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen voor de A27 in 2020; maximaal 21,2 µg/m³ voor NO2, maximaal 16,5 µg/m³ voor PM10 en maximaal 9,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6,0 dagen. De prognoses voor 2030 voorspellen een substantiële afname in luchtverontreinigende stoffen.

Toekomstige situatie

De nieuwe ontwikkelingen kunnen invloed hebben op de lokale luchtkwaliteit, vooral door de toename van verkeer. Deze toename bedraagt maximaal 2433 mvt/etmaal op een maatgevende dag (zie paragraaf 4.1.2), hiervan is 3% vrachtverkeer. Volgens de NIBM-rekentool van Infomil.nl zou dit voor het rekenjaar 2022 mogelijk voor NO2 in betekenende mate zijn: de bijdrage ligt dan rond de 2,00 µg/m3 (zie tabel 4.2a).

Tabel 4.2a Worse-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit in 2022

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0028.jpg"

Opgeteld bij de huidige achtergrondwaarden zoals beschreven in het kopje bestaande situatie (maximaal 21,2 µg/m³) zou daarmee aan de grenswaarde van NO2 (40 µg/m³) worden voldaan.

Als 2030 als rekenjaar wordt genomen, waarbij de emissies van auto's minder is, is er geen sprake meer van bijdrage die in betekenende mate is. In alle gevallen zal aan de grenswaarden worden voldaan (zie tabel 4.2b).

Tabel 4.2b Worse-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit in 2030

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0029.jpg"

Maatregelen en conclusie

De ontwikkeling leidt niet tot het overschrijden van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2 en PM10. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied is reeds in gebruik als recreatiepark. Daarvoor waren de gronden voorzien van een agrarische bestemming. In 2000 is er bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van enkele bouwprojecten. In 2008 is een bodemonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan van de uitbreiding aan de westzijde van het recreatiepark. Hieruit is gebleken dat de bodemgesteldheid geen belemmeringen kent voor het huidige en gewenste gebruik.

In verband met de voorgenomen bestemmingswijziging van het perceel Nathalsweg 3 zijn in opdracht van De Kurenpolder Recreatie / Golfbaan Landgoed De Kurenpolder een verkennend bodemonderzoek en een verkennend en nader asbestonderzoek uitgevoerd. Doel daarvan is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) om te bepalen of op de locatie sprake is van bodemverontreiniging die een belemmering kan vormen voor bestemmingswijziging en de voorgenomen ontwikkelingen. Het onderzoekrapport is opgenomen in bijlage 8. Daarin is geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten ter plaatse van het woonerf (vooralsnog) een belemmering vormen voor de voorgenomen herontwikkelingen van de locatie. Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging met asbest. Geadviseerd wordt dit geval voorafgaand aan de herinrichting te saneren. Hiervoor dient een BUS-melding te worden opgesteld. Tevens kan in dit stadium reeds met voorliggende rapportage een beschikking ernst en spoed worden aangevraagd bij het bevoegd gezag Wbb.

4.7 Water

Toetsingskader

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland en het beheergebied van Rijkswaterstaat, namelijk de zone rond rijksweg A27.

Daarnaast beschikt de gemeente Altena over een Beleidsvisie riolering en water. Daarin is vermeld dat de gemeente streeft naar een klimaatbestendige leefomgeving. Hiervoor speelt de gemeente in op klimaatontwikkelingen door het treffen van maatregelen, zodat de gevolgen van klimaatverandering beperkt blijven. Ten aanzien van de klimaatverandering wordt hinder geaccepteerd, overlast beperkt en geprobeerd schade te voorkomen. Om te anticiperen op de klimaatverandering wordt voortaan bij zowel nieuwbouw als vervanging/verbetering, het rioolstelsel zodanig gedimensioneerd dat bij de normbui 09 (leidraad riolering) (op de langere termijn) geen 'hinder' optreedt.

Ten aanzien van extreme buien gaat de gemeente uit van T=100 + 25%. Bui T=100 is grootte van 43,5 mm die in 60 minuten valt. Landelijk wordt echter steeds vaker uitgegaan van 60 mm in 60 minuten als de huidige bui T=100. Rekening houdend met toekomstige klimaatverandering gaat de gemeente uit van 25% extra, ofwel 75 mm in 60 minuten. De gemeente hanteert de trits 'vasthouden (1) – bergen (2) – vertraagd afvoeren (3)' uit het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Het klimaatbestendig maken van de leefomgeving is een gezamenlijke opgave. De gemeente wenst hier dan ook samen optrekken waarbij de betrokken partijen gezamenlijk aan de lat staan voor het realiseren van oplossingen. Daarbij wordt onder andere gedacht aan het volgende:

  • bijdragen bij het realiseren van waterberging in het kader van vertraagd afvoeren;
  • beheer en onderhoud van sloten en duikers om de afvoercapaciteit te waarborgen.

Verder sluit de gemeente aan bij het beleid van het waterschap om bij ruimtelijke ingrepen hydrologisch neutraal te bouwen. Dit betekent dat zodanig wordt gebouwd dat geen (grond)wateroverlast optreedt en kwel niet toeneemt in het plangebied of omliggend gebied.

Bij uitbreidingen van verhard oppervlak hoeft van het waterschap de eerste 500 m² binnen de bebouwde kom en de eerste 1.500 m² buiten de bebouwde kom niet te worden gecompenseerd. De gemeente wenst dat het waterschap de initiatiefnemer in alle gevallen verplicht om toename van verharding te compenseren.

Onderzoek

Bodemopbouw en grondwater

Uit de grondwatertrappen-kaart Nederland in figuur 4.10 blijkt dat het hele plangebied is aangeduid als oppervlaktewater. In het omliggende gebied (west en oost) is er sprake van grondwatertrap IV, wat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand > 0,40 m-mv en de laagste grondwaterstand is gelegen tussen de 0,80 en 1,20 m-mv. Ten noorden van het plangebied is er sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand tussen de 0,4 en 0,8 m-mv is gelegen. De gemiddelde laagste grondwaterstand betreft >1,20 m-mv. De maaiveldhoogte ter plaatse varieert tussen circa NAP – 0,16 m en circa NAP 3,09 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0030.png"

Figuur 4.10 Grondwatertrappen-kaart

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied valt binnen het werkgebied van Waterschap Rivierenland. Waterschap Rivierenland heeft regels opgesteld om te voorkomen dat dijken en oevers beschadigd raken en regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de wateraanvoer en -afvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Deze regels worden aangeduid als de keur, de bij de keur horende kaarten met oppervlaktewateren en dijken heten leggers. Op de legger waterkeringen is te zien dat een deel van het plangebied binnen de kern- en beschermingszone van een primaire waterkering ligt (zie figuur 4.11). Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast:

  • de kernzone: biedt maximale bescherming voor de waterkering volgens de keur;
  • de beschermingszone: biedt zware bescherming voor de waterkering volgens de keur;
  • de buitenbeschermingszone: biedt een lichte bescherming voor de waterkering volgens de keur, maar is voldoende om bijvoorbeeld aanvullende eisen aan ontgrondingen te stellen.

Ten noorden van de beschermingszone van de aanwezige kering is een bouwgrens opgenomen. Ten zuiden van deze grens is het niet toegestaan om bouwwerken te plaatsen. Als bouwwerken binnen de beschermingszone en buiten het profiel van vrije ruimte worden gerealiseerd, moet dan boven het bestaande maaiveld plaatsvinden. Daarbij mag het maaiveld niet worden verlaagd. Wel kan de aanleg van fundatie-/randbalken en vorstranden die horen bij plaatvloeren toegestaan worden als deze niet dieper dan 0,60 meter beneden maaiveld (vorstvrij) worden aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0031.png"

Figuur 4.11 Vastgestelde legger waterkeringen

Verwachte milieueffecten

De verwachte effecten van het aspect water op de voorgenomen ontwikkelingen zijn in tabel 4.3 omschreven.

Tabel 4.3 Verwachte milieueffecten op de voorgenomen ontwikkeling

Aspect   Toelichting verwachte milieueffecten  
Grondwater (grondwaterstand en kwelstromen)   De grondwaterstand wordt mede bepaald door de drooglegging van een plangebied. Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het zomerwaterpeil in de sloot ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter.  
Veiligheid en waterkeringen   Het zuidelijke gedeelte van het golfterrein ligt binnen de (buiten)beschermingszone van de primaire waterkering van de Bergsche Maas. Mochten hier attracties, gebouwen of verhardingen worden aangebracht, dan zullen deze boven het bestaande maaiveld moeten worden uitgevoerd. De fundering zal niet dieper dan 0,60 meter beneden het maaiveld mogen worden aangebracht. Voor bouwen binnen de beschermingszone is een vergunning van toepassing. Wanneer de gebouwen worden gerealiseerd volgens de eisen uit de watervergunning, zal een negatief effect op de kering kunnen worden uitgesloten.  
Waterkwaliteit en -kwantiteit

Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen. Bij een toename van het verhardoppervlak tot 5.000 m2 in landelijk gebied zal 436 m3 waterberging per hectare verharding moeten worden gecompenseerd. Vanuit gemeentelijk beleid wordt een berging van 60 mm voor een maatgevende bui gehanteerd.  
De plas heeft op dit moment geen bergende functie. Nog belangrijker dan de waterkwantiteit is de waterkwaliteit ervan. In de huidige situatie is aandacht voor de kwaliteit nodig vanwege de vaak aanwezige blauwalg.
Hydrologisch maar ook kwalitatief kan er nog veel gewonnen worden. Het waterschap, gemeente en de eigenaren van het recreatiepark Kurenpolder zullen in overleg gaan om hierin meer inzicht in te verkrijgen.

De in paragraaf 2.2 beschreven plannen hebben geen invloed op het bestaande oppervlaktewater of de kwaliteit daarvan. Dit geldt ook voor de grondwaterstand en –kwaliteit. Door de realisatie van het hotel en mogelijke attracties ter plaatse van het golfterrein zal extra verharding worden gerealiseerd. Uitgaande van een hotel met een vloeroppervlak van 5.500 m2 en gemiddeld 135 parkeerplaatsen en een gemiddelde oppervlakte van 25 m2 per parkeerplaats inclusief rijbaan, betekent dit maximaal 5.500+ (135 x 25 m2) = 8.875 m2. Op het perceel aan de Nathalsweg 3 is sprake van een afname aan bebouwd oppervlak. Deze wordt daarom niet meegenomen in deze berekening. Bij toepassing van de regeling berging in landelijk gebied is sprake van een waterberging van (8.875/10.000)*463 = 387 m3. Op basis van het gemeentelijk beleid bedraagt de waterberging (8.875*0,06)= 533 m3. De benodigde waterberging komt daarmee op 533 m3. Deze verharding kan worden gecompenseerd door het verbreden van de huidige waterpartijen binnen het plangebied.

Mochten de definitieve plannen ertoe leiden dat de waterplas kleiner wordt of gedeeltelijke gedempt of verondiept, dan kan dat een ongunstig effect hebben op de kwaliteit van het zwemwater. Daarom is in dit bestemmingsplan bepaald dat het volume aan waterberging met niet meer dan 5% mag afnemen en is ook een verbod opgenomen om zonder een omgevingsvergunning de waterplas te dempen, open water te verondiepen, dan wel het open water anderszins te profileren. Voor meer uitleg hierover wordt verwezen naar hoofdstuk 5.  
Afvalwater en riolering   De nieuwe voorzieningen worden direct aangesloten op het gemeentelijk riool. Afvalwater uit keukens zal eerst via zuiveringsvoorzieningen worden geleid. De maximale aanvoer van 20 m3/uur op het gemeentelijke riool is daarbij leidend. Daarom wordt op het recreatiepark een voorziening gerealiseerd die de afvoer doseert. Bij de realisatie van bebouwing zal het hemelwater via een gescheiden systeem afwateren op het oppervlaktewater. Aangezien het hele gebied wordt aangesloten op de gemeentelijke riolering zijn er geen beperkingen van toepassing vanuit de ligging in 'Kwetsbaar gebied ongezuiverde lozingen'.  

Conclusie

Voor de voorgenomen ontwikkelingen geldt op grond van de keur een vergunningplicht: werkzaamheden binnen een beschermingszone mogen niet worden uitgevoerd zonder toestemming van het bestuur. Indien wordt voldaan aan de eisen uit de vergunning, zal de ontwikkeling niet bijdragen aan een negatief effect op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.

4.8 Cultuurhistorie en archeologie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.

Daarnaast is de Erfgoedwet van belang. Daarin is de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland gebundeld. Het gaat om gebouwde monumenten en archeologie. Daarnaast gaat de Erfgoedwet ook over roerend erfgoed. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen, gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2022 van kracht wordt. Op grond van deze wet heeft de gemeente Altena het beleid en regelgeving van de gemeenten waaruit zij is voortgekomen ten aanzien archeologie, monumenten en ander erfgoed samengevoegd geactualiseerd. Op 8 januari 2019 heeft de gemeenteraad daarvoor het volgende vastgesteld:

  • Erfgoedverordening Altena 2019;
  • Archeologische beleidskaart Altena 2019;
  • Nota archeologie Altena 2019;
  • Gemeentelijk erfgoedregister Altena 2019.

In de Erfgoedverordening 2019 zijn onder andere de volgende zaken geregeld:

  • de aanwijziging en bescherming van gemeentelijke monumenten;
  • de aanwijzing van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten;
  • de bescherming van gronden met archeologische verwachtingswaarden;
  • Archeologisch (voor)onderzoek en opgravingen;
  • de instandhouding van cultuurhistorische waarden.

Voor de bescherming van gronden met archeologische verwachtingswaarden heeft het college van burgemeester en wethouders gemeentelijke richtlijnen vastgesteld waarmee aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld aan de uitvoeringsmethodiek en rapportage van archeologisch onderzoek.

De gemeente Altena beschikt over een beleidsnota archeologie, Nota Archeologie tot op de bodem, update 2018) en een Archeologische beleidskaart.

Toetsing / onderzoek

Cultuurhistorie

Historische (steden)bouwkunde

In het plangebied gebied zijn geen bouwkundige elementen aanwezig die cultuurhistorisch van belang zijn.

Historische geografie
De provincie ziet het Brabantse erfgoed als belangrijk onderdeel van haar identiteit en wil het een plaats geven in de verdere ontwikkeling van Brabant. Daarom heeft ze haar ruimtelijk erfgoed dat van belang is voor de regionale identiteit opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). In figuur 4.12 is een fragment van de CHW opgenomen met het plangebied van de Kurenpolder en directe omgeving daarvan. Daarop is te zien dat het recreatiepark niet is aangeduid als gebied dat cultuurhistorisch van belang is. De polder aan de noordzijde, waarbinnen het perceel Nathalsweg 3 ligt, is aangeduid als cultuurhistorisch landschap. De ontwikkelingsstrategie voor dit gebied is behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende structuren van de regio. Deze dragende structuren zijn de dijken met hun wielen en bochten, hun onderlinge aansluitingen die de bedijkingsvolgorde verraden, alsmede hun kenmerkende aansluiting op het hoge land (U-dijken) en de polders met een overwegend rationele percelering.

De voorgenomen voorgenomen sloop van alle bestaande bebouwing op het kavel Nathalsweg 3 en de bouw van de woning staat niet op gespannen voet met deze ontwikkelstrategie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0032.png"

Figuur 4.12 Fragment cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord Brabant

In paragraaf 3.3.4 is ingegaan op de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart die de relatie legt tussen de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de ligging en begrenzing van de landschapstypen die daarmee samenhangen. Hoewel het plangebied met het recreatiepark Kurenpolder in de analyse niet is benoemd (witte vlek), is duidelijk dat het plangebied deel uitmaakt van het zeekleigebied en dat het van oorsprong een jonge getijdenpolder is. Er is geen sprake van een cultuurhistorische waardevol landschap waarmee in dit bestemmingsplan rekening behoeft te worden gehouden.

Archeologie

In figuur 4.13 is een fragment van de Archeologische beleidskaart opgenomen met het plangebied van Buitengebied: Kurenpolder en een deel van de omgeving daarvan. Daaruit valt af te lezen dat het noordelijk deel van het plangebied een middelhoge archeologische verwachting heeft. In dit gebied kunnen bodemingrepen die niet dieper gaan dan een halve meter beneden het maaiveld en die een oppervlakte hebben die niet groter is dan 500 m2 zonder onderzoeksverplichting worden uitgevoerd. Alleen in het meest noordelijk deel is een archeologische vindplaats geregistreerd. Hiervoor geldt een strenger beschermingsregine.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0033.png"

Figuur 4.13 Fragment van de Archeologische beleidskaart gemeente Altena

De archeologische beleidskaart is verwerkt in het Paraplubestemmingsplan Archeologie. In figuur 4.14 zijn de relevante archeologische bestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 4a weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0034.png"

Figuur 4.14 Verbeelding Paraplubestemmingsplan Archeologie met de archeologische dubbelbestemmingen (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

In het voorliggend bestemmingsplan zijn deze dubbelbestemmingen overgenomen (zie ook paragraaf 5.2). De ingrepen van de planontwikkeling omvatten met name de realisatie van een hotel en het intensiever benutten van gronden van het golfterrein. Voor deze ingrepen is een omgevingsvergunning nodig die zal worden getoetst aan deze dubbelbestemmingen. In de praktijk betekent dit dat ten behoeve van een omgevingsvergunning archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.9 Ontplofbare oorlogsresten

Beleids- en toetsingskader

In de Tweede Wereldoorlog hebben vele gevechtshandelingen in de gemeente Altena plaatsgevonden. In de winter 1944 en het voorjaar van 1945 was hier een frontlinie. Om die reden is de gemeente een risicogemeente voor de aanwezigheid van Ontplofbare oorlogsresten (OO) uit de Tweede Wereldoorlog. Een deel van de hierbij gebruikte munitie is niet gedetoneerd en mogelijk in de bodem achtergebleven. In de afgelopen decennia zijn bij grondroerende werkzaamheden met enige regelmaat OO aangetroffen. De gemeente blijft nu en in de toekomst te maken houden met het onschadelijk maken van deze explosieven.

Met het oog hierop heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena in februari 2021 regels vastgesteld over hoe om te gaan met ontplofbare oorlogsresten. Dit beleid heeft als doel:

  • 1. Inzicht geven in de processen en werkwijzen rondom het onderzoeken en aantreffen van ontplofbare oorlogsresten;
  • 2. Inzicht geven in de beheersing van de (financiële) gevolgen voor het opsporen, benaderen en ruimen van ontplofbare oorlogsresten zowel voor gemeentelijke als niet gemeentelijke projecten.

Bij het opsporen en ruimen van niet-gesprongen OO is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt.

Er kunnen op hoofdlijnen twee aanleidingen zijn voor het uitvoeren een vooronderzoek naar en vervolgens het zo nodig opsporen en ruimen van OO:

Spontane vondst van OO, bijvoorbeeld door een boer tijdens het bewerken van het land of tijdens het graven bij bouwwerkzaamheden;

Het vermoeden dat in een bepaald gebied OO in de (water)bodem zitten, meestal in combinatie met bijvoorbeeld bouwplannen in dat gebied. In dat geval wordt er altijd gestart met een vooronderzoek, zo nodig gevolgd door de opsporing en ruiming van OO. Het verrichten van vroegtijdig vooronderzoek is zowel van belang voor de veiligheid, maar ook om te voorkomen dat op een later moment grote vertraging in bijvoorbeeld bouwprojecten optreedt.

Onderzoek en toetsing

Om een volledig overzicht te hebben van de gebieden in de gemeente Altena waar mogelijk OO liggen, is het nodig over een (volledige) risicokaart te beschikken. Uit de bommenkaart van de Vereniging voor Explosieven Opsporing (VEO) blijkt dat er op dit moment geen dekkend beeld is van de gehele gemeente. In de (oud) gemeente Werkendam, waartoe de Kurenpolder behoort, is er op een aantal locaties onderzoeken verricht. In figuur 4.15 is een fragment van de VEO bommenkaart opgenomen van de Kurenpolder en de directe omgeving. Daarop zijn de gebieden aangeduid waarvoor vooronderzoek is uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0035.png"

Figuur 4.15 VEO Bommenkaart (bron: www.explosievenopsporing.nl/veo-bommenkaart/)

Het grootste deel van het plangebied, met uitzondering van een zone langs de A27, is onderwerp geweest van vooronderzoek.

Verder blijkt uit informatie van de ruimingskaart van BeoBom (zie figuur 4.16) dat in en rond de Kurenpolder verschillende mijnenvelden hebben gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01_0036.png"

Figuur 4.16 VEO Bommenkaart (bron: ruimingskaart BeoBom)

Om de waterplas in de Kurenpolder destijds te kunnen uitgraven, is ook de aanwezigheid van niet-gesprongen OO onderzocht. Voor het overige zijn er geen indicaties dat er onderzoeken voor het plangebied zijn uitgevoerd. Dat betekent dat in ieder geval voor de landposities in de Kurenpolder, die in figuur 4.15 niet met kleur zijn aanduid, nog onderzoek nodig is in het geval er nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden met een kans op bodemverstoringen beneden een bepaalde diepte (waarschijnlijk vanaf 40 cm beneden maaiveld of dieper). Het beoogde hotel komt te liggen in de zone die in het kader van de (verbreding) van rijksweg A27 is onderzocht.

4.10 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In de provincie Zeeland heten deze gebieden dan ook NNZ (Natuurnetwerk Zeeland). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De planlocatie grenst aan de westkant aan het Natura 2000-gebied de Biesbosch (Vogel- en Habitatrichtlijn). In de huidige situatie zijn hier reeds op korte afstand (50 meter) van het Natura 2000-gebied recreatiewoningen aanwezig. Het Natura 2000-gebied is van grote betekenis voor moerasvogels en broedvogels van waterrijke gebieden met opgaand bos. Het is een belangrijk rust- en foerageergebied voor o.a. fruit, lepelaar, kleine zwaan, kolgans, grauwe gans, brandgans, smient, krakeend, wintertaling, kuifeend, grote zaagbek en grutto. Het gebied is daarnaast aangewezen voor vissoorten als grote modderkruiper, rivierdonderpad en zoogdiersoorten als bever. De kwalificerende soorten zijn gevoelig voor verontreiniging, verstoring door geluid en licht, optische verstoring en stikstofdepositie.

Het Natura 2000-gebied Biesbosch is tevens aangewezen als Natuurnetwerk Brabant (NNB), ook het deel van de Bergsche Maas ten zuiden van de Kurenpolder is aangewezen als NNB.

De beoogde ontwikkelingen leiden niet tot een ander gebruik van het terrein en de omgeving. Een toename van de kans op verstoring van beschermde gebieden is dan ook niet te verwachten.

Voor de beoogde ontwikkeling is een stikstofdepositie berekening uitgevoerd met behulp van Aerius Calculator, zie bijlage 10. In de verschilberekening is de wijziging van de verkeersgeneratie en de toename van het gebruik van de standplaatsen opgenomen. De nieuwe functies, waaronder het hotel en de nieuwe woning aan de Nathalsweg 3 worden gasloos en hebben derhalve geen emissie. In de memo behorende bij de stikstofberekening zijn de uitgangspunten van de referentiesituatie en de beoogde situatie uitgebreid omschreven, zie bijlage 9. Er is geen sprake van een depositie in gevoelige biotopen. Negatieve effecten zijn dan ook niet te verwachten.

Er is zeker geen sprake van significant negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling.

Soortenbescherming

In de huidige situatie is het terrein volledig in gebruik als recreatiepark. De aanwezige natuurwaarden zijn die van een regulieren camping en golfbaan. Het zijn soorten van de urbane omgeving zoals:

  • broedvogels: merel zwartkop, roodborst, meerkoet en wilde eend
  • amfibieën: algemene soorten zoals de gewone pad, kleine watersalamander en groene kikker;
  • flora: beschermde soorten zijn niet te verwachten;
  • zoogdieren: naast de algemene kleine zoogdieren (mol, egel en muizen) is er een beverburcht aanwezig op rand de golfbaan (in de plas).

Het terrein wordt ook gebruikt als foerageergebied en verblijf voor vleermuizen (Ruige dwergvleermuis en gewone dwergvleermuis).

De beoogde ontwikkelingen zullen niet leiden tot een ander gebruik of beheer van het terrein. Bij werkzaamheden is het noodzakelijk zorgvuldig te handelen. Indien gebouwen (op termijn) worden gesloopt of er sprake is van aanbouw, dan is een nader onderzoek naar mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen noodzakelijk.

Conclusie 

Er is geen sprake van significant negatieve effecten. De Wet natuurbescherming laat de beoogde ontwikkelingen zonder vergunning toe. Bij de uitvoering van werkzaamheden dient wel zorgvuldig te worden gehandeld en is het verstoren van broedvogels en/of vleermuizen niet toegestaan.

4.11 Besluit m.e.r

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten wanneer m.e.r-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Op grond van onderdeel D10 in de bijlage uit dit Besluit is de aanleg, wijziging of uitbreiding van 'vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen' m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer het een oppervlakte van meer dan 25 hectare omvat, of meer dan 10 hectare in een gevoelig gebied of bij meer dan 250.000 bezoekers per jaar. Het bestemmingsplan vormt hierbij het m.e.r.-beoordelingsplichtige besluit.

De beoogde herontwikkeling van Kurenpolder heeft een omvang van circa 97 hectare. Er wordt voor het totaal (bestaand + nieuw) uitgegaan van meer dan 250.000 bezoekers per jaar. Onderdeel van het recreatiepark Kurenpolder is een quadbaan. Een dergelijke voorziening of activiteit wordt op grond van bijlage D (m.e.r.-beoordelingsplicht), onder activiteit 43 van het Besluit milieu-effectrapportage beschouwd als een de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen. Er is sprake van een m.e.r.-plicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een openstelling van acht uren of meer per week of een oppervlakte van 5 hectare of meer betreft. In de regels van dit bestemmingsplan (Artikel 4 lid 4.3) zijn deze grenzen opgenomen.

Voor het bestemmingsplan is een m.e.r.-beoordelingsprocedure nodig. Omdat het geen kaderstellend bestemmingsplan betreft, is er geen sprake van een plan-m.e.r.-plicht.

Daarnaast kan het vaststellen van een bestemmingsplan ook rechtstreeks planm.e.r.-plichtig zijn. Dit is het geval indien significante effecten op Natura 2000 niet op voorhand zijn uit te sluiten, zodat er op grond van de Natuurbeschermingswet een Passende beoordeling nodig is. Dit is voor de beoogde herontwikkeling niet nodig, aangezien uit de voortoets blijkt dat er geen significante effecten optreden.

In augustus 2018 is door Rho Adviseurs een m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld op grond waarvan de gemeenteraad besluit of het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure al dan niet noodzakelijk is. Die notitie is opgenomen in bijlage 11.

Uit de m.e.r.-beoordelingsnotitie blijkt dat de voorgenomen wijzigingen en mogelijke uitbreiding van de activiteiten binnen het plangebied met name gevolgen hebben op het gebied van verkeer, wegverkeersgeluid, luchtkwaliteit, natuur en externe veiligheid. Samenvattend wordt geconcludeerd dat de herontwikkeling van Kurenpolder geen belangrijke negatieve milieueffecten kan veroorzaken indien de beoogde reconstructie van de A27 volgens plannen doorgaat en de volgende mitigerende maatregelen worden getroffen:

  • heiwerkzaamheden dienen gedempt te worden uitgevoerd;
  • lichtplan tijdens bouw en bij nieuwe ontwikkelingen;
  • mitigerende maatregelen ten behoeve van soortenbescherming na aanvullend onderzoek;
  • monitoring verkeer Buitendijk en kruispunt Kurenpolderweg/Buitendijk;
  • hotel landschappelijk inpassen;
  • rekening houden met beschermingszone primaire waterkering.

In geval de reconstructie van de A27 niet doorgaat, dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidbelasting bij 8 woningen langs de Kurenpolderweg. Aangezien het hier om maximaal 8 woningen gaat en er maatregelen mogelijk zijn, is er ook in dit geval geen sprake van een belangrijk negatief effect. Op grond van bovenstaande is een volwaardige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

Raadsbesluit aanmeldingsnotitie m.e.r. beoordeling

In de vergadering van 11 februari 2020 heeft de raad besloten dat er geen mer procedure doorlopen hoeft te worden. Het raadsbesluit is opgenomen in bijlage 12.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de juridische regeling

5.1 Wettelijk kader

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

5.2 Opzet van de bestemmingsregeling

5.2.1 Verbeelding

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. Op de analoge versie van de verbeelding worden de bestemmingen door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'R' voor 'Recreatie'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd.

Het grootste deel van het plangebied is bestemd voor Recreatie. Bij het uitbreidingsgedeelte van 2010 en langs de noordoostelijke rand, ten noorden van de hoofdentree, heeft de randbeplanting een specifieke groenbestemming. Voor de rand ten zuiden van de entree is hiervoor niet gekozen. Aan deze zijde zijn namelijk buiten het plangebied functies aanwezig die zorgen voor een groene afscherming.

Met aanduidingen op de verbeelding (en in lid 4.1 van de regels) zijn aanvullende voorzieningen en gebruiksmogelijkheden mogelijk gemaakt. Omdat de Kurenpolder vooral een recreatiegebied is, is ervoor gekozen om zowel het land waarop de eenheden staan als de grote waterplas te bestemmen voor Recreatie. Hiermee zijn alle regels voor het gebied terug te lezen in één artikel. Gelet op de huidige waterbestemming (zie paragraaf 3.3.3) is de aanduiding 'water' opgenomen waarmee de instandhouding van de huidige waterplas is geborgd. De aanduiding 'water' is overigens wat groter dan de feitelijk aanwezige waterplas. Daarmee kan de waterplas zonder planologische procedure kan worden vergroot, bijvoorbeeld als compensatie nodig is omdat elders een gedeelte van de waterplas wordt gedempt.

Het zoekgebied waarbinnen het hotel mag worden gebouwd is eveneens aangeduid. De oppervlakte van dit gebied is 42.036 m².

Naast de bestemming Recreatie en de bestemming Groen zijn de enkelbestemmingen Tuin. Water en Wonen opgenomen. De bestemming Wonen is opgenomen voor een gedeelte van het perceel Nathalsweg 3. Het overige deel is bestemd tot Tuin.

De bestemming Water is beperkt de watergang tussen het oorspronkelijke recreatiepark en de in 2007 gerealiseerde uitbreiding.

De eventueel voorkomende archeologische waarden in het plangebied zijn beschermd met de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 4a.

De waterkerende dijk langs de Bergsche Maas is planologisch geregeld met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkering.

5.2.2 Regels

Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.

  • In hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald. Ten aanzien van het begrip peil wordt opgemerkt dat deze op land wordt ten opzichte van de weg als het gebouw daar dicht op staat. In andere gevallen, bijvoorbeeld als een gebouw ligt op grotere afstand ligt, wordt gemeten ten opzichte van de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. Dat hoeft niet de hoogte van het maaiveld te zijn op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor bouwwerken in het water wordt gemeten ten opzichte van 0 m +NAP. Hiervoor is gekozen omdat het waterpeil kan variëren met de hoogte van de Bergsche Maas.
  • In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven. Er mag alleen worden gebouwd ten behoeve van de bestemming.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels ten slotte bevat het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemming (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

Gehanteerde bestemmingen

Groen (Artikel 3)

Binnen deze bestemming zijn groen en daarbij behorende voorzieningen toegestaan. De opsomming van de voorzieningen in de Bestemmingsomschrijving is niet limitatief.

De gronden rondom de uitbreiding zijn daarnaast bestemd voor de realisatie en instandhouding van landschappelijk groen in de vorm van een aarden wal met opgaande beplanting. Om de instandhouding daarvan te waarborgen is een verbod opgenomen om zonder een omgevingsvergunning de houtwal af te graven of op te hogen en de daarop aanwezige struiken of bomen te vellen of rooien.

Ten behoeve van de bestemming mag worden gebouwd. De oppervlakte van een gebouw (bijvoorbeeld een gebouw voor nutsvoorzieningen) bedraagt ten hoogste 15 m².

Recreatie (Artikel 4)

Toelaatbaar gebruik

Nagenoeg het gehele recreatiepark, exclusief de hiervoor vermelde groenstroken maar inclusief de recreatieplas, is bestemd voor Recreatie. Binnen deze bestemming is zowel dagrecreatie als verblijfsrecreatie met bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan. Met aanduidingen op de verbeelding en in lid4.1 zijn aanvullende voorzieningen en gebruiksmogelijkheden mogelijk gemaakt.

In aanvulling op lid 4.1 zijn in lid 4.3 met specifieke, aanvullende gebruiksregels het maximum aantal ligplaatsen, standplaatsen en hotelkamers vastgelegd. Dit is noodzakelijk om de uitstralingseffecten naar de omgeving, in het bijzonder de verkeergeneratie, te kunnen beperken.

Overal binnen de recreatiebestemming is lichte, aan de detailhandelsfunctie verwante horeca mogelijk. De toelaatbaarheid is gekoppeld aan een Staat van Horeca-activiteiten. Dit is een staat die net als een Staat van Bedrijfsactiviteiten een hulpmiddel is om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. In de praktijk worden beide staten ook gebruik als planologisch zoneringinstrument. Voor een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 13.

Een aantal van de aanduidingen is gecombineerd: de centrale voorzieningen, de bedrijfswoning en overige lichte horeca in de vorm van een bistro of restaurant (zonder bezorg- en / of afhaalservice) mogen alleen worden gesitueerd rondom de hoofdentree van het park. In de zone langs rijksweg A27 (gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – horeca tot en met categorie 1c) zijn horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking toegestaan, zoals grotere restaurants, een of meer grotere hotels. Daarbinnen is ook een klein vlak aangeduid voor de racebaan en het parcours voor gemotoriseerde voertuigen. In de noordoosthoek van het terrein is een reclamemast aanwezig waarop mag worden geadverteerd.

Bouwregels

De meeste bouwregels zijn overzichtelijk in een tabelvorm weergegeven. Daarin zijn voor de verschillende bouwwerken het maximum aantal, de maximale goot- en bouwhoogte en de maximale oppervlakte en inhoud vermeld. Hierna worden nader ingegaan op enkele bouwregels.

  • In paragraaf 2.2 is aangegeven dat het hotel een volume kan krijgen van ten hoogste 80.000 m3. Het hotel mag een maximale bouwhoogte hebben van 21 meter en voor maximaal 30% van het oppervlakte 31 meter. Als wordt uitgegaan van een verdiepingshoogte van 3 meter, dan kunnen er binnen het hoogste bouwdeel 10 bouwlagen worden gebouwd.
  • In de zone met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een hoogte van 15 meter en een oppervlakte van 85% van het aanduidingsvlak.
  • Er zijn regels opgenomen voor het bouwen op een standplaats.
  • Verder mogen er binnen de gehele bestemming bouwwerken ten dienste van recreatieve bedrijfsuitoefening, zoals sanitaire voorzieningen, clubhuis, afslagplaats driving-range en beheerloodsen worden gebouwd waarvan de gezamenlijke oppervlakte 1% van het bestemmingsvlak bedraagt.
  • In de waterplas kan worden gebouwd, maar dan moet wel worden aangetoond dat het volume aan waterberging daardoor met niet meer dan 5% afneemt. Met dit percentage als grens kan worden gesteld dat afname statistisch niet significant is.

Specifieke gebruiksregels

In de bouwregels kunnen alleen aantallen bouwwerken worden geregeld. Als er geen sprake is van bouwen maar van gebruik, dan kunnen (maximum) aantallen worden vastgelegd in de Specifieke gebruiksregels. In dit bestemmingsplan zijn het aantal ligplaatsen, standplaatsen en hotelkamers bezoekers begrensd. Dit is nodig omdat de onderzoeken en de afspraken tussen de gemeente en de Kurenpolder hierop zijn afgestemd.

Naast maximum aantallen zijn enkele gebruiksregels vastgelegd die tot doel hebben het waarborgen van:

  • het toeristisch-recreatieve karakter van het recreatiepark,
  • het gebruik van de reclamemast voor alleen de Kurenpolder en
  • het kleinschalig en niet milieuhinderlijk houden van de kartbaan.

Om de instandhouding van het watervolume van de waterplas zo veel als mogelijk te borgen, is een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden' geïntroduceerd. Dat kan alleen als er (in de bestemmingsomschrijving beschreven) waarden zijn die bescherming behoeven. Dat zijn de kwaliteiten 'open water en waterberging'. In de beschrijving van de aanduiding 'water' zijn deze kwaliteiten opgenomen.

Tuin (Artikel 5)

De gronden met deze bestemming mogen naast het gebruik als tuin worden gebruik voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen behorende bij de woning op hetzelfde bouwperceel, in - en uitritten en overige verhardingen. De bouwregels hebben alleen betrekking op de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en spreken voor zich.

 

Water (Artikel 6)

De regeling spreekt verder voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Wonen (Artikel 7)

Toelaatbaar gebruik

Binnen de bestemming mag uitsluitend worden gewoond. Er mag ten hoogste één huishouden van de woning gebruik maken. Met een omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan kan een aan huis verbonden beroep of bedrijf en logies met ontbijt worden toegestaan. De omgevingsvergunning is niet nodig voor zogenaamde 'vrije beroepen'. Die zijn altijd toegestaan.

Bouwregels

Het hoofdgebouw is alleen toegestaan binnen een bouwvlak. Dat wil niet zeggen dat de gehele woning binnen dit bouwvlak moet blijven. Uitbreidingen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen (anders gezegd 'bijbehorende bouwwerken') mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Verder worden in de bouwregels alleen maximale maatvoeringen vastgelegd.

Waarde - Archeologie 2 (Artikel 8) en Waarde - Archeologie 4a (Artikel 9)

De regeling is ontleend aan de regeling in het Paraplubestemmingsplan Archeologie. De begrenzing van de bestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 4a en de aanduiding 'overig zone - melding onderzoek archeologie' zijn eveneens overgenomen uit het Paraplubestemmingsplan Archeologie. De gronden binnen deze bestemming zijn mede bestemd voor de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van archeologische monumenten (AMK-terrein) en gronden met een middelhoge verwachting.

Waterstaat - Waterstaatkering (Artikel 10)

De begrenzing van de bestemming is afgestemd op het in de Keur watersysteem waterschap Rivierenland aangewezen waterstaatswerk (zie paragraaf 4.7). Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 8 m.

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd met een omgevingsvergunning voor afwijken mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

De beschermingszone is geregeld met de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' (zie artikel 12 lid 13.1).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbelbepaling

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Artikel 12 Algemene bouwregels

Dit artikel bevat één lid. Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

De beschermingszone van de waterkerende dijk langs de Bergsche Maas is voorzien van de aanduiding 'vrijwaringszone –dijk'. Met deze aanduiding is geregeld dat er niet mag worden gebouwd, ongeacht wat er in de onderliggende bestemmingen is toegestaan. Van dit 'verbod' kan worden afgeweken mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder, zijnde het waterschap Rivierenland.

De beschermingszone van de A27 is voorzien van de aanduiding 'vrijwaringszone –weg'. Met deze aanduiding is geregeld dat er niet mag worden gebouwd, ongeacht wat er in de onderliggende bestemmingen is toegestaan. Van dit 'verbod' kan worden afgeweken mits het belang van de weg niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de weg.

Artikel 13.3 Overige zone - zeekleilandschap - jong getijdenpolders

In het bestemmingsplan Buitengebied (van de voormalige gemeente Werkendam) is het agrarisch gebied ten zuiden van de Nathalsweg voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - zeekleilandschap - jonge getijdenpolders. De regeling uit het dat bestemmingsplan Buitengebied is één op één overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. De gronden ter plaatse van het landschapstype zeekleilandschap - jonge getijdenpolders zijn mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het betreffende landschapstype. Binnen de gebiedsaanduiding worden de kernkwaliteiten van dit landschapstype vastgelegd.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 14. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.

Artikel 16 Overige regels

In dit artikel wordt verwezen naar de 'werking wettelijke regeling' waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het Staatsblad. Ook is in dit artikel een parkeerregeling opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In artikel 17 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. Artikel 18 bevat de slotregel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling daarvan is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

 

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:

  • de bouw van één of meer woningen;
  • de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² bvo of met één of meer woningen;
  • de verbouwing van één of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bvo bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bvo.

 

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal en eventuele planschade zijn geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet noodzakelijk. Voor de aankoop, planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Omgevingsdialoog

Op 20 mei 2020 heeft een eerste overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van “Belang van Hank, de gemeente en de Kurenpolder. De plannen zijn gepresenteerd en besproken. Het belangrijkste aandachtspunt voor de bewoners is de huidige verkeershinder en mogelijke oplossingen daarvoor. Tijdens de procedure wordt, als onderdeel van de inspraak, nog een informatieavond georganiseerd.

6.2.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de diverse overleginstanties.

6.2.2 Zienswijzen

Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan (voor de duur van zes weken) wordt de formele vaststellingsprocedure gestart. Gedurende deze periode kan iedereen op het ontwerp bestemmingsplan een schriftelijke of mondelinge zienswijze indienen. De zienswijzen worden samengevat en voorzien van beantwoording. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college van B&W de gemeenteraad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.

6.2.3 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.