direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied: Kurenpolder
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Buitengebied: Kurenpolder van de gemeente Altena.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1959.HanBP053Kurenpld-VO01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of bedrijf dat in (een gedeelte van) een woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en dat is gericht op het ambachtelijk vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 archeologisch deskundige

een door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de geldende kwaliteitscriteria VTH en adviseert en beoordeelt conform de ten tijde van het advies of beoordeling geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische relicten door een gecertificeerde instantie werkend volgens de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Plan van Aanpak (PvA) (bij booronderzoek) of Programma van Eisen (PvE) (bij gravend onderzoek).

1.9 archeologisch rapport

rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.10 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw en/of is gevestigd in een bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.15 behoudsmaatregelenplan

document waarin maatregelen zijn geformuleerd die getroffen worden om archeologische resten in de bodem te behouden en te beschermen tijdens de uitvoering van werkzaamheden en het gebruik van de gronden nadien.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, niet zijnde kampeermiddelen.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van overkappingen.

1.25 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijfsactiviteit met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.26 centrale voorzieningen

Bouwwerken ten dienste van recreatieve bedrijfsuitoefening, zoals kantines, kantoren, recepties, zalen, detailhandel, (overdekte) zwembaden, opslagloodsen.

1.27 dagrecreatie

vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen of het houden van een evenement.

1.28 extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.29 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 gecertificeerde instantie

instantie die beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.34 horeca

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.35 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.36 houtsingel

afschermende beplanting bestaande uit bomen en struikenrijen langs een kreek, sloot of als perceelsafscheiding.

1.37 huishouden

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is.

1.38 kampeermiddel

niet als een bouwvergunningplichtig bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.39 landschapsdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen gemeentelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake aanwezige landschapswaarden.

1.40 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.42 ondersteunende voorzieningen

Bouwwerken ten dienste van recreatieve bedrijfsuitoefening, zoals sanitaire voorzieningen, clubhuis, afslagplaats driving-range en beheerloodsen.

1.43 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.44 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. bij de ligging in het water: de gemiddelde hoogte van het waterpeil;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 permanente bewoning

Het gebruik van een recreatief nachtverblijf als hoofdverblijf. De huurder/eigenaar/gebruiker van een recreatief nachtverblijf wordt geacht aldaar zijn hoofdverblijf te hebben, wanneer hij minder dan 120 dagen per jaar elders verblijft.

1.46 Plan van Aanpak (PvA)

document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van booronderzoek (verkennende of karterende boringen) staan geformuleerd conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor aanvang van het onderzoek dient het PvA door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.

1.47 Programma van Eisen (PvE)

document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van gravend onderzoek (proefsleuven, opgraving of archeologische begeleiding) staan geformuleerd conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.

1.48 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten die zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, groepsaccommodatie, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.49 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis die van deze regels deel uitmaakt.

1.50 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.51 standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een voorziening voor recreatief nachtverblijf, inclusief daarbij behorende ondergeschikte onderkomens of gebouwen, zoals bijzettenten en bergingen.

1.52 verblijfsrecreatie

het verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben en waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

1.53 voorziening voor recreatief nachtverblijf

al dan niet als bouwwerk aan te merken recreatiewoning, recreatiechalet, recreatievilla, tent, kampeerauto, vouwwagen, caravan, stacaravan, trekkershutten, kampeerhuisje, kampeerchalet of hiermee gelijk te stellen onderkomen, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf.

1.54 ondersteunende voorzieningen

bouwwerken en gebouwen ten dienste van recreatieve bedrijfsuitoefening, zoals sanitaire voorzieningen en beheerloodsen.

1.55 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.56 wonen

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip woning of wooneenheid.

1.57 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen en water;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'houtsingel': tevens de realisatie en instandhouding van landschappelijk groen in de vorm van een aarden wal met opgaande beplanting;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, waterelementen, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:
    • 1. van een gebouw: 3 m;
    • 2. van een bouwwerk, geen gebouw zijnde: 2 m;
  • c. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m².
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 3.1 onder b zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het vellen of rooien van struiken of bomen.

3.3.2 Uitzonderingen op het omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het verbod uit lid 3.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, mits in overeenstemming met het voorgaande bestemmingsplan.

3.3.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de landschapswaarden, zoals genoemd in lid 3.1 onder b niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.3.4 Advisering over de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschapsdeskundige.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. dagrecreatie;
  • c. horeca van categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens het wonen in bedrijfswoningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – reclamemast': tevens een reclamemast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – horeca tot en met categorie 1c: tevens horeca uit categorie 1a, 1b en 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – horeca tot en met categorie 2: tevens horeca uit categorie 1a en 1b en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen': tevens centrale voorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - crossbaan': tevens een racebaan of parcour voor gemotoriseerde voertuigen;
  • j. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals ondersteunende voorzieningen, ontsluitingswegen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'water': uitsluitend voor open water en waterberging, verblijfsrecreatie en extensieve dagrecreatie.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Maatvoering

  aantal   goothoogt e van een bouwwerk   bouwhoogt e van een bouwwerk   oppervlakte van een bouwwerk   inhoud van een bouwwerk  
1. voorziening voor recreatief nachtverblijf   n.v.t.   n.v.t.   6,5 m   40% van de standplaats, met dien verstande dat in deze oppervlakte ook een berging als bedoeld onder 2 is inbegrepen.   300 m³, op 25% van de standplaatsen 450 m³  
2. berging bij voorziening voor recreatief nachtverblijf   1 per standplaats   n.v.t.   3 m   16 m² per standplaats 
met dien verstande dat deze oppervlakte moet passen binnen het maximum van 40% als bedoeld onder 1  
n.v.t.  
3. ondersteunende voorzieningen   n.v.t.   4 m   6 m   1% van het bestemmingsvl ak   n.v.t.  
4. bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen'   n.v.t.   n.v.t.   15 m   85% van het aanduidingsvlak   n.v.t.  
5. hotel   n.v.t.   n.v.t.   - ten hoogste 21 m;
- ten hoogste 31 m voor ten hoogste 30% van het oppervlak van het gebouw als bedoeld in artikel 2 lid2.6  
5.500 m2   n.v.t.  
6. bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen   2   5 m   9 m   n.v.t.   900 m³
 
7. erfafscheidingen   n.v.t.   n.v.t.   2 m   n.v.t.   n.v.t.  
8. nutsvoorzieningen   n.v.t.   n.v.t.   3 m   n.v.t.   n.v.t.  
9. straatverlichting, zendmasten, waterglijbanen, vlaggenmasten en attractie-elementen   n.v.t.   n.v.t.   20 m   n.v.t.   n.v.t.  
10. reclamemast   n.v.t.   n.v.t.   30 m   50 m² bord   n.v.t.  
11. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   n.v.t.   3 m   n.v.t.   n.v.t.  

4.2.3 Voorwaardelijke verplichtingen - bouwen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen waarbij gebouwen worden gerealiseerd, kan uitsluitend worden verleend als voldoende
    • 1. parkeergelegenheid zoals bepaald in artikel 16 lid 16.2 is gegarandeerd.
    • 2. waterberging wordt aangelegd en instand gehouden, waarbij geldt als richtlijn 75 liter per extra verhard oppervlak;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'water' kan uitsluitend worden verleend als het volume aan waterberging daardoor met niet meer dan 5% afneemt.
  • c. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een hotel kan uitsluitend worden verleend als een landschappelijke kwaliteitswinst wordt gerealiseerd of een financiële bijdrage in het Landschapsfonds van de gemeente Altena wordt gestort, die een omvang heeft van ten minste 20% van de grondwaardevermeerdering (bestemmingswinst) als gevolg de realisatie van het hotel. De hoogte van die bijdrage wordt bepaald op basis van een onafhankelijke en deskundige taxatie van het verschil van de grondwaarde van de bestemming van de locatie van hotel op volgens het voorheen geldende bestemmingsplan “Kurenpolder”, zoals vastgesteld op 20 december 2005 door de gemeenteraad van Werkendam en de grondwaarde van de locatie van het hotel op basis van de aangevraagde omgevingsvergunning voor de bouw van het hotel.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

4.3.1 Maximum aantallen
  • a. Het aantal ligplaatsen bedraagt ten hoogste 100.
  • b. Het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 1.128.
  • c. Het aantal hotelkamers bedraagt ten hoogste 180.

4.3.2 Overige gebruiksregels
  • a. Het gebruik van toelaatbare bebouwing, anders dan bedrijfswoningen, voor permanente bewoning is niet toegestaan.
  • b. Recreatief nachtverblijf in een bijgebouw is niet toegestaan.
  • c. Een recreatief nachtverblijf is uitsluitend toegestaan op een standplaats.
  • d. De in lid 4.1 onder e bedoelde reclamemast mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de in lid 4.1 onder a tot en d en f tot en met i genoemde functies.
  • e. De openstelling en het gebruik van de in lid 4.1 genoemde racebaan en parcour voor gemotoriseerde voertuigen van acht uren of meer per week zijn niet toegestaan.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de in lid 4.1 onder k genoemde aanduiding 'water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 sub b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:

  • a. het dempen en het verondiepen van open water, dan wel het anderszins herprofileren van het open water;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het waterschap.

4.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 100 m²;
  • b. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • c. de werken of werkzaamheden al in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan;
  • d. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • e. het verlies aan waterberging binnen het plan wordt gecompenseerd.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen behorende bij de woning op hetzelfde bouwperceel, in - en uitritten en overige verhardingen, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterafvoer, waterberging en infiltratie.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, uitgezonderd overkappingen.

5.2.2 Maatvoering

De bouwhoogte bedraagt ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  • a. muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m;
  • b. muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m;
  • c. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 1 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer- en afvoer;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 12 m².

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, ontsluitingswegen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 900 m³,
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 9 m.

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorend bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorend bouwwerken buiten het bouwvlak, bedraagt per bouwperceel ten hoogste 60 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag voor bouwpercelen groter dan 600 m², dit maximum worden verhoogd met 10% van de overmaat, tot een absoluut maximum van 150 m²;
  • d. de goothoogte van bijbehorend bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorend bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

7.2.5 Voorwaardelijke verplichtingen - bouwen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning kan uitsluitend worden verleend als:

  • a. uit een inrichtingsplan blijkt dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het bouwperceel.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken voor diepere hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a, voor het overschrijden van de achterste grens van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 15 meter;
  • b. de diepte van de achtertuin over de volledige breedte van de achtergevel van het hoofdgebouw minimaal even zo diep is als de diepte van het hoofdgebouw;
  • c. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt.

7.3.2 Afwijken grotere oppervlakte in verband met medisch-sociale noodzaak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder b en c, voor de bouw van een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. dit noodzakelijk is vanuit medisch-sociale noodzaak (ten behoeve van mindervaliden);
  • b. de uitbreiding ten hoogste 40 m² bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het uitzicht van woningen, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de brandveiligheid.

7.3.3 Afwijken grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij woningen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning wordt vergroot tot maximaal 150 m²;
  • b. de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 700 m² bedraagt;
  • c. de vergroting dient ten behoeve van de woonfunctie (het hobbymatig houden van dieren hieronder begrepen) en ter vergroting van het woongenot;
  • d. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bijbehorende bouwwerken;
  • e. indien de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot meer dan 100 m² er kwaliteitsverbetering van het landschap plaatsvindt conform de "Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019", zoals vastgesteld op 3 januari 2019, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden. Indien deze Regeling gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. dit niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken van een bijgebouw voor tijdelijke of permanente bewoning is niet toegestaan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels 
7.5.1 Afwijken aan huis verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 om het gebruik van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de omvang van het aan huis verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken met een maximum oppervlak van 100 m²;
  • c. het aan huis verbonden beroep of bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  • d. het aan huis verbonden beroep of bedrijf is genoemd in de Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis in Bijlage 1 of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan de in deze Staat genoemde beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • e. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • f. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
    • 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
    • 2. beperkte detailhandel via het internet, mits geen goederen van huis worden afgehaald.
  • g. bij de uitoefening van een kapsalon het aantal kappersstoelen niet meer bedraagt dan 1;
  • h. het aan huis verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  • i. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 16.2.

7.5.2 Afwijken bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 om het gebruik van een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken voor een bed and breakfast toe te staan, mits;

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. de bed and breakfast wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  • c. de uitoefening van bed and breakfast geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het maximum aantal gasten dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed and breakfast 10 bedraagt;
  • f. de omvang van de bed en breakfast niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot een maximum oppervlak van 100 m²;
  • g. de maximale verblijfsduur voor gasten 14 aaneengesloten dagen bedraagt;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 16.2;
  • i. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in legaal opgerichte gebouwen;
  • j. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of de daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden van archeologische monumenten (AMK-terrein), archeologische vindplaatsen en historische kernen, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 2' mede bestemde gronden.

8.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken waarvoor bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte groter dan 100 m² en die kunnen worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, of;
  • b. bouwwerken waarvoor bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld en die kunnen worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • c. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bouwwerken krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid;
  • d. gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 8.2.1 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
8.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - melding onderzoek archeologie' zowel bij de beoordeling van het bevoegd gezag als in een door de aanvrager te overleggen archeologisch rapport rekening wordt gehouden met het archeologisch onderzoek dat hier reeds verricht is.

8.3.3 Advies

Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een afwijking als bedoeld in lid 8.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het aanbrengen van heipalen;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals het aanleggen van drainage en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • f. het aanbrengen of rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. het werken of werkzaamheden betreft waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m², of;
  • b. het werken of werkzaamheden betreft die niet dieper reiken dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder begrepen onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte, of;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of;
  • f. de werken en werkzaamheden gericht zijn op archeologisch onderzoek, waaronder begrepen het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE), of;
  • g. het gronden betreft waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
8.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van de werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
8.4.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - melding onderzoek archeologie' zowel bij de beoordeling van het bevoegd gezag als in een door de aanvrager te overleggen archeologisch rapport rekening wordt gehouden met het archeologisch onderzoek dat hier reeds verricht is.

8.4.5 Advies

Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden bouwwerken te slopen of te laten slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag.

8.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. het sloopwerkzaamheden betreft waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m², of;
  • b. het sloopwerkzaamheden betreft die niet dieper reiken dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  • c. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • d. de sloopwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of;
  • e. het sloopwerkzaamheden betreft op gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
8.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de sloopwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de sloopwerkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van de sloopwerkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
8.5.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - melding onderzoek archeologie' zowel bij de beoordeling van het bevoegd gezag als in een door de aanvrager te overleggen archeologisch rapport rekening wordt gehouden met het archeologisch onderzoek dat hier reeds verricht is.

8.5.5 Advies

Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.5.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

8.6.2 Advies

Alvorens de in lid 8.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4a

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4a' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van gronden met een middelhoge verwachting (diepteligging 0-0,5 m -Mv en 0,5-1,5 m -Mv), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 4a' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 4a' mede bestemde gronden.

9.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken waarvoor bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte groter dan 500 m² en die kunnen worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, of;
  • b. bouwwerken waarvoor bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,50 meter onder het bestaande maaiveld en die kunnen worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • c. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bouwwerken krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid;
  • d. gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 9.2.1 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
9.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - melding onderzoek archeologie' zowel bij de beoordeling van het bevoegd gezag als in een door de aanvrager te overleggen archeologisch rapport rekening wordt gehouden met het archeologisch onderzoek dat hier reeds verricht is.

9.3.3 Advies

Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een afwijking als bedoeld in lid 9.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 4a' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het aanbrengen van heipalen;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals het aanleggen van drainage en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • f. het aanbrengen of rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd.
9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. het werken of werkzaamheden betreft waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m², of;
  • b. het werken of werkzaamheden betreft die niet dieper reiken dan 0,50 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder begrepen onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte, of;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of;
  • f. de werken en werkzaamheden gericht zijn op archeologisch onderzoek, waaronder begrepen het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE), of;
  • g. het gronden betreft waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
9.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van de werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
9.4.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - melding onderzoek archeologie' zowel bij de beoordeling van het bevoegd gezag als in een door de aanvrager te overleggen archeologisch rapport rekening wordt gehouden met het archeologisch onderzoek dat hier reeds verricht is.

9.4.5 Advies

Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 4a' aangewezen gronden bouwwerken te slopen of te laten slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag.

9.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. het sloopwerkzaamheden betreft waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m², of;
  • b. het sloopwerkzaamheden betreft die niet dieper reiken dan 0,50 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  • c. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • d. de sloopwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of;
  • e. het sloopwerkzaamheden betreft op gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
9.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de sloopwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de sloopwerkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van de sloopwerkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
9.5.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - melding onderzoek archeologie' zowel bij de beoordeling van het bevoegd gezag als in een door de aanvrager te overleggen archeologisch rapport rekening wordt gehouden met het archeologisch onderzoek dat hier reeds verricht is.

9.5.5 Advies

Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.5.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 4a' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

9.6.2 Advies

Alvorens de in lid 9.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.

Artikel 10 Waterstaat - Waterstaatkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering' mede bestemde gronden.

10.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', met een bouwhoogte van maximaal 8 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 10.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen en de voorgevelrooilijn mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte onderdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en de breedte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - dijk
13.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de waterkering.

13.1.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' mag, in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd.

13.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.2 voor het bouwen volgens de daar voorkomende bestemming(en), mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

13.2 Vrijwaringszone - weg
13.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - weg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor verkeersbelangen ten behoeve van de aan deze zone grenzende weg.

13.2.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

13.2.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 ten behoeve van bouwwerken, die zijn toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bouwwerken geen schade wordt toegebracht aan het belang van een veilige en efficiënte afwikkeling van het verkeer over de aan de zone grenzende weg, met dien verstande dat:

  • a. de omgevingsvergunning pas wordt verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de omschrijving bedoelde weg; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
13.3 Overige zone - zeekleilandschap - jong getijdenpolders

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zeekleilandschap-jonge getijdenpolders' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het zeekleilandschap, subtype jonge getijdenpolders, met de volgende kernkwaliteiten: openheid, vlak en grootschalig karakter, lijnvormige structuren, kades en dijken en bijbehorende taluds.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

16.2 Parkeren en laden en lossen
16.2.1 Parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen Altena" zoals vastgesteld op 15 december 2020. Indien deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. De onder a. bedoelde parkeergelegenheid dient na realisering in stand te worden gehouden;
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

16.2.2 Laden en lossen
  • a. Indien het gebruik van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, is bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, verzekerd dat op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
  • b. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied: Kurenpolder".