direct naar inhoud van Regels
Plan: WAAU-2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.KERNBP201701-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan WAAU-2017 met identificatienummer NL.IMRO.0874.KERNBP201701-VSG1 van de gemeente Woudrichem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

uitbreiding van een hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. een paardenfokkerij.
1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.17 bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.19 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

een bedrijf dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.22 begane grond

dat gedeelte van een gebouw dat met de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging, gelijk is.

1.23 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.24 beroepsmatige activiteiten aan huis

een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw uitgeoefend wordt, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.25 bestaand stedelijk gebied

gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies;

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.29 bijgebouw

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.36 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.

1.37 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.38 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.39 detailhandel grootschalig

detailhandel, waarvan de bruto vloeroppervlakte minimaal 1.000 m2 per zelfstandige eenheid bedraagt:

  • a. in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels;
  • b. in sport & fitness, zwembaden, haarden, trailers, grafzerken, dierenspeciaalzaken, sauna en jacuzzi, fietsen / rijwielen en scooters, zonnebanken en zonwering;

die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen (volumineuze goederen) een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).

1.40 detailhandel perifeer

detailhandel voor niet frequente doelgerichte aankopen op perifere locaties, die door brand- en explosiegevaar en door zijn volumineuze aard en omvang en voor de dagelijkse bevoorrading moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden zoals in de volgende branches: auto's, boten, caravans (inclusief tenten), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting waaronder meubels en dierbenodigdheden (volumineus/fouragehandel).

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.43 discotheek

een bedrijf dat is gericht op het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.

1.44 evenement

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke grote of kleine gebeurtenis die verplaatsbaar is en waarbij muziek, kunst, cultuur, sport, religie, wetenschap of een combinatie van deze centraal staat en die terugkerend of eenmalig is.

1.45 extensief recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 gestapelde woningen

boven dan wel beneden gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.48 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.49 gevellijn

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.50 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van het perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.51 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek.

1.52 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.53 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.54 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.55 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak van ten minste 15 graden over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.56 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het natuurlijk terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.

1.57 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder praktijken voor fysiotherapie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, woonzorg en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horecabedrijf ten dienste van deze voorzieningen.

1.58 maatvoeringsvlak

het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.

1.59 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.60 milieuzone - geurzone

zone waarbinnen geen geurgeveolige objecten zijn toegestaan.

1.61 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.62 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt tot een maximum vloeroppervlak van 100 m2, tenzij elders in deze regels anders is bepaald.

1.63 overige bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.64 overkapping/carport

een dakconstructie, vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende bebouwing, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.65 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en/of op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • c. bij bouwen boven of op het water: het gemiddelde waterpeil;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug en aanbrug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek, daarvoor geldt als peil de hoogte van de weg naar en van de brug en dus niet de hoogte van het wegdek op de brug zelf.
1.66 publieksgerichte dienstverlening

aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen.

1.67 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.68 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Staat van bedrijfsactiviteiten van deze regels deel uitmaakt.

1.69 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die als Staat van Horeca-activiteiten van deze regels deel uitmaakt.

1.70 standplaats

een standplaats voor ambulante handel.

1.71 twee-aaneen gebouwd

blokken van twee eengezinswoningen welke aan maximaal één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door een gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar zijn verbonden.

1.72 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.73 voorgevel

De fysieke voorkant van een (hoofd)gebouw. Indien twijfel bestaat over welke gevel dient te worden aangemerkt als voorgevel dan is de feitelijke situatie doorslaggevend. Wanneer ook de feitelijke situatie geen doorslag geeft, dan dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:

  • de systematiek van huisnummering (waar zich het huisnummer bevindt);
  • de zijde van het gebouw waar zich de voordeur of de hoofdingang bevindt;
  • de plaats waar de brievenbus is aangebracht;
  • de plaats waar zich de hoofdontsluiting van het perceel bevindt.
1.74 vrijstaand

woningen waarbij het hoofdgebouw vrijstaat van naast gelegen hoofdgebouwen.

1.75 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.76 webwinkel
  • a. een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;
  • b. een internetwinkel met opslag- en verzendfunctie;
  • c. een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid.
1.77 wonen

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid, conform de onderhavige begripsbepaling.

1.78 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.79 woningsplitsing

woningsplitsing: het bouwkundig en functioneel splitsen van een zelfstandige woning in twee of meer zelfstandige woningen óf het realiseren van één of meer woningen binnen de aaneengesloten hoofdbebouwing.

1.80 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.81 woonzorgcomplex

Complex van zelfstandige woningen gericht op beschermd wonen met een zorg- en service-arrangement.

1.82 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.83 zorggerelateerde functies

activiteiten van instellingen of praktijken gericht op de maatschappij en zorg zoals een wijksteunpunt, tandarts of pedicure.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het onder a gestelde geldt dat bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel van de dakkapel.
2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart als 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf uit de milieucategorie 3.1;
  • c. een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. openbare verkeersruimte;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. toegangswegen;
  • j. bruggen;
  • k. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • l. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • m. overige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

3.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt ten hoogste 60%;
  • c. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning (inclusief aangebouwde bijgebouwen) maximaal 600 m³ bedraagt;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen maximaal 6 respectievelijk maximaal 10 meter bedraagt.
  • d. de goothoogte van bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak mag maximaal 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak mag maximaal 6 m bedragen;
  • f. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen bedraagt maximaal 100 m2.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een silo, windmolen dan wel bouwwerk voor mestopslag mag maximaal 12 m bedragen, met dien verstande dat deze bouwwerken uitsluitend binnen een bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf;
  • b. het gebruiken van een bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • c. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen als gastenverblijf;
  • e. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in 1.76 onder c.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 5' te wijzigen in de bestemmingen als bedoeld in:

  • a. Artikel 20 Wonen - 1 inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de nieuw te bouwen woningen dienen naar aantal en soort te passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
    • 2. de goothoogte en hoogte van de woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m;
    • 3. wijziging is pas mogelijk indien vaststaat dat er betreffende geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en bodemkwaliteit geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling van de woon- en de andere bestemmingen;
    • 4. door het wijzigen mogen de agrarische gebruiksmogelijkheden en bedrijfsvoering binnen omliggende agrarische bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. bij nieuwe verhardingen zal het verlies aan bergend vermogen in de bodem worden gecompenseerd.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. een bedrijfswoning;
  • e. beroepsmatige activiteiten aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, met een maximum van 50 m2;

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. openbare verkeersruimte;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. toegangswegen;
  • l. bruggen;
  • m. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • n. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • o. overige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

4.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning (inclusief aangebouwde bijgebouwen) maximaal 750 m3 bedraagt;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 6 respectievelijk maximaal 10 m bedraagt.
  • c. de goothoogte van bijbehorende bijgebouwen mag binnen het bouwvlak maximaal 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen mag binnen het bouwvlak maximaal 6 m bedragen;
  • e. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag maximaal 100 m2 bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een silo, windmolen dan wel bouwwerk voor mestopslag mag maximaal 12 m bedragen, met dien verstande dat deze bouwwerken uitsluitend binnen een bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.2.2 onder c voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken, mits:

  • a. het perceel is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied;
  • b. op het perceel reeds een bedrijfswoning aanwezig is;
  • c. de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met blijvend toezicht van twee personen op levende have op het bedrijf;
  • d. de omvang van het bedrijf zodanig is, dat de continuïteit als tweemansbedrijf verzekerd is;
  • e. niet reeds eerder een tweede bedrijfswoning bij het betreffende agrarisch bedrijf heeft behoord;
  • f. de inhoud van de tweede bedrijfswoning (inclusief aangebouwde bijgebouwen) maximaal 750 m3 bedraagt;
  • g. de tweede woning wordt aan de bestaande woning aangebouwd, of (indien zulks niet mogelijk is) op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande bedrijfswoning gebouwd;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • i. alvorens bij omgevingsvergunning af te wijken, vraagt het bevoegd gezag advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf;
  • b. het gebruiken van een bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • c. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen als gastenverblijf;
  • e. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in 1.76 onder c.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeroppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.76 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.

4.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder c voor het gebruik van bijgebouwen bij een bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning tegelijkertijd ten behoeve van mantelzorg mag worden verleend;
  • e. mantelzorg in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van grondroeractiviteiten, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • b. het aanleggen, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, vijver, greppels en andere wateren;
  • c. het aanbrengen of het vellen en rooien van houtgewas.

4.6.2 Uitzondering

Het in 4.6.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.

4.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige of potentiële cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij een deskundige inzake cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 1' te wijzigen in de bestemmingen als bedoeld in:

  • a. Artikel 20 Wonen - 1, artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied, artikel 16 Tuin en artikel 11 Groen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 3;
    • 2. de goothoogte en hoogte van de woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m;
    • 3. wijziging is pas mogelijk indien vaststaat dat er betreffende geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en bodemkwaliteit geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling van de woon- en de andere bestemmingen;
    • 4. door het wijzigen mogen de agrarische gebruiksmogelijkheden en bedrijfsvoering binnen omliggende agrarische bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de nieuw te bouwen woningen dienen te passen in het door gedeputeerde staten vastgestelde planningsgetal voor woningbouw binnen de gemeente Woudrichem;
    • 6. bij nieuwe verhardingen zal het verlies aan bergend vermogen in de bodem worden gecompenseerd;
  • b. voor zover de wijziging betrekking heeft op (delen van) percelen buiten bestaand stedelijk gebied dient :
    • 1. met de wijziging tevens te worden voorzien in kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen in artikel 3.2 van de provinciale verordening;
    • 2. overtollige bebouwing te worden gesloopt.

4.7.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 2' te wijzigen in de bestemming als bedoeld in:

  • a. Artikel 20 Wonen - 1, artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied, artikel 16 Tuin en artikel 11 Groen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 5;
    • 2. de goothoogte en hoogte van de woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m;
    • 3. wijziging is pas mogelijk indien vaststaat dat er betreffende geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en bodemkwaliteit geen belemmeringen bestaat voor de ontwikkeling van de woonbestemming;
    • 4. door het wijzigen mogen de agrarische gebruiksmogelijkheden en bedrijfsvoering binnen omliggende agrarische bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de nieuw te bouwen woningen dienen te passen in het door gedeputeerde staten vastgestelde planningsgetal voor woningbouw binnen de gemeente Woudrichem;
    • 6. bij nieuwe verhardingen zal het verlies aan bergend vermogen in de bodem worden gecompenseerd;
  • b. voor zover de wijziging betrekking heeft op (delen van) percelen buiten bestaand stedelijk gebied dient :
    • 1. met de wijziging tevens te worden voorzien in kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen in artikel 3.2 van de provinciale verordening;
    • 2. overtollige bebouwing te worden gesloopt.

4.7.3 wetgevingszone - wijzigingsgebied naar Ijsbaanterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied naar ijsbaanterrein' te voorzien van een aanduiding 'ijsbaan', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wordt voorzien in een adequate verkeersontsluiting op de straat Waardhuizen;
  • b. op deze gronden mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van een ijsbaan worden gebouwd;
  • c. van de gebouwen mag de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m² bedragen, de goothoogte niet meer dan 2,5 m en de hoogte niet meer dan 6 m;
  • d. van andere bouwwerken mag de hoogte niet meer dan 2 m bedragen, behoudens vlaggen- en lichtmasten waarvan de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • e. op het gebied van archeologie en agrarische bedrijfsbelangen mogen geen belemmeringen bestaan.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van bouwwerken;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'museum': tevens een museum
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend nutsvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt': een lpg vulpunt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch las- en reparatiebedrijf': tevens een las- en reparatiebedrijf uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 t/m 15': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten:

Bedrijf   aanduiding   SBI-code   uit ten hoogste milieucategorie  
Bouwbedrijf H. van Noorloos b.V.   specifieke vorm van bedrijf - 1   41, 42, 43   3.1  
Smits Bouw Andel   specifieke vorm van bedrijf - 2   41, 42, 43   3.1  
A. van Noorloos tanktransport   specifieke vorm van bedrijf - 4   494   3.1  
Houthandel De Waal   specifieke vorm van bedrijf - 5   4673   3.1  
De Heus Veevoeders B.V.   specifieke vorm van bedrijf - 6   1091   4.2  
Timmerwerkplaats Estim   specifieke vorm van bedrijf - 7   162, 4673   3.1  
Autobedrijf J. Verschoor   specifieke vorm van bedrijf - 8   45204   3.2  
Garage Sleutel   specifieke vorm van bedrijf - 9   451, 452, 454   3.2  
Den Breejen (LPG)   specifieke vorm van bedrijf - 10   453, 46712   3.2  
Garage Van de Water   specifieke vorm van bedrijf - 11   45204, 451, 452, 454   3.2  
Bouwbedrijf van der Stelt   specifieke vorm van bedrijf - 12   41, 42, 43   3.1  
Gebr. Van As timmerwerkplaats   specifieke vorm van bedrijf - 13   162   3.2  
Aannemersbedrijf J. van Daalen B.V.   specifieke vorm van bedrijf - 14   41, 42, 43   3.1  
Dakbedekkingsbedrijf Pruyssen Daken en Gevels B.V. en Removas asbestverwijdering   specifieke vorm van bedrijf - 15   41, 42, 43   3.1  

met de daarbij behorende:

  • l. voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte kantoren;
  • m. magazijnen en opslagplaatsen;
  • n. tuinen, erven en terreinen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. openbare verkeersruimte;
  • q. geluidwerende voorzieningen;
  • r. parkeervoorzieningen;
  • s. toegangswegen;
  • t. water;
  • u. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

5.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt maximaal 100 %, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een hoger aantal is aangegeven;
  • e. het gezamenlijk oppervlak van bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen bedraagt ten hoogste 60 m²;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder lid d en e zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bedrijfswoningen toegestaan, indien:
    • 1. vaststaat dat op de bij de bedrijfsvestiging behorende gronden één of meer als hoofgebouwen aan te merken bedrijfsgebouwen worden of zijn gebouwd, met een gezamenlijk oppervlak van ten minste 500 m²;
    • 2. het oppervlak van gronden behorende bij eenzelfde bedrijfsvestiging bedraagt ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. het gezamenlijk oppervlak van bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen bedraagt ten hoogste 80 m²;

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a, en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 m bedraagt.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. wonen;
  • c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 5.1 sub b;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • e. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in lid 5.1.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 5.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. lid 5.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 5.1 genoemd;

met dien verstande dat

    • 1. risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. voor percelen buiten bestaand stedelijk gebied bedraagt de milieucategorie ten hoogste categorie 2.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' ten behoeve van het bouwen van één woning met dien verstande dat:

  • a. na wijziging artikel 20 van deze regels van overeenkomstige toepassing is;
  • b. rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. bij detailhandel behorende en daaraan verwante dienstverlening en bedrijfsactiviteiten, zoals bankfilialen, reisbureaus, verhuur- en reparatie-inrichtingen;
  • c. horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. kantoren;
  • f. wonen;

met daarbij behorende:

  • g. magazijnen en opslagplaatsen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. openbare verkeersruimte;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. toegangswegen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

6.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt ten hoogste 100%;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vergroot;

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag maximaal 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag maximaal 2,7 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 9 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de nieuwvestiging van een:
    • 1. Bevi-inrichting;
    • 2. detailhandel in volumineuze goederen;
  • b. bedrijven en instellingen, anders dan die zijn toegestaan in lid 6.1.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bioscoop, al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikte en van de bedrijfsvoering deel uitmakende horeca van categorie 2 en /of in combinatie met daaraan ondergeschikte en van de bedrijfsvoering deel uitmakende faciliteiten voor het houden van seminars;

met de daarbij behorende:

  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

7.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt ten hoogste het percentage zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen, fietsenstallingen en speelvoorzieningen mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • e. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 1,5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. wonen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van bouwwerken;

met daarbij behorende:

  • d. magazijnen en opslagplaatsen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. openbare verkeersruimte;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. toegangswegen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

8.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt ten hoogste 100%;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vergroot.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag maximaal 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag maximaal 2,7 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 9 m bedragen.

Artikel 9 Dienstverlening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. publieksgerichte dienstverlening;
  • b. wonen;

met daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. openbare verkeersruimte;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. toegangswegen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • i. gebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

9.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage mag maximaal 100% bedragen;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vergroot;

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag maximaal 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag maximaal 2,7 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 9 m bedragen.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. cultuur en ontspanning;
  • e. dienstverlening;
  • f. wonen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van bouwwerken;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf': tevens een installatiebedrijf;

met de daarbij behorende:

  • k. voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte kantoren;
  • l. magazijnen en opslagplaatsen;
  • m. erven en terreinen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. openbare verkeersruimte;
  • p. geluidwerende voorzieningen;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. toegangswegen;
  • s. water;
  • t. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

met inachtneming van de volgende regels:

10.2.2 Gebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwvlak bedraagt ten hoogste 100 %;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven,
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vergroot;
  • e. het is niet toegestaan om bestaande woningen te splitsen in meerdere woningen, zodanig dat het bestaande aantal woningen wordt vermeerderd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d en e is de bouw van één of meerdere woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – wonen' toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder d en e is de bouw van twee woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' toegestaan;

10.2.3 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de totale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 100 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. buiten het bouwvlak bedraagt het maximum bebouwingspercentage 50% van het gehele bouwperceel, met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw;
  • f. bijgebouwen worden minimaal 1 m achter de voorgevellijn gebouwd;

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • c. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in lid 10.1;
  • e. het gebruiken van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij woningen als gastenverblijf;
  • h. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in 1.76 onder c.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 10.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 10.1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. lid 10.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 10.1 genoemd.

10.4.2 Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 10.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 10.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. lid 10.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 10.1 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

10.4.3 Kantoren

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het vestigen van kantoren op de begane grond, mits de omvang van een vestiging niet meer bedraagt dan 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte.

10.4.4 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 onder e ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeroppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.76 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.

10.4.5 Mantelzorg

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.3.1 onder f voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning tegelijkertijd ten behoeve van mantelzorg mag worden verleend;
  • e. mantelzorg in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • d. dagrecreatie;
  • e. het behoud, de versterking, herstel en/of ontwikkeling van (potentiële) landschapswaarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden;
  • f. evenementen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor ontwikkeling en instandhouding van landschaps- en natuurwaarden in en langs watergangen, sloten en andere waterpartijen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': een evenemententerrein;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': tevens een geluidkerende wand;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag agrarische producten': tevens opslag van agrarische producten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats', tevens een standplaats voor detailhandel;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziektent': een muziektent;

met de daarbij behorende:

  • m. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • n. bermen en beplanting;
  • o. speelvoorzieningen;
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. straatmeubilair, afvalcontainers, kunstwerken en hondentoiletten;
  • s. voet- en fietspaden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, speelvoorzieningen en kunstwerken mag maximaal 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van geluidkerende wanden ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag maximaal 4 m bedragen;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 m bedragen.
11.3 Specifiek gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag agrarische producten' mogen agrarische producten worden opgeslagen tot maximum oppervlak van 200 m2 en een hoogte van 2 meter, met dien verstande dat de opslag van puin, afval, materialen of grond niet is toegestaan.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. wonen;

met de daarbij behorende:

  • c. voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte kantoren;
  • d. magazijnen en opslagplaatsen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. openbare verkeersruimte;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. toegangswegen;
  • k. water;
  • l. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

12.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwvlak bedraagt ten hoogste 100 %;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vergroot;

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt ;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 onder a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. coffeeshops, automatenhallen, discotheken, hotels en nachtclubs, met uitzondering van het bepaalde in lid 12.1;
  • b. wonen.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 12.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 12.1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. lid 12.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 12.1 genoemd.

 

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren met baliefunctie;

met de daarbij behorende:

  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met inachtneming van de volgende regels:

13.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt ten hoogste het percentage zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en fietsenstallingen mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • e. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 1,5 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. wonen.
13.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ondergeschikte horeca;
  • c. ondergeschikte kleinschalige detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning: een bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uit categorie 3': tevens horeca-activiteiten uit categorie 3 van de Staat van horeca-activiteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van bouwwerken;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - partycentrum': tevens horeca activiteiten uit categorie 3 van de Staat van horecaactiviteiten voor zover het betreft zalenverhuur en partycentrum;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorgcomplex': tevens een woonzorgcomplex;
  • j. sportvoorzieningen met bijbehorende kantine als ondergeschikte functie;
  • k. evenementen;

met de daarbij behorende:

  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. ondergeschikte kantoren;
  • n. wegen en paden;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. voorzieningen van algemeen nut;
  • r. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • s. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • t. speelvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

14.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • a. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt maximaal 100 %, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt het maximum aantal woningen ten hoogste één;

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 m bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 m;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen
  • h. tuinen en erven
  • i. voorzieningen van algemeen nut.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

15.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwvlak bedraagt ten hoogste 100%;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt ;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder a voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals bergingen, buiten het bouwvlak, mits:

  • a. het gezamenlijk oppervlak van de gebouwen niet meer bedraagt dan 200 m2;
  • b. de goothoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3 m.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. wonen.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

met de daarbij behorende:

  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • d. parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. bijgebouwen, zoals erkers en serres uitsluitend in aansluiting op woningen;
  • b. luifels en dakoverstekken;
  • c. balkons;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

16.2.2 Bijgebouwen
  • a. de breedte bedraagt aan de voorzijde maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de maximale diepte bedraagt 25% van de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin', met een maximum van 1,5 m;
  • d. de maximale oppervlakte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt 6 m2;

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 m bedragen.

16.3 Wijzigingsbevoegdheid
16.3.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 3' te wijzigen in de bestemming als bedoeld in:

  • a. Artikel 20 Wonen - 1, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 1;
    • 2. de goothoogte en hoogte van de woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m;
    • 3. wijziging is pas mogelijk indien vaststaat dat er betreffende geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en bodemkwaliteit geen belemmeringen bestaat voor de ontwikkeling van de woonbestemming;
    • 4. door het wijzigen mogen de agrarische gebruiksmogelijkheden en bedrijfsvoering binnen omliggende agrarische bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de nieuw te bouwen woning dient te passen in het door gedeputeerde staten vastgestelde planningsgetal voor woningbouw binnen de gemeente Woudrichem;
    • 6. bij nieuwe verharding zal het verlies aan bergend vermogen in de bodem worden gecompenseerd.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. pleinen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen;

met de daarbij behorende:

  • f. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • g. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. fietsenstallingen;
  • k. straatmeubilair;
  • l. kunstwerken;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. voorzieningen van algemeen nut.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en pleinen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. evenementen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats', tevens een standplaats voor detailhandel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziektent: een muziektent;

met de daarbij behorende

  • g. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • h. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. fietsenstallingen;
  • l. straatmeubilair;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. voorzieningen van algemeen nut.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

met in achtneming van de volgende regels:

18.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • c. bruggen, stuwen en duikers;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor ontwikkeling en instandhouding van landschaps- en natuurwaarden in en langs watergangen, sloten en andere waterpartijen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - vlonder': tevens een vlonder;

met de daarbij behorende:

  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterafvoer, waterberging en vissen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. extensief recreatief gebruik.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. met uitzondering van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, speelvoorzieningen, kunstwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
19.3 Specifieke gebruiksregels

Bij een toename van het verhard oppervlak dient deze toename in hetzelfde peilgebied één op één te worden gecompenseerd.

Artikel 20 Wonen - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden activiteiten, indien deze in de lijst van 'Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten' is opgenomen in de van deze regels deel uitmakende bijlage 4 - Lijst 1 en met inachtneming van de voorwaarden genoemd in lid 20.4.1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' een groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur met de SBI-code 4674 uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten:
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': tevens voor garageboxen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor:
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van bouwwerken;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen en erven;
  • i. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • j. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • k. parkeervoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

20.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag maximaal 1 woning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' voor twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' voor aaneengebouwde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' voor gestapelde woningen;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde woningen 3 m aan één zijde;

met dien verstande dat bij aaneengebouwde woningen in de perceelsgrens mag worden gebouwd;

  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' bedraagt het maximum vloeroppervlak voor een kantoor ten hoogste 100 m2, met inachtneming van het bepaalde onder lid 20.2.3 sub e;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dienen de voorgevels van de woningen in of maximaal 3 meter achter de aangegeven lijn te worden gebouwd.

20.2.3 Bijgebouwen
  • a. de bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. buiten het bouwvlak bedraagt het maximum bebouwingspercentage 60% van het gehele bouwperceel, met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw;
  • f. de afstand van bijgebouwen tot aan de voorgevellijn bedraagt minimaal 1 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - voor bewoning bedoelde bijbehorende bouwwerken' zijn de gronden geen erf zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht voor zover het gaat om bijbehorende bouwwerken die functioneel aan het hoofdgebouw zijn verbonden;

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat er maximaal één per woning is toegestaan; de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 20.2.3 sub b voor een hoger aangebouwd bijgebouw, mits:

  • a. het een bijgebouw betreft dat is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
  • b. het bijgebouw ten minste 3 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid; de milieusituatie;
    • 4. de woonsituatie; en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

20.3.2 Erfafscheidingen

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 20.2.4 sub a voor een hogere erfafscheiding voor de voorgevellijn, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Aan huis gebonden activiteiten

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor aan huis gebonden activiteiten is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
  • b. de extra parkeerbehoefte moet zoveel mogelijk op eigen terrein worden opgelost;
  • c. de bewoner oefent de activiteit zelf uit;
  • d. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met bijgebouwen met een absoluut maximum van 50 m² wordt gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • e. de activiteit is opgenomen op de lijst van 'Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten', opgenomen in de van deze regels deel uitmakende bijlage 4 - Lijst 1.

20.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel of horecagelegenheid;
  • d. het gebruik van een bed & breakfast voor overnachting van seizoensarbeiders;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-geurzone': is een geurgevoelig object niet toegestaan.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 onder b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeroppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.94 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.

20.5.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 ten behoeve een bed & breakfast in een woning, mits:

  • a. een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen voor bed & breakfast wordt ingezet;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met bijgebouwen met een absoluut maximum van 50 m² wordt gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • c. bij de oppervlakte voor een bed & breakfast tellen de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik (zoals een gedeelde douche) niet mee;
  • d. de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten bedraagt 14 dagen;
  • e. de activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
  • f. de extra parkeerbehoefte moet zoveel mogelijk op eigen terrein worden opgelost;
  • g. de bewoner oefent de activiteit zelf uit.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied naar wonen 4' te wijzigen in de bestemming als bedoeld in:

  • a. Artikel 20 Wonen - 1, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 1;
    • 2. de goothoogte en hoogte van de woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m;
    • 3. wijziging is pas mogelijk indien vaststaat dat er betreffende geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en bodemkwaliteit geen belemmeringen bestaat voor de ontwikkeling van de woonbestemming;
    • 4. door het wijzigen mogen de agrarische gebruiksmogelijkheden en bedrijfsvoering binnen omliggende agrarische bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de nieuw te bouwen woning dient te passen in het door gedeputeerde staten vastgestelde planningsgetal voor woningbouw binnen de gemeente Woudrichem;
    • 6. bij nieuwe verharding zal het verlies aan bergend vermogen in de bodem worden gecompenseerd.

Artikel 21 Wonen - 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapeld wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': zorggerelateerde functies;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • e. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • f. parkeervoorzieningen..
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels:

21.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt maximaal 100 %, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
  • c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' bedraagt het oppervlak ten behoeve van zorggerelateerde functies ten hoogste 250m2;

21.2.3 Bijgebouwen
  • a. de bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat er maximaal één per bestemmingsvlak is toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen niet meer dan 2,5 m bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 21.2.3 sub b voor een hoger aangebouwd bijgebouw, mits:

  • a. het een bijgebouw betreft dat is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid; de milieusituatie;
    • 4. de woonsituatie; en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

21.3.2 Erfafscheidingen

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 21.2.4 sub a voor een hogere erfafscheiding voor de voorgevellijn, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel of horecagelegenheid.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1 onder b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeroppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.94 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 22.2 onder b) indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

22.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 22.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

22.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 22.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in de bodem.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2 en/of gepaard gaat met werkzaamheden dieper dan 0,3 m, dient de aanvrager een rapport dat door de bevoegde overheid is goedgekeurd en voldoet aan het gemeentelijk archeologiebeleid en de vigerende KNA te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het bevoegd gezag beslist of beschikbare informatie ontvankelijk is en betrekt in haar beslissing het advies van de archeologische deskundige. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

23.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 23.2.1, wint het advies in bij de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA), omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

23.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 23.4.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

23.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte meer bedraagt dan 50 m² en niet dieper gaat dan 0,3 m onder maaiveld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijnde de regioarcheoloog) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

23.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.4.1 en 23.4.3 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.

23.4.5 Advies

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.4.1, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

23.5 Wijzigingsbevoegdheid
23.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

23.5.2 Advies

Alvorens de in lid 23.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige en te verwachten archeologische waarden in de bodem.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en/of gepaard gaat met werkzaamheden dieper dan 0,3 m, dient de aanvrager een rapport dat door de bevoegde overheid is goedgekeurd en voldoet aan het gemeentelijk archeologiebeleid en de vigerende KNA te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het bevoegd gezag beslist of beschikbare informatie ontvankelijk is en betrekt in haar beslissing het advies van de archeologische deskundige. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

24.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 24.2.1, wint het advies in bij de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA), omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

24.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 24.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
24.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 24.4.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

24.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte meer bedraagt dan 100 m² en niet dieper gaat dan 0,3 m onder maaiveld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijnde de regioarcheoloog) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

24.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.4.1 en 24.4.3 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.

24.4.5 Advies

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.4.1, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

24.5 Wijzigingsbevoegdheid
24.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

24.5.2 Advies

Alvorens de in lid 24.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 4

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige en te verwachten archeologische waarden in de bodem.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en/of gepaard gaat met werkzaamheden dieper dan 0,5 m, dient de aanvrager een rapport dat door de bevoegde overheid is goedgekeurd en voldoet aan het gemeentelijk archeologiebeleid en de vigerende KNA te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het bevoegd gezag beslist of beschikbare informatie ontvankelijk is en betrekt in haar beslissing het advies van de archeologische deskundige. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

25.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 25.2.1, wint het advies in bij de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA), omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

25.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 25.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
25.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

25.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 25.4.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

25.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte meer bedraagt dan 100 m² en niet dieper gaat dan 0,5 m onder maaiveld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijnde de regioarcheoloog) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

25.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4.1 en 25.4.3 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.

25.4.5 Advies

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.4.1, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

25.5 Wijzigingsbevoegdheid
25.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

25.5.2 Advies

Alvorens de in lid 25.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 7

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige en te verwachten archeologische waarden in de bodem.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en/of gepaard gaat met werkzaamheden dieper dan 5 m, dient de aanvrager een rapport dat door de bevoegde overheid is goedgekeurd en voldoet aan het gemeentelijk archeologiebeleid en de vigerende KNA te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het bevoegd gezag beslist of beschikbare informatie ontvankelijk is en betrekt in haar beslissing het advies van de archeologische deskundige. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

26.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 26.2.1, wint het advies in bij de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA), omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

26.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 26.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
26.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

26.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 26.4.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

26.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte meer bedraagt dan 100 m² en niet dieper gaat dan 5 m onder maaiveld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijnde de regioarcheoloog) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

26.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.4.1 en 26.4.3 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.

26.4.5 Advies

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.4.1, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid
26.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

26.5.2 Advies

Alvorens de in lid 26.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

Artikel 27 Waterstaat - Bergend rivierbed

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Bergend rivierbed ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  • a. de bescherming en het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed;
  • b. het behouden van de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging.
27.2 Bouwregels

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Bergend rivierbed' mede bestemde gronden.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. de bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. Bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de waterbeheerder.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waterstaat - Bergend rivierbed' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • c. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

27.4.2 Uitzonderingen

Het in 27.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

27.4.3 Toetsingscriteria

De in 27.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning wint bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 28 Waterstaat - Waterkering

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering, waterhuishouding en waterstaat.

28.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

28.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering' mede bestemde gronden.

28.2.2 Uitzonderingen

Het onder 28.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mits:

  • a. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan 8 m.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. de bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. Bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • c. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

28.4.2 Uitzonderingen

Het in 28.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

28.4.3 Toetsingscriteria

De in 28.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning wint bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene bouwregels

30.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, hellingbanen en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
30.2 Bestaande maten
30.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden

30.2.2 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 30.2.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

30.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk loodrecht onder het hoofdgebouw en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt gebouwd;
  • b. de maximale diepte van een ondergronds bouwwerk 3,5 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf peil.
30.4 Parkeernormen
30.4.1 Algemeen

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

  • a. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in bijlage 3 'Notitie parkeren', behorende bij deze regels en de eventueel nadien vastgestelde parkeernormen;
  • b. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's, rekening houdend met de maten van het CROW;
  • c. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.

30.4.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 30.4.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

31.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Gebiedsaanduidingen
32.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • a. 'wetgevingzone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' zijn de gronden behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en het herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, ecologische en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied;
  • b. 'wetgevingzone - aanlegvergunning kleinschalig landschap' zijn de gronden behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, houtwallen, steilranden en landschapselementen als poelen, moerasjes, singels en boomgroepen dienen te worden gehandhaafd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS)

32.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - aanlegvergunning groenblauwe mantel':
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2;
    • 2. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
    • 3. het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 4. het dempen van poelen, sloten en greppels;
    • 5. aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aanlegvergunning kleinschalig landschap ':
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2;
    • 2. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
    • 3. het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter;
    • 4. het dempen van poelen, sloten en greppels
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ecologische verbindingszone':
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
    • 2. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen; het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
    • 3. het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter;
    • 4. het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 5. vellen of rooien van houtgewas;
    • 6. het dempen van poelen, sloten en greppels;
    • 7. aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen;
    • 8. het omzetten van grasland in bouwland/scheuren grasland;
    • 9. het diepwoelen of –ploegen van de bodem met meer dan 60 cm.

b Uitzondering

Het in 32.1.2 onder a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer, werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • d. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • e. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 32.1.2 onder b zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige of potentiële ecologische en landschappelijke waarden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige.
32.2 Geluidzone - industrie

In afwijking van het overige in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.

32.3 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.

32.4 Vrijwaringszone - calamiteiten

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - calamiteiten' zijn mede aangeduid voor de bescherming van oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor drinkwater.

32.5 Vrijwaringszone - vaarweg

32.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van een goede doorvaart van de scheepvaart.

32.5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.5.1 genoemde aanduiding uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7 m.

32.5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.5.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en mits:
    • 1. de doorvaart van de scheepvaart niet wordt belemmerd;
    • 2. de zichtlijnen voor de scheepvaart niet worden gehinderd;
    • 3. de zichtlijnen voor bedienings- en begeleidingsobjecten niet worden gehinderd;
    • 4. de toegankelijkheid voor hulpdiensten vanaf de wal niet wordt beperkt;
    • 5. de mogelijkheid tot het uitvoeren van beheer en onderhoud niet wordt belemmerd;
    • 6. advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kunnen burgemeester en wethouders een afwijking verlenen zonder advies van Rijkswaterstaat indien het bouwplan reeds mogelijk werd gemaakt volgens het voorafgaande geldende bestemmingsplan.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

33.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'WAAU-2017'.