direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied - Wijzigingsplan Almkerkseweg 4 2015
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.BUITWP201501-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Voor dit wijzigingsplan wordt de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning inundatiegebied' en de daarmee in verband houdende regels uit het moederplan 'Buitengebied Woudrichem' gewijzigd in: 'wetgevingszone - aanlegvergunning inundatiegebied'

Artikel 1 Begrippen

De regels bij artikel 1 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing. Hieraan wordt voor onderhavig wijzigingsplan het volgende toegevoegd danwel gewijzigd:

plan:

het wijzigingsplan 'Buitengebied - Wijzigingsplan Almkerkseweg 4 2015';

wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0874.BUITWP201501-VSG1 met de bijbehorende regels en bijlagen;

moederplan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Woudrichem': de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0874.BUITBPWoudrichem-VST1 met bijbehorende regels en bijlagen;

Grondgebonden veehouderij:

veehouderij waarbij de bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt, hierbij geldt dat:

  • 1. het vee tenminste 183 dagen per jaar, gedurende 8 uur per dag wordt beweid;
  • 2. tenminste 75% van de op het bedrijf geproduceerde mest, uitgedrukt in fosfaat, wordt aangewend op grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie;

zorgvuldige veehouderij:

veehouderij die door het treffen van maatregelen onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

Artikel 2 Wijze van meten

De regels bij artikel 2 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 2

De regels bij artikel 4 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing. De volgende artikelen worden gewijzigd, dan wel toegevoegd voor onderhavig wijzigingsplan:

Lid 4.1.1 Algemeen

Aan lid 4.1.1 van het moederplan wordt na sublid m. het volgende toegevoegd:

n. een zorgvuldige- en grondgebonden veehouderij;

Lid 4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

Aan lid 4.1.2 onder a van het moederplan wordt na sublid 2. het volgende toegevoegd:

3. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is uitsluitend een veehouderij toegestaan indien deze een zorgvuldige veehouderij betreft.

Artikel 4.2 Bouwregels

Aan artikel 4.2 van het moederplan wordt het volgende lid toegevoegd:

4.2.7 Bouwen ten behoeve van een veehouderij

In aanvulling op het bepaalde onder 4.2.2 geldt voor veehouderijen dat:

  • a. een toename van de oppervlakte van bestaande gebouwen van gebouwen ten behoeve van een veehouderij alleen is toegestaan, indien:
    • 1. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de 'Nadere regels Vordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij', die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;
    • 2. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden, de landschappelijke waarden en infrastructuur, alsmede milieuaspecten en volksgezondheid inpasbaar is in de omgeving;
    • 3. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentage- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 4. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
    • 5. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
  • b. binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • c. bij het oprichten van bebouwing van ten hoogste 100 m2 per periode van tien jaar gerekend vanaf 21 september 2013 het bepaalde onder a. sub 1. niet van toepassing is.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a is een toename van de oppervlakte van bestaande gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan indien deze niet gebruikt worden ten behoeve van de veehouderij;
  • e. is aangetoond dat met de bouw van veestallen en/of het in gebruik nemen van gebouwen als veestallen geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Artikel 4.4 Specifieke gebruiksregels

Aan artikel 4.5 van het moederplan wordt het volgende lid toegevoegd:

4.5.2 Aantal dieren

Op de locatie aan de Almkerkseweg 4 te Woudrichem mogen ten hoogste het aantal dieren gehouden worden zoals in onderstaande tabel is weergegen:

Tabel 1: Aantal dieren

Diercategorie:   Aantal dieren:  
Zoogkoeien ouder dan 2 jaar (A2)   11  
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (A3)   6  
Vleeskalveren tot 8 maanden (A4.100)   10  
Vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (A6)   40  

Lid 4.4.1 Strijdig gebruik

aan lid 4.4.1 van het moederplan wordt na sublid r. het volgende toegevoegd:

s. het in gebruik nemen van bestaande gebouwen, welke niet in gebruik zijn voor de uitoefening van de veehouderij, ten behoeve van de veehouderij.

Artikel 4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Aan artikel 4.5 van het moederplan wordt het volgende lid toegevoegd:

4.5.13 Omgevingsvergunning voor het in gebruik nemen van bestaande gebouwen, welke niet in gebruik zijn voor de uitoefening van de veehouderij, ten behoeve van de veehouderij

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder s. teneinde het in gebruik nemen van bestaande gebouwen, welke niet in gebruik zijn voor de uitoefening van de veehouderij, ten behoeve van de veehouderij, mits:

  • a. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de 'Nadere regels Vordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij', die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014;
  • b. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden, de landschappelijke waarden en infrastructuur, alsmede milieuaspecten en volksgezondheid inpasbaar is in de omgeving;
  • c. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagemaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • e. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.

4.5.14 Omgevingsvergunning voor de toename van het aantal dieren

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 voor de toename van het aantal dieren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op het bedrijf mogen in totaal niet méér dieren gehouden worden dan is opgenomen in kolom 2, onderdeel D.14 van de bijlagen van het Besluit milieueffectrapportage;
  • b. er dient aangetoond te worden dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied en beschermd natuurmonument, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied en beschermd natuurmonument.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De regels bij hoofdstuk 3 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

De regels bij artikel 41 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Buitengebied - Wijzigingsplan Almkerkseweg 4 2015'.