Plan: | Buitengebied Woudrichem - Duijlweg 4-6 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0874.BUITBP201101-ONHE |
In het kader van een bestemmingsplanprocedure voor vergroting en vormverandering van het bouwvlak aan de Duijlweg 4-6 te Almkerk dient het aspect water te worden beoordeeld.
Het plan heeft betrekking op de vestiging van een agrarische melkrundveehouderij. Ter plaatse wordt de bestaande bebouwing gesloopt er worden er 2 stallen, 2 woningen en verschillende sleufsilo’s gerealiseerd. De realisatie van de bebouwing heeft tot gevolg dat ook het verhard oppervlak binnen het plangebied toeneemt.
Beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is vanaf 22 december 2000 van kracht. De KRW heeft als doel om te komen tot schone, ecologisch gezonde stroomgebieden, waarin water op een duurzame manier wordt gebruikt. Om dit doel te bereiken is een systematiek opgesteld die alle Europese lidstaten in de nationale wetgeving moeten implementeren en uitvoeren. De Nederlandse regering heeft invulling aan de KRW gegeven middels de Waterwet, die in werking is getreden op 22 december 2009. De Waterwet regelt het beheer van het oppervlakte- en grondwater en verbeterd ook de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening. De visies met betrekking tot het waterbeleid worden door de verschillende bestuurslagen in diverse plannen beschreven. Het Rijk stelt een Nationaal Waterplan op, de provincies maken Regionale Waterplannen en de Waterschappen leggen hun visie vast in de Waterbeheerplannen.
Het Nationaal Waterplan 2009 – 2015 (NWP) is het rijksplan voor het Nederlandse waterbeleid. In het NWP zijn de maatregelen beschreven die in de periode van 2009 – 2015 genomen moeten worden om Nederland veilig en leefbaar te houden, de kansen die water biedt te benutten en om te komen tot een duurzaam waterbeheer. De taak aan de provincies is om deze visie en streefbeelden door te vertalen naar de Regionale Waterplannen.
Het beleid van de provincie Noord-Brabant richt zich op het bereiken en in stand houden van watersystemen die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht en is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie een randvoorwaarde.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening van de provincie Noord-Brabant is sinds 1 oktober 2010 in werking getreden. In de structuurvisie komen over het onderwerp water de volgende aspecten aan bod:
De watertoets en de wijze waarop de provincie daar mee omgaat is beschreven in het Provinciaal Water Plan (PWP). Provinciale Staten hebben op 20 november 2009 het Provinciaal Waterplan 2010 – 2015 ‘Waar water werkt en leeft’ vastgesteld. Het doel van dit plan is dat het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, dier en plant, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Gemeenten en waterschappen dienen hun waterbeleid te baseren op de uitgangspunten die de provincie in hun PWP stelt.
Zoals te zien is in afbeelding 18 heeft de projectlocatie in het PWP de waterhuishoudkundige functie ‘Water voor AHS-landbouw’ toegekend gekregen. Het waterbeheer bij deze deelfunctie richt zich op het scheppen en behouden van de waterhuishoudkundige voorwaarden die nodig zijn voor een duurzame en concurrerende landbouw, rekeninghoudend met de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water en de Natura 2000-gebieden en de Natte Natuurparels. Er is geen specifiek beschermingsbeleid voor deze functie.
De locatie is, zoals te zien is in afbeelding 19, niet gelegen in een gebied voor hoogwaterbescherming, een regionaal waterbergingsgebied, ruimte voor watersysteemherstel, natte natuurparel of beschermingszone natte natuurparel, beschermingszone grondwaterwinning openbare drinkwatervoorziening, beschermingszone innamepunt drinkwater of wijstgebied. Dit levert dus geen belemmeringen op voor het gewenste initiatief.
Het waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor kleinere waterlopen, stedelijk water en waterzuiveringen. Het waterbeheer is gericht op het duurzaam beheren van het watersysteem. In het waterbeheerplan van het waterschap is beschreven hoe wordt omgegaan met de ontwikkeling van nieuwe waterpartijen en waterkeringen. Daarnaast wordt verder ingegaan op het beheer en onderhoud van watersystemen.
Een van de doelen van het waterbeheerplan is om de schade door wateroverlast te beperken. Door een toename van het verhard oppervlak kan het water versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hierdoor is de kans op overstromingen verhoogd. Middels hergebruik van het hemelwater of aanleg van bergingsvoorzieningen kan wateroverlast in de omgeving worden voorkomen.
Waterkwantiteit
Op de locatie aan de Duijlweg 4-6 is momenteel een agrarisch bedrijf gevestigd. Ten oosten (voor aan de straat) is een sloot aanwezig, deze sloot is aangegeven als B-watergang. Ook aan de achterzijde van het bedrijf ligt een B-watergang.
Het huishoudelijk afvalwater van het huidige agrarische bedrijf wordt afgevoerd naar het gemeentelijk riool. Het hemelwater afkomstig van daken en erf wordt afgevloeid naar omliggende lager gelegen gronden of afgevoerd naar de aanwezige sloten.
Op onderstaande tekening is de huidige bebouwing en verharding weergegeven. In totaal is er momenteel ca. 3.421 m² aan bebouwing aanwezig.
Initiatiefnemer is ook eigenaar van het agrarisch bedrijf aan de Provincialeweg zuid 31 te Almkerk. Op deze locatie worden de opstallen en erfverharding verwijderd. Omdat deze locatie in de directe omgeving van het plangebied is gelegen wordt de toename van verhard oppervlak binnen het plangebied door sloop van deze gebouwen ook gecompenseerd. Op de locatie aan de Provincialeweg Zuid 31 zal ca 5.000 m² aan verharding worden verwijderd.
Het agrarisch bedrijf wordt uitgebreid. De bestaande opstallen worden gesloopt en ten zuiden van de huidige bedrijfsgebouwen worden nieuwe stallen en bedrijfswoningen gerealiseerd. Ter plaatse van de huidige bebouwing worden enkele sleufsilo’s geplaatst. Rondom de nieuwe bebouwing zal erfverharding worden aangelegd.
Door realisatie van de nieuwe bebouwing en erfverharding neemt het verhard oppervlakte met 9.378 m² toe (exclusief sleufsilo’s). Op afbeelding 23 is de bebouwing en erfverharding weergegeven. Voor deze toename van het verhard oppervlakte dient er compensatie plaats te vinden middels realisatie van nieuwe watergangen of verbreden van bestaande watergangen. Voor de toename van het verhard oppervlak zullen de sloten aan de straatzijde en de perceelssloot aan de achterzijde van het bedrijf worden verbreed. De benodigde compensatie bedraagt:
9.378 m² toename verhard oppervlak
5.000 m² sloop Provincialeweg Zuid 31
1.500 m² vrijstelling (buitengebied)
2.878 m² voor realisatie berging.
Per hectare verhard oppervlak dient 436 m³ compensatie plaats te vinden. In onderhavige situatie betreft dit 126 m³ compensatie wat bij een peilstijging van 0,3 m 420 m² nieuwe waterlichaam bedraagt. Door verbreding van de sloot aan de straatzijde met 2,5 meter (lengte 130 m) en aan de achterzijde (lengte tot A-watergang = 440 m) is voldoende compensatie aanwezig om het water te kunnen bergen. Door deze watergangen te verbreden zal er geen sprake zijn van mogelijk wateroverlast in de omgeving. Op afbeelding 23 zijn de te verbreden sloten weergegeven. In het kader van de aanvraag Waterwetvergunning voor verandering van deze watergangen zal nader overleg worden gevoerd met het waterschap over de exacte inrichting van de watergangen.
Riolering
Het huishoudelijk afvalwater afkomstig van de bedrijfswoningen en hygiënesluis zal via de bedrijfsriolering worden afgevoerd naar het gemeentelijk riool. Spoelwater van de melkinstallatie wordt geloosd op de mestkelder. Het hemelwater wat terecht komt op de sleufsilo’s wordt afgevoerd naar een opvangput voor perssappen. De reden hiervoor is dat het niet is uit te sluiten dat dit water verontreinigd is met voerresten. Deze opvangput is niet voorzien van een overloop naar de mestkelder en zal regelmatig worden geledigd en worden afgevoerd met het drijfmest uit de stallen. Bij reiniging van de vrachtwagens, welke het bedrijf bezoeken, zal het reinigingswater worden afgevoerd naar de mestkelder. Op het bedrijf zal een spoelplaats worden ingericht voorzien van een driewegkraan waarbij bij reiniging het afvalwater zal worden afgevoerd naar de mestkelder. Na reiniging van de spoelplaats wordt de kraan omgezet zodat het niet-verontreinigd hemelwater wat terecht komt op deze spoelplaats wordt afgevoerd naar de aanwezige sloot. De oppervlakte van de spoelplaats is meegenomen in de berekening van de benodigde compensatie.
Materiaalgebruik bij bouw gebouwen
Bij de bouw van de nieuwe gebouwen zal gebruik worden gemaakt van niet-uitlogende materialen. Dit is conform het advies van de Dubo-richtlijn (Duurzaam Bouwen). In het Lozingenbesluit Bodembescherming staat dat niet verontreinigd hemelwater in principe in de bodem geïnfiltreerd kan worden of afgevoerd kan worden naar het oppervlaktewater, ook als dat in contact is geweest met zowel oppervlakken als daken. Bij de bouw van de stal zal geen gebruik worden gemaakt van onbehandelde uitlogende materialen zoals koper, zink en lood, teerhoudende dakbedekking (PAK’s) en van met verontreinigde stoffen verduurzaamd hout. Doordat het hemelwater niet vervuild is, is het geen probleem om het hemelwater te laten infiltreren.
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit te waarborgen wordt het verontreinigd water ontkoppeld van de hemelwater. Zo wordt het percolaatwater afkomstig van de sleufsilo's opgevangen in een percolaatput en afgevoerd met de drijfmest. Bij de spuitplaats zal een driewegkraan worden gerealiseerd waardoor enkel het niet verontreinigd hemelwater wordt afgevoerd naar de omliggende (verbrede) sloten.
De erfverharding zal zo veel mogelijk schoon worden gehouden (good-housekeeping). In de omgevingsvergunning voor het bedrijf zullen voorwaarden worden opgenomen om verontreinigingen naar het oppervlaktewater te voorkomen.
Waterwet
Onderhavige situatie betreft het lozen van niet-verontreinigd-hemelwater op het oppervlaktewater. Omdat er sprake is van een toename van het verhard oppervlak met meer dan 1.500 m² en er bestaande watergangen worden verbreed zal er een waterwetvergunning worden aangevraagd. Voordat wordt begonnen met de bouw van de bedrijfsgebouwen zal er een aanvraag waterwetvergunning worden ingediend bij Waterschap Rivierenland. De bouw van de stallen zal pas starten wanneer deze vergunning is verleend.