direct naar inhoud van 2.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied Woudrichem - Duijlweg 4-6 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.BUITBP201101-ONHE

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Plus

De gemeenten Woudrichem, Aalburg, Werkendam én het waterschap Alm en Biesbosch hebben (in 2004) samen de StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena opgesteld. Belangrijke redenen voor het opstellen van een gezamenlijke structuurvisie waren een aantal knelpunten in de drie gemeenten welke niet afzonderlijk konden worden opgelost: het waterbeheer, de behoefte aan ruimte voor bedrijven, het woningaanbod en de verkeerssituatie langs de A27.


De ruimtevragende programma’s (op het gebied van wonen, werken, infrastructuur en water) zijn vertaald in een aantal doelstellingen. Voor het buitengebied zijn de doelstellingen Vernieuwing Landelijk Gebied en Ruimte voor de Rivier relevant.

Bij de vernieuwing van het landelijk gebied blijven de agrariërs het gebruik bepalen. Naast het behouden en versterken van de agrarische hoofdfunctie gelden voor het landelijk gebied drie nevendoelen:

  • kwaliteit van natuur en landschap;
  • creëren van mogelijkheden voor tijdelijke regionale waterberging;
  • een toeristisch recreatieve impuls.

Doel is een verbreding van de agrarische bedrijfsvoering met maatschappelijke doelen zoals een bijdrage aan duurzame watersystemen en het vergroten van de landschappelijke, ecologische en recreatieve kwaliteit. De katalysator voor deze versterking en verbreding van de plattelandseconomie is een mogelijke agrarische herinrichting waarbij ook extensivering en bedrijfsvergroting mogelijke doelen zijn.

2.3.2 Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem

Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 21 juni 2011.

Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming ‘Agrarisch - 1’ (artikel 3). De gronden zijn in de basis bestemd voor onder andere de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie en agrarisch gebruik. Tevens zijn er diverse aanduidingen (deels) van toepassing. Het betreft de aanduidingen:

  • grondgebonden veehouderij, ter plaatse van deze aanduiding is een grondgebonden veehouderij toegestaan. Het aanduidingsgebied is gelijk aan het bouwvlak.
  • gebiedsaanduiding wro-zone - aanlegvergunning openheid, het beleid in de open komgebieden is gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke openheid en doorzichten. Het aanduidingsgebied omvat het gehele plangebied.
  • gebiedsaanduiding wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen, ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden bestemd voor de instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem. Het aanduidingsgebied is met een rood kader aangegeven op de verbeelding.


Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ zijn agrarische bedrijven en de daarbij behorende bebouwing toegestaan.


Gesteld kan worden dat de uitbreiding van de grondgebonden veehouderij niet direct passend is binnen de planregels aangezien de nieuwbouw buiten het bouwvlak komt te liggen, in het bestemmingsplan geen 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan (deze zijn wel aanwezig) en de nokhoogte van de rundveestal dient te worden verhoogd. Derhalve is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.


Noemenswaardig is dat voor beide bedrijfswoningen een bouwvergunning verleend is maar dat in het vigerende bestemmingsplan slechts één woning is toegestaan (voor de tweede bedrijfswoning is de vergunning verleend in november 1983). Dit zal middels onderhavig bestemmingsplan tevens gecorrigeerd worden.


Voor een goede ventilatie van de rundveestal is een hogere nokhoogte dan in het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk. Om hier invulling aan te geven is binnen het plangebied een maatvoeringsaanduiding opgenomen ter plaatse van deze rundveestal zodat enkel hier een hogere nokhoogte van 13 meter opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0874.BUITBP201101-ONHE_0006.png"

Binnen het beoogde bouwvlak worden ook 2 nieuwe woningen gerealiseerd. Zoals reeds aangegeven zijn binnen het vigerende bouwvlak reeds 2 woningen aanwezig waar een bouwvergunning voor is verleend. Gelet op de feitelijke situatie is er geen sprake van het toevoegen van bedrijfswoningen in het buitengebied.


In het vigerende bestemmingsplan is per abuis niet opgenomen dat er 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan. Dit wordt met dit bestemmingsplan meteen gecorrigeerd.


De noodzakelijke nokhoogte van de melkrundveestal is met maximaal 13 meter hoger dan de rechtstreeks in het bestemmingsplan toegestane 11 meter. Deze hoger nokhoogte is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling, gelet op de continuïteit van het agrarische bedrijf. In de stal worden 294 melkkoeien en 35 stuks vrouwelijk jongvee gehouden. De stal is uitgevoerd met een 1+6+0 rijïge opstelling, dit wil zeggen dat aan de buitenzijde van de stal één rij ligboxen aanwezig is, en tussen de 2 voerpaden 6 rijen ligboxen. Om voldoende vreetplaatsen voor het melkvee te hebben is het noodzakelijk om aan de andere buitenzijde de tweede voergang te realiseren. Het jongste jongvee wordt om logistieke redenen gehouden in eenlingboxen in de melkveestal en na maximaal 2 weken worden deze dieren verplaatst naar de jongveestal.

Deze indeling van de melkveestal is gekozen om de verschillende groepen dieren ook fysiek te scheiden. Aan de buitenzijde worden de droogstaande koeien (koeien die op korte termijn afkalven) gehouden. Vlak bij deze droogstaande koeien zijn de diverse afkalfstallen en verzorgingsboxen op stro voorzien.

Bedrijfstechnisch gezien gelden er de volgende uitgangspunten:

  • de afkalvende koeien dienen dicht bij de melkrobots gehuisvest zijn, om vanuit droogzetten direct te kunnen verplaatsen richting de droge koeien ruimte;
  • de afkalfstallen dienen dicht bij droogstaande koeien liggen om een kalvende koe snel in een zorgruimte te kunnen plaatsen;
  • de noodzaak tot het aanwezig zijn van separatie en behandelruimtes voor de melkende koeien direct bij de melkrobots;
  • de noodzaak tot het huisvesten van het jongste jongvee dicht bij de melkrobots en de technische ruimten in verband met de opslag van melkpoeder en geven van biest.

Deze combinatie maakt dat de stal de breedte heeft zoals gevraagd.


De hoogte van de goot van de stal is noodzakelijk teneinde voldoende vrije luchtinlaat te creëren om voldoende ventilatie te kunnen waarborgen voor de in deze stal te huisvesten dieren. Doordat er in deze stal hoogproductieve dieren worden gehouden produceren deze dieren ook meer warmte en vocht. Om het leefklimaat voor de dieren hiermee aanvaardbaar te houden resulteert dit in een grotere noodzakelijke ventilatiecapaciteit.


Ook de dakhelling van de stal kan niet kleiner/platter worden dan 20 graden. Deze dakhelling is gangbaar in de moderne melkveehouderij. De stal wordt natuurlijk geventileerd. Hierbij worden de zijgevels van de stal zo ver mogelijk open en voorzien van windzeil, waardoor aan de zijgevels lucht vrij de stal in kan komen. Via de natuurlijke trek in een dergelijke stal zal de door de runderen opgewarmde lucht opstijgen en via de open nok de stal verlaten. De complete opzet van de stal is er derhalve op gericht een goede natuurlijke ventilatie (zonder behulp van dure en lawaaimakende ventilatoren) te bewerkstelligen. De stal dient derhalve een vorm te hebben welke de lucht goed richting de open nok kan geleiden om de “Venturie” werking (of schoorsteen effect) van de stal te bevorderen en een voldoende ventilatie te hebben voor de runderen. Het platter maken van de dakhelling zou betekenen dat de venturie werking verdwijnt. Hierdoor is er geen goede ventilatie meer mogelijk. Gezien de vereiste breedte van de stal én de noodzakelijke goothoogte, in combinatie met de vereiste dakhelling ontstaat de noodzakelijke bouwhoogte van maximaal 13 meter.

Stedenbouwkundig betekend een hogere nokhoogte een extra mogelijke aantasting van het landschap. Daarom dienen alternatieve bekeken te worden. Gezien vorenstaande is het niet mogelijk de stal smaller en daarmee lager uit te voeren. Bovendien, de nadelige effecten van de stal smaller maken betreffen zeker niet alleen bedrijfstechnische. Hieronder zal worden ingegaan op de ruimtelijke aspecten.

Indien de nokhoogte lager dient te worden is gezien de ventilatie de enige oplossing de stal smaller uitvoeren. Om de gewenste dieraantallen te kunnen huisvesten zal de ene rij ligboxen met roosters verwijdert kunnen worden. Hierdoor wordt de stal 6,40 meter smaller. Dit geeft een kleinere oppervlakte van circa 547 m². Echter, om een gelijk aantal dieren te kunnen huisvesten dient deze smallere stal 20 meter langer te worden. Dit geeft een totale oppervlakte van 20 x 41,10 = 822 m². Het ruimtelijke beslag van de gewijzigde stal wordt hiermee dus 822 – 547 = 275 m² extra. Deze gewijzigde stal is in dit geval dus smaller en zou voldoen aan de hoogte van 11,0 meter. Echter de ruimtelijke impact van 275 m² extra aan bebouwingsoppervlakte is aanzienlijk.

Daarbij in ogenschouw genomen dat door de 20 meter verlenging van de stal ten opzichte van de te bouwen stal ook de sleufsilo’s 5,0 meter verder richting het noorden verschoven dienen te worden maakt dat in dat geval het vereiste bouwvlak groter dient te worden dan de 2,0 ha. Daar dit in strijd is met de uitgangspunten van de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan is dit geen optie. Door het verplaatsen van de sleufsilo’s in noordelijke richting als gevolg van een alternatieve uitvoering van de stal, zal de bestaande groenvoorziening aan de noordzijde van deze sleufsilo’s niet gehandhaafd kunnen blijven. In deze groenvoorziening zijn een aantal cultuurhistorisch waardevolle groenelementen / bomen aanwezig. Het laten wijken van deze bestaande groenvoorziening geeft ruimtelijk gezien, met name in het kader van de landschappelijke inpassing een ongewenst effect.


Naast het bovenstaande heeft AMER een stedenbouwkundig advies uitgebracht aan gemeente Woudrichem omtrent de stedenbouwkundige aspecten van het gewenste bedrijf.

Vanaf de Duijlweg wordt deze stal op grotere afstand (65 meter) vanaf hart van de weg gerealiseerd, tussen de stal en de weg is de loods en jongveestal aanwezig. Hierbij is rekening gehouden dat er nog voldoende aanwezig is om erfbeplanting aan te brengen om het gehele bedrijf landschappelijk in te passen (zie afbeelding 12). Door Amer is dit ook in het stedenbouwkundig advies geadviseerd.


In een gesprek op 5 april 2012 met Amer en gemeente Woudrichem inzake het stedenbouwkundig advies is heel duidelijk naar voren gekomen dat het gewenst is het ruimtebeslag in de lengte langs de Duijlweg zo veel mogelijk te beperken. Om het lengtebeeld zoveel mogelijk te beperken zijn vanaf de weg gezien diverse doorkijken tussen de gebouwen, maar ook door de stal heen naar het achterliggende landschap voorzien. Het verder naar het noorden verschuiven van de sleufsilo’s als gevolg van de lagere, maar langere stal geeft daarmee ook weer een extra nadelig aspect ten aanzien van de uitgangspunten van het advies van Amer. Immers het ruimtebeslag lang de Duijlweg wordt daarmee weer groter. Stedenbouwkundig is dit niet gewenst.

Vanaf de noordzijde wordt de nieuwe bebouwing vanuit het zicht onttrokken door de bestaande houtwal en groenelementen.

Ten zuiden van de stallen worden de twee woningen gerealiseerd, ook aan deze zijde zal een bomenrij worden gerealiseerd om het bedrijf in z’n geheel in te passen. Door aanwezigheid van de woningen en de bomenrij tussen de woningen wordt de rundveestal met een nokhoogte van maximaal 13 meter landschappelijk ingepast. Er wordt hierdoor vanuit het landschap gezien in een getrapte wijze vanaf beplanting naar woning en vervolgens naar stal opgewerkt. Hierdoor valt de hogere nok minder op. Het aanzicht van het bedrijf is van grotere afstand te zien. Door de stallen evenwijdig aan de weg te realiseren blijft de impact op het achterliggende land zo veel mogelijk beperkt. Tevens wordt door de doorkijken de ruimtelijke impact langs de Duijlweg beperkt.

Omdat de gevels van de rundveestal met een nokhoogte van maximaal 13 meter goed te zien zijn, is gekozen voor een karakteristieke uitstraling van de rundveestal, met gebruik making van streekeigen kleuren. Door de keuze van het ontwerp en kleurstellingen wordt de landschappelijke inpassing versterkt. Op afbeelding 8 is een straatbeeld weergegeven vanaf het zuiden van het bedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0874.BUITBP201101-ONHE_0007.png"

Samenvattend kan worden gesteld dat:

  • Er logistieke noodzaak is voor de voorgestelde indeling en breedte van de stal;
  • Er ventilatie technische noodzaak is voor de nokhoogte van de stal;
  • Het ongewenst extra ruimtebeslag als gevolg van bebouwing geeft door het mogelijk alternatief;
  • Het ongewenst extra benodigde bouwvlakruimte geeft door het mogelijk alternatief;
  • Het vervallen van bestaande beplanting met cultuurhistorische waarden door een mogelijk alternatief ongewenst is;
  • Het langere ruimtebeslag in lengte langs de Duijlweg door het mogelijk alternatief ongewenst is;
  • Een goede landschappelijke inpassing van het gehele bedrijf wordt gewaarborgd;
  • Een zorgvuldige architectuur met streekeigen kleuren is toegepast;


Gezien het bovenstaande kan gesteld worden dat stedenbouwkundig de gevolgen van een hogere nok ten opzichte van 11,0 meter in vele mate minder ingrijpend zijn dan de gevolgen welke plaats vinden als gevolg van een alternatief. Derhalve is de nokhoogte van de rundveestal met maximaal 13 meter stedenbouwkundig gezien aanvaardbaar.