direct naar inhoud van Planregels
Plan: Kom Andel - Bronkhorst I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.ANDLBP201702-VSG1

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kom Andel - Bronkhorst I met het identificatienummer NL.IMRO.0874.ANDLBP201702-VSG1 van de gemeente Woudrichem;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden activiteit:

activiteiten van beperkte omvang, die door de bewoner(s) zelf, in of bij de woning, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

uitbreiding van een hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.8 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bed & breakfast:

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten;

1.13 bestaand (in relatie tot bebouwing):

aanwezige legale dan wel vergunde bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp) bestemmingsplan;

1.14 bestaand (in relatie tot gebruik)

aanwezig legaal dan wel vergund gebruik van grond en opstallen ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een

omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bijgebouw:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaangebouwd gebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 discotheek:

een bedrijf dat is gericht op het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren;

1.28 erker:

een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw;

1.29 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gedeeltelijk vernieuwen:

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en/of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd;

1.33 geliberaliseerde huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste een in een gemeentelijke verordening bepaalde, jaarlijks te indexeren aanvangshuurprijs, waarbij de instandhouding in de verordening voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.34 gestapelde woningen:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige

toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.35 halfvrijstaande woning:

een grondgebonden woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan de hoofdgebouwen aaneengebouwd zijn;

1.36 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de

geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het

perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek;

1.38 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.39 kampeermiddel:

tent, tentwagen, tenthuisje, kampeerauto of (sta)caravan, al dan niet een bouwwerk zijnde; waarvoor ingevolge de Woningwet geen bouwvergunning vereist is, één en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.40 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.41 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.42 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, woonzorg en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horecabedrijf ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 mantelzorg:

het bieden van hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald, buiten organisatorisch verband, wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben. Voor personen die 65 jaar en ouder zijn, wordt geen indicatie noodzakelijk geacht;

1.44 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.45 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt tot een maximum vloeroppervlak van 100 m2, tenzij elders in deze regels anders is bepaald;

1.46 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 overkapping:

een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie. Indien een overkapping aangebouwd is aan een gebouw mag een overkapping maximaal 2 niet eigen wanden hebben. Eigen wanden zijn dan niet toegestaan. Indien een overkapping niet is aangebouwd aan een gebouw mag een overkapping maximaal 1 eigen wand hebben;

1.48 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.49 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en/of op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • c. bij bouwen boven of op het water: het gemiddelde waterpeil;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug en aanbrug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek;
1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.51 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 serre:

een overwegend uit glas bestaande overdekte gesloten uitbouw, die tenminste aan twee zijden transparant van karakter is;

1.53 straatprostitutie:

het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.54 twee-aaneengebouwd:

blokken van twee eengezinswoningen welke aan maximaal één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door een gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar zijn verbonden;

1.55 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.56 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

1.57 vrijstaand:

woningen waarbij het hoofdgebouw vrijstaat van naast gelegen hoofdgebouwen;

1.58 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.59 webwinkel:
  • a. een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;
  • b. een internetwinkel met opslag- en verzendfunctie;
  • c. een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid;
1.60 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid, conform de onderhavige begripsbepaling;

1.61 woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.62 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die de voorste en achterste perceelsgrenzen verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het onder a gestelde geldt dat bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel van de dakkapel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens;

2.8 afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.9 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie;
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. behoud en herstel van landschapswaarden;
  • d. cultuurhistorische waarden;
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. doeleinden van openbaar nut.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.1.2 Nadere detaillering
  • a. Landschapswaarden (3.1.1. lid c)

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden.

  • b. Cultuurhistorische waarden (art. 3.1.1. lid d)

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden.

  • c. Waterhuishoudkundige doeleinden (3.1.1. lid e)

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

  • d. Extensief recreatief medegebruik (3.1.1. lid f)

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. overige bouwwerken;

met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het oprichten van overige bouwwerken geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan;
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voor zover er sprake is van een bouwwerk);
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande veldschuren zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. detailhandel;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben;
  • d. het realiseren van paardenbakken;
  • e. het bewerken, verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • f. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.5.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.5.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.5.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.5.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunnigplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 buiten de aanduiding als bedoeld onder 3.1.1.c.   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen.  

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' voor verblijfsgebieden;
  • c. bermen en beplantingen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen

met de daarbij behorende:

  • h. gebouwen, uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. straatmeubilair, afvalcontainers, kunstwerken en hondentoiletten;
  • k. voet- en fietspaden.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. voorzienigen van algemeen nut;
  • b. overige bouwwerken;

met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.2.2 Nutsvoorzieningen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 20 m2 bedragen.
4.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. met uitzondering van
    • 1. verlichtingsarmaturen;
    • 2. vlaggenmasten;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. kunstwerken;

waarvan de bouwhoogte maximaal 7,5 m mag bedragen.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. gebouwen voor berging en opslag;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
  • d. parkeren;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de bestemming;
  • b. overige bouwwerken;

met in achtneming van de volgende bepalingen:

5.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 m;
5.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen met maximaal 1 rijstrook;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor parkeerterreinen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. overige parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;


met daarbij behorende:

  • f. gebouwen, uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bruggen en dammen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. fietsenstallingen;
  • l. straatmeubilair;
  • m. geluidwerende voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de bestemming;
  • b. overige bouwwerken;

met in achtneming van de volgende bepalingen:

6.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 20 m2;
6.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. met uitzondering van
    • 1. verlichtingsarmaturen;
    • 2. vlaggenmasten;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. kunstwerken;

waarvan de bouwhoogte maximaal 7,5 m mag bedragen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' voor verblijfsgebieden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. extensief recreatief gebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. bruggen, dammen en duikers.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. overige bouwwerken;

met in achtneming van de volgende bepalingen:

7.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. met uitzondering van
    • 1. verlichtingsarmaturen;
    • 2. vlaggenmasten;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. kunstwerken, waaronder bruggen;

waarvan de bouwhoogte maximaal 7,5 m mag bedragen.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van oevers en kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande oevers en kaden;
    • 2. het verhogen of verlagen van de waterbodem, alsmede het dempen van open water, over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
  • b. het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, waaronder wordt begrepen werkzaamheden in de bodem tot maximaal 40 cm;
  • c. de werken en/of werkzaamheden genoemd onder a zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. zij verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
    • 2. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 1 aangegeven doeleinden.

Artikel 8 Wonen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande en halfvrijstaande woningen, mede met inachtneming van het bepaalde in ;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;


met daarbij behorende:

  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. erven en tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

8.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels:

8.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Het aantal te bouwen woningen binnen de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Wonen - 4 en Wonen - 5 mag gezamenlijk in totaal niet meer dan 161 bedragen;
  • b. de grondoppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 80 m2 bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 6,5 m respectievelijk 11 m bedragen;
  • d. een bouwperceel mag voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • e. toepassing van een kap is verplicht, waarbij de dakhelling 35º tot 60º moet bedragen, tenzij er sprake is van een mansardekap. Bij een mansardekap mag de dakhelling maximaal 75º bedragen;
  • f. indien een perceel is voorzien van een bouwvlak dient het hoofdgebouw binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij maximaal één woning per bouwperceel is toegestaan;
  • g. indien een perceel niet is voorzien van een bouwvlak geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' binnen het betreffende aanduidingsvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan het aangegeven aantal;
    • 2. de aan te houden afstanden (in meters) van een hoofdgebouw tot aan perceelsgrenzen zijn in de volgende tabel aangegeven:
        vrijstaand   halfvrijstaand  
        min.   max.   min.   max.  
      afstand tot voorste perceelsgrens   3   10   3   8  
      afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3   --   3   --  
      afstand tot achterste perceelsgrens   6   --   6   --  
  • h. op een kavel, geheel of hoofdzakelijk gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - oriëntatie' moet de woning met twee zijden georiënteerd zijn op de openbare ruimte.
8.2.3 Bijgebouwen
  • a. Een bijgebouw moet minimaal 1 m achter de voorgevel (of het denkbeeldig verlengde daarvan) van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen (uitbouw), zoals ingangspartijen en erkers, voor het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m² en tot een diepte van 1,5 meter uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder c;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - oriëntatie' maximaal 10 m² bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal 100 m² bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m respectievelijk 6 m bedragen, waarbij geldt dat bij aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van het hoofdgebouw ligt, op de goothoogte van het dakvlak van het hoofdgebouw mag worden aangesloten.
8.2.4 Overige bouwwerken
  • a. Overkappingen en andere bouwwerken, met een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 2 m2, zijn uitsluitend toegestaan achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag bedragen:
    • 1. maximaal 2 m voor erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 2. maximaal 6 m voor vlaggenmasten;
    • 3. maximaal 2,5 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en/of afmetingen van een hoofdgebouw op een bouwperceel ter waarborging van het beoogde (informele) straatbeeld, te bereiken door middel van, ten opzichte van elkaar, verspringende voorgevels.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.1 sub a om in afwijking van de toegestane bebouwingstypologie ook aaneengesloten woningen toe te staan, mits dit past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;
  • b. lid 8.2.2 sub g onder 1 ten behoeve van een uitwisseling van het aantal woningen tussen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2', onverminderd het bepaalde in lid 8.2.2 onder a;
  • c. lid 8.2.2 sub g onder 1 voor het maximum aantal te bouwen wooneenheden binnen het aanduidingsvlak, onverminderd het bepaalde in lid 8.2.2 onder a, mits:
    • 1. het aantal wooneenheden per aanduidingsvlak niet mag toenemen met meer dan:
      • 1 woning bij aanduidingsvlakken waar maximaal 6 of minder wooneenheden zijn toegestaan;
      • 2 woningen bij aanduidingsvlakken waar 7 of meer wooneenheden zijn toegestaan;
    • 2. de beoogde ruimtelijke structuur, overwegend bestaande uit een informele afwisseling tussen vrijstaande en halfvrijstaande woningen, niet onaanvaardbaar wordt aangetast;
  • d. lid 8.2.2 sub b en een grondoppervlak van maximaal 90 m2 toestaan;
  • e. lid 8.2.2 sub e en een andere dakafdekking of dakhelling toestaan;
  • f. lid 8.2.2 sub g onder 2 en een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 2 m en een maximale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 12 m toestaan.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte, in vrijstaande bijgebouwen.
8.5.2 Aan huis gebonden activiteit

Tot niet strijdig gebruik wordt gerekend het uitoefenen van aan huis gebonden activiteiten in een woning en/of in bij deze woning bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. de activiteit uitsluitend mag worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. ten hoogste 50 m2 en ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning en/of de bij deze woning bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van de aan huis gebonden activiteiten mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. Bed&Breakfast is toegestaan tot een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen waarbij de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik niet meetellen voor de oppervlakte, een nachtregister wordt bijgehouden door de bewoner en de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten 14 dagen bedraagt;
  • f. geen afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • g. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte nabijgelegen woningen;
  • h. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.59 onder a;
  • i. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • j. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan;
  • k. opslag buiten de woning en/of de bij de woning bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan;
  • l. activiteiten waarbij meer dan 2 personen zijn betrokken niet zijn toegestaan.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Aan huis gebonden activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.5.2 voor het toestaan van:

  • a. vergroting van het vloeroppervlak;
  • b. activiteiten voor meer van 2 personen;
  • c. aan een aan huis gebonden activiteit ondergeschikte mogelijkheid tot verkoop;

zulks voor zover aannemelijk is gemaakt dat bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat:

    • 1. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 2. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 3. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 4. er sprake is van een rechtstreekse entree van de woning op het openbaar gebied (geen gezamenlijke entree).
8.6.2 Mantelzorg

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.5.1 en 8.5.2 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel plaats dient te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt;
  • g. maximaal 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 9 Wonen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen, mede met inachtneming van het bepaalde in ;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. erven en tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

9.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels:

9.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Het aantal te bouwen woningen binnen de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Wonen - 4 en Wonen - 5 mag gezamenlijk in totaal niet meer dan 161 bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 6,5 m respectievelijk 11 m bedragen, met uitzondering van eindwoningen, waarvan de goothoogte maximaal 11 m mag bedragen;
  • c. een bouwperceel mag voor maximaal 65% worden bebouwd;
  • d. met uitzondering van eindwoningen is toepassing van een kap verplicht, waarbij de dakhelling 35º tot 60º moet bedragen; tenzij er sprake is van een mansardekap. Bij een mansardekap mag de dakhelling maximaal 75º bedragen;
  • e. indien een perceel is voorzien van een bouwvlak dient het hoofdgebouw binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • f. indien een perceel niet is voorzien van een bouwvlak geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer of minder bedragen dan is aangeduid;
    • 2. de aan te houden afstanden (in meters) van een hoofdgebouw tot aan perceelsgrenzen zijn in de volgende tabel aangegeven:
  min.   max.  
afstand tot voorste perceelsgrens   2   5  
afstand zijgevel hoekwoning tot zijdelingse perceelsgrens   1   3  
afstand tot achterste perceelsgrens   6   --  
9.2.3 Bijgebouwen
  • a. Een bijgebouw moet minimaal 1 m achter de voorgevel (of het denkbeeldig verlengde daarvan) van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen (uitbouw), zoals ingangspartijen en erkers, voor het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m² en tot een diepte van 1,5 meter uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder c;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal 100 m² bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m respectievelijk 6 m bedragen, waarbij geldt dat bij aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van het hoofdgebouw ligt, op de goothoogte van het dakvlak van het hoofdgebouw mag worden aangesloten.
9.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mogen niet meer dan 2,5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en/of afmetingen van een hoofdgebouw op een bouwperceel ter waarborging van het beoogde (informele) straatbeeld, te bereiken door middel van, ten opzichte van elkaar, verspringende voorgevels.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.2 onder a ten behoeve van een uitwisseling van het aantal woningen tussen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2', onverminderd het bepaalde in lid 9.2.2 onder a;
  • b. lid 9.2.2 sub f onder 1 voor het maximum aantal te bouwen wooneenheden binnen het aanduidingsvlak, onverminderd het bepaalde in lid 9.2.2 onder a, mits:
    • 1. het aantal wooneenheden per aanduidingsvlak niet toe- dan wel afneemt met meer dan:
      • 1 woning bij aanduidingsvlakken waar maximaal 6 of minder wooneenheden zijn toegestaan;
      • 2 woningen bij aanduidingsvlakken waar 7 of meer wooneenheden zijn toegestaan;
    • 2. de beoogde ruimtelijke structuur, overwegend bestaande uit een informele afwisseling tussen vrijstaande en halfvrijstaande woningen, niet onaanvaardbaar wordt aangetast;
  • c. lid 9.2.2 sub d en een andere dakafdekking of dakhelling toestaan;
  • d. lid 9.2.3 sub a en een gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen van maximaal 55 m2 toestaan, waarbij het bepaalde in 9.2.2 sub c van overeenkomstige toepassing is.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte, in vrijstaande bijgebouwen.
9.5.2 Aan huis gebonden activiteit

Tot niet strijdig gebruik wordt gerekend het uitoefenen van aan huis gebonden activiteiten in een woning en/of in bij deze woning bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. de activiteit uitsluitend mag worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. ten hoogste 50 m2 en ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning en/of de bij deze woning bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van de aan huis gebonden activiteiten mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. Bed&Breakfast is toegestaan tot een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen waarbij de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik niet meetellen voor de oppervlakte, een nachtregister wordt bijgehouden door de bewoner en de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten 14 dagen bedraagt;
  • f. geen afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • g. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte nabijgelegen woningen;
  • h. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.59 onder a;
  • i. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • j. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan;
  • k. opslag buiten de woning en/of de bij de woning bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan;
  • l. activiteiten waarbij meer dan 2 personen zijn betrokken niet zijn toegestaan.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Aan huis gebonden activiteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.2 voor het toestaan van:

  • a. vergroting van het vloeroppervlak;
  • b. activiteiten voor meer van 2 personen;
  • c. aan een aan huis gebonden activiteit ondergeschikte mogelijkheid tot verkoop;

zulks voor zover aannemelijk is gemaakt dat bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat:

    • 1. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 2. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 3. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 4. er sprake is van een rechtstreekse entree van de woning op het openbaar gebied (geen gezamenlijke entree).
9.6.2 Mantelzorg

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.1 en 9.5.2 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel plaats dient te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt;
  • g. maximaal 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 10 Wonen - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde woningen, mede met inachtneming van het bepaalde in ;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;


met daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. erven en tuinen;
  • e. parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

10.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels:

10.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Het aantal te bouwen woningen binnen de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Wonen - 4 en Wonen - 5 mag gezamenlijk in totaal niet meer dan 161 bedragen, waarbij het aantal gestapelde woningen maximaal 15 mag bedragen;
  • b. het aantal bouwlagen mag maximaal 4 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 15 m bedragen;
  • d. de afstand tot een andere woonbestemming moet ten minste 6 meter bedragen;
10.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en/of afmetingen van gebouwen op een bouwperceel, uit het oogpunt van:

  • a. het waarborgen van het beoogde stedenbouwkundige (straat-)beeld;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
  • c. in verband met de verkeersveiligheid;
  • d. in verband met een goede milieusituatie.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Aan huis gebonden activiteit

Tot niet strijdig gebruik wordt gerekend het uitoefenen van aan huis gebonden activiteiten in een woning en/of in bij deze woning bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • e. de activiteit uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • f. de activiteit uitsluitend mag worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • g. ten hoogste 50 m2 en ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning en/of de bij deze woning bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van de aan huis gebonden activiteiten mag worden gebruikt;
  • h. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • i. Bed&Breakfast is toegestaan tot een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen waarbij de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik niet meetellen voor de oppervlakte, een nachtregister wordt bijgehouden door de bewoner en de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten 14 dagen bedraagt;
  • j. geen afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • k. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte nabijgelegen woningen;
  • l. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.59 onder a;
  • m. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • n. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan;
  • o. opslag buiten de woning en/of de bij de woning bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan;
  • p. activiteiten waarbij meer dan 2 personen zijn betrokken niet zijn toegestaan.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Aan huis gebonden activiteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1 voor het toestaan van:

  • a. vergroting van het vloeroppervlak;
  • b. activiteiten voor meer van 2 personen;
  • c. aan een aan huis gebonden activiteit ondergeschikte mogelijkheid tot verkoop;

zulks voor zover aannemelijk is gemaakt dat bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat:

    • 1. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 2. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 3. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 4. er sprake is van een rechtstreekse entree van de woning op het openbaar gebied (geen gezamenlijke entree).
10.5.2 Mantelzorg

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • d. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • e. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • g. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • h. inwoning in beginsel plaats dient te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • i. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt;
  • j. maximaal 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen - 3' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' indien marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, waarbij geldt dat:

  • a. wijziging van een gedeelte van het bestemmingsvlak niet is toegestaan;
  • b. het aantal (grondgebonden) wooneenheden maximaal 4 mag bedragen.

Artikel 11 Wonen - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde, geliberaliseerde huurwoningen voor middenhuur;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. erven en tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

11.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen
  • c. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels:

11.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Het aantal te bouwen woningen binnen de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Wonen - 4 en Wonen - 5 mag gezamenlijk in totaal niet meer dan 161 bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 6,5 m respectievelijk 11 m bedragen, met uitzondering van eindwoningen, waarvan de goothoogte maximaal 11 m mag bedragen;
  • c. een bouwperceel mag voor maximaal 65% worden bebouwd;
  • d. met uitzondering van eindwoningen is toepassing van een kap verplicht, waarbij de dakhelling 35º tot 60º moet bedragen, tenzij er sprake is van een mansardekap. Bij een mansardekap mag de dakhelling maximaal 75º bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • f. de aan te houden afstanden (in meters) van een hoofdgebouw tot aan perceelsgrenzen zijn in de volgende tabel aangegeven:
  min.   max.  
afstand tot voorste perceelsgrens   2   5  
afstand zijgevel hoekwoning tot zijdelingse perceelsgrens   1   3  
afstand tot achterste perceelsgrens   6   --  
11.2.3 Bijgebouwen
  • a. Een bijgebouw moet minimaal 1 m achter de voorgevel (of het denkbeeldig verlengde daarvan) van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen (uitbouw), zoals ingangspartijen en erkers, voor het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m² en tot een diepte van 1,5 meter uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder d;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - oriëntatie' maximaal 10 m² bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal 100 m² bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m respectievelijk 6 m bedragen, waarbij geldt dat bij aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van het hoofdgebouw ligt, op de goothoogte van het dakvlak van het hoofdgebouw mag worden aangesloten.
11.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mogen niet meer dan 2,5 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en/of afmetingen van een hoofdgebouw op een bouwperceel ter waarborging van het beoogde (informele) straatbeeld, te bereiken door middel van, ten opzichte van elkaar, verspringende voorgevels.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.2 sub d en een andere dakafdekking of dakhelling toestaan;
  • b. lid 11.2.3 sub d en een gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen van maximaal 55 m2 toestaan, waarbij het bepaalde in 11.2.2 sub c van overeenkomstige toepassing blijft.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte, in vrijstaande bijgebouwen.
11.5.2 Geurzone

In afwijking van het bepaalde in lid 8.1 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’ de volgende regels:

  • a. Binnen de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’ mogen geen nieuwe woningen en - voor zover op overige gronden toegelaten - andere geurgevoelige objecten worden opgericht.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen in die zin dat de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’ verkleind dan wel opgeheven wordt, mits wordt aangetoond dat dit aanvaardbaar is.
11.5.3 Aan huis gebonden activiteit

Tot niet strijdig gebruik wordt gerekend het uitoefenen van aan huis gebonden activiteiten in een woning en/of in bij deze woning bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. de activiteit uitsluitend mag worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. ten hoogste 50 m2 of ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning en/of de bij deze woning bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van de aan huis gebonden activiteiten mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. Bed&Breakfast is toegestaan tot een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen waarbij de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik niet meetellen voor de oppervlakte, een nachtregister wordt bijgehouden door de bewoner en de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten 14 dagen bedraagt;
  • f. geen afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • g. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte nabijgelegen woningen;
  • h. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.59 onder a;
  • i. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • j. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan;
  • k. opslag buiten de woning en/of de bij de woning bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan;
  • l. activiteiten waarbij meer dan 2 personen zijn betrokken niet zijn toegestaan.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Aan huis gebonden activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5.3 voor het toestaan van:

  • a. vergroting van het vloeroppervlak;
  • b. activiteiten voor meer van 2 personen;
  • c. aan een aan huis gebonden activiteit ondergeschikte mogelijkheid tot verkoop;

zulks voor zover aannemelijk is gemaakt dat bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat:

    • 1. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 2. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 3. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 4. er sprake is van een rechtstreekse entree van de woning op het openbaar gebied (geen gezamenlijke entree).
11.6.2 Mantelzorg

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.1 en 11.5.3 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • d. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • e. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • g. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • h. inwoning in beginsel plaats dient te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • i. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt;
  • j. maximaal 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen - 4' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' indien marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, waarbij geldt dat:

  • a. wijziging van een gedeelte van het bestemmingsvlak niet is toegestaan;
  • b. het aantal (grondgebonden) wooneenheden maximaal 4 mag bedragen.

Artikel 12 Wonen - 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde sociale huurwoningen (rug-aan-rug);
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. erven en tuinen;
  • f. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

12.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels:

12.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Het aantal te bouwen woningen binnen de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3, Wonen - 4 en Wonen - 5 mag gezamenlijk in totaal niet meer dan 161 bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 6,5 m respectievelijk 11 m bedragen, met uitzondering van eindwoningen, waarvan de goothoogte maximaal 11 m mag bedragen;
  • c. een bouwperceel mag voor maximaal 75% worden bebouwd;
  • d. met uitzondering van eindwoningen is toepassing van een kap verplicht, waarbij de dakhelling 35º tot 60º moet bedragen; tenzij er sprake is van een mansardekap. Bij een mansardekap mag de dakhelling maximaal 75º bedragen;
  • e. indien een perceel is voorzien van een bouwvlak dient het hoofdgebouw binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • f. indien een perceel niet is voorzien van een bouwvlak geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer of minder bedragen dan is aangeduid;
    • 2. de aan te houden afstanden (in meters) van een hoofdgebouw tot aan perceelsgrenzen zijn in de volgende tabel aangegeven:
  min.   max.  
afstand tot voorste perceelsgrens   2   6  
afstand zijgevel hoekwoning tot zijdelingse perceelsgrens   1   3  
afstand tot achterste perceelsgrens   --   --  
12.2.3 Bijgebouwen
  • a. Een bijgebouw moet minimaal 1 m achter de voorgevel (of het denkbeeldig verlengde daarvan) van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen (uitbouw), zoals ingangspartijen en erkers, voor het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m² en tot een diepte van 1,5 meter uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder c;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal 20 m² bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m respectievelijk 6 m bedragen, waarbij geldt dat bij aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van het hoofdgebouw ligt, op de goothoogte van het dakvlak van het hoofdgebouw mag worden aangesloten.
12.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mogen niet meer dan 2,5 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en/of afmetingen van een hoofdgebouw op een bouwperceel ter waarborging van het beoogde (informele) straatbeeld, te bereiken door middel van, ten opzichte van elkaar, verspringende voorgevels.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.2 sub d en een andere dakafdekking of dakhelling toestaan;
  • b. lid 12.2.3 sub a en een gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen van maximaal 55 m2 toestaan, waarbij het bepaalde in 12.2.2 sub c van overeenkomstige toepassing is.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte, in vrijstaande bijgebouwen.
12.5.2 Aan huis gebonden activiteit

Tot niet strijdig gebruik wordt gerekend het uitoefenen van aan huis gebonden activiteiten in een woning en/of in bij deze woning bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. de activiteit uitsluitend mag worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. ten hoogste 50 m2 en ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning en/of de bij deze woning bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van de aan huis gebonden activiteiten mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. Bed&Breakfast is toegestaan tot een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen waarbij de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik niet meetellen voor de oppervlakte, een nachtregister wordt bijgehouden door de bewoner en de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten 14 dagen bedraagt;
  • f. geen afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • g. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte nabijgelegen woningen;
  • h. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft voor zover bedoeld in 1.59 onder a;
  • i. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • j. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan;
  • k. opslag buiten de woning en/of de bij de woning bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan;
  • l. activiteiten waarbij meer dan 2 personen zijn betrokken niet zijn toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

13.1 Basisregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waarvan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Dakkapel

Dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.

14.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

14.3 Bestaande maten
14.3.1 Maximale en minimale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

14.3.2 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 14.3.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

14.4 Parkeernormen
14.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals die is opgenomen in Bijlage 1 van deze regels (Notitie parkeren).

14.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals die is opgenomen in Bijlage 1 van deze regels (Notitie parkeren).

14.4.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 14.4.1 en 14.4.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

14.4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 14.4.1 en 14.4.2 bedoelde parkeernormen te wijzigen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in dit plan in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
15.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in dit plan voorts beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    • 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
    • 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van oppervlakten, goothoogten, bouwhoogten, bebouwingsgrenzen en bouwvlakken met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze omgevingsvergunning niet verleend kan worden voor woonschepen;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van nutsdoeleinden, zoals trafostations, wachthuisjes, poldergemalen, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 20 m2 hebben en de maximale bouwhoogte niet meer dan 5 meter is met de daarbij behorende toegangswegen, andere verhardingen en voorzieningen;
  • c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • d. het afwijken van de voorgeschreven maten voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 9 m, voor zover dit op grond van de artikelen in hoofdstuk 2 nog niet is toegestaan;
  • e. de bouw van een windmolen voor de verbetering van de waterhuishouding gericht op de verbetering dan wel instandhouding van de in het plangebied aanwezige natuurlijke waarden met een maximale bouwhoogte van 20 meter;
  • f. voor het bij een beroep en bedrijf aan huis toestaan van meldingsplichtige bedrijfsactiviteiten op grond van het Activiteitenbesluit Milieubeheer, als de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming blijft.

Artikel 17 Algemene procedureregels

17.1 Toepassing uniforme voorbereidingsprocedure Awb

Op de voorbereiding van de in deze regels bedoelde bevoegdheden tot het stellen van nadere eisen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 18 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 17.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 onder a met maximaal 10 %.
  • c. Lid 17.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. lid 19.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

20.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Bronkhorst I van de gemeente Woudrichem”.