direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied: Loswal Schellevis Beton
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.05BP1048BgloswalSB-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de in lid 20.2 genoemde landschapstypen en hun kernkwaliteiten;
  • c. watergangen, oevers en taluds;
  • d. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen, zoals wandel en fietspaden;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', een intensieve veehouderij, niet zijnde een intensieve geiten en/of schapenhouderij.

met dien verstande dat:

  • f. tuinen en erven (inclusief erfverhardingen) die behoren bij de onder a t/m d genoemde bedrijven uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen:
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak:
    • 1. de bestaande kazematten en groepsschuilplaatsen zijn toegestaan;
    • 2. de bestaande griendwerkersketen zijn toegestaan.
  • b. de afstand van gebouwen tot de naar de weg gekeerde bouwgrens dient minimaal 5 meter te bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 5 meter bedraagt;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen:

De goot en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.

3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd.
  • b. een bedrijfswoning kan zowel vrijstaand als aan het hoofdgebouw verbonden, c.q. in de bouwmassa opgenomen, gebouwd worden, met dien verstande, dat:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning niet minder dan 300 m³ en niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken, behorende bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd, behoudens de bijbehorende bouwwerken zoals genoemd in artikel 3.2.5;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m²;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Op het voorerfgebied mogen uitbreidingen, zoals een erker, balkon of luifel, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van een erker of luifel mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;
  • d. de breedte van een uitbreiding mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning.
3.2.6 Teeltondersteunende voorzieningen:
  • a. teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
  • b. andere permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 meter (indien en voor zover sprake is van een bouwwerk);
  • c. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter (indien en voor zover sprake is van een bouwwerk);
  • d. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter (indien en voor zover sprake is van een bouwwerk);
  • e. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter (indien en voorzover sprake is van een bouwwerk).
3.2.7 Bedrijfswoning:
  • a. per bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen,mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • e. de bedrijfswoning dient te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 30° en ten hoogste 60°.
3.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
    bouwwerken geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
    verlichtings- en vlaggenmasten   8 meter  
    erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
    erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn   2 meter  
    mestsilo's   6 meter  
    veevoedersilo's   12 meter  
    sleufsilo's   3 meter  
    paardenbakken (omheining)   1,5 meter  
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 meter  
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag buiten het bouwvlak niet meer dan 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. bouwwerken voor mestopslag, voeropslag, sleuf- en andere silo's, water- en andere bassins en andere aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan;
    • 2. paardenbakken niet zijn toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 om teeltondersteunende kassen toe te staan, mits:

  • a. de teeltondersteunende kassen ten dienste staan van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij;
  • b. de teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte niet niet meer dan 6 meter bedraagt;
  • d. de oppervlakte niet meer dan 1.500 m² netto glas bedraagt;
  • e. de teeltondersteunende kassen noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. de bouw van de teeltondersteunende kassen geen omschakeling naar een (gespecialiseerd) glastuinbouwbedrijf tot gevolg heeft;
  • g. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder e en f genoemde voorwaarden;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
3.3.2 Teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 om hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte voor lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 meter en voor hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 3 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte voor overige teeltondersteunende voorzieningen maximaal 3,5 meter mag bedragen;
  • b. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen aansluitend aan het agrarisch bouwvlak worden gesitueerd;
  • c. de oppervlakte van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen niet meer dan 2 hectare bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het aanbrengen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak, is niet toegestaan;
  • b. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde artikelen/producten, mits deze detailhandel plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden voor het houden van dieren.
  • d. permanente bewoning van vakantieappartementen is niet toegestaan;
  • e. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die in het schema 'Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden Agrarisch' in bijlage 2 zijn aangemerkt als strijdig, is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Logies en ontbijt

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het toestaan van logies en ontbijt, mits:

  • a. deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de eventueel noodzakelijke verbouwingen binnen het hoofdgebouw plaatsvinden;
  • c. maximaal 100 m² voor logies en ontbijt wordt gebruikt;
  • d. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • e. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.7.
3.5.2 Vakantieappartementen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het toestaan van vakantieappartementen, mits:

  • a. deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de eventueel noodzakelijke verbouwingen binnen het hoofdgebouw plaatsvinden;
  • c. per bedrijf niet meer dan 3 vakantieappartementen worden gerealiseerd;
  • d. de oppervlakte van een vakantieappartement niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.7.
3.5.3 Dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het toestaan van aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen, zoals verkoop van dranken, etenswaren en streekeigen producten en het bieden van zitgelegenheid en rondleidingen, mits:

  • a. er geen sprake is van een inrichting waarvoor op grond van de Drank- en horecawet een vergunning is vereist;
  • b. de oppervlakte die voor dagrecreatieve voorzieningen wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. er ten behoeve van de activiteiten geen ingrijpende bouwkundige voorzieningen worden getroffen;
  • d. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • e. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.7.
3.5.4 Beroep of bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in de bedrijfswoning of bijgebouwen behorend bij de bedrijfswoning, mits:

  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de omvang van het beroep of bedrijf aan huis niet meer bedraagt dan 45 m²;
  • c. het beroep of bedrijf in het hoofd- of bijgebouw wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het beroep of bedrijf voorkomt in de milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • e. het beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  • f. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
    • 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, dat in direct verband staat met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.
    • 2. beperkte detailhandel via het internet, mits geen goederen van huis worden afgehaald;
  • g. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.7.
3.5.5 Zorgboerderij

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het toestaan van kleinschalige zorgactiviteiten ten behoeve van de dagopvang van zorgvragers, mits:

  • a. deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de oppervlakte die voor de zorgactiviteiten wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 250 m²;
  • c. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • d. bij beeindiging van de agrarische functie is het uitoefenen van de zorgactiviteiten niet meer toegestaan;
  • e. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.7.
3.5.6 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het toestaan van kleinschalig kamperen, mits:

  • a. de kampeermiddelen worden gesitueerd binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 meter uit het bouwvlak, met dien verstande dat de kampeermiddelen niet buiten het bouwvlak mogen worden gesitueerd aan de aan de weg gelegen zijde van het bouwvlak;
  • b. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 15 bedraagt;
  • c. het kampeerterrein uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 oktober is toegestaan;
  • d. ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein, zoals sanitaire voorzieningen, in de bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
  • e. het kampeerterrein op een zorgvuldige wijze wordt ingepast in het landschap;
  • f. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • g. het kampeerterrein niet grenst aan een ander kampeerterrein waarvoor toestemming is verleend;
  • h. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.7.
3.5.7 Algemene voorwaarden nevenactiviteiten

Voor het toestaan van nevenactiviteiten gelden de volgende algemene voorwaarden:

  • a. per agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m² van de bebouwing gebruikt worden voor niet-agrarische nevenactiviteiten;
  • b. het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie;
  • c. op eigen terrein wordt binnen het bouwvlak voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. de activiteit levert geen belemmering op voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.
3.5.8 Tijdelijke huisvestiging van tijkdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits:

  • a. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt in een bedrijfsgebouw of een deel van de bedrijfswoning, dat gesitueerd is binnen een bouwvlak;
  • b. deze omgevingsvergunning wordt voor maximaal 5 jaar verleend;
  • c. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • d. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder c genoemde voorwaarde;
  • e. de huisvesting uitsluitend medewerkers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • f. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
  • g. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • h. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien;
  • i. het gebruik geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • j. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de in het schema 'Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden Agrarisch' in bijlage 2 genoemde vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.6.2 Uitzonderingen

Het in 3.6.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. die plaatsvinden binnen het agrarisch bouwvlak;
  • b. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
3.6.3 Toetsingscriteria

De in 3.6.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;a
  • b. als wordt voldaan aan de in het schema 'Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden Agrarisch' in bijlage 2 genoemde criteria.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormaanpassing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de vormaanpassing een agrarisch bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het agrarische bouwvlak gelijk blijft;
  • b. de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen hieromtrent heeft geadviseerd;
  • c. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
3.7.2 Vergroting bouwvlak:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de vergroting van een agrarisch bouwvlak voor een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak na vergroting maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • b. de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf of indien het geen volwaardig agrarisch bedrijf betreft uit het advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen blijkt dat door vergroting van het bouwvlak het bedrijf zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • d. is aangetoond dat binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor de uitbreiding van de noodzakelijke bebouwing;
  • e. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder b t/m d genoemde voorwaarden;
  • f. er een concreet bouw- en inrichtingsplan aan ten grondslag ligt;
  • g. de bestaande en nieuw te realiseren bebouwing landschappelijk wordt ingepast met beplanting;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • i. ter plaatse niet de aanduiding 'intensieve veehouderij' aanwezig is.
3.7.3 Burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in Wonen ten behoeve van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, mits:

  • a. het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf is beeindigd en agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • b. er geen splitsing in meerdere wooneenheden plaatsvindt;
  • c. de bestaande situering van de woning niet wordt gewijzigd;
  • d. overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, zodat de gezamenlijke maximale oppervlakte van 70 m² aan bijgebouwen per woning niet wordt overschreden, met dien verstande dat indien sprake is van een bouwperceel met een de oppervlakte van meer dan 700 m² de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m²;
  • e. het bouwvlak wordt aangepast, zodat het hoofdgebouw van de woning binnen het bouwvlak komt te liggen, waarbij de maximale omvang van het bouwvlak 20x20 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter bedraagt, met dien verstande dat als het hoofdgebouw niet binnen deze omvang past,
  • f. de omvang van het hoofdgebouw mag worden aangehouden voor het bouwvlak en indien de afstand van het hoofgebouw kleiner is dan 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen, die kleinere afstand mag worden aangehouden;
  • g. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • i. er ter plaatse van de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • j. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.7.4 Agrarisch techninch hulpbedrijf en agrarisch verwant bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in 'Bedrijf' ten behoeve van de vestiging van een agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf, mits:

  • a. het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf is beeindigd en agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • b. dit niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 1,5 hectare en het bouwvlak verwijderd wordt; indien het agrarisch bouwvlak een grotere omvang heeft dan kan het meerdere de bestemming 'Agrarisch' behouden, mits voor dit deel eveneens het bouwvlak verwijderd wordt;
  • c. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto-ruimtebeslag bevorderd;
  • d. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling, met dien verstande dat de oppervlakte van de bebouwing nooit meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. op eigen terrein in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien en laden en lossen op eigen terrein geschiedt;
  • g. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde artikelen/producten tot een maximale brutovloeroppervlakte van 50 m²;
  • h. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • i. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • j. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.7.5 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in Bedrijf ten behoeve van de vestiging van één niet-agrarisch bedrijf, niet zijnde een agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf, mits:

  • a. het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf is beeindigd en agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • b. het één bedrijf betreft in milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, danwel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn;
  • c. er geen sprake is van een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • d. dit niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • e. dit niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5000 m² en het bouwvlak verwijderd wordt; indien het agrarisch bouwvlak een grotere omvang heeft dan kan het meerdere de bestemming 'Agrarisch' behouden, mits voor dit deel eveneens het bouwvlak verwijderd wordt;
  • f. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto-ruimtebeslag bevorderd;
  • g. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing nooit meer mag bedragen dan 600 m²;
    • 2. de overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat gebouwen die buiten het bestemmingsvlak Bedrijf komen te liggen, sowieso moeten worden gesloopt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien en laden en lossen op eigen terrein geschiedt;
  • j. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde artikelen/producten tot een maximale brutovloeroppervlakte van 50 m²
  • k. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • l. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • m. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • n. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.