direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Transvaal Eikenlaan / De Es
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.02BP1029TransvEs-VA01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële en ambachtelijke bedrijven, alsmede groothandelsbedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze bestemmingsplanregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
    • 2. detailhandelsbedrijven;
    • 3. bedrijven voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven, in-/uitritten;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bepaling:

de op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld, vervangen en uitgebreid met inachtneming van het bepaalde in dit lid, met dien verstande dat wanneer de bestaande bebouwing en bestaande maatvoering afwijken van hetgeen in de hierna volgende bouwregels is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot. De voorgaande volzin is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

3.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bebouwing niet toegestaan', is bebouwing niet toegestaan;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding weergegeven;
  • e. de in lid 1 onder c. bedoelde bedrijfswoning dient in de bouwmassa opgenomen te worden, met dien verstande, dat:
    • 1. de inhoud van de woning moet minimaal 300 m³ en mag maximaal 750 m³ bedragen;
    • 2. de bedrijfswoning in de naar weg gekeerde bouwgrens moet worden gebouwd;

3.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  • a. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de goothoogte van het hoofdgebouw niet worden overschreden, met uitzondering van:
    • 1. vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen;
    • 2. verlichting, waarvan de hoogte maximaal 5 m mag bedragen;
  • b. buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen;
    • 2. verlichting, waarvan de hoogte maximaal 5 m mag bedragen;
    • 3. erf- of terreinafscheidingen, voor zover gelegen vóór de naar de weg toegekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan (voorgevelrooilijn), waarvan de hoogte maximaal 1 m mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de brandveiligheid;
  • e. de milieusituatie; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b.3. ten behoeve van de bouw van erf- of terreinafscheidingen met een grotere hoogte in het belang van het af te scheiden erf of terrein, met dien verstande dat de ontheffing uitsluitend wordt verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden;
  • c. de verkeersveiligheid.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik bouwwerken

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van bebouwing voor de uitoefening van enige vorm van detailhandel;
  • b. het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van bebouwing voor de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in lid 1 is toegestaan, met uitzondering van het gebruik van kantine.

3.5.2 Strijdig gebruik gronden

Tot een strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in lid 3.1 wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor de opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van brandbare of licht ontvlambare stoffen, alsmede bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, met uitzondering van:
    • 1. de opslag van goederen ten behoeve van de krachtens lid 3.1 toegestane bedrijfsvoering;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de bestemming.
  • c. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden, met uitzondering van:
    • 1. de opslag van goederen ten behoeve van de krachtens lid 3.1 toegestane bedrijfsvoering;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de bestemming.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder b. met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend voor de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf, dat hoewel gelijkwaardig aan de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijven, daarin niet is vermeld, mits het bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de toegelaten categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijven.
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende relevante milieuaspecten mede in de beoordeling worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water en de verkeersaantrekking.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 1' de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het wijzigingsgebied zijn maximaal 7 grondgebonden woningen toegestaan zijnde vrijstaande woningen, vrijstaand geschakelde woningen, twee-aaneengebouwde woningen, aaneengebouwde woningen, met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en terreinen, als ook wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • b. de planregels van artikel 8 zijn overeenkomstig van toepassing;
  • c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

3.7.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied - 2' de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het wijzigingsgebied zijn maximaal 8 grondgebonden woningen toegestaan zijnde vrijstaande woningen, vrijstaand geschakelde woningen, twee-aaneengebouwde woningen, aaneengebouwde woningen, met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en terreinen, als ook wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • b. de planregels van artikel 8 zijn overeenkomstig van toepassing;
  • c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.