direct naar inhoud van Regels
Plan: Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat: reparatieherziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.01BP1084BBSRep-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Bij de toepassing van de begrippen wordt verwezen naar de begrippen, zoals die zijn opgenomen in artikel 1 van het geldende bestemmingsplan "Beatrixhaven, Biesboschaven en Steurgat", zoals door de raad vastgesteld op 14 februari 2012.

1.1 plan:

het bestemmingsplan Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat: reparatieherziening met identificatienummer NL.IMRO.0870.01BP1084BBSRep-VA01 van de gemeente Werkendam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten volgens de definities, zoals die zijn opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan "Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat", zoals door de raad vastgesteld op 14 februari 2012.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Voor onderhavig bestemmingsplan blijven de regels van het bestemmingsplan "Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat", zoals door de raad vastgesteld op 14 februari 2012 onverkort van toepassing, behoudens de in onderhavig reparatieplan aangegeven correcties.

Aan de bestemming 'Bedrijventerrein' van bestemmingsplan "Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat" zijn enkele bepalingen gewijzigd. Deze zijn onderstreept weergegeven.

Vanwege de gewijzigde Archeologische waardenkaart vervallen de bestemmingen 'Waarde - Archeologie-2' en Waarde-Archeologie-4'. In plaats daarvan wordt de nieuwe dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-3 toegevoegd. Om die reden zijn enkele artikelen vernummerd.

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. kantoren ten dienste van het bedrijf of de bedrijfsactiviteiten;
    • 2. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf met een maximum van 100 m²;

      met de daarbij behorende:
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. erven, tuinen en terreinen;
  • d. verhardingen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. water.

3.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

3.2.3 Overige regels
  • a. Buiten het bouwvlak mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erf- of terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1 meter mag bedragen;
    • 2. erf- of terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 3. vlaggenmasten en antennemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen;
    • 4. verlichtingsarmaturen, lichtmasten en cameramasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de bouwhoogte en situering van erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de situering en oppervlakte van verhardingen.

3.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 3.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. geluidzoneringplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. een verkooppunt van motorbrandstoffen (inclusief en exclusief LPG);
  • d. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 3.1.1 onder a, sub 2;
  • e. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • f. zelfstandig kantoor;
  • g. wonen.

Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen inclusief lpg, met daaraan ondergeschikt:
    • 1. detailhandel en horeca in de vorm van een serviceshop;
    • 2. een autowasstraat en autowasboxen.

      alsmede voor:
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

    met de daarbij behorende:
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. erven, tuinen en terreinen;
  • e. verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. water.

4.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' mag het maximaal toegestane aantal wooneenheden niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte voor een grondgebonden bedrijfswoning mag maximaal 10 meter bedragen;
  • d. de goothoogte voor een grondgebonden bedrijfswoning mag maximaal 6,50 meter bedragen;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 10% van het oppervlak van het bouwperceel met een maximum van 150 m³.

4.2.5 Overige regels
  • a. Buiten het bouwvlak mogen géén gebouwen worden gebouwd.
  • b. Buiten het bouwvlak mogen overkappingen en luifels worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van overkappingen en luifels mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • d. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, lichtmasten en cameramasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • e. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • f. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 1 meter bedragen.
  • g. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 2 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. de bouwhoogte en situering van erf- of terreinafscheidingen;
  • c. de situering en oppervlakte van verhardingen.

4.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 100 m2 mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 4.1.1 onder a, sub 1;
  • c. horeca, anders dan bedoeld in artikel 4.1.1 onder a, sub 1;
  • d. wonen, anders dan bedoeld in artikel 4.1.1 onder b;
  • e. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • g. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Bedrijventerrein

Aan de bestemming 'Bedrijventerrein - Watergebonden' van bestemmingsplan "Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat" in artikel 5 is de volgende bepaling gewijzigd:

  • artikel 5.2.4, onder d: het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 10% van het oppervlak van het bouwperceel met een maximum van 150 m².
  • artikel 5.2.1, onder c: het minimale bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50%: dit moet zijn minder bedragen dan 50%.

Voor onderhavig bestemmingsplan blijven de regels van het bestemmingsplan "Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat", zoals door de raad is vastgesteld op 14 februari 2012, onverkort van toepassing, behoudens de aangegeven correcties. Voor de leesbaarheid van het plan zijn onderhavige regels in het geheel opgenomen.

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 2 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede kantoren als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf of de bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;


alsmede tevens voor:

  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. een bedrijfswoning in de vorm van een bovenwoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning';
  • d. een accountantskantoor ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor – accountant';
  • e. een bedrijfsverzamelgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bedrijfsverzamelgebouw';
  • f. een autobedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autobedrijf';
  • g. een detailhandelsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel';
  • h. een zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';


met de daarbij behorende:

  • i. erven, tuinen en terreinen;
  • j. (ontsluitings)wegen en voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. verhardingen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. water.

5.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. het minimale bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 50%;
  • d. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%;
  • e. de minimale oppervlakte van een bouwperceel bedraagt 1.000 m²;
  • f. de maximale oppervlakte van een bouwperceel bedraagt 5.000 m².

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.


5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijfswoning', en;
    • 2. 'specifieke vorm van wonen – bovenwoning';
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van wonen bovenwoning' mag het maximaal toegestane aantal wooneenheden niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte voor een grondgebonden bedrijfswoning mag maximaal 10 meter bedragen;
  • d. de goothoogte voor een grondgebonden bedrijfswoning mag maximaal 6,50 meter bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de afstand tot de voorgevellijn van een bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 10% van het oppervlak van het bouwperceel met een maximum van 150 m² .

5.2.5 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.


5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, lichtmasten en cameramasten mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een zend- en/of ontvangstinstallaties ter plaatse van de aanduiding 'zend –/ontvangstinstallaties' mag maximaal 35 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag maximaal 10 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.


5.2.7 Overige regels

Voorzien dient te worden in:

  • a. voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in;
  • b. voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen onder 1;
    • 1. Bij nieuwbouw of uitbreiding van gebouwen, dan wel een gebruiksverandering dient voldaan te worden aan de volgende parkeernormen op eigen terrein:


Bedrijfsactiviteiten   Aantal parkeerplaatsen per 100 m² bvo    
  minimaal   maximaal  
Arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven (loodsen, opslag en transportbedrijf)   0,8   0,9  
Arbeidsintensieve en bezoekersintensieve bedrijven (industrie, laboratorium, werkplaats)   2,5   2,8  
Arbeidsextensieve en bezoekersintensieve bedrijven   1,6   1,8  
Bedrijfsverzamelgebouw   0,8   1,7  
Showroom   1,6   1,8  

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. de bouwhoogte en situering van erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.

5.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 5.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1 onder d, voor het verhogen van het maximum bebouwingspercentage tot 80%, indien de aard of het type bedrijf daartoe noodzaakt of wanneer dit uit een oogpunt van zuinig ruimtegebruik noodzakelijk is, onder de voorwaarden dat de omgevingsvergunning pas wordt verleend indien er een watervergunning door Rijkswaterstaat is afgegeven;
  • b. artikel 5.2.1 onder e, voor het bouwen van bedrijfsverzamelgebouwen, met dien verstande dat dient te zijn aangetoond dat er behoefte is aan bedrijfsruimte c.q. bedrijfskavels met een kleinere oppervlakte dan 1.000 m²;
  • c. artikel 5.2.2 onder b, voor een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 meter, indien de aard of het type bedrijf daartoe noodzaakt of wanneer dit uit een oogpunt van zuinig ruimtegebruik noodzakelijk is;
  • d. artikel 5.2.2 onder d, voor het bouwen tot op minimaal 1 meter uit de perceelsgrens, indien de perceelsgrens is gelegen aan het openbaar gebied;


met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. zelfstandig kantoor, met uitzondering van een kantoor als bedoeld in artikel 5.1.1 onder a en d;
  • b. het uitoefenen van dienstverlening anders dan bedoeld in artikel 5.1.1;
  • c. het uitoefenen van horeca, met uitzondering van een kantine;
  • d. het uitoefenen van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en detailhandel als bedoeld in artikel 5.1.1 onder g;
  • e. voor wonen, met uitzondering van de woningen als bedoeld in artikel 5.1.1 onder b en onder c;
  • f. risicovolle inrichting;
  • g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere milieucategorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1.1, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1.1, maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.1.1, maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd;


Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 6 Bedrijventerrein - Watergebonden

Voor onderhavig bestemmingsplan blijven de regels van het bestemmingsplan "Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat", zoals door de raad vastgesteld op 14 februari 2012 onverkort van toepassing, behoudens de aangegeven correcties in onderhavig reparatieplan.

Aan de bestemming 'Bedrijventerrein - Watergebonden' van bestemmingsplan "Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat" in artikel 6 zijn de volgende bepalingen gewijzigd.

  • artikel 6.2.1 onder c: het minimale bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50%: dit moet zijn minder bedragen dan 50%.
  • artikel 6.2.4, onder d: het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 10% van het oppervlak van het bouwperceel met een maximum van 150 m²
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijventerrein - Watergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. scheepsbouw, scheepsafbouw en scheepsreparatiebedrijven, waaronder begrepen geluidzoneringplichtige inrichtingen alsmede kantoren als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf of de bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
  • b. havengebonden, kadegebonden en watergebonden bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waaronder begrepen geluidzoneringplichtige inrichtingen alsmede kantoren als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf of de bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
  • c. havengerelateerde bedrijven die gericht zijn op dienstverlening aan scheepsbouw-, scheepsafbouw- en scheepsreparatiebedrijven alsmede dienstverlening aan kade- of havengebonden bedrijven, voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 2 t/m 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten almede kantoren als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf of de bedrijfsactiviteiten;
  • d. kantoren voor ondersteunende of dienstbare bedrijven die gericht zijn op dienstverlening aan kade- of havengebonden bedrijven, scheepsbouw-, scheeps-afbouw- en scheepsreparatiebedrijven, voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;


met dien verstande dat,

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – scheepsbouw-, scheepsafbouw en scheepsreparatiebedrijven' uitsluitend zijn toegestaan scheepsbouw, scheepsafbouw en scheepsreparatiebedrijven voor zover deze voorkomen tot ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waaronder begrepen geluidzoneringplichtige inrichtingen alsmede kantoren als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf of de bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen;


alsmede voor:

  • f. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. een bedrijfswoning in de vorm van een bovenwoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning';
  • h. een zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • i. een restaurant en café ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • j. een aanlegsteiger ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';


met de daarbij behorende:

  • k. erven, tuinen en terreinen;
  • l. (ontsluitings)wegen en voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. verhardingen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. water.

6.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein - Watergebonden' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. het minimale bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 50%. 
  • d. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%, tenzij op de verbeelding een bebouwingspercentage is aangegeven. In dat geval is dat maximum bebouwingspercentage maatgevend;
  • e. de minimale oppervlakte van een bouwperceel bedraagt 1.000 m²;
  • f. de maximale oppervlakte van een bouwperceel bedraagt 5.000 m².

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijfswoning', en;
    • 2. 'specifieke vorm van wonen – bovenwoning';
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'specifieke bouwaanduiding bovenwoning' mag het maximaal toegestane aantal wooneenheden niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte voor een grondgebonden bedrijfswoning mag maximaal 10 meter bedragen;
  • d. de goothoogte voor een grondgebonden bedrijfswoning mag maximaal 6,50 meter bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.


6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de afstand tot de voorgevellijn van een bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 10% van het oppervlak van het bouwperceel met een maximum van 150 m² .

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van kranen mag maximaal 45 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, lichtmasten en cameramasten mag maximaal 12 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag maximaal 10 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.

6.2.6 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.


6.2.7 Overige regels

Voorzien dient te worden in:

  • a. voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading, alsmede in;
  • b. voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering zoals opgenomen onder 1;
    • 1. Bij nieuwbouw of uitbreiding van gebouwen, dan wel een gebruiksverandering dient voldaan te worden aan de volgende parkeernormen op eigen terrein:

Bedrijfsactiviteiten   Aantal parkeerplaatsen per 100 m² bvo    
  minimaal   maximaal  
Arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven (loodsen, opslag en transportbedrijf)   0,8   0,9  
Arbeidsintensieve en bezoekersintensieve bedrijven (industrie, laboratorium, werkplaats)   2,5   2,8  
Arbeidsextensieve en bezoekersintensieve bedrijven   1,6   1,8  
Bedrijfsverzamelgebouw   1,6   1,8  
Showroom   1,6   1,8  
     

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing;
  • b. de bouwhoogte en situering van erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.

6.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 6.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.1 onder d, voor het verhogen van het maximum bebouwingspercentage tot 80%, indien de aard of het type bedrijf daartoe noodzaakt of wanneer dit uit een oogpunt van zuinig ruimtegebruik noodzakelijk is, onder de voorwaarden dat de omgevingsvergunning pas wordt verleend indien er een watervergunning door Rijkswaterstaat is afgegeven;
  • b. artikel 6.2.1 onder e voor het bouwen van bedrijfsverzamelgebouwen, met dien verstande dat dient te zijn aangetoond dat er behoefte is aan bedrijfsruimte c.q. bedrijfskavels met een kleinere oppervlakte dan 1.000 m²;
  • c. artikel 6.2.1 onder f voor een bouwperceel groter dan 5.000 m² ten behoeve van bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1.1 onder a tot en met c, indien dit gezien vanuit de aard of het type bedrijf noodzakelijk is;
  • d. artikel 6.2.2 onder b, voor een hogere bouwhoogte tot maximaal 20 meter, indien de aard of het type bedrijf daartoe noodzaakt of wanneer dit uit een oogpunt van zuinig ruimtegebruik noodzakelijk is;
  • e. artikel 6.2.2 onder c voor het bouwen tot op minimaal 1 meter uit de perceelsgrens, indien de perceelsgrens is gelegen aan het openbaar gebied;


met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. zelfstandig kantoor, met uitzondering van een kantoor als bedoeld in artikel 6.1.1 onder a t/m d en g;
  • b. het uitoefenen van dienstverlening;
  • c. het uitoefenen van horeca anders dan bedoeld in artikel 6.1.1 onder h, met uitzondering van een kantine;
  • d. het uitoefenen van detailhandel;
  • e. voor wonen, met uitzondering van de woningen als bedoeld in artikel 6.1.1 onder e en f;
  • f. risicovolle inrichting;
  • g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • i. lichtmasten binnen de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – scheepsbouw-, scheepsafbouw en scheepsreparatiebedrijven', tenzij de masten zijn afgeschermd tegen horizontale lichtuitstraling.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere milieucategorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1.1, maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1.1, maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd;


Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de functieaanduidingen binnen de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein – Watergebonden' met een andere functieaanduiding danwel zonder een functieaanduiding, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van tenminste 6 maanden aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen.
  • b. De wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • c. In het wijzigingsplan aandacht wordt besteed aan de gemaakte belangenafweging.


6.7.2 bedrijventerrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijventerrein – Watergebonden' voor alle of bepaalde bedrijfspercelen binnen het plangebied te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein', indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de bestemming als bedoeld in 6.1.1. onder a tot en met d, voor de duur van tenminste 6 maanden aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen.
  • b. De wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • c. In het wijzigingsplan aandacht wordt besteed aan de gemaakte belangenafweging.
  • d. De bepalingen als bedoeld in artikel 5, met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding, zoveel mogelijk van toepassing worden verklaard.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. paden;
  • e. kunstwerken;
  • f. inritten;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen met beperkte omvang;
  • k. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;

alsmede voor:

  • l. buiten opslag van boten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – botenopslag';
  • m. gebouwen voor opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • n. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • o. een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • p. een nutsvoorziening anders dan bedoeld onder j ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

7.1.1 Dubbelstemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen gebouwen ten dienste van openbaar nut worden gebouwd;
  • b. op of in deze gronden mogen gebouwen als bedoeld in artikel 7.1.1 onder m en n binnen een aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de oppervlakte van een nutsvoorziening mag niet meer bedragen dan 15 m², tenzij gesitueerd binnen de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • e. de oppervlakte van een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mag niet meer bedragen dan 45 m².

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
  • d. behorende tot het straatmeubilair;
  • e. ten behoeve van openbaar nut;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. daarmee vergelijkbare bouwwerken.

7.2.3 Overige regels
  • a. De bouwhoogte van een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' mag maximaal 40 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1,50 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, lichtmasten en cameramasten mag maximaal 12 meter bedragen.
  • d. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag maximaal 10 meter bedragen.
  • e. De bouwhoogte van verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer mag maximaal 6 meter bedragen.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. opslag anders dan bedoeld in artikel 7.1.1 onder l danwel inherent aan het toegelaten gebruik;
  • d. parkeerdoeleinden.

Artikel 8 Groen - Afschermend groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Afschermend groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoogopgaande, afschermende beplanting;
  • b. water;
  • c. paden;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding.

8.1.1 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

8.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Groen - Afschermend groen' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. parkeerdoeleinden.

Artikel 9 Groen - Berm

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

De voor 'Groen - Berm' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. berm en overige groenvoorziening;
  • b. water;
  • c. ontsluiting van aanliggende bedrijfspercelen;
  • d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • e. inritten en parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor de waterhuishouding.

9.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Berm' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemming

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca categorie 3, met daaraan ondergeschikt een buitenterras;

alsmede voor:

  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. een restaurant met buitenterras uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – restaurant';

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. in- en uitritten en overige verhardingen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. water.

10.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen, ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

10.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke mits de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,50 meter bedraagt en de breedte niet meer dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

10.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag het maximaal toegestane aantal wooneenheden niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte voor een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de goothoogte voor een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de afstand tot de voorgevellijn van een bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 10% van het oppervlak van het bouwperceel met een maximum van 150 m³.

10.2.5 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.

10.2.6 Overige regels
  • a. Buiten het 'bouwvlak' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Buiten het bouwvlak mogen overkappingen en luifels worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van overkappingen en luifels mag maximaal 5 meter bedragen.
  • d. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, lichtmasten en cameramasten mag maximaal 12 meter bedragen.
  • e. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag maximaal 10 meter bedragen.
  • f. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 1,50 meter bedragen.
  • g. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 2 meter bedragen.
  • h. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.

10.2.7 Parkeernormen

Bij nieuwbouw of uitbreiding van gebouwen, dan wel een gebruiksverandering dient voldaan te worden aan een parkeernorm van:

  • a. tenminste 15 parkeerplaatsen op eigen terrein bij een restaurant per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte;
  • b. tenminste 7 parkeerplaatsen op eigen terrein bij een café per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte.

10.3 Nadere eisen
10.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. de situering en omvang van een terras;
  • c. de situering en oppervlakte van verhardingen;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.

10.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 10.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een andere vorm van horeca als bedoeld in artikel 10.1.1;
  • b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • e. wonen, anders dan in de bedrijfswoning als bedoeld in artikel 10.1.1 onder b.

10.4.2 Situering functies

Horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van horeca op de verdieping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.4.2 voor het toestaan van horeca in andere bouwlagen dan de begane grond, mits:

  • a. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. op eigen terrein in de extra parkeerbehoefte kan worden voorzien.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemming

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een havenkantoor met in hoofdzaak administratieve dienstverlening en daaraan ondergeschikt publieksgerichte dienstverlening;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. water;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. in- en uitritten en overige verhardingen.

11.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 11.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

11.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke mits de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,50 meter bedraagt en de breedte niet meer dan 40 % van de breedte van het gebouw;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de uitoefening van een andere vorm van administratieve dienstverlening als bedoeld in artikel 11.1.1;
  • b. het uitoefenen van publieksgerichte dienstverlening anders dan bedoeld in artikel 11.1.1;
  • c. het uitoefenen van een ambachtelijk, industrieel of handelsbedrijf;
  • d. het uitoefenen van horeca;
  • e. het uitoefenen van detailhandel;
  • f. wonen;
  • g. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Bestemming

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding ' verenigingsleven';
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. water;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. in- en uitritten en overige verhardingen.

12.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 12.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

12.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

12.2.3 Overige regels
  • a. Buiten het 'bouwvlak' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, lichtmasten en cameramasten mag maximaal 12 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag maximaal 10 meter bedragen.
  • d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 1 meter bedragen.
  • e. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 2 meter bedragen.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.

12.3 Nadere eisen
12.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing.

12.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 12.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het uitoefenen van een ambachtelijk, industrieel of handelsbedrijf;
  • b. het uitoefenen van horeca, met uitzondering van een kantine;
  • c. het uitoefenen van detailhandel;
  • d. wonen;
  • e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Bestemming

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, herstel, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarde met een sterk mogelijke ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;
  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. voorzieningen voor de waterhuishouding, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. recreatief medegebruik.

13.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. behorende tot de recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
  • c. behorende tot het straatmeubilair;
  • d. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
  • e. ten behoeve van terreinafscheiding.

13.2.3 Overige regels
  • a. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1,50 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwwerken voor natuurbeheer en recreatief medegebruik

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken noodzakelijk met het oog op natuurbeheer, zoals een wildhut, observatiepost, voederberging of voederruif, en andere bouwwerken ter ondersteuning van het recreatief medegebruik, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege, ligplaats en speelweide;
  • b. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of bromfietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • c. het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij dat noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • e. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de delfstoffenwinning;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • g. het geheel of gedeeltelijk aanleggen van oeverbeschoeiingen en graven, aanleggen en/of dempen van waterlopen;
  • h. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of grasbanen;
  • i. het scheuren van grasland;
  • j. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • k. het permanent opslaan van goederen.

13.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 13.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

13.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 13.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Bestemming

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten dienste van de jachthaven ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' ten behoeve van de administratieve dienstverlening, met de daarbij behorende gemeenschapsruimte, verenigingsruimte, sanitaire ruimten, onderhoud en beheer ruimten;
  • b. een kantine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantine';
  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. wegen, paden, in- en uitritten en andere oppervlakteverhardingen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. water.

14.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Voor de voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming;
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • d. de daarbij behorende andere bouwwerken.

14.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

14.2.3 Overige regels
  • a. Buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, lichtmasten en cameramasten mag maximaal 12 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag maximaal 10 meter bedragen.
  • d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 1 meter bedragen.
  • e. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 2 meter bedragen.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.

14.3 Nadere eisen
14.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.

14.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 14.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van hoogtebepalingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.2 onder c en onder d ten behoeve van een grotere goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen, mits:

  • a. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. de goothoogte maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt.

14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het uitoefenen van een ambachtelijk, industrieel of handelsbedrijf;
  • b. het uitoefenen van horeca, met uitzondering van een kantine;
  • c. het uitoefenen van detailhandel;
  • d. wonen, anders dan de bedrijfswoning als bedoeld in artikel 14.1.1 onder b;
  • e. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • f. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden, met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;


alsmede bestemd voor:

  • b. een loswal ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';


met de daarbij behorende:

  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. oeververbindingen (bruggen);
  • k. duikers;
  • l. verkeerstechnische uitrusting.

15.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat;

  • a. de bouwhoogte van deze gebouwen maximaal 3 meter mag bedragen;
  • b. de oppervlakte maximaal 15 m2 mag bedragen.


15.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. behorende tot het straatmeubilair;
  • d. ten behoeve van afvalinzameling;
  • e. kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
  • f. objecten betreffende beeldende kunsten;
  • g. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water.

15.2.3 Overige regels
  • a. Overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, cameramasten, lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag maximaal 12 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen.

15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.


 

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Bestemming

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. oppervlaktewater;
  • b. een waterweg ten dienste voor het verkeer en vervoer over water met de daarbij behorende anker-, wacht- en keerplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'vaarweg';
  • c. waterstaatkundige voorzieningen;
  • d. nautische voorzieningen;
  • e. kunstwerken en bruggen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • g. kades, oevers en oeverbeschoeiingen;

alsmede voor:

  • h. een haven met de daarbij behorende ligplaatsen, afmeerplaatsen, wachtplaatsen, steigers, afmeerconstructies, werkstations en bewegwijzering en verkeersignalering ter plaatse van de aanduiding 'haven';
  • i. een haven ten dienste van de recreatievaart met de daarbij behorende ligplaatsen ten behoeve van plezier- en andere vaartuigen met uitzondering van woonboten en woonschepen alsmede steigers, afmeerconstructies, spudpalen en verkeerssignalering ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  • j. een autoaanlegsteiger en voetgangerssteiger ten dienste van de scheepvaart ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  • k. scheepsbouw-, scheepsafbouw- en scheepsreparatie-activiteiten in, op of boven het water;
  • l. laad- en losactiviteiten in, op of boven het water;
  • m. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • n. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, keerwanden, kaden, steigers, overige kunstwerken, lichtmasten, havenlichten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

16.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde die ten dienste staan van of een relatie hebben met de bestemming, zoals steigers, kademuren, keerwanden, aan- en afmeerconstructies, verkeerstekens, bewegwijzering, lichtmasten, havenlichten, oeverbeschoeiingen en dergelijke.

16.2.3 Overige regels

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 10 meter bedragen.

16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ligplaats voor woonboten, woonarken of woonschepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
  • b. niet-riviergebonden activiteiten;
  • c. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • f. het uitvoeren van herstellingen of veranderingen aan de in de haven liggende vaartuigen, tenzij het vaartuig is afgemeerd bij een bedrijf welke zich bezighoudt met het verrichten van herstellingen en/of veranderingen van vaartuigen.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het graven of dempen van oppervlaktewater en het afdammen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen;
  • d. het verrichten van puinstortingen;
  • e. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
  • f. het wijzigen van het waterpeil.

16.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 16.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

16.4.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 16.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

16.4.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 17 Water - Sluis

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Bestemming

De voor 'Water - Sluis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een sluiscomplex met het daarbij behorende vaarwater alsmede additionele voorzieningen als afmeerconstructies en verkeerssignalering ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
  • b. een brug ten dienste van het verkeer over de weg ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • c. een gebouw ten behoeve van de sluis- en brugbediening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – sluiswachter';
  • d. een zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangst-installatie';

alsmede voor:

  • e. waterstaatkundige voorzieningen;
  • f. nautische voorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • h. kunstwerken;
  • i. kades, oevers en oeverbeschoeiingen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen en overige oppervlakteverhardingen;
  • l. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • m. werken en werkzaamheden, bruggen, keerwanden, kaden, overige kunstwerken, lichtmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

17.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Voor de voor 'Water - Sluis' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde die ten dienste staan van of een relatie hebben met de bestemming, zoals kademuren, keerwanden, afmeerconstructies, verkeerstekens, bewegwijzering, lichtmasten, oeverbeschoeiingen en dergelijke.

17.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.

17.2.3 Overige regels

Op de voor 'Water - Sluis' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting;
  • c. behorende tot het straatmeubilair;
  • d. ten behoeve van afvalinzameling;
  • e. kunstwerken;
  • f. objecten betreffende de beeldende kunsten;
  • g. de bouwhoogte van zend- en/of ontvangstinstallaties ter plaatse van de aanduiding 'zend –/ontvangstinstallaties' mag maximaal 35 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, lichtmasten, cameramasten, beweg-wijzering en verkeersregulering mag maximaal 12 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen.

17.3 Nadere eisen
17.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing.

17.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 17.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ligplaats voor woonboten, woonarken of woonschepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
  • b. niet-riviergebonden activiteiten;
  • c. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Water - Sluis' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het graven of dempen van oppervlaktewater en het afdammen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen;
  • d. het verrichten van puinstortingen;
  • e. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
  • f. het wijzigen van het waterpeil.

17.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 17.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)-vergunning/ ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

17.5.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 17.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 17.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

17.5.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van middelhoge archeologische verwachtingswaarden.

18.1.1 Voorrangsregel

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

18.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 3' mede bestemde gronden.

18.2.2 Uitzonderingen

Het onder 18.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek, of;
  • b. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 1,50 m onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • c. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, of;
  • d. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
  • e. gronden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

18.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

18.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in lid 18.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 1,5 m;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 1,5 m;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

18.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 18.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracé's van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of beheer betreffen dan wel van ondergeschikt belang zijn;
  • c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
  • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

18.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
  • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
  • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

18.4.4 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens i om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 18.4.3 onder c, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 1,50 m onder het bestaande peil.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning.
  • d. De vergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

18.6.2 Advies

Alvorens de in lid 18.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam.

Artikel 19 Waarde - Ecologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.

19.1.1 Voorrangsregel

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels in artikel 28.2.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouw zijnde van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuur-historische en archeologische waarden, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3,50 meter mag bedragen.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de in artikel 19.1 genoemde waarden, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens het aanleggen van drinkpoelen;
  • c. het bebossen van gronden ten behoeve van houtproductie;
  • d. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiing en het/of het aanleggen van waterlopen;
  • e. het aanleggen van voorzieningen voor de opvang van hemelwater en de afvoer van hemelwater vanaf een dergelijke voorziening.

19.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 19.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)-vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

19.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 19.1 genoemde waarden en doeleinden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 20 Waterstaat - Waterkering

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van de waterkering, overeenkomstig de Keur van het waterschap.

20.1.1 Voorrangsregel

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouw zijnde van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterkering, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2,50 meter mag bedragen.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.2.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de waterkering en/of het doelmatig functioneren van de waterkering, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van al bestaande watergangen.

20.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 20.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden ten aanzien van normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden, die al in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

20.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de in artikel 20.1 genoemde doeleinden en/of het doelmatig functioneren van de waterkering, door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak';
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4 meter onder peil bedragen;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen;
  • e. voor het overige blijven de bouwregels van de betreffende bestemmingen van toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de maximale inhoud van gebouwen.

22.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoor-stenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, indien de overschrijding van bouw- c.q. bestemmings-grenzen maximaal 1 meter bedraagt.

22.3 Algemene bepalingen over bestaande afstanden en andere maten

22.3.1 Maximale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot en/of bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan méér bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

22.3.2 Minimale uitvoering

In die gevallen dat afstanden tot en/of bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

22.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder 22.3.1 en onder 22.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

22.4 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.
  • b. De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
  • c. Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.
  • d. De ruimte tussen gebouwen.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

23.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

23.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie;
  • d. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens alsmede van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, een en ander met uitzondering van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 geluidzone - industrie
24.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen woningen of andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige functies worden gerealiseerd.

24.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 24.1.1, met dien verstande dat de geluidsbelasting vanwege industrielawaai aan de gevels van de te realiseren geluidsgevoelige gebouwen niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

24.2 overige zone - gezoneerd industrieterrein

De als 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' aangegeven gronden zijn bedoeld voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege het industrieterrein en de daarop toegestane geluidzoneringplichtige inrichtingen en andere bedrijven, buiten de 50 dB(A)-zonegrens.

24.3 veiligheidszone - bevi
24.3.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

24.3.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 24.3.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.

24.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' te verkleinen of te verwijderen.

24.3.4 Verwijdering

De zone mag alleen worden verwijderd als de externe veiligheid (EV) inrichting als zodanig blijvend is beëindigd.

24.3.5 Verkleining

De zone mag alleen worden verkleind:

  • a. als door risicoreducerende maatregelen of veranderingen in de gesteldheid van de omgeving het risico zodanig veranderd is dat het de veiligheidszone niet meer de werkelijke situatie representeert of zal representeren;
  • b. om de risicozone met de nieuwe werkelijke situatie in overeenstemming te brengen;
  • c. als uit onderzoek blijkt dat na aanpassing van de zone, vanwege de externe veiligheid (EV) relevante inrichting, geen significante toename van het groepsrisico kan optreden door (beperkt) kwetsbare objecten die gerealiseerd kunnen worden door verkleining van de zone.

24.3.6 Advies

Alvorens toepassing te geven aan de bepaling in artikel 24.3.3 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 10-regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer al op grond van deze regels een andere afwijking is of kan worden verleend.

25.2 Meetverschillen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen.

25.3 Kleine bouwwerken

Het bevoegd gezag kan, behoudens op de voor de voor 'Natuur' aangewezen gronden en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)-aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, pinautomaten, afval- en glascontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de bouwwerken passen in de omgeving;
  • b. de oppervlakte maximaal 15 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

25.4 Hoogte bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bestemmingsregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt verhoogd, ten behoeve van:

  • a. kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 8 meter;
  • b. waarschuwings- en communicatiemasten en zend-/ontvangstinstallaties, tot niet meer dan 50 meter;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur, tot niet meer dan 15 meter;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 meter.

25.5 Hoogte bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bestemmingsregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkoker, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

  • a. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 meter.

25.6 Profiel wegen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen -waaronder mede begrepen de aanleg van rotondes of kruisingen- of de aansluiting van wegen onderling, in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de verkeersintensiteit en/of de praktische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft.

25.7 Parkeernormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bestemmingsregels en toestaan dat wordt afgeweken van de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in het plan, tot niet meer dan 10% van die normen.

25.8 Evenementen

Het bevoegd gezag kan, behoudens op de voor de voor 'Natuur' aangewezen gronden en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevings-vergunning verlenen (voorheen: ontheffing) voor afwijking van de regels van het plan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit (inclusief het opbouwen en afbreken) en/of vanwege de omvang van de activiteit (aantal deelnemers/toeschouwers), mits:

  • a. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
  • b. het evenement maximaal 15 dagen duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
  • c. een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
  • d. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
  • e. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  • f. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
  • g. aan de van toepassing zijnde milieu wet- en regelgeving wordt voldaan;
  • h. het evenement niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap en de aanwezige natuurlijke en met de stiltegebieden samenhangende waarden niet worden geschaad;
  • i. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • j. de verkeershinder beperkt blijft dan wel voorzien wordt in alternatieve routes;
  • k. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

26.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, voor een technische betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

26.2 Verschuiven bestemmingsgrenzen - beloop wegen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, om het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate aan te passen, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft.

26.3 Verschuiven bouwgrenzen en gebiedsaanduidingen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van bouwgrenzen, bouwvlakken en/of andere gebiedsaanduidingen, indien bij de uitvoering van een bouwplan mocht blijken dat een verschuiving noodzakelijk is.

26.4 Aanpassing Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

26.5 Aanpassing wettelijke regelingen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 27 Algemene procedureregels

27.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

27.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

27.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen, die onderdeel uitmaken van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 28 Overige regels

28.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

28.2 Voorrangsregels
28.2.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

28.2.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • a. Waterstaat – Waterkering;
  • b. Waarde – Ecologie;
  • c. Waarde – Archeologie 3.

28.3 De Algemeen plaatselijke Verordening

Door toepassing van de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de Algemene Plaatselijke Verordening wordt gestreefd naar behoud van de bomen binnen het plangebied.

28.4 De Havenverordening

Gebruiksactiviteiten binnen het havengebied worden mede getoetst aan de gemeentelijke Havenverordening.

28.5 Waterschap

Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap.

28.6 Rijkswaterstaat

Bij activiteiten waarbij ook belangen van Rijkswaterstaat een rol spelen, vindt overleg plaats met Rijkswaterstaat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

29.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overeenkomstig artikel 29.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Beatrixhaven, Biesboschhaven en Steurgat: reparatieherziening.