direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.SP0002-GV01

Toelichting

COLOFON:    
Betrokken ambtenaar:   de heer M. Huijbregts  
Projectleider Buro SRO:   de heer M. Geerts / www.buro-sro.nl  

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Aalburg werkt aan de actualisatie van bestemmingsplannen. Verder werkt de gemeente aan beleid voor diverse onderwerpen dat om doorvertaling vraagt in bestemmingsplannen. Ook is er beleid op nationaal en provinciaal niveau dat dient te worden vertaald in bestemmingsplannen. Het beleid en de daarbij behorende regels gelden voor de gehele gemeente en zijn daarmee inhoudelijk voor reguliere bestemmingsplannen (vaak) plangebied overstijgend.

Met het voorliggende bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' (hierna sectorplan) worden de diverse beleidsaspecten en juridisch regelingen samengevoegd en in één plan geregeld voor de gehele gemeente. Dit sectorplan regelt de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die naast de feitelijke gebiedsbestemmingen (zoals wonen, groen, agrarisch) gelden. Denk hierbij aan archeologie, gas- en waterleidingen, molenbiotopen, veiligheidszones bij dijken, bebouwingsvrije zones bij watergangen, maar ook het welstandsbeleid.

Bij nieuwe bestemmingsplannen zal ook het sectorplan van toepassing worden verklaard. Zo hoeft er in die nieuwe bestemmingsplannen geen tijd gestoken te worden in het overnemen van de inhoud uit voorliggend plan. Dit spaart kosten en de kans op fouten tussen bestemmingsplannen wordt kleiner.

Door alle gebiedsoverstijgende regelingen in één plan op te nemen wordt het ook gemakkelijk om later één van de onderwerpen uit dit plan te herzien. Er hoeft ten slotte maar één plan herzien te worden. Ook wordt het zo makkelijk om een soortgelijke nieuwe regeling later toe te voegen: het hoeft maar in één plan opgenomen te worden.

Beperkte reikwijdte

Dit bestemmingsplan kent derhalve een vrij beperkte reikwijdte. Het is grotendeels een technisch-juridische 'verzameling' van reeds bestaande regelingen uit onderliggende plannen en beleid. Onderhavig plan is een algehele herziening van het reeds geldende bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' dat op 25 oktober 2016 is vastgesteld.

In voorliggend sectorplan is slechts één aspect aangepast. Voor het nieuwbouwgebied Waterfront De Veene het beeldkwaliteitplan opgenomen als aanvullend welstandsbeleid. Om de welstandtoets voor dit gebied planologisch te verankeren wordt dit geregeld door opnamen van een verplichte welstandstoets in het voorliggende sectorplan.

De toelichting van onderhavig plan is daarom kort waarbij het nieuwe aspect ten opzichte van het bestemmingsplan Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen uit 2016 uitgebreider is toegelicht.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het sectorplan betreft de gehele gemeente Aalburg. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0002.jpg"

Bron: Google earth

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het voorliggend bestemmingsplan herziet het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' uit 2016. Voorliggend bestemmingsplan neemt de bepalingen uit dat bestemmingsplan over. Daarnaast is er één nieuw aspecten opgenomen met betrekking tot nieuwbouwgebied Waterfront De Veene.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de verschillende aspecten van het sectorplan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het project op de relevante haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Hoofdstuk 5 bevat de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de zienswijze en overlegmomenten zijn opgenomen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 geconcludeerd waarom dit bestemmingsplan haalbaar en aanvaard is voor de verschillende belanghebbenden.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt toegelicht uit welke aspecten voorliggend bestemmingsplan bestaat en op welke wijze deze aspecten zijn geregeld. Hieronder is met een onderstreping aangegeven welke aspecten ten opzichte van het sectorplan uit 2016 zijn toegevoegd. Het betreft:

Dubbelbestemmingen (regels: artikel 3-13)

  • Leiding - Gas
  • Leiding - Riool
  • Leiding - Water
  • Waarde - Archeologie
  • Waarde - Cultuurhistorie
  • Waarde - Ecologie
  • Waarde - Welstand (deels aangevuld)
  • Waterstaat - Waterkering
  • Waterstaat - Waterlopen
  • Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Gebiedsaanduidingen (regels: artikel 16)

  • milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  • milieuzone - waterwingebied
  • overige zone - algemene beleidsregels
    • 1. Evenementen
    • 2. Kleinschalig kamperen
    • 3. Mantelzorg
    • 4. Paardenbakken
    • 5. Parkeernormen
    • 6. Kamerbewoning en nieuwe woningen
    • 7. Bed en breakfast
  • overige zone - standplaatsen
  • veiligheidszone - explosieven
  • veiligheidszone - lpg
  • vrijwaringszone - molenbiotoop
  • vrijwaringszone - vaarweg

Dit plan kent ook nog enkele gebiedsaanduidingen die horen bij een dubbelbestemming. Die worden als onderdeel van de dubbelbestemming toegelicht.

Bovenstaande punten worden in de navolgende paragrafen toegelicht.

2.2 Leiding - Gas

Door de gemeente loopt één belangrijke gasleiding van noord naar zuid. Ten behoeve van deze leiding is het belangrijk om te regelen dat de leiding niet door bodemingrepen wordt beschadigd. Hierdoor is een zone van 5 meter aan weerszijde van de hartlijn van de gasleiding opgenomen die niet zonder meer kan worden bebouwd of waarbij een bodemingreep mogelijk is. Dit is alleen mogelijk met een afwijking.

De regeling van dit aspect komt overeen met de bestemmingsplannen 'Buitengebied 1999' en 'Buitengebied, herziening 2009', vastgesteld 29 april 2010 ontvangen bestand. De plaatsbepaling komt overeen met de digitale gegevens van de Gasunie.

Een gasleiding levert een risicoaspect met zich mee. Om te bepalen of de risico's acceptabel zijn wordt getoetst aan de normen zoals deze worden vastgelegd in het besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Dat effect is onderzocht middels een zogenaamde Kwalitatieve risicoanalyse. Dat rapportage van deze analyse is als bijlage bij dit bestemmingsplan in te zien. De conclusie van de analyse is dat er geen normen worden overschreden. Bij nieuwe planvorming, waarbij nieuwe (beperkt) kwetsbare groepen worden toegelaten in de invloedsfeer van de gasleiding dient wederom naar het effect van die plannen op het externe veiligheidsaspect van de gasleiding gekeken te worden. Dat valt buiten het kader van voorliggend bestemmingsplan.

2.3 Leiding - Riool

Het Waterschap Rivierenland is voornemens om een nieuwe rioolhoofdtransport leiding aan te leggen van de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) te Aalburg richting het westen langs de Provinciale weg Zuid (N283). Ten behoeve van deze leiding is een beschermingszone van 3 meter aan weerszijden opgenomen. Met deze beschermingszone is in dit bestemmingsplan geregeld dat bodemingrepen* (graven, planten van bomen, boren etc.) of het bouwen van gebouwen/bouwwerken niet zonder meer zijn toegestaan. Hiertoe dient een afwijkingsprocedure te worden gevolgd waarbij onder andere toestemming van Waterschap Rivierenland dient te worden verkregen.

De plaatsbepaling en regeling komen overeen met het beleid van het Waterschap Rivierenland.

*: het aanleggen van nieuwe drainage is een bodemingreep. Het vervangen van bestaande drainage, precies op dezelfde locatie als waar al drainage aanwezig is, valt daar niet onder.

2.4 Leiding - Water

In het plangebied lopen verschillende belangrijke watertransportleidingen. Ten behoeve van de belangrijkste hoofdwaterleidingen is in dit bestemmingsplan een beschermingszone opgenomen van 3 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. Deze beschermingszone is gekoppeld aan een regeling die bodemingrepen of het bouwen van gebouwen/bouwwerken niet zonder meer toestaan. Bodemingrepen (zoals graven, planten van bomen, boren etc.) en het bouwen is alleen mogelijk door een afwijkingsprocedure.

De plaatsbepaling en de regeling komen overeen met het beleid van 'Brabant Water'. In voorliggend bestemmingsplan is ook de leiding langs Tol richting Drongelen opgenomen.

2.5 Waarde - Archeologie

Voor de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem is archeologisch beleid opgesteld dat is geregeld in de 'Nota Archeologie' dat voor de gemeente Aalburg op 27 september 2011 is vastgesteld. Om te komen tot dit beleid is een archeologische beleidskaart opgesteld.

De archeologische beleidskaart bestaat uit meerdere archeologische eenheden variërend van bijvoorbeeld 'AMK-terrein', 'hoge archeologische verwachtingswaarde' tot 'lage archeologische verwachtingswaarde'. Op de beleidskaart is per eenheid een ondergrens bepaald. De ondergrens geeft aan vanaf welke omvang van een bodemingreep er eerst archeologisch onderzoek plaats moet vinden voordat medewerking verleend kan worden. Het type onderzoek is daarbij afhankelijk van de aanwezige waarde en wat er voor het overige bekend is over de bodem en de ingreep.

In voorliggend bestemmingsplan zijn de ondergrenzen en de eenheden één op één overgenomen uit het archeologische beleid en doorvertaald naar de regels en de verbeelding. Daarnaast zijn de nieuwste inzichten naar aanleiding van uitgevoerde archeologische onderzoeken opgenomen.

2.6 Waarde - Cultuurhistorie

Ten aanzien van cultuurhistorisch waardevolle elementen in de gemeente zijn in het sectorplan vier onderwerpen doorvertaald naar een regeling. Dit zijn cultuurhistorisch waardevolle dijken, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, cultuurhistorisch waardevol gebied en aardkundig waardevol gebied. Deze worden hieronder toegelicht.

Cultuurhistorisch waardevolle dijken

Er zijn in de gemeente verschillende waardevolle dijken aanwezig. Deze dijklinten zijn cultuurhistorisch gezien waardevol en daarom beschermingswaardig. Ten aanzien van deze dijklichamen is het van belang dat deze niet zomaar opgehoogd en/of afgegraven kunnen worden. De plaatsbepaling van deze dijklinten is overgenomen uit de bestemmingsplannen 'Buitengebied 1999' en 'Buitengebied, herziening 2009', vastgesteld 29 april 2010. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze gebieden aangeduid met 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie dijken'.

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

De Welstandsnota Aalburg beschrijft twee gebieden welke vanuit cultuurhistorische optiek bijzonder waardevol zijn. Het is het gebied "H1 Historische dorpsgebieden, bebouwingslinten en -clusters" en het gebied "H2 Dijkbebouwing". In bijlage 3 Welstandsnota kaart is dit goed te zien. Mede ter bescherming van de gebiedskwaliteiten is het belangrijk dat meest beeldbepalende bebouwing niet (deels) gesloopt kan worden. Daarom is in voorliggend bestemmingsplan een 'sloopregeling' opgenomen. De 'sloopregeling' is beperkt tot de hoofdgebouwen aangezien deze in hoofdzaak het beeld bepalen van historisch kenmerkende gebieden zoals dit is beschreven in de Welstandsnota.

De Welstandsnota streeft naar het behouden van de hier aanwezige waarden maar ook naar het, waar mogelijk, versterken van de waarden. Daarom is er een mogelijkheid opgenomen in dit bestemmingsplan om af te wijken van het sloopverbod. Er kan afgeweken worden van het sloopverbod. Er kunnen immers ook hoofdgebouwen aanwezig zijn die niet, of in elk geval duidelijk minder, de waarde hebben die bescherming vraagt. Dán is (gedeeltelijke) sloop wel mogelijk. Bij nieuwe (ver)bouwplannen voor de hoofdbebouwing wordt daarna weer getoetst aan het welstandsbeleid zodat per saldo de gebiedskwaliteit verbetert.

De welstandsnota is te vinden in bijlage 2 Welstandsnota Aalburg.

Cultuurhistorisch waardevol gebied

De Bergsche Maas is een gegraven deel van de Maas, aangelegd om de Maas een eigen monding te geven naar de Waal. De samenhang tussen de Bergsche Maas, de zomerkaden, de uiterwaarden en de winterdijken is cultuurhistorisch waardevol. Daarom legt de provincie Noord-Brabant dit ook vast in de Verordening ruimte 2014. Onderstaande afbeelding is een uitsnede opgenomen van de Verordening ruimte 2014 (dit betreft een vertaling van de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie). Een deel van dit gebied is gelegen in de gemeente Aalburg. De waarde van dit gebied worden beschermd via een vergunningstelsel. De regeling is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het gebied. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0004.jpg"

Bron: Verordening Ruimte 2014, Provincie Noord-Brabant: themakaart cultuurhistorie

Aardkundig waardevol gebied

Het aardkundig waardevolle gebied ‘Rivierlandschap Alm’ ligt in het noorden van het Land van Heusden en Altena, tussen Almkerk, Giessen, Sleeuwijk en Woudrichem. Het vormt een deel van het Noord-Brabantse rivierengebied ten oosten van de Biesbosch. Het gebied bezit een op provinciaal en landelijk niveau bijzonder landschap van duidelijke stroomruggen (o.a. van de Alm) en tussenliggende lage komgrondgebieden. Een deel van dit gebied is gelegen in de gemeente Aalburg: zie ook voorstaande afbeelding. Dit gebied is het 'Pompveld'. De waarde van dit gebied worden beschermd via een vergunningstelsel. De regeling is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van het gebied. Voor meer informatie wordt verwezen naar artikel 21 van de Verordening Ruimte.

Juridische toelichting

Voor een juridische toelichting op het aspect cultuurhistorie en het sloopverbod wordt verwezen naar paragraaf Wro en Woningwet zoals deze is opgenomen in hoofdstuk 4 Juridische planopzet.

2.7 Waarde - Ecologie

In het Sectorplan is een ecologisch waardevol gebied/verbinding opgenomen die mede ten dienste staat voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. In dit gebied is het niet zonder meer toe te staan dat er gebouwd wordt en of grond in gebruik wordt genomen dat niet ten goede komt aan de natuurontwikkeling/verbindende werking tussen ecologisch waardevolle gebieden. De waarden, kenmerken en de onderscheiden gebieden zijn opgenomen in de provinciale Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerd 18-03-2014).

De plaatsbepaling en de regeling van dit aspect komen overeen met de bestemmingsplannen 'Buitengebied 1999' en 'Buitengebied, herziening 2009', vastgesteld 29 april 2010 en met de provinciale Verordening Ruimte 2014 .

Op onderstaande afbeelding en legenda zijn de verschillende gebieden te onderscheiden met betrekking tot het beschermen van de ecologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0006.png"

Bron: Verordening Ruimte 2014 (18-03-2014)

Let wel: de bestemming Waarde - Ecologie is een dubbelbestemming. In dit plan komen niet de enkelbestemmingen voor zoals bijvoorbeeld 'Natuur' voor de gemeentelijke natuurgebieden zoals bijvoorbeeld het Pompveld.

2.8 Waarde - Welstand

De gemeente Aalburg heeft welstandsbeleid. Het welstandsbeleid is opgesteld met het volgende doel: "het welstandsbeleid van de gemeente Aalburg is opgesteld vanuit de overtuiging dat het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving behartigd dient te blijven in de meest waardevolle delen van de gemeente. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van de inwoners en bezoekers. Een bouwwerk maakt deel uit van de publieke ruimte. De voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving is van belang voor het welbevinden van de gebruikers, maar verhoogt ook de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat. "

De gemeenteraad van Aalburg vertrouwt erop dat de verantwoordelijkheid voor een aantrekkelijke, goed gebouwde omgeving voor een groot deel bij de inwoners zelf neergelegd kan worden. Besloten is dan ook om het welstandsbeleid zodanig op te stellen dat dit alleen geldt voor die delen van de gemeente die het meest waardevol en daarmee ook het meest kwetsbaar zijn. De overige gebieden zijn welstandsvrij.

In voorliggend plan is het welstandsbeleid opgenomen via de dubbelbestemming 'Waarde - Welstand'. Zo is dit beleid gemakkelijker te raadplegen voor de burger. Door het welstandsbeleid op te nemen in dit bestemmingsplan is de nota namelijk óók vindbaar via ruimtelijkeplannen.nl.

De welstandsnota kent verschillende gebieden. Dit zijn:

  • 1. Historische dorpsgebieden, bebouwingslinten en -clusters (H1);
  • 2. Dijkbebouwing (H2);
  • 3. Bedrijventerrein met bedrijfswoning (B1);
  • 4. Parken en groengebieden (G1);
  • 5. Agrarisch buitengebied: oude en jonge ontginningen (G2);
  • 6. Op zichzelf staande bebouwing (T1).

Voor élk van deze gebieden is binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Welstand' een aparte gebiedsaanduiding opgenomen. Zo is met één muisklik vindbaar in welk deelgebied het beoogde bouwinitiatief is gelegen.

Voor elk van de hiervoor genoemde gebieden gelden gebiedsgerichte criteria. Daarnaast gelden er algemene welstandscriteria en criteria voor specifieke objecten. Voorts gelden er bijzondere bepalingen voor veelvoorkomende kleine bouwwerken. Tot slot geldt er binnen het gebied waar welstandsbeleid wordt gevoerd ook een excessenregeling.

Voor de inhoudelijke welstandstoetsing dient vervolgens de welstandsnota geraadpleegd te worden.

De welstandsnota is te vinden in 'bijlage 2 Welstandsnota Aalburg' en de kaart in 'bijlage 3 Welstandsnota kaart'.

Ten opzichte van de welstandsnota is op basis van recent vastgesteld beleid en een heroverweging van de estetische waarde een aantal panden welstandsvrij geworden. Deze gebouwen betreffen het dorpshuis van Drongelen, Eethen, Genderen en Veen en de Hersteld Hervormde gemeente Veen, De Burg in Wijk en Aalburg, het Aalburgloket en de christelijke basisschool De Ark in Meeuwen. Het dorpshuis van Veen is overigens reeds gesloopt en De Burg is herontwikkeld naar 3 starterswoningen. De keuze van het welstandsvrij stellen van deze gebouwen is gelegen in de esthetische kwaliteiten van deze panden, deze zijn niet dermate hoog om ze specifiek te beschermen/behouden. Voorts wordt via voorliggend plan vastgelegd dat beeldbepalende panden zélf, voor zover gelegen in 'historische dorpsgebieden, bebouwingslinten en -clusters', wel onder de welstandstoetsing vallen maar de naastgelegen percelen niet. Dit geldt ook voor de monumentale panden.

In bijlage 4 Welstandsgebiedenkaart 2016 bij de regels zijn de gebieden aangegeven waar ten tijden van vaststelling van voorliggend plan het welstandsbeleid van toepassing is.

Beeldkwaliteitplannen

Bij de ontwikkeling van nieuwe projecten worden vaak beeldkwaliteitplannen opgesteld om de gewenste verschijningsvorm van de bebouwing vast te leggen. Beeldkwaliteitplannen kunnen verschillen van het welstandskader doordat ze specifiek gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe projecten en niet bedoeld zijn voor het handhaven van de bestaande verschijningsvorm van de gebouwde omgeving (beheer). Binnen de gemeente Aalburg zijn voor de volgende projecten beeldkwaliteitplannen gemaakt:

  • 1. Zuidrand Ethen;
  • 2. De Eng;
  • 3. Bedrijventerrein Veensesteeg Noord;
  • 4. MFC Achilles;
  • 5. Nieuwstraat;
  • 6. Blokland;
  • 7. Waterfront De Veene.

Voor de beeldkwaliteitplannen 'De Eng', 'Bedrijventerrein Veensesteeg Noord', 'Nieuwstraat' en 'Waterfront De Veene'gelden dat deze als aanvullend welstandskader door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Daarom zijn alleen deze beeldkwaliteitplannen in dit voorliggende plan opgenomen. Beeldkwaliteitplan 'De Eng' is te vinden in 'bijlage 5 BKP De Eng', beeldkwaliteitplan 'Bedrijventerrein Veensesteeg Noord' in 'bijlage 6 BKP Veensesteeg Noord', het plan voor de Nieuwstraat in 'bijlage 7 BKP Nieuwstraat' en het beeldkwaliteitplan voor Waterfront De Veene is opgenomen in 'bijlage 8 BKP Waterfront De Veene'. De overige beeldkwaliteitplannen worden daarmee welstandsvrij.

Juridische toelichting

Voor een juridische toelichting op het aspect welstand in een bestemmingplan wordt verwezen naar paragraaf Wro en Woningwet zoals deze is opgenomen in hoofdstuk 4 Juridische planopzet'.

2.9 Waterstaat - Waterkering

Met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering worden de waterkeringen langs de Afgedamde Maas, de Bergsche Maas en het Heusdens kanaal beschermd. Deze dijken hebben een belangrijke waterkerende werking.

Het gebied dat van invloed is op de kerende werking van de dijken bestaat uit drie zones. Het zijn de kernzone waterkering, de beschermingszone waterkering en de buitenbeschermingszone waterkering. Deze zones zijn gerelateerd aan de mate van impact op de kering. Hoe dichter bij de dijk ingegrepen wordt hoe groter de invloed is op de technische staat van de dijk. Deze drie zones volgen uit de 'Keurzones dijken WSRL Land van Heusden en Altena' opgesteld door het Waterschap Rivierenland. Voor ingrepen in deze zone kan een vergunning nodig zijn op basis van de Keur.

Onderstaande afbeelding geeft schetsmatig weer waar welke gebieden op en rondom de dijk gelegen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0007.png"

Er bestaat derhalve een juridisch kader (de Keur) waarmee niet-passende ingrepen voorkomen kunnen worden. Een bestemmingsplan hoeft daarom niet óók een regeling te bevatten. Echter, bestemmingsplannen worden doorgaans vaker geraadpleegd en zijn beter bekend dan de Keur. Vaak wordt er daarom toch een regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Daarmee wordt één aspect, bescherming van de dijk, zo onnodig tweemaal voorzien van een juridisch kader. Dit brengt onnodige administratieve lasten met zich mee voor betrokken bewoners, bedrijven als ook de gemeente en het Waterschap. Daarom is in overleg met het Waterschap gekozen voor een bijzondere regeling in dit bestemmingsplan: een 'consultatieregeling'. Die regeling bestaat er uit dat gemeld wordt dat de Keur van toepassing is en dat initiatiefnemers zich dienen te wenden tot het Waterschap. Een vergunning op basis van voorliggend bestemmingsplan is dus niet nodig (let wel: een vergunning op basis van het geldende bestemmingsplan met daarin de enkelbestemmingen zoals 'Wonen', 'Tuin', 'Bedrijf', etc. kan wel nodig zijn). De consultatieregeling is voorts alléén opgenomen voor de kernzone en de beschermingszone. Voor de buitenbeschermingszone is een consultatieregeling achterwege gelaten. De reden daarvoor is dat de vergunningplichtige activiteiten in de buitenbeschermingszone dusdanig groot zijn dat deze alleen worden uitgevoerd door professionele partijen die zich zeker zullen melden bij het Waterschap. Een consultatieregeling zou daar derhalve tot onnodige consultatie leiden.

2.10 Waterstaat - Waterlopen

In het plangebied komen belangrijke A-watergangen voor. Om ervoor te zorgen dat deze watergangen hun functie goed kunnen uitvoeren en de beheerder(s) goed voor het onderhoud kunnen zorgen is aan weerszijden van die watergangen en over de watergang zelf een beschermingszone opgenomen in dit bestemmingsplan. Via de bepalingen bij deze zone wordt bepaald dat er pas werken en gebouwen mogen worden verricht nadat is gebleken dat dit de watergang, en diens functie en de onderhoudsmogelijkheid niet onevenredig schaadt.

Deze waterlopen zijn gebaseerd op de informatie van het Waterschap Rivierenland. De juridische reikwijdte van deze regeling is net zo groot als die van de beschermingszones vanuit de keur van het Waterschap.

2.11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie (lange termijn)

Het gebied dat is gereserveerd voor waterstaatkundige functie is overgenomen van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Onderstaande afbeelding geeft het AMvB besluitgebied Algemene en overige bepalingen voor de grote rivieren weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0008.jpg"

Bron: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Hierop zijn drie verschillende gebieden opgenomen:

Gebied 1: Besluitsubvlak gebiedsreservering voor de lange termijn Rijntakken

In de toelichting (2.4.6) wordt onder 'Gebiedsreserveringen voor de lange termijn' het volgende verstaan: 'Dit zijn binnendijkse gebieden die naar verwachting op de lange termijn aan het rivierbed zullen worden toegevoegd om ruimte te scheppen voor de rivier en waarvoor daarom op grond van het Nationaal Waterplan en de voormalige pkb Ruimte voor de rivier een ruimtelijke reservering geldt'.

Voor dit gebied geldt artikel 2.4.6 en 2.4.7 van het Barro. Op basis hiervan wordt het volgende bepaald: 'Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op reservering van een gebied voor de lange termijn bevat geen wijziging van de bestemming die ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan kan leiden tot grootschalige of kapitaalintensieve ontwikkelingen die het treffen van rivierverruimende maatregelen kunnen belemmeren'.

Planspecifiek:

Aangezien met het sectorplan geen nieuwe bestemmingen worden toegelaten en de onderliggende enkelbestemmingen ongewijzigd blijven, sluit het aan op het gestelde doel van de Rijksoverheid. Dit gebied is als zodanig in voorliggend bestemmingsplan opgenomen en functioneert als een "attentiezone".

Gebied 2: Besluitsubvlak rivierbed

In de toelichting (2.4.3) staat het volgende beschreven over de regeling behorende bij het besluitsubvlak rivierbed: 'Dit artikel verwoordt de algemene rivierkundige voorwaarden waaraan toe te laten (bouw)activiteiten in het rivierbed, ongeacht de aard en de omvang daarvan, altijd moeten voldoen. Deze voorwaarden zijn een vertaling van de zorgplicht van de initiatiefnemer van een activiteit in het rivierbed, die is verwoord in artikel 6.15, eerste lid, van het Waterbesluit. Om de belangen waarop deze bepaling ziet, ook via het ruimtelijke spoor te borgen, dienen deze voorwaarden door te werken in het bestemmingsplan. Dit laat overigens onverlet dat het eveneens gewenst is dat rekening wordt gehouden met de in het gebied aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden'.

In artikel 2.4.3 van de regels is het volgende opgenomen:

  • 1. Een bestemmingsplan wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:
    • a. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
    • b. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
    • c. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
    • d. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
  • 2. Bij toepassing van het eerste lid worden resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd.
  • 3. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.

Planspecifiek

Het sectorplan neemt de plaatsbepaling en de regeling over zoals de regeling van het Barro is geïnterpreteerd in de bestemmingsplannen 'Buitengebied 1999' en 'Buitengebied, herziening 2009', vastgesteld 29 april 2010.

Gebied 3: Besluitsubvlak rivierbed en Stroomvoerend deel rivierbed

Naast de regeling zoals die is verwoord bij gebied 2 geldt hier ook de regeling voor het 'Stroomvoerend deel rivierbed'. In de toelichting wordt aangegeven wat hieronder wordt verstaan: Het gaat om een aantal nader omschreven activiteiten waarvan op voorhand duidelijk is dat deze niet buiten het rivierbed gelokaliseerd kunnen worden. Daarom wordt hiervoor in het kader van de Waterwet een vergunning verleend, mits wordt voldaan aan enkele specifieke voorwaarden. Als in dat verband mitigerende of compenserende maatregelen moeten worden genomen, worden deze als onderdeel van de riviergebonden activiteit beschouwd.

Volgens de regeling in artikel 2.4.4 gaat het om de volgende activiteiten:

  • a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  • b. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;
  • c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  • d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
  • e. de aanleg of wijziging van scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen;
  • f. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
  • g. de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;
  • h. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  • i. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  • j. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  • k. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  • l. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  • m. activiteiten die onderdeel uitmaken van de lijst van maatregelen opgenomen in de Bijlage bij de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en waarvan de uitvoering wordt gefinancierd door Onze Minister.

Planspecifiek

Het sectorplan neemt de plaatsbepaling en de regeling over zoals de regeling van het Barro is geïnterpreteerd in de bestemmingsplannen 'Buitengebied 1999' en 'Buitengebied, herziening 2009', vastgesteld 29 april 2010.

2.12 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De plaatsbepaling voor het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied is gebaseerd op de Verordening ruimte 2014 (Geconsolideerd 18-03-2014) van de provincie Noord-Brabant. Op onderstaande afbeelding zijn de zones weergegeven in het roze.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0009.png"  afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0010.png"

bron: Verordening Ruimte 2014 provincie Noord-Brabant

Daarnaast is de zone rond het natuurgebied zoals in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen eveneens als 'grondwaterbeschermingsgebied' aangemerkt.

Het gebied rond beschermde waterwingebieden en/of natte natuurgebieden wordt in het sectorplan beschermd van negatieve invloeden op de grondwaterstand of de grondwaterkwaliteit. Binnen deze gebieden is onder andere het onttrekken van grondwater niet zonder meer toegestaan, hiervoor is een vergunning vereist. Verder is het van belang dat het water niet vervuild mag worden door bijvoorbeeld insijpeling van bestrijdingsmiddelen of lozing van water.

Binnen het waterwingebied zijn bodemingrepen alleen met een vergunning mogelijk gemaakt.

De blauw aangegeven zones (rivierbed) zijn reeds in Waterstaat - Waterstaatkundige functie opgenomen (zie vorige paragraaf).

2.13 Milieuzone - waterwingebied

Er zijn twee waterwingebieden. De ene nabij Genderen, de andere tussen de Bergsche Maas en het Oude Maasje. Rondom deze wingebieden zijn zones gelegen ter bescherming van het waterwingebied. Voor deze beschermde zone gelden de regels als voor het grondwaterbeschermingsgebied, maar dan aangescherpt. Binnen deze gebieden is het uitvoeren van een bodemingreep dat invloed heeft op de grondwaterstand of de grondwaterkwaliteit niet zonder meer toegestaan. Voor ingrepen zoals dempen van sloten, het aanleggen van sloten, het boren in de grond of het onttrekken van grondwater is een vergunning nodig. Verder is het van belang dat het water niet vervuild mag worden door bijvoorbeeld insijpeling van bestrijdingsmiddelen of lozing van water.

2.14 Overige zone - algemeen gemeentelijk beleid

Via dit bestemmingsplan worden enkele algemeen geldende beleidstukken doorvertaald in een regeling. Het betreft:

  • 1. Evenementen;
  • 2. Kleinschalig kamperen;
  • 3. Mantelzorg;
  • 4. Paardenbakken;
  • 5. Parkeernormen;
  • 6. Kamerbewoning en nieuwe woningen;
  • 7. Bed en breakfast.

Deze regelingen worden navolgend nader toegelicht.

2.14.1 Evenementen

Voor het houden van evenementen gelden een aantal regels. Eén daarvan bevat een ruimtelijke component: de bestemming van de locatie waar het evenement gehouden wordt moet een evenement toestaan. Belangrijk is daarbij te bepalen wat een evenement is. Via de begrippen in artikel 1 wordt bepaald dat, in het kader van een bestemmingsplan, een evenement het volgende is:

"periodieke en/of incidentele manifestaties zoals een sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstellingen, tentoonstelling, show, thematische beurs en thematische markt waarbij de voorbereiding ter plaatse (bijvoorbeeld opbouwen), het evenement zelf en de nazorg ter plaatse (bijvoorbeeld afbouwen) langer dan 24 uur duurt. Onder een evenement wordt in ieder geval niet begrepen: de (wekelijkse) markt, de sinterklaasintocht, de sleuteloverdracht (bij carnaval), kortdurende optochten en bijeenkomsten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten'.

In de publieke ruimte passen evenementen in elk geval. Daarom is bepaald op locaties met de bestemmingen Verkeer, en / of, Centrum en / of Groen evenementen zijn toegestaan. Op gronden met andere locaties kan dat ook, maar dan moet daarvoor eerst een afwijkingsprocedure gevolgd worden.

2.14.2 Kleinschalig kamperen

Het gemeentelijke beleid inzake kleinschalig kamperen is vastgelegd in de beleidsnota 'Kleinschalig Kamperen'. Via voorliggend bestemmingsplan wordt de daarin opgenomen regeling van toepassing verklaart op het gehele grondgebied. Dat is overigens niet voor het eerst: na vaststelling van de beleidsnota was destijds een apart 'parapluplan' gemaakt waarmee de inhoud van de beleidsnota ook al ruimtelijk-juridisch was geïmplementeerd.

2.14.3 Mantelzorg

Bij de aanpassing van het vergunningsvrije bouwen per 1 november 2014 is het leveren van mantelzorg in een aparte 'mantelzorgwoning' nadrukkelijk toegestaan. Een vergunning is daarbij niet nodig. Het is wat dat betreft daarom ook niet nodig in een bestemmingsplan daarvoor een regeling te maken. Via voorliggend bestemmingsplan wordt evenwel nadrukkelijk onderstreept dat het vergunningsvrij is én wordt ruimte gegeven om met een afwijking extra vierkante meters bebouwing te realiseren ten behoeve van mantelzorg.

2.14.4 Paardenbak en mestopslag

Het bestaande paardenbakkenbeleid is in voorliggend bestemmingsplan doorvertaald. Dat komt er, in het kort, op neer dat onder voorwaarden een paardenbak mag worden aangelegd en in gebruik kan worden genomen.

2.14.5 Parkeernormen

Per 1 november 2014 is via een AMvB artikel 3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Hier is geregeld dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening in een bestemmingsplan regels kunnen worden opgenomen waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels.

De aanleiding is in het bijzonder gelegen in de mogelijkheid om in een bestemmingsplan een regeling voor het parkeren op te nemen. Omdat het een generieke beleidsregel is op basis van algemeen geaccepteerde normen wordt, voor zover het betreft de verwijzing vanuit het bestemmingsplan naar de beleidsregel, de verwijzing in het vastgestelde bestemmingsplan als het ware 'automatisch' óók aangepast. Iets wat voorheen niet het geval was.

Omdat parkeren bij veel functies relevant is wordt via de algemene regels het gemeentelijke parkeerbeleid opgenomen en daarmee van toepassing verklaard. Het gemeentelijke parkeerbeleid omvat ook de ontsluiting en de bevoorrading. Het actuele gemeentelijke parkeerbeleid is op de site van de gemeente te vinden.

2.14.6 Kamerbewoning en nieuwe woningen

Het reguleren van volkshuisvestelijke vraagstukken is een belangrijke gemeentelijke taak. Een deel van de regels omtrent huisvesting is opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Het betreft het principe dat niet zomaar ruimtes geschikt gemaakt mogen worden voor bewoning behoudens de aanwezige woningen. Daarbij geldt tevens dat één woning is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden. Dit is als zodanig vastgelegd in de onderliggende bestemmingsplannen (het niet zomaar mogen realiseren van woonruimtes geldt niet voor die locaties waarin het onderliggende bestemmingsplan expliciet bepaald dat de woonruimtes wél gemaakt mogen worden). Dit houdt in dat in een bestaande woning niet zomaar meerdere huishoudens* mogen wonen. Dat betekent onder meer dat een woning niet zomaar voor kamerbewoning geschikt gemaakt mag worden: drie kamerbewoners voeren immers (mogelijk) drie huishoudens, ook al delen ze bijvoorbeeld de keuken. En het betekent onder meer ook dat in een boerenschuur niet zomaar een woning gemaakt mag worden, of dat de schuur tot kamerverhuurbedrijf omgebouwd kan worden.

Onder kamerverhuur wordt het volgende verstaan: 'het (al dan niet) bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft'. Het verschil met recreatief (nacht)verblijf is dat recreatief verblijven niet als kenmerk heeft dat de personen aldaar hoofdverblijf hebben.

De achtergrond bij de bepalingen omtrent het niet zomaar mogen realiseren van woningen in bestaande panden en kamerbewoning is dat zo grip ontstaat op de verkeersaantrekkende werking, het parkeren en de intensiteit van het gebruik van de desbetreffende panden. Dit geldt zowel voor bestaande woningen waar meerdere huishoudens (al dan niet via kamerbewoning in komen) als voor andere bestaande panden die nog niet voor wonen in gebruik zijn.

Er zijn verschillende groepen mensen waarvoor deze bewoningsvraagstukken actueel zijn. Twee bekende groepen zijn de arbeidsmigranten en de vluchtelingen. Het gemeentelijke beleid is hier op toegespitst waarbij voor de groep arbeidsmigranten er in het beleid ook een verschil is gemaakt in binnenstedelijke oplossingen en oplossingen in het buitengebied. De maatschappij van vandaag kent een rijk landschap aan woonvormen anders dan een regulier huishouden; breder dan de twee genoemde groepen. De regeling voor een verbod op kamerbewoning en nieuwe woningen geldt voor alle groepen.

*: van een huishouden is sprake wanneer een persoon dan wel personen in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en tussen de verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat. Een huishouden kan dus bestaan uit 2 volwassenen en 2 kinderen, maar ook uit 1 volwassene en 6 kinderen of uit 3 volwassenen zonder kinderen of uit 1 volwassene.

2.14.7 Bed en breakfast

Het voeren van een 'bed en breakfast' kan een waardevolle toeristisch-economische bijdrage zijn voor zowel de gemeente als de exploitant. Daarom biedt de gemeente daar ook mogelijkheden voor. Vanuit ruimtelijk perspectief past het niet overal en / of niet overal op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden. Daarom is er gemeentelijk beleid dat hierin verder invulling geeft. Via voorliggend plan wordt hierop via een verbodsbepaling en een mogelijkheid daar van af te wijken invulling aan gegeven.

2.15 Overige zone - standplaatsen

Voorliggend bestemmingsplan geeft mede uitvoering aan het standplaatsenbeleid. Eén van de aspecten waar een standplaats aan moet voldoen is dat het moet passen binnen het bestemmingsplan.

Onder 'standplaats' wordt het volgende verstaan

"een vaste plaats op een openbare of in de open lucht gelegen plaats voor het te koop aanbieden, verkopen, of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel, dus in ieder geval mobiel en geen gebouw".

Binnen standplaatsen worden voorts onderscheiden 'vaste standplaatsen', waarbij de plaats door één of meerdere partijen minimaal één dag per week wordt ingenomen; 'tijdelijke standplaatsen', welke gedurende een periode van één dag tot maximaal vier maanden wordt ingenomen; 'ideële standplaatsen', welke voor maximaal één dag(deel) wordt ingenomen door een niet-commerciële partij.

Op basis van het standplaatsenbeleid moeten vergunningen aangevraagd worden waarbij het bestuur een afweging maakt op basis van de in het beleid genoemde gronden. Het bestemmingsplan wijst slechts de locatie aan van de standplaatsen. Het soort standplaats en de aantallen wordt geregeld via het beleid. Voorliggend bestemmingsplan gaat daar dus niet op in.

Onderstaande afbeelding geeft weer waar standplaatsen in het bestemmingsplan zijn toegelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.SP0002-GV01_0011.png"

2.16 Veiligheidszone - explosieven

De gemeente Aalburg heeft een vooronderzoek conventionele explosieven laten uitvoeren voor het grondgebied van de gehele gemeente Aalburg. Aanleiding voor dit onderzoek is dat De Bergse Maas, de zuidgrens van de gemeente Aalburg, gedurende de periode 5 november 1944 - 5 mei 1945 de scheidslijn vormde tussen bevrijd en bezet gebied. Langs dit statisch front hebben zich in deze periode diverse oorlogshandelingen afgespeeld. Als gevolg van deze en andere oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog kunnen explosieven zijn achtergebleven.

Om inzicht te krijgen in de verwachting van eventuele aanwezigheid, de soort en verschijningsvorm van explosieven is dit vooronderzoek uitgevoerd. In bijlage 5 bij de regels is een rapport en bijbehorende kaart (bijlage 10) opgenomen met de onderzoeksgegevens en aanbevelingen betrekking tot het uitvoeren van bodemingrepen.

Onderhavig sectorplan heeft een 'attentiegebied' opgenomen voor de gronden met een verhoogd risico. Hierbij is aangegeven dat bij planontwikkelingen waarbij bodemingrepen worden uitgevoerd het explosievenbeleid geldt. Bij een dergelijke ontwikkeling biedt de explosievenkaart en bijbehorende vooronderzoeksrapport inzicht of er sprake is van een verhoogd risico op het vinden van explosieven. Zoja dan kan nader onderzoek uitwijzen of er daadwerkelijk iets in de grond aanwezig is. De geometrie uit de explosievenkaart is in het sectorplan voorzien van een aanduiding 'veiligheidszone - explosieven'.

2.17 Veiligheidszone - lpg

Deze zone is opgenomen rondom het afvulpunt waar een tankwagen het LPG aflevert aan een brandstofverkooppunt. Binnen deze zone is het niet zomaar toegestaan nieuwe woningen te bouwen of andere kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit kan pas na onderzoek waaruit moet blijken dat geen onnodige risico’s worden genomen. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen waardoor deze zone vooral een belangrijke signaalfunctie heeft. In het bestemmingsplan is een wijzigingsmogelijkheid opgenomen zodat het college de zone kan verplaatsten als ook kan verwijderen indien geen LPG meer verhandeld wordt.

2.18 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Voor een molen is voldoende vrije windvang belangrijk. Om dat belang te beschermen wordt er aan de omgeving van de molen een bouwbeperking opgelegd. Die bouwbeperking houdt in dat voordat gebouwd/verbouwd mag worden ook aan de belangen van de molen moet worden gedacht. Daarom is er een beschermingszone opgenomen rondom een molen: de molenbiotoop. Deze biotoop is vertaald in een formule. Door toepassing van onderstaande formule is te berekenen hoe de hoogte van het gewenste bouwplan zich verhoudt tot de afstand tot de molen en op die manier de invloed van het obstakel op de windvang. Zo wordt het belang van het bouwplan afgewogen tot het belang van de molen. Bij de afweging tot welke hoogte er gebouwd kan worden, mag rekening gehouden worden met de hoogte van aanwezige tussenliggende bebouwing. Daarnaast dient er rekening worden gehouden met hoogteverschillen in het landschap. Het kan voorkomen dat het bouwplan lager of hoger ligt dan het maaiveld van de molen. Hiervoor is het laatste deel van de formule toegevoegd (hm-hb). Hiermee wordt het verschil berekend ten opzichte van een constante hoogtemaat, namelijk NAP.

De formule luidt als volgt: Hx = X/n + c * z + (hm-hb)

Hx de hoogte van het obstakel x ten opzichte van maaiveld van het bouwplan is

X de afstand van x tot de molen is

n een constante (voor open gebied 140, voor ruw gebied 75, voor gesloten gebied 50)

c een constante van 0,2

z askophoogte van de molen (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de

belt, berg of stelling)

hm hoogte mv van de molen ten opzichte van NAP (exclusief belt, berg of stelling)

hb hoogte mv van bouwplan ten opzichte van NAP

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de website: http://molenbiotoop.nl

Op deze website is nog geen rekening gehouden met de hoogteverschillen in het landschap.

In het plangebied zijn vier molens met een molenbiotoop waarvoor de volgende formules van toepassing zijn:

Molen 1: De Hoop te Veen

Stelling: 4,2 meter

Maaiveld molen tov NAP: +6,4 meter (de dijk)

Vlucht: 24,3 meter

Soort gebied: ruw gebied

Hx = X/75 + 0,2 * (24,3/2+4,2) + (6,4-hb)

Molen 2: De Twee Gebroeders te Wijk en Aalburg

Stelling : 5,1 meter

Maaiveld molen tov NAP: + 6,6 meter

Vlucht: 23,15 meter

Soort gebied: gesloten gebied

Hx = X/50 + 0,2 * (23,15/2+5,1) + (6,6-hb)

Molen 3: De Witte Molen te Meeuwen

Stelling: 0 meter

Maaiveld molen tov NAP: + 1,94 meter

Vlucht: 24 meter

Soort gebied: ruw gebied

Hx = X/75 + 0,2 * (24/2+0) + (1,94-hb)

Molen 4: Amerikaanse Windmotor te Genderen

Stelling: 8,5 meter

Maaiveld molen tov NAP: + 2,3 meter

Vlucht: 10 meter

Soort gebied: ruw gebied

Hx = X/75 + 0,2 * (10/2+8,5) + (2,3-hb)

De bouwhoogte van een nieuw bouwwerk in de omgeving van de molen mag in ieder geval minimaal 3 meter zijn tenzij de belt, berg of stellinghoogte hoger zijn dan wordt dit aangehouden als minimummaat. Bij een molen op een dijk wordt de hoogte van de dijk hierbij opgeteld.

Een voorbeeld:

Als voorbeeld wordt een bouwplan genomen nabij De Twee Gebroeders te Wijk en Aalburg. Uitgaande van een woning welke 7 meter boven NAP ligt en welke bestaat uit één laag met een kap van 5 m hoog op een afstand van 200 m die volgens de bestemming Wonen tot twee lagen met kap mag worden uitgebouwd met een kap op 9 m. Deze woning mag dan ingevolge de molenbiotoop 200/50 + 3,3 + 6,6 - 7 = 6,9 m hoog worden (boven maaiveld). Het directe bouwrecht uit de bestemming Wonen wordt in dit voorbeeld dus ingeperkt door de Molenbiotoop. Dit houdt in dat het belang bij het gewenste bouwplan moet worden afgewogen tegen het belang van de molen. Door bijvoorbeeld omgevingskenmerken, andere hoge gebouwen die meer 'in de weg staan', de reden voor de gewenste verbouwing, de vorm en hoogte van andere gebouwen direct in de buurt, aanpassing aan het bouwplan (een kaprichting met de wind mee / gericht op de molen) maakt dat uit de belangenafweging best naar voren kan komen dat een bouwplan mogelijk is hoger dan 6,9 m boven maaiveld. En door het maaiveld te verlagen (wat soms mogelijk is) is ook weer bouwruimte te winnen.

Zou deze woning op 400 m hebben gelegen mocht ze 400/50 + 3,3 + 6,6 - 7 = 10,9 m hoog bouwen en volgen er uit de Molenbiotoop geen beperkingen meer aan de hoogte die gegeven is in de bestemming Wonen. Voor gebouwen die al hoger zijn dan volgens de formule zou mogen geldt dat deze zo hoog mogen blijven en ook na een verbouwing zo hoog mogen blijven.

In het bestemmingsplan is een wijzigingsmogelijkheid opgenomen zodat het college de zone kan verwijderen indien de molen buiten werking treed en/of de formules wijzigen door nieuwe inzichten.

2.19 Vrijwaringszone - vaarweg

De belangrijkste vaarwegen van Nederland vormen samen het hoofdvaarwegennet (HVWN), dat in beheer is bij het Rijk. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft aan dat op alle rijksvaarwegen een vlotte en veilige doorvaart van de beroepsvaart centraal staat. Bij het borgen van een vlotte en veilige doorvaart van de beroepsvaart is het van belang dat deze niet wordt gehinderd door ontwikkelingen langs de rijksvaarwegen. Denk daarbij aan het behouden van zichtlijnen voor bemanning en apparatuur, het contact met bedienings- en begeleidingsobjecten en de toegankelijkheid voor hulpdiensten vanaf de wal. Dit is geborgd op grond van artikel 6.9 van de Waterwet waarin - kort gezegd - staat dat het uitvoeren van bepaalde daar genoemde activiteiten in, op, boven, over of onder de vaarweg de scheepvaartfunctie niet belemmeren.

Het gebied waarin deze beperkingen gelden is de vrijwaringszone. Deze vrijwaringszone wordt gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg. De breedte van een vrijwaringszone is afhankelijk van de CEMT-klasse: vaarwegklasse zoals vastgesteld door de Conférence Européenne des Ministres de Transport (CEMT), gebaseerd op de afmetingen van standaardschepen en duwstellen. Langs de gemeente Aalburg behoren de vaarwegen tot CEMT-klasse V en VI. Hierbij is een vrijwaringszone van 25 meter aan weerszijden van toepassing. Deze is als zondaig in voorliggend bestemmingsplan doorvertaald.

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten

Het sectorplan gaat uit van de vigerende bestemmingsplanregels en beleid, hierdoor is het niet noodzakelijk om de uitvoeringsaspecten te behandelen. Deze zijn reeds aangetoond in eerdere plannen.

Hoofdstuk 4 Juridische planopzet

4.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

4.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart).

4.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk 2 geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk 3 geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk zijn belangrijke algemene bepalingen opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in Hoofdstuk 2. Tenslotte regelt Hoofdstuk 4 de overgangs- en slotbepalingen.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

4.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zoals die zijn omschreven in Hoofdstuk 2 van de toelichting. De bijbehorende regeling vervangen de vigerende plannen zoals zijn beschreven in bijlage 1 bij de regels. Bij nieuwe bestemmingsplannen dient het sectorplan van toepassing te worden verklaard.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

4.5 Wro en Woningwet

Vanuit juridisch perspectief bevat dit bestemmingsplan een bijzonderheid. Dit is de opname van de welstandsnota en, van daaruit, de doorvertaling naar rechtsgevolgen. Dit is bijzonder omdat welstandsbeleid haar juridische grondslag vindt in afdeling 3 van de Woningwet (Ww) terwijl bestemmingsplannen de juridische grondslag vinden in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Onderwerpen welke hun juridische grondslag ontlenen aan de Woningwet kunnen inhoudelijk in een bestemmingsplan opgenomen en / of uitgewerkt worden zolang zij de juridische borging maar expliciet aan de juiste wetten en wetsartikelen ontlenen. Dit vraagt aandacht bij de voorbereiding van het plan, de publicaties van ontwerpbesluiten en de redactie van het vaststellingsbesluit en de publicatie ervan alsmede, tot slot, de procedurele rechtsgang daarna.

Welstand

De welstandsnota welke in dit plan is opgenomen is reeds vastgesteld op basis van de Woningwet. De juridische grondslag is daarmee geborgd. De twee beeldkwaliteitplannen welke in dit plan zijn opgenomen zijn ook als zodanig expliciet vastgesteld waarmee die borging ook juridisch al is verzekerd. De in de regels en verbeelding opgenomen dubbelbestemming Waarde - Welstand met de bijhorende aanduidingen zijn daarmee reeds geborgd. Het voorliggende bestemmingsplan maakt ze 'slechts' ook vindbaar in een bestemmingsplan en op ruimtelijkeplannen.nl.

Cultuurhistorie en sloop

Vanuit juridisch perspectief is de sloopregeling voor hoofdgebouwen, ter invulling van het cultuurhistorische beleid nieuw. Een sloopregeling vraagt namelijk om een juridische borging via de Wro (artikel 3.3). Deze sloopregeling volgt uit het welstandsbeleid en krijgt bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan haar juridische borging. De in de regels en verbeelding opgenomen dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en de bijhorende aanduiding zijn daarmee de borging van staand beleid.

Cultuurhistorie en oude dijken

Het beschermen van enkele oude dijklinten, ter invulling van het cultuurhistorische beleid verloopt via artikel 3.3 van de Wro. Deze bescherming is niet nieuw. Zij was reeds opgenomen in eerdere plannen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van karakter. Het beleid is gericht op het handhaven van de huidige situatie en het behouden van de kwaliteiten. De aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteit zal behouden blijven. De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. Inmiddels is ook een ministeriële regeling vastgesteld waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van ontwikkelingen als hiervoor bedoeld, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving.
Het onderhavige plan betreft een conserverend plan waarbinnen de bebouwing reeds aanwezig is dan wel reeds planologisch vastgelegd. Er bestaat op basis van het bovenstaande voor het onderhavige bestemmingsplan geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Gelet op het vorenstaande is er dan ook geen verplichting om tegelijkertijd met het plan een exploitatieplan op te stellen.
Met de uitvoering van het plan zijn geen gemeentelijke middelen gemoeid anders dan voor het opstellen van het plan zelf. De economische uitvoerbaarheid staat dan ook niet ter discussie. Een exploitatieplan is niet nodig.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met het waterschap en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

5.2.1 Vooroverleg en inspraak

Inspraak

Voor dit plan is geen inspraak gehouden omdat het sectorplan een verzameling betreft van de vigerende plannen waarbinnen destijds al mogelijkheid was voor inspraak.

Vooroverleg

Aangezien in onderhavig plan 'slechts' het reeds vastgestelde beeldkwaliteitplan van Waterfront De Veene planologisch verankerd is er geen vooroverleg gevoerd met de provincie Noord-Brabant. Er dienen immers geen provinciale belangen.

5.2.2 Zienswijzen

Met het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan heeft eenieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad ( 25 juli 2017 tot en met 4 september 2017). In totaal is er 1 zienswijzen ontvangen. In het Vaststellingsbesluit en Nota zienswijzen is hier verslag van gedaan. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijze op beperkt aantal onderdelen gewijzigd en vastgesteld.

5.2.3 Vaststelling

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan (zie vorige paragraaf). Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld, dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 6 Conclusie

Met voorliggend bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' wil de gemeente Aalburg inzicht geven in gebiedsoverstijgende regelingen. In plaats van de gebiedsoverstijgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen in alle afzonderlijk bestemmingsplannen te regelen is het sectorplan, hét plan om deze regelingen eenduidig en overzichtelijk te regelen in één plan.

Doordat de bestaande regelingen uit vigerende plannen worden gebundeld in dit plan zijn er geen significante verschillen ten opzichte van wat er momenteel al geregeld is in het beleid en de vigerende bestemmingsplannen in de gemeente. Hieruit volgt dat de diverse uitvoerbaarheidsaspecten van het sectorplan al is aangetoond in dit beleid en de vigerende plannen en dat dit niet in dit sectorplan nogmaals hoeft te worden aangetoond.

Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan uitvoerbaar is en voldoet aan goede ruimtelijke ordening en daarmee voldoet aan de eisen uit de Wet ruimtelijke ordening.