direct naar inhoud van Artikel 5 Waarde - Archeologie
Plan: Grotestraat 36 Veen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP6010-VS01

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte waarden.

5.2 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden om bodemingrepen onder maaiveld uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

5.2.2 Vergunningverlening

De vergunning als bedoeld in artikel 5.2.1 wordt verleend als is gebleken dat het beoogde werk geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet leidt tot een verstoring van het belang als omschreven in artikel 5.1 danwel dat verstoring ervan redelijk is en het belang als omschreven in artikel 5.1 daarbij voldoende is gewaarborgd.

  • a. Het verlenen van de omgevingsvergunning kan mits:
    • 1. de regels uit de desbetreffende bestemming in acht worden genomen;
    • 2. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
      • de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij nadrukkelijk het omschreven belang uit artikel 5.1 wordt meegewogen;
      • het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
      • door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
      • de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering.
      • Ten behoeve van een goede beoordeling van de aangevraagde vergunning als bedoeld in artikel 5.2.1 kan het noodzakelijk zijn dat een rapport van een ter zake deskundige wordt overlegd waaruit de archeologische waarde van de gronden blijkt.
  • b. Aan de vergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in acht neming van het bepaalde in artikel 5.1, en met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 5.2.1 betrekking op hebben te vergroten en / of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is; of
  • b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 5.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is.