direct naar inhoud van 4.3 Water
Plan: MFA Groeneweg Veen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP6007-VS01

4.3 Water

De watertoetsprocedure is het proces van afstemming tussen de waterbeheerder en de initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze worden meegenomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten. De waterparagraaf ondersteunt de watertoetsprocedure.

Waterhuishouding

Bodemopbouw

Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem van het plangebied uit een kalkloze poldervaaggrond die is ontwikkeld in zavel en lichte klei. Deze grond heeft als voornaamste kenmerk een tussenlaag of bovengrond van kalkloze zware klei.

Uit boringen (TNO DINO-loket) blijkt dat de bodemopbouw in de omgeving van het plangebied zeer divers is. De bodemopbouw is voornamelijk ontstaan door verschillende afzettingen van de nabijgelegen Maas. In het plangebied variëren de afzettingen van zware klei tot grind. Daarnaast heeft zich in het gebied veen gevormd.

Volgens de Algemene Hoogtekaart van Nederland varieert de maaiveldhoogte in het plangebied van +0,8 m NAP in het noorden tot +1,0 m NAP in het zuiden.

Volgens gegevens uit REGIS II, Geohydrologisch model provincie Noord-Brabant ligt de onderkant van de deklaag op ca. -7,0 m NAP. De deklaag heeft een weerstand van 0 tot 500 dagen. Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket tot een diepte van ca. -58 m NAP. Dit eerste watervoerende pakket bestaat uit de formatie van Kreftenheye en Sterksel en bestaat uit grof zand en grind. De transmissiviteit (kD) van deze laag is 500 tot 750 m2/dag. Dit betekent dat het watervoerend pakket redelijk tot goed doorlatend is.


Grondwater

Volgens waterschap Rivierenland ligt de GHG voor het plangebied op circa 0,25 - 0,75 m beneden maaiveld. De grondwaterstroming in de eerste en tweede watervoerende laag is noordoostelijk gericht, richting de Maas. In het gebied heeft de Maas een drainerende werking op de omgeving. De stromingsrichting van het freatisch grondwater zal ook overwegend richting de Maas zijn. Plaatselijk kan de stromingsrichting afwijken door de aanwezigheid van watergangen.

Op de kwelindicatiekaarten van het waterschap is de locatie van het plangebied aangeduid met een kwelindicatie van 0,2 tot 1 mm/dag.

Oppervlaktewater

Het plangebied is aan de noord-, oost- en westzijde omgeven door oppervlaktewater. De watergang aan de oostzijde van het plangebied is een A-watergang (langs de Groeneweg). Deze A-watergang heeft aan tweezijden een beschermingszone van vijf meter breed, gemeten vanuit de boven insteek van de watergang. Deze zone moet in principe vrij blijven van obstakels. De overige watergangen in en om het plangebied zijn B-watergangen. Voor B-watergangen geldt een tweezijdige beschermingszone van één meter breed welke obstakel vrij moet blijven. In de watergangen wordt een zomerpeil van -0,3 m NAP en een winterpeil van -0,5 m NAP gehandhaafd. In onderstaande afbeelding is het watersysteem ter plaatse van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP6007-VS01_0011.jpg"

Het plangebied ligt ca. 900 m ten zuiden van de Afgedamde Maas. In afbeelding 3 zijn de waterstanden op de Maas en Bergsche Maas weergegeven. De Afgedamde Maas wordt bij Wijk en Aalburg door het Heusdensch Kanaal met de Bergsche Maas verbonden. Dit betreft een open verbinding die met een keersluis (de Kromme Nolkering) kan worden afgesloten. Afsluiting geschiedt bij een waterstand op de Bergsche Maas hoger dan +3,42 NAP. Uit de 'referentiewaarden waterstanden' van Rijkswaterstaat (www.waternormalen.nl) blijkt dat de T=10 waterstand bij Heesbeen (Bergsche Maas) +2,60 m NAP bedraagt. Aangezien bij deze waterstand de verbinding tussen de Bergsche Maas en Afgedamde Maas open is, wordt aangenomen dat deze waterstand ook de T=10 waterstand op de Afgedamde Maas betreft.


Afvalwater

Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat langs de A-watergang aan de plangebiedszijde een rioolwatertransportleiding van het waterschap ligt. De strook waarin de leiding ligt mag niet worden bebouwd en mag geen diepwortelende beplanting worden aangebracht. Het gaat om een strook van vier meter breed (twee meter uit het hart van de leiding). Voorafgaand aan werkzaamheden binnen deze zone wordt in overleg getreden met het waterschap.

Waterneutraal inrichten

Aanleg van verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is aanleg van extra waterberging nodig. Het waterschap Rivierenland hanteert het beleid dat voor ontwikkelingen met een toename van meer dan 500 m² verhard oppervlak in stedelijk gebied en 1.500 m² verhard oppervlak in landelijk gebied compenserende waterberging nodig is. Bij grotere oppervlaktes mogen die hierboven genoemde vrijgestelde oppervlaktes in mindering worden gebracht op de totale toename van de verharding. Dempingen moeten één op één worden gecompenseerd. Geadviseerd wordt zoveel mogelijk verhard oppervlak in waterdoorlatende vorm uit te voeren.


Het plangebied is in de huidige situatie geheel onverhard. Door de ontwikkeling van het plangebied zal het verhard oppervlak toenemen. Het plangebied ligt net buiten de bebouwde kom, waardoor de watercompensatie eis voor landelijk gebied geldt. Het waterschap beschouwd kunstgras sportvelden als 50% verhard oppervlak en natuurgras sportvelden als 20% verhard oppervlak (in verband met drainage). Halfverharding geldt als 50% verhard. De verharding is als volgt in het plan aanwezig:

  • 10.550 m² verhard oppervlak
  • 1.970 m² halfverharding (parkeerplaatsen)
  • 15.550 m² natuurgras sportveld
  • 8.700 m² kunstgras sportveld


Voor de benodigde waterberging geldt 436 m³ per ha verharding voor berging in open water. Hierbij kan rekening worden gehouden met een toegestane peilstijging van 0,3 m. Er dient op basis van het bovenstaande rekening gehouden te worden met 18.000 m² te compenseren verhard oppervlak. Bij het in mindering brengen van de 1.500 m² levert dit 16.500 m² te compenseren verhard oppervlak op.

De compenserende waterberging is volledig gerealiseerd in 'open water' (aanleg/verbreden watergangen of berging in een open bergingsvoorziening). Uitgaande van berging in open water is 2.400 m² water benodigd.

Een sloot langs het plangebied wordt voor 234 m² gedempt. Dit wateroppervlak dient te worden gecompenseerd binnen het plan en wordt aan de waterberging toegevoegd.

Vanuit het waterplan is er voor het plangebied een realisatie van 5.600 m² open water opgelegd. Dit oppervlak komt bovenop de benodigde watercompensatie voor de toename van het verhard oppervlak. Dit water wordt op plaatsen breder aangelegd dan 12 meter. Hierom is deze toegankelijk gemaakt voor varend onderhoud.

Mogelijke kwel

Binnen het plangebied wordt extra oppervlaktewater gerealiseerd door het verbreden van de watergang aan de westzijde van het plangebied en de aanleg van een waterpartij in de noordwest hoek. Door de realisatie van het extra oppervlaktewater is het mogelijk dat er kwel wordt aangetrokken. Met behulp van de formule van Mazure is bepaald of en in welke mate dit het geval is. De eventueel extra aangetrokken kwel moet in het plangebied worden geborgen.


Uitgangspunten kwelberekening

  • Maaiveldhoogte: +0,8 m NAP
  • Bodemhoogte watergang: -0,8 m NAP (uitgangspunt waterschap voor B-watergang, bodem 50 cm onder zomerpeil)
  • Onderkant deklaag: -7,0 m NAP
  • Winterpeil polder: -0,5 m NAP
  • T=10 waterstand Afgedamde Maas: +2,6 m NAP
  • kD waarde eerste watervoerende pakket: 600 m²/d
  • Gemiddelde doorlatendheid deklaag: 0,02 m/d
  • Afstand plangebied tot Afgedamde Maas: 900 m
  • Dikte deklaag 6,2 m
  • C waarde deklaag 310 d
  • Kwelintensiteit berekend 0,00124 m/d
  • Oppervlak 8.000 m2 (de te dempen sloot is niet meegenomen aangezien deze alleen verplaatst wordt)
  • Extra te bergen kwel 10,0 m³


Voor het bergen van 10,0 m³ extra kwel is een oppervlak van 32 m² van de waterberging nodig (toegestane peilstijging van 0,3 m). In totaal komt het benodigde oppervlak waterberging uit op 8.266 m².

Schoon inrichten

De ontwikkelingen mogen geen negatief effect hebben op de waterkwaliteit. Voor het afkoppelen van hemelwater dat valt op verhard oppervlak wordt de Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (Werkgroep riolering west Nederland, 2003) en de Beslisboom voor hemelwater (bestuurlijk overleg riolering Gelderland 1999) gehanteerd. Dit betekent dat het 'schone' afstromende hemelwater wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater.

De bebouwing binnen de ontwikkelingen wordt aangekoppeld aan het bestaande rioolstelsel van het bebouwde gebied van Veen. Voor een goede waterkwaliteit is het van belang dat er bij de bouw en bij bouwwerken geen uitlogende materialen worden gebruikt.


Veilig inrichten

Het plangebied is gelegen binnen dijkring 24 'Land van Altena'. Voor deze dijkring geldt een overschrijdingskans van eens in de 2000 jaar. Het plangebied ligt niet in de zone waterstaatswerk van deze dijkring.