Plan: | Nieuwstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0738.BP6004-GV01 |
De relevante beleidskaders voor de voorgenomen ontwikkeling zijn op een drietal niveaus beschreven. Deze paragraaf gaat achtereenvolgens in op het rijksbeleid, het provinciaal- en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke- en de functionele structuur.
Regeling Beëindiging Veehouderijtakken
In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingsubsidie wordt aangevraagd, kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kan alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden.
Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekend reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.
Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd bovenop de reguliere aantallen. Dit aantal kavels wordt in twee tranches uitgegeven van respectievelijk 964 en 1.700 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels waarvan 1.100 kavels in het kader van de RBV (Regeling Beëindiging Veehouderijtakken), de regeling waarop ook de eerste tranche is gebaseerd, en 600 kavels in het kader van de verbrede aanpak Ruimte voor Ruimte. De verbrede aanpak houdt in dat de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling ook kan worden ingezet ter financiering van de beëindiging en sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied.
In paragraaf 2.3.2 wordt verder ingegaan op de aanpak van de provincie Noord-Brabant bij de financiering van de sloopsubsidies.
Nota Ruimte
In de Nota Ruimte, die in april 2004 is verschenen, zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit de Structuurvisie Groene Ruimte 2 en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening meegenomen. Hoofddoel van de Nota Ruimte is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op een relatief beperkt oppervlak dat Nederland ter beschikking staat.
In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd:
Voor de gemeente Aalburg is zowel het beleid ter bevordering van krachtige steden, als het streven naar een vitaal platteland van belang. Het streven naar een vitaal en aantrekkelijk landelijk gebied staat voor het rijk in relatie met het streven naar vitale en aantrekkelijke steden. Het rijk kiest dan ook voor voortzetting van het beleid van bundeling van verstedelijking en economische activiteit. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt. Dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ontwikkeling van het plangebied sluit aan op dit rijksbeleid.
Natura 2000
De Europese Unie heeft het initiatief genomen voor 'Natura 2000', een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. Alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn zijn ook aangegeven als Natura 2000-gebied. Het is niet toegestaan om zonder vooraf toegekende vergunning nieuwe activiteiten in deze gebieden uit te voeren.
Binnen de gemeente Aalburg ligt 1 Natura 2000-gebied. Het plangebied ligt niet in of nabij dit Natura 2000-gebied en ook niet in het invloedsgebied. De ontwikkeling van het plangebied betekent dan ook geen aantasting van het Natura 2000-gebied.
Wet luchtkwaliteit
Om de ontwikkeling van nieuwe functies mogelijk te maken dient de luchtkwaliteit in beschouwing te worden genomen. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' (wijziging Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.2. luchtkwaliteitseisen). In deze wet zijn voor verschillende vervuilende stoffen normen opgenomen waaraan minimaal voldaan moet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een vervuilde lucht kan immers leiden tot gezondheidsklachten bij mensen. Voor Nederland zijn voornamelijk overschrijdingen van de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide aan de orde en plaatselijk van benzeen (parkeergarages).
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin worden gebiedsgerichte programma's en rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren opgenomen. Projecten worden niet meer aan de normen getoetst maar aan het doel van het programma. Bouwprojecten in een gebied kunnen dan doorgaan als maatregelen worden genomen om de luchtkwaliteit op zijn minst gelijk te houden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die opgenomen zijn in het NSL mogen worden vervangen door plannen van gelijke of kleinere omvang.
Naast de 'Wet Luchtkwaliteit' is in 2007 het begrip niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) verduidelijkt (Besluit niet in betekenende mate bijdragen en Regeling niet in betekenende mate bijdragen). Door het in werking treden van het NSL op 1 augustus 2009 worden projecten die minder dan 3% bijdragen aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk.
Voor pure woningbouw betekent dit dat bij een eenzijdige verkeersontsluiting niet meer dan 500 nieuwe woningen mogen worden gebouwd onder het NIBM regime en bij een tweezijdige ontsluiting 1000 woningen.
Voor plannen die niet bestaan uit louter woningen, de zgn. gemengde programma's met bijvoorbeeld bedrijven, biedt de wet (art. 5.16 Wm, eerste lid, onder c) de mogelijkheid om het aannemelijk te maken dat die plannen in niet-betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.
Het verkeerseffect van de in het plan opgenomen mogelijkheid voor een bedrijf aan huis voor circa 30 woningen, is verwaarloosbaar ten opzichte van het verkeerseffect van circa 970 woningen die in theorie binnen het NIBM begrip nog zouden kunnen worden gerealiseerd. Hiermee is aannemelijk gemaakt dat de voorgenomen locatieontwikkeling een NIBM plan is. Er is geen belemmering en onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.
Provinciale benadering 'Ruimte voor Ruimte'-regeling
Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.
Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd bovenop de reguliere aantallen.
De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld.
Ruimte voor Ruimte CV
In het kader van de uitvoering van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is de provincie een samenwerkingsverband aangegaan, waarin op dit moment de volgende partijen participeren:
Binnen dit samenwerkingsverband is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV opgericht. Deze ontwikkelingsmaatschappij heeft tot doel het financieren van de sloopvergoedingen. In ruil daarvoor heeft de ontwikkelingsmaatschappij het recht op de ontwikkeling van woningbouwkavels in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling.
Op basis van de eerste tranche ontwikkelt Ruimte voor Ruimte CV 964 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels. In onderhavig plan worden 32 woningen gerealiseerd waarvan de uitgifte van 16 kavels onderdeel uitmaakt van de tweede tranche. De overige 16 kavels binnen het plan worden ontwikkeld vanuit het reguliere gemeentelijke contingent.
Dossiernummers
Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling.
De benodigde dossiernummers voor het plangebied zijn opgenomen in tabel 2.1. Het betreft dossiernummers voor in totaal 16 'Ruimte voor Ruimte'-bouwcontingenten.
Tabel 2.1: Dossiernummers RBV Ruimte voor Ruimte locatie Nieuwstraat
AANVRAAGNUMMER |
MESTNUMMER | SLOOP M2 | TOEGEKENDE SLOOP M2 |
4529985 | 113000855 | 1.782 | 921 |
4529992 | 112069550 | 1.762 | 1.079 |
4530884 | 111057469 | 1.022 | 1.022 |
4530886 | 111028663 | 1.544 | 1.544 |
4531105 | 113021615 | 2.910 | 2.910 |
4531113 | 111024196 | 1.504 | 1.504 |
4531115 | 114055823 | 1.224 | 1.224 |
4531119 | 113017472 | 1.917 | 1.917 |
4531146 | 112005837 | 1.968 | 1.968 |
4531182 | 114024383 | 2.467 | 1.911 |
Totaal ingebrachte m2 sloop 16.000 |
Structuurvisie Noord-Brabant
De Structuurvisie Ruimtelijke ordening, vastgesteld door Provinciale Staten op 1 oktober 2010 en inwerking getreden op 1 januari 2011, geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 en hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Brabant. In de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit.
De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze structuurvisie zijn de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002 vervallen.
De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.
Verordening Ruimte
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld waarin de provincie aangeeft welke doelen en ambities bereikt moeten worden en welke instrumenten zij wil inzetten. In de Verordening Ruimte staan de juridisch bindende regels. De provinciale Verordening Ruimte is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant. Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening Ruimte vastgesteld.
In artikel 2.2 van de Verordening is opgenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied gepaard dienen te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied. Dit moet worden aangetoond in het bestemmingsplan. In andere gevallen dient een bijdrage te worden gestort in een landschapsfonds. Deze landschapsinvesteringsregel is een verruiming van de rood-met-groen-koppeling, die sinds 2005 is opgenomen in het provinciaal ruimtelijk beleid. De gemeente moet de beoogde kwaliteitsverbetering inbrengen in het regionaal ruimtelijke overleg.
In artikel 11.1 van de Verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan dat is gelegen in agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of vestigingsgebied glastuinbouw, regels stelt ter voorkoming van de nieuwbouw van woningen. Ruimte voor Ruimte-kavels en kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties vormen hier een uitzondering op. In het bestemmingsplan dient wel verantwoord te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en dat er geen sprake is van aanzet voor stedelijk ontwikkeling. Tevens moet zijn voldaan aan de Beleidsregels ruimte-voor-ruimte 2006.
Binnen bebouwingsconcentraties gelegen in een gebied voor integratie stad-land kunnen ook één of meer nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd in het kader van het gemeentelijke woningbouwprogramma. Bovengenoemde kwaliteitsverbetering van het landschap en een goede landschappelijke inpassing zijn hierbij wel een voorwaarde. In het bestemmingsplan moet worden aangetoond dat met deze nieuwbouw geen inbreuk wordt gedaan op de RvR-regeling. De samenhang van het deelproject Nieuwstraat binnen het project De Veense Plassen en de kwaliteitsverbetering als gevolg van groene en blauwe ontwikkeling, wordt in de volgende subparagraaf nader omschreven. De relatie van de beoogde rode ontwikkeling met de kwaliteiten en structuren van het gebied, wordt nader omschreven in paragraaf 2.2
Uit figuur 2.23 blijkt dat het beleid zoals opgenomen in de Verordening Ruimte de ontwikkeling van een woningbouwlocatie ter plaatse van de Nieuwstraat niet in de weg staat. Het plangebied is aangeduid als gebied integratie stad-land en behoort tot een verwevingsgebied in West-Brabant. Bovendien is sprake van 16 Ruimte voor Ruimte kavels.
Figuur 2.23: Uitsnede diverse beleidskaarten Verordening Ruimte
Kwaliteitsverbetering van het landschap
De “Rood-met-groen” methode voor de investering in landschapsverbetering is toepasbaar bij stedelijke ontwikkelingen waarin het plan Nieuwstraat Veen voorziet. De investering wordt feitelijk uitgevoerd doordat de financiën in een vastgestelde grondexploitatie van het majeure project De Veense Plassen, gekoppeld zijn aan directe investeringen. Rood-met-groen vraagt een basisinspanning voor landschapsversterking ten behoeve van ruimtelijk kwaliteitsbeleid. De juridische houdbaarheid is vastgelegd in enerzijds (bijdrage) een anterieure samenwerkingsovereenkomst met de Ruimte-voor-Ruimte ontwikkelingsmaatschappij en anderzijds (uitgave) in een anterieure samenwerkingsovereenkomst met de ontwikkelaar van deelproject “ontwikkellocatie De Veense Plassen”.
Het gebied ten behoeve van stedelijke ontwikkeling kent een oppervlakte van 36.000 m2 ten behoeve van het woongebied (bruto oppervlakte). Totaal heeft er voor 16 Ruimte-voor-Ruimte kavels kwaliteitsverbetering plaatsgevonden door het sloopdossier in het kader van de Ruimte-voor-Ruimte regeling. De 16 kavel maal 1.000 m2 (gemiddelde maat van een Ruimte-voor-Ruimte kavel) doen niet mee in het aantal vierkante meters uitgeefbaar stedelijke ontwikkeling in relatie tot het berekenen naar investeringen in kwaliteitsverbetering van het landschap. Totaal blijf er 26.000 m2 over ten behoeve van stedelijke ontwikkeling waarvan er exact 10.673 m2 uitgeefbaar is. Hierbij komt de oppervlakte van de uitbreiding van de bedrijfsbestemming van 1.700 m2, wat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt vanwege het verlagen van de planologisch toegestane milieucategorie. Totaal vindt er 10.673 m2 + 1.700 m2 = 12.373 m2aan uitgeefbare stedelijke ontwikkeling plaats.
Dit wordt verrekend naar een storting in een landschapsfonds, of in dit geval in een vastgestelde grondexploitatie voorzien van anterieure overeenkomsten. Middels deze borging is de feitelijke landschapsverbetering direct aangemerkt en gewaarborgd.
Middels de gemeentelijke Rood-met-groen koppeling zou dat betekenen dat er €4,-/m2 stedelijke ontwikkeling afgedragen dient te worden ten behoeve van de grondexploitatie die vervolgens direct gekoppeld dient te zijn aan realisatie van groenblauwe diensten (natuur, groen, landschapsontwikkeling, waterrealisatie, etc.). Dat komt neer op 12.373 m2 maal €4,- wat neerkomt op een investering van €49.492,00 in groenblauwe diensten.
Middels de vastgestelde grondexploitatie en anterieure samenwerkingsovereenkomsten wordt hier ruimschoots aan voldaan doordat er een investering is in groenblauwe diensten. Onderstaand wordt dit toegelicht:
De gemeente zal zelf in dit gebied het bouw- en woonrijp maken uitvoeren, hieronder valt de aanleg van de waterpartij en de aanleg en inrichting van het natuurgebied. De kosten voor het aanleggen van de groene en blauwe ontwikkelingen zijn in de grondexploitatie opgenomen. Het betreft de grondwerkzaamheden (om verruiging van natuur) en beplantingen (inrichting) van het te ontwikkelingen natuurgebied, daarnaast dient er rekening te worden gehouden met de realisatie en aanleg van het oppervlakte water en bijbehorende groene geleiding. Naast het bedrag dat bijdraagt aan de groene ontwikkeling is er nog een bedrag gereserveerd voor blauwe ontwikkelingen, die bedragen zullen binnen andere deelprojecten worden gecompenseerd. Vanwege het financiële belang, in nog te voeren aanbestedingen met betrekking tot deze ontwikkelingen, worden deze bedragen niet in onderhavige nota genoemd. De bedragen zijn bekend bij de provincie, zij zien erop toe dat de minimale investeringen in de kwaliteitsverbetering van het landschap daadwerkelijk geborgd zijn en tot uitvoering gebracht worden.
Beleid met betrekking tot omgang met water
Provinciaal beleid
Het plangebied wordt niet vermeld in de Provinciale Milieu Verordening (Provincie Noord-Brabant, 2004). Het plangebied is daarnaast volgens de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 2005 ook niet gelegen in een attentiegebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Waterschap Rivierenland
“Partners in water. De watertoets in rivierenland” is een algemene uiteenzetting van de wijze waarop het Waterschap uitvoering wil geven aan de watertoets. Peilers van het Waterschap zijn 'Waterneutraal inrichten' en 'Schoon inrichten'.
Om wateroverlast te voorkomen door de toename van verhard oppervlak, moet het verlies aan waterberging in de bodem gecompenseerd worden. Compensatie is verplicht bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 binnen het stedelijk gebied of 1500 m2 binnen het landelijk gebied. De voorkeursvolgorde van het Waterschap voor de wijze van watercompensatie is als volgt:
Bovendien geldt als uitgangspunt dat niet wordt afgewenteld op het benedenstroomsgebied.
Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het waterschap de voorkeursvolgorde: vasthouden - infiltreren -bergen - afvoeren. Hierbij is de eerst genoemde het meest wenselijk en de laatst genoemde minst wenselijk.
Voor nieuwe woonwijken streeft het waterschap naar een een ontkoppeld en gescheiden afwateringssysteem, zodat 'schoon' hemelwater niet naar een rioolwaterzuivering wordt afgevoerd, maar via een alternatief systeem opgevangen en naar het grond- dan wel oppervlaktewater afgevoerd wordt.
Keur Waterschap Rivierenland
In de Keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland zijn de gebods- en verbodsbepalingen betreffende de waterkeringen en wateren opgenomen. De onderstaande tekst is overgenomen uit “Legger Wateren; Algemene toelichting” uitgegeven door het Waterschap op 12-10-2006.
De onderhoudsplicht voor A-wateren berust bij het Waterschap. Langs de A-wateren heeft het Waterschap een beschermingszone ingesteld. Deze beschermingszone heeft vooral als doel om waterstaatkundige voorzieningen toegankelijk te houden voor het uitvoeren van inspecties en onderhoud. De watergang zelf wordt als kernzone beschouwd. Voor activiteiten die plaatsvinden binnen de kern- en beschermingszone van een watergang of waterstaatswerk en die niet in overeenstemming zijn met de algemene regels bij de Keur, is een ontheffing nodig.
Langs B-watergangen bedraagt de beschermingszone 1 m aan weerszijden van de watergang. Voor A-watergangen geldt in principe aan weerszijden een beschermingszone van 5 m. In gevallen waarin de A-watergang eenzijdig machinaal te onderhouden is (bovenbreedte maximaal 8 m van boveninsteek tot boveninsteek), kan de beschermingszone aan één zijde in overleg met het waterschap worden beperkt tot 1,5 m.
Specifiek beleid Waterschap Rivierenland
Door Waterschap Rivierenland zijn specifieke ''ontwerpcriteria droogvallende bergingsvoorzieningen/wadi's'' opgesteld. Deze ontwerpcriteria zijn afkomstig uit de handreiking Watertoets.
Waterbeheerplan 2010-2015
Waterschap Rivierenland heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010-2015. Het plan is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap op 30 oktober 2009. Hierin staat onder andere beschreven hoe het Waterschap in samenwerking met het Rijk, de Provincies en de gemeenten wil zorgdragen voor mooi, schoon en veilig water. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. Het beheerplan ligt ten grondslag aan de begroting en de meerjarenraming. Het plan bouwt vooral voort op het bestaande beleid.
StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena
In 2004 hebben de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem tezamen met het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch (inmiddels waterschap Rivierenland) de StructuurvisiePlus opgesteld. Daarin is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor de komende jaren vastgelegd.
In de StructuurvisiePlus worden de volgende doelen nagestreefd:
De StructuurvisiePlus geeft een oplossingsrichting voor de ruimtelijke vraagstukken die spelen in het land van Heusden en Altena:
Over Veen en omgeving wordt gesteld dat de rust, kleinschaligheid en de openheid de meest waardevolle karakteristieken zijn van het gebied. Het vormt daarmee een waardevol contrast met de verstedelijkte gebieden aan de overzijde van de grote rivieren. Doelstelling is het duurzaam behouden en versterken van deze waarden. Dat impliceert dat zuinig omgegaan zal worden met nieuw ruimtebeslag voor stedelijke functies. Gebieden en elementen met landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische en ecologische waarden verdienen bescherming. Het imago van openheid, natuur en cultuurhistorie is sturend ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen.
Veen wordt conform de StructuurvisiePlus gezien als een B-kern. De ontwikkeling van Veen richt zich tevens primair op de versterking van de huidige kwaliteiten. Uitbreidingen dienen afgestemd te zijn op de omgeving waarbij de landschappelijke onderlegger gevolgd dient te worden. De ontwikkeling van de nieuwe woningbouwlocatie is zodanig vormgegeven dat het goed aansluit bij de bestaande structuren. Er ontstaat een passende afronding van de kern met een zachte overgang waar het landelijk gebied integreert in het bebouwd gebied.
Conclusie
Op 15 december 2010 is bekend gemaakt dat de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem een nieuwe structuurvisie 'StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena 2011' voorbereiden ter actualisatie van de huidige StructuurvisiePlus.
Woonvisie 2008 - 2012
Deze woonvisie uit januari 2008 vervangt de woonvisie uit 2001. In deze woonvisie zijn onder andere van belang:
De nu geplande nieuwbouw van 2005 tot 2015 bedraagt in totaal 994 woningen. Daarmee wordt de provinciale prognose in zeer geringe mate overschreden. Een zekere overmaat wordt gehanteerd omdat de praktijk leert dat de geplande capaciteit lang niet altijd gerealiseerd wordt.
Het huidige programma voorziet dus in de kwantitatieve behoefte in Aalburg. Daarnaast moet ook naar de (extra) ambitie gekeken worden die de gemeente voor elke kern heeft. Voor Veen wordt aangegeven dat na enkele jaren van achterblijvende nieuwbouw het huidige geplande programma weer in de pas loopt met de ambitie.
Conclusie
De ontwikkeling van het plan omvat in totaal maximaal 32 woningen. Het programma bestaat uit een mix van ruime en kleinere bedrijf-aan-huis kavels en beroeps-aan-huis kavels en twee bedrijfswoningen met de mogelijkheid voor vrij bouwen / particulier opdrachtgeverschap. Dit speelt in op de behoefte aan een gedifferentieerde aanbod en biedt een aanvulling op de bestaande voorraad zonder concurrerend te zijn voor het plan De Eng.
Dorpsontwikkelingsplan Veen
Het integraal dorpsontwikkelingsplan (iDOP) kijkt circa tien jaar vooruit en geeft antwoord op de vraag hoe de inwoners van Veen het leven in hun dorp beoordelen en vinden dat hun dorp zich zou moeten ontwikkelen. Het Plan van Aanpak Integraal Dorpsontwikkelingsplan Veen (conceptversie 13 april 2010) doet voorstellen voor acties die de leefbaarheid van het dorp bevorderen. Het dorpsontwikkelingsplan en het implementatieplan zijn vastgesteld door de gemeenteraad, zodat helder wordt aan welke acties prioriteit wordt gegeven. Bij de uitvoering van het dorpsontwikkelingsplan is minimaal 50% van de geplande acties gericht op sociaal-culturele aspecten in het dorp.
Voor het plangebied en de directe omgeving zijn de volgende aspecten uit het dorpsontwikkelingsplan relevant:
Concreet zijn in de nabijheid van het plangebied genoemd:
Conclusie
De aankleding van de Nieuwstraat met groen is in voorliggende planvorming meegenomen.
Beleidsnotitie (nieuw)vestiging kwekerijen
In de Beleidsnotitie (nieuw)vestiging kwekerijen van de gemeente Aalburg, die vastgesteld is op 28 oktober 2008, is aangegeven hoe er ruimte geboden kan worden aan een duurzame ontwikkeling in de vorm van (nieuw)vestiging van kwekerijen, in een gebied dat hiervoor geschikt is. Dit betreffen planten- en struikenkwekerijen en de groothandel. De gemeente wenst kwekerijen in principe te vestigen in een concentratiegebied, dat is gelegen tussen de kernen Veen en Wijk en Aalburg. De noordgrens van dit gebied ligt ongeveer ter hoogte van de Korvertweg. In figuur 2.24 is het concentratiegebied weergegeven.
Figuur 2.24: Concentratiegebied (nieuw)vestiging kwekerijen (arcering) en globale ligging plangebied (rode cirkel)
(Nieuw)vestiging van kwekerijen in dit gebied is alleen mogelijk als er voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Een ruimtelijke onderbouwing (geen planologische belemmeringen) is één van die voorwaarden.
Conclusie
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan waarin onder andere woningen zijn beoogd, ligt ten noorden van het concentratiegebied op circa 100 meter afstand. Op basis van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009) van de VNG zijn genoemde kwekerijen te categoriseren als “tuinbouw: bedrijfsgebouwen, kassen” en “groothandel in bloemen en planten”. Er dient een richtinggevende afstand van 30 meter aangehouden te worden tussen deze categorieën bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (wonen). Hieraan wordt ruimschoots voldaan. Op basis hiervan zijn er geen belemmeringen te verwachten voor (toekomstige) kwekerijen in het concentratiegebied als gevolg van de beoogde woningbouw in het plangebied.
Integrale visie majeure project De Veense Plassen
Aanleiding
In september 2007 is gestart met de ontwikkeling van het gebied De Veense Plassen. De directe aanleiding hiervoor is de door het ministerie van VROM gewenste duidelijkheid omtrent de aanpak van permanente bewoning van recreatiewoningen. Naast dit knelpunt biedt het gebied kansen om een kwaliteitsverbetering tot stand te brengen op het gebied van natuur- en recreatieontwikkeling. De gemeente heeft op 25 september 2007 de 'Startnotitie ontwikkeling Plassengebied Veen' opgesteld die erop gericht is randvoorwaarden te stellen ten behoeve van de (verdere) ontwikkeling van het Plassengebied Veen. Deze kwaliteitsslag geldt niet alleen voor het deel van het Plassengebied Veen waarvoor nu de bestemming "seizoensrecreatie" geldt. Ook de overige gronden van het Plassengebied Veen, inclusief de huidige voetbalaccommodatie van Achilles Veen, worden bij de kwaliteitsslag betrokken. De gemeenteraad heeft op 22 december 2009 een masterplan + Addendum vastgesteld om te komen tot een veilig recreatiegebied, waarbij versterking van de kwaliteiten van landschap, natuur en recreatie centraal staan. Eén van de aandachtspunten van dit masterplan is het oplossen van het probleem met betrekking tot de handhaving, (brand)veiligheid en de slechte bereikbaarheid bij incidenten op het recreatieterrein “De Veense Put”. De uitgangspunten zijn in oktober 2010 nader gespecificeerd in een Ambitiedocument om hiermee de samenwerking te zoeken naar een derde samenwerkingspartner. Een anterieure samenwerkingsovereenkomst met een derde partij is, net als Grondexploitatie van het majeure project, op 25 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
Deelprojecten
Het majeure project De Veense Plassen bestaat uit vier deelprojecten waarvan onderhavige ontwikkeling één van de deelprojecten is:
Figuur 2.25: Deelprojecten I: De Veense Put en II: Ontwikkellocatie De Veense Plassen
Figuur 2.26: Deelprojecten III Multifunctionele accommodatie Groeneweg en IV Ruimte-voor-Ruimte Nieuwstraat
Onderlinge samenhang
Het ordenen van de ruimte in en om het dorp Veen spelen een belangrijke rol in de aanpak van het project De Veense Plassen. De verbetering en de versterking van het dorp Veen en haar omgeving staan hierbij centraal. De aanleiding is de (te) intensief gebruik van de uiterwaarden; recreatiegebied De Veense Put en sportpark De Heuye. De beoogde kwaliteitslag in de uiterwaarden vraagt hier om een minder extensief gebruik en een versterking van de natuurwaarden. Het betreft echter geen maagdelijk terrein en vraagt om specifiek maatwerk. Het westelijk deel van het gebied betreft het intensieve recreatiegebied De Veense Put. Dit deelgebied zal met het nieuwe bestemmingsplan een beter geordend planologisch regime verkrijgen waarin de veiligheid (brandveiligheid, toegankelijkheid en stabiliteit landtong) wordt geborgd. Waar mogelijk zal de beeldkwaliteit beter geregeld zijn door middel van de bebouwingsvoorschriften. De oostelijk gelegen percelen omvatten het sportpark “De Heuye”. Dit sportpark wordt verplaatst naar de binnendijkse locatie aan de Groeneweg te Veen. Met de verplaatsing van de hierop gevestigde voetbalvereniging Achilles Veen zal de druk op dit gebied aanzienlijk verminderen en ruimte bieden voor de toevoeging van water en natuur. Het is echter niet reëel c.q. economisch uitvoerbaar om dit gebied geheel aan de natuur terug te geven. In samenwerking met de provincie Noord-Brabant is naast het toevoegen van water en natuur, een balans gevonden tussen deze functies en het permanent wonen, dagreactie (openbare strandjes) en een beperkte commerciële voorziening.
De verplaatsing van het sportpark naar een binnendijkse locatie, nabij Veen is essentieel om de kwaliteitslag in het buitendijkse gebied (terug) te brengen. De kosten van de verbetering van De Veense Put, de verplaatsing van de voetbalvereniging en de aanleg van het bijzondere woongebied met de aanleg van nieuwe natuur en water, vergt echter een forse financiële investering. Hoewel zowel Rijkswaterstaat als de gemeente in het verleden in dit buitendijks gebied hadden moeten ingrijpen heeft dit niet plaatsgevonden. De inhaalslag die nu gemaakt moet worden, kan de gemeente niet alleen dragen. Financiële bijdragen van Rijkswaterstaat en/of provincie is echter niet mogelijk gebleken. De oplossing is gezamenlijk gevonden in het uitbreiden van de bebouwingsmogelijkheden aan de zuidzijde van het dorp Veen. Door aan beide zijden van de Groeneweg een ontwikkeling mogelijk te maken kan de woonwijk meer woningen omvatten (in plaats van 16 RvR woningen, nog eens extra reguliere 16 woningen) en kan het sportpark aan de westzijde van de Groeneweg gerealiseerd worden. De begrenzing van de bebouwing van beide plannen (Nieuwstraat en MFA sportpark) is zorgvuldig op elkaar en op de omgeving afgestemd. Zo is de grens van de bebouwingslijn van de accommodaties van het sportpark afgestemd op die van het bedrijventerrein. De bebouwingsgrens van de Nieuwstraat is aangesloten op het bestaande schade- en herstelbedrijf van Cornet en aan de zuidzijde hiervan (buiten de plangrens) is een open, vaak agrarische groene zone beoogd die voorkomt dat de kernen Veen en Wijk en Aalburg aan elkaar groeien waarvoor in de ruimtelijke visie Spijk en Wielstraat wordt behoed.
De belangrijkste doelstellingen binnen deze deelprojecten zijn:
De doelstellingen vergen grootschalige investeringen, welke voor het grootste deel mogelijk worden gemaakt door gemeentelijke inkomsten uit de ontwikkeling van de woningbouwlocatie aan de zuidzijde van de Nieuwstraat, ten behoeve waarvan dit bestemmingsplan is opgesteld. De deelprojecten zijn dan ook tezamen opgenomen in één vastgestelde gemeentelijke grondexploitatie en kunnen gezien de samenhang niet los van elkaar gezien worden. Alle deelprojecten zijn nodig om het majeure project, en daarmee de deelprojecten, mogelijk te maken.
Op die wijze draagt onderhavige ontwikkeling in belangrijke mate bij aan het bereiken van de doelstellingen uit het majeure project Veense Plassen en is er sprake van een integrale vastgestelde ruimtelijke visie waardoor het beleid ten aanzien van het buitengebied niet van toepassing is.
Ruimtelijke visie Spijk en Wielstraat
De raad van de gemeente Aalburg heeft op 31 maart 2009 de ruimtelijke visie Spijk en Wielstraat vastgesteld. Deze visie is opgesteld om in aanloop naar de procedure voor nieuwe bestemmingsplannen in dit gebied de ruimtelijke kaders te onderzoeken om tot een verantwoorde ontwikkeling van het gebied te komen. Uitgangspunt is dat er ruimte moet zijn voor nieuwe initiatieven zolang rekening wordt gehouden met de aanwezige omgevingskwaliteit; openheid van het landschap.
De belangrijkste kwaliteit van de omgeving waarin het plan is gelegen, is dat het gebied een duidelijke landschappelijke scheiding vormt tussen de kern Veen, buurtschap Spijk en de kern Wijk en Aalburg. Deze scheiding zorgt voor eigen identiteit van de kernen en voor zichtlijnen over het landschap. Uitgangspunt van de visie is dat deze kwaliteiten gehandhaafd dienen te blijven. Vergroeiing van de kernen en daarmee gepaarde onduidelijkheid in structuur worden hierdoor vermeden. In de huidige situatie is er een harde bebouwingsrand aanwezig richting het buitengebied. In de toekomstige situatie zal er een geleidelijke overgang worden nagestreefd.
Gekozen is om de ontwikkeling tegen de huidige kernrand van Veen aan te leggen, hierdoor blijft een onbebouwd tussengebied in grote mate aanwezig en gewaarborgd voor de toekomst in het bestemmingsplan Spijk. Dit past ook in de hoofdgedachte van de visie; het open houden van het gebied tussen Veen, buurtschap Spijk en Wijk en Aalburg. Daarbij zorgt de groene zone in het zuiden van het plangebied voor een duurzamere afronding van de kernrand richting het plattelandsgebied. Met deze duurzamere afronding van de zuidelijke kernrand van Veen, wordt het onbebouwde plattelandsgebied tussen de twee kernen nadrukkelijker beleefd.
Gesteld wordt dat het resterende tussengebied een sterkere plattelandsinvulling zal krijgen/behouden, dan zonder deze ontwikkeling. De beleving van het resterende onbebouwde plattelandsgebied als scheiding tussen de kernen zal dan ook nadrukkelijk zijn, dan bij verspreide kleinschalige ruimtelijk ontwikkelingen binnen dat gebied. Daarmee wordt in positieve zin bijgedragen aan het waarborgen van de eigen identiteit van de kernen/buurtschappen, en het behouden van een duidelijke structuur met het open tussenliggende gebied.
Overigens heeft de aanwijzing van het onderhavige plangebied als woongebied - en daarmee de uitbreiding van het stedelijk gebied van Veen - wel als consequentie dat slechts nog zeer beperkt medewerking kan worden verleend aan kleinschalige rode (in combinatie met groen/blauwe) ontwikkelingen op andere locaties in het gebied tussen Veen en Spijk conform de ruimtelijke visie Spijk en Wielstraat. Anders wordt de waarde van het scheidingsgebied als onbebouwd platteland te ernstig aangetast.
Om de openheid en kwaliteiten in het gebied te behouden is het gebied in de Verordening Ruimte opgenomen als Integratie-stad-land. Aansluitend hierop leggen we vanuit bovenstaande visie een accent op het evenwicht tussen rode en groene elementen.
Het plan past binnen de beleidskaders.