direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Genderen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0738.BP4000-GV02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Aalburg is voornemens haar grondgebied te voorzien van een actuele, juridisch-planologische regeling. Aanleiding tot het actualiseren en digitaliseren van de bestemmingsplannen binnen de bebouwde kom is het feit dat de huidige bestemmingsplannen al geruime tijd gelden en daardoor niet altijd voldoende actueel zijn.

Het bestemmingsplan heeft als doel om de huidige planologische rechten te verankeren in een actuele regeling. Daarnaast is het bestemmingsplan bedoeld om in de gehele gemeente uniformiteit en rechtsgelijkheid in de bouw- en gebruiksmogelijkheden aan te brengen. Voor enkele locaties is een ontwikkelingsmogelijkheid opgenomen. In hoofdstuk 4 worden deze ontwikkelingen beschreven.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit de bebouwde kom van de kern Genderen met aangrenzende (agrarische) gronden. In figuur 1.1 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende ruimtelijke plannen

Tot het moment waarop het bestemmingsplan 'Genderen' in werking treedt, gelden de beheersverordening Genderen en het bestemmingsplan 'Herziening Hoofdstraat 92, Genderen en Dodesteeg 1, Wijk en Aalburg'.

Ook zijn enkele afwijkings- en vrijstellingsprocedures doorlopen in het plangebied. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

  • Buitenstraat 10;
  • Uitbreiding Kelderstraat 17;
  • herontwikkeling Hoefstraat-Doeverensestraat;
  • rotonde N283-Genderensedijk;
  • rotonde N283-Kelderstraat;
  • Weteringshof.

De vier laatstgenoemde ontwikkelingen zijn onderdeel van de beheersverordening.

Daarnaast is het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' van toepassing binnen het plangebied (hierna Sectorplan). Met het Sectorplan zijn diverse beleidsaspecten en juridische regelingen samengevoegd en in één plan geregeld voor de gehele gemeente. Dit bestemmingsplan regelt de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen voor het gehele gemeentelijke grondgebied en wordt jaarlijks herzien. Het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' is en blijft onverminderd van kracht na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. Bij eventuele tegenstrijdigheden tussen beide plannen prevaleert het laatste door de raad vastgestelde bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van en de gehanteerde planuitgangspunten voor het plangebied gegeven. Hierbij gaat het zowel om de ruimtelijke structuur als de aanwezige functies. In hoofdstuk 3 worden de ontwikkelingen beschreven die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Hoofdstuk 4 beschrijft, voor zover relevant, in hoofdlijnen de beleidsdocumenten die door de te onderscheiden overheden ten aanzien van het plangebied zijn gepubliceerd. Dit geeft een impressie van het beleidskader voor het bestemmingsplan. Hoofdstuk 5 beschrijft de uitvoeringsaspecten voor het bestemmingsplan, waaronder de milieutechnische randvoorwaarden. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet van het bestemmingsplan beschreven. Hoofdstuk 7 gaat tot slot in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 8 is de conclusie weergegeven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving en -uitgangspunten


Dit hoofdstuk beschrijft de karakteristiek, de functies en de structuur van het plangebied.

2.1 Historie

Gemeente Aalburg

De gemeente Aalburg is ontstaan per 1 januari 1973 door samenvoeging van de gemeenten Eethen, Veen en Wijk en Aalburg en telt 12.684 inwoners (per 1 januari 2011). De gehele gemeente heeft een oppervlakte van circa 5.316 hectare.

 Aalburg is gelegen in de provincie Noord-Brabant, in het Land van Heusden en Altena en bestaat uit de 7 kerkdorpen Babyloniënbroek, Drongelen, Eethen, Genderen, Meeuwen, Veen en Wijk en Aalburg. Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de bestemmingsplanherziening voor de kern Genderen.

Aalburg heeft een rijke geschiedenis. Archeologische onderzoeken wijzen op een lange historie. Talrijk zijn de vondsten vanaf de prehistorie tot de late Middeleeuwen. Er zijn diverse prehistorische vondsten gedaan op verschillende plaatsen in de gemeente, waaronder in de kern Genderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0002.png"

Figuur 2.1 Historische kaart Genderen (omstreeks 1900)

Genderen

Het kerkdorp Genderen is gelegen in het zuidoosten van het Land van Heusden en Altena en telt 1.709 inwoners (per 1 januari 2018). Bebouwingsontwikkelingen hebben voornamelijk binnen de bestaande structuur van het dorp plaatsgevonden, waarbij de oude structuur van Genderen behouden is gebleven. De van oudsher aanwezige sterke menging van wonen en werken vormt een wezenlijk onderdeel van de karakteristiek van Genderen.

Geschiedenis

Genderen is een esdorp dat waarschijnlijk aan het eind van de 11e eeuw is ontstaan. Kenmerkend is het onregelmatige wegenpatroon. Na de St. Elizabethsvloed van 1421 bleven er in het gebied rond Genderen problemen met de controle van het water. Deze werden veroorzaakt door de getijdenstroom van de Biesbosch en het samenstromen van Maas en Waal bij Woudrichem. Pas bij het scheiden van Maas en Waal en met het graven van de Bergsche Maas in 1896 werd het waterprobleem grotendeels opgelost.

De Oude Wetering die in vroeger tijden in noord-zuid richting door het dorp liep, is verdwenen. Het oude stratenpatroon van Genderen is nog wel volledig in tact. Uitbreiding heeft voornamelijk in westelijke richting plaatsgevonden vanaf de Oegemastraat tot aan de Doeverensestraat. Verder is er vanaf eind 19e eeuw een sterke verdichting van de bebouwing opgetreden. Historische boerderijen en oude karakteristieke panden worden nu afgewisseld door nieuwe vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. De karakteristiek is echter onveranderd. Het min of meer organische karakter van Genderen heeft geresulteerd in de sterk wisselende afstanden van de rooilijnen tot de weg en tussen de gebouwen onderling en grote verschillen in kavelgrootte.

2.2 Huidige situatie

2.2.1 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijk karakteristiek van Genderen wordt bepaald door het onregelmatige wegenpatroon, dat zich uitstrekt in oost-westelijke richting in een gebied tussen de Provincialeweg-Zuid en de dijk langs de Bergsche Maas. Van een centrale plek in het dorp is geen sprake. De kerktoren van de Hervormde Kerk neemt wel een voorname plaats in. De Kelderstraat fungeert als hoofdentree van Genderen. Binnen het dorp vormt de kronkelende Hoofdstraat de ontsluitingsweg. Het beeld van Genderen vanaf de Provincialeweg-Zuid is niet bepaald representatief voor de rest van het dorp. Het beeld wordt grotendeels bepaald door de achterzijden van de bedrijfsgebouwen langs de Hoofdstraat. De meest recente woningbouwuitbreiding bevindt zich aan de Ruiterhof in het zuidwesten van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0003.png"

Figuur 2.2 Straatnamenkaart Genderen

2.2.2 Bebouwingsstructuur

De bebouwingsdichtheden in Genderen verschillen: de nieuwbouw woningen in het westen van Genderen staan over het algemeen op kleinere kavels dan de woningen in het oudere oosten.

De bebouwing in het oosten van het dorp bestaat grotendeels uit open tot zeer open bebouwing langs de randen van het dorp en halfopen tot open bebouwing langs de straten die meer naar binnen liggen. Het nieuwere westelijke deel kent een typologie die varieert van halfopen langs de randen van het dorp tot gesloten naar binnen. In stedenbouwkundig opzicht vormt het nieuwe gedeelte een eenheid met het oudere gedeelte. Binnen deze eenheid neemt het nieuwbouwdeel wel een bijzondere positie in. De bebouwing is hier dichter, waardoor een meer begrensd karakter ontstaat. De straten zijn hier ook vaker uitgerust met een trottoir en parkeerruimte. In het algemeen is de bebouwing in Genderen gesitueerd in bouwblokken, waarbij de bebouwing zich oriënteert op de openbare ruimte.

De bebouwing in Genderen is klein van schaal. Uitzonderingen hierop vormen de grootschalige bedrijfsbebouwing ten noorden van de Hoofdstraat en aan de Meerhoek.

Daarnaast zijn er in de kern enkele grootschaligere bouwblokken te vinden. Het betreft hier vaak oudere bebouwing met een agrarisch karakter. Ondanks de grootschaligheid van deze bouwmassa's passen ze goed bij het Genderense karakter.

2.2.3 Verkeersstructuur

Genderen is goed ontsloten door de Nieuwe Steeg, Doeverensestraat, Hoofdstraat, Kelderstraat en de Genderensedijk. Deze laatste twee straten komen uit op de Provincialeweg-Zuid die Genderen verbindt met de A27 en de N267. In het dorp functioneert de Hoofdstraat als de interne dorpsontsluitingsweg.

Veel van de oudere Genderense straten hebben geen trottoir. De straten in het nieuwbouwgedeelte hebben in de meeste gevallen wel een trottoir. En hoewel de ruimtelijke structuur van Genderen zich daarvoor prima leent, is er sprake van weinig hiërarchie in het stratenpatroon.. De Hoofdstraat is de belangrijkste ontsluitingsweg. De secundaire ontsluiting wordt gevormd door de Doeverensestraat, Bulkstraat, Hoefstraat en Kerkstraat die de 'onsluitingsring' afmaken. Het ontbreken van hiërarchie is met name te wijten aan de profilering van de wegen.

Genderen is via verschillende entrees te bereiken: via de Gendersedijk en de Nieuwe Steeg, Doeverensestraat, Hoofdstraat en de Kelderstraat. De Meerstraat is nu doodlopend, maar zal straks als fietspad naar de Kromme Nol leiden. De 'hoofdentree' van het dorp wordt gevormd door de Kelderstraat, die een verbinding maakt tussen het dorp en de Provincialeweg-Zuid.

De Genderensedijk neemt een bijzondere positie in het dorp in. Na de aanleg van de Provincialeweg-Zuid is deze straat een soort enclave in het buitengebied geworden.

Aan de Hoofdstraat zijn bedrijven en woningen gevestigd met langs de wegdelen incidenteel een trottoir en parkeerplaatsen. Door de kronkelende as van de weg en het niet eenduidige profiel krijgt de weg een onduidelijk karakter.

Het oudere deel van de straten, gelegen in het oosten van het dorp, bestaat uit zeer kronkelende straten met incidenteel een trottoir en geen bijzondere parkeervoorzieningen binnen de openbare ruimte. De afstanden van de weg-as tot de rooilijnen verschillen per kavel waardoor er een zeer gevarieerd profielbeeld ontstaat. In het nieuwere, westelijker gelegen deel is er sprake van een meer constant profiel. Veel woningen zijn in dit deel in rijen gebouwd met een constante afstand van de rooilijn tot de weg-as. In de profielen is ook openbaar groen opgenomen. In de profielen in het oudere deel is weinig tot geen groen opgenomen.

2.2.4 Groen- en waterstructuur

In Genderen is geen sprake van een duidelijke groen- en waterstructuur. Sommige straten zijn voorzien van een ruime groene berm maar deze stroken lopen niet zodanig door het dorp dat er gesproken kan worden van een duidelijke groenstructuur. Water komt vooral voor in de vorm van kleine slootjes. Ten zuiden van de kern bevindt zich een grote vijver met speelgelegenheid aan de Ruiterhof. In vroeger tijden liep door het dorp de Oude Wetering, die aan de Weteringshof nog steeds zichtbaar is. In het westen van de kern zijn de meeste openbare groengebieden aanwezig. Hier zijn twee speelgebieden, een ruim grasveld en een moestuingebied te onderscheiden. Deze gebieden staan ook met elkaar in verbinding middels zichtlijnen. Aan de zuidwestzijde van de kern, op de overgang van de kern naar het agrarisch gebied, is bij het wooncomplex de Ruiterhof een landschapspark ontwikkeld.

Naast deze gebieden in het zuidwesten zijn er nog drie overige substantiële groengebieden te onderscheiden. Eén voor de kerk aan de Kerkstraat, één aan de Hoefstraat/Oegemastraat en één voor de ouderenwoningen aan de Burgemeester Brunestraat. Deze terreinen hebben voornamelijk de functie van kijkgroen.

Een duidelijke plek met een centrale functie is niet meer aanwezig in Genderen, sinds het verdwijnen van de centrale plek op de locatie van de vroegere melkfabriek aan de Hoofdstraat. Als mogelijke nieuwe centrale plek worden genoemd: de locatie aan de Oegemastraat-Hoefstraat, de Hoofdstraat nabij de kruising met de Kelderstraat en de ruimte aan de Van der Beekstraat-Akkerstraat.

Genderen ligt in een rivierenlandschap in een gebied waar de grondwaterstand relatief hoog is. Daarom is het opvallend hoe weinig open water er in de dorpskern aanwezig is. Ten noordoosten van de bebouwde kom van Genderen is een waterwingebied aanwezig.

2.2.5 Functionele structuur

De bebouwing in Genderen heeft overwegend een woonfunctie. In de oude kern en het noordelijke lint (Hoofdstraat e.o.) is duidelijk sprake van functiemenging met bedrijvigheid en voorzieningen. De zuidwestelijke woonuitbreiding uit latere jaren is van opzet overwegend monofunctioneel van aard. Bijna over het gehele plangebied verspreid komen aan huis verbonden beroepen en kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid voor. Verspreid in de kern bevinden zich tevens enkele agrarische bedrijven.

De hoeveelheid detailhandelsvoorzieningen in Genderen is beperkt. Het aanbod is in de loop der jaren afgenomen. De voorzieningen zijn met name gelegen aan de Hoofdstraat en in het oostelijk deel van de kom (omgeving Kerkstraat). Voor de dagelijkse boodschappen zijn inwoners van Genderen met name aangewezen op een supermarkt, centraal gelegen in de Hoofdstraat.

Voor de niet-dagelijkse artikelen vormen radio- en tv-zaak Expert en Treffers Geschenkhuis (een zaak in huishoudelijke artikelen en speelgoed) de belangrijkste voorzieningen. Verder zijn er onder andere nog twee antiekzaken, een rijwielhandel en enkele kapsalons aanwezig binnen het plangebied.

In en net buiten de kom, aan de Genderensedijk en de Kelderstraat, zijn enkele bedrijven met tevens een detailhandelsfunctie aanwezig. Het betreft met name autobedrijven met showroomruimten al dan niet voorzien van een (benzine)verkooppunt

2.3 Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan 'Genderen' is overwegend conserverend van aard. In het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan zijn wensen en verzoeken van inwoners geïnventariseerd. De ingediende verzoeken zijn beoordeeld aan de hand van het vigerende beleid van de gemeente Aalburg, waterschap Rivierenland en de provincie Noord-Brabant. Op basis hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg een principebesluit genomen.

In hoofdstuk 4 zijn die verzoeken opgenomen waarvan de gemeente van mening is dat in principe kan worden meegewerkt. Eén en ander was afhankelijk van de resultaten van diverse onderzoeken die inmiddels zijn uitgevoerd (zie hoofdstuk 5). Uit de onderzoeken is gebleken dat de ontwikkelingen uitvoerbaar zijn. In het bestemmingsplan zijn deze uitvoerbare initiatieven daarom meegenomen.

Gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan heeft de ontwerp Structuurvisie Genderen zuid ter inzage gelegen. Met deze structuurvisie stelt de gemeente Aalburg de ruimtelijke kaders vast waarbinnen uitbreiding van Genderen in de toekomst kan plaatsvinden. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de structuurvisie die als bijlage is opgenomen bij dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleid


In dit hoofdstuk is kort en voor zover relevant het beleidsprofiel opgenomen voor het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

Het huidige stelsel van regels en procedures is steeds omvangrijker en complexer geworden. Dit zet een behoorlijke rem op nieuwe ontwikkelingen. Om goed op deze ontwikkelingen in te spelen, is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het roer moet om in de gebiedsontwikkeling. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties wordt daarin leidend. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.

In de SVIR zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming.

Het Rijk snoeit in het woud van procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten.

Relevantie voor het plangebied

Voor het plangebied betekent het beleid uit de Structuurvisie concreet dat initiatieven van bewoners , bedrijven en organisaties leidend zijn voor een verdere stedelijke ontwikkeling. Vervolgens kan worden bekeken in hoeverre het bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing geschikt is voor dergelijke initiatieven. In geval van nieuwbouw dient er zorg te zijn voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. In het Barro zijn geen regels opgenomen die van toepassing zijn op voorliggend bestemmingsplan.

In het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan zijn diverse initiatieven van bewoners geïnventariseerd en getoetst.

Nota Wonen

De Nota Wonen: Wonen in de 21e eeuw is opgezet onder het motto 'de burger centraal'. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de individualisering van de samenleving. De nota gaat uit van: meer keuzevrijheid voor burgers, aandacht voor maatschappelijke waarden en een betrokken overheid bij beheerste marktwerking. Het gaat om het principe van prestatie en tegenprestatie die als basis dient voor transacties tussen de partijen. Dit wil niet zeggen dat er geen wetgeving meer noodzakelijk is.

Relevantie voor het plangebied

Nieuwe initiatieven van bewoners zijn in het kader van dit bestemmingsplan geïnventariseerd. Hiermee wordt voldaan aan de doelstelling om de wens van de burger ten aanzien van de woonomgeving centraal te stellen. De gemeente heeft bij dit alles een sturende rol.

Nationaal Milieubeleidsplan 4

Met het Nationaal Milieubeleidsplan 4 uit juni 2001 is een beleidscyclus gestart met een - over meerdere decennia vol te houden - pad van transitie naar duurzaamheid.

De verschillende transities zijn ondergebracht in drie clusters:

  • 1. transitie naar duurzame energiehuishouding;
  • 2. transitie naar een duurzaam gebruik van biodiversiteit en hulpbronnen;
  • 3. transitie naar duurzame landbouw.

Dit NMP 4 beoogt het permanente proces van verbetering te versterken door integrale oplossingen in ontwikkelen voor hier en nu, voor elders en later. De kwaliteit van de leefomgeving wordt bepaald door het aanbod van woningen, werkgelegenheid, winkels en andere voorzieningen in de omgeving of door de aanwezigheid van groen, natuur, ruimte en afwisseling van karakteristieke gebieden. Ook blijkt de waardering van het stedelijk gebied steeds meer gekoppeld te worden aan de waardering van het landelijk gebied en omgekeerd. Het milieubeleid draagt echter ook bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Milieu en ruimtelijke ordening raken steeds meer verweven. Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar dan ook versterken.

Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het definiëren en realiseren van milieukwaliteit en de uitvoering van het beleid op het meest passende bestuursniveau komt te liggen.

Relevantie voor het plangebied

De kwaliteit van de woon- en leefomgeving wordt enerzijds bepaald door de in de omgeving aanwezige voorzieningen, anderzijds door een goede ruimtelijke afstemming van deze voorzieningen. Behoud van de aanwezige voorzieningen en een goede inpassing in de woonomgeving is een aandachtspunt in het bestemmingsplan.

Water

Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Deze watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening. Sinds 2003 wordt de watertoets toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kunnen hebben. Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging.

Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerders, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder en vervolgens verwerkt in de plantoelichting.

Relevantie voor het plangebied

In het kader van de nieuwe ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is een watertoets uitgevoerd. Eén en ander wordt nader onderbouwd in paragraaf 5.2.

Wet op de archeologische monumentenzorg/ Monumentenwet

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta, tegenwoordig vaak aangeduid als het Verdrag van Malta, onder andere ook door Nederland ondertekend. De doelstelling van dit verdrag is onder andere te komen tot een bescherming van het Erfgoed in brede zin, zowel ondergronds als bovengronds en dit te kunnen delen met een zo groot mogelijk publiek. Een van de uitgangspunten is daarbij het verstoordersprincipe. Dit houdt zoveel in dat bij nieuwe ontwikkeling de kosten voor onderzoek naar mogelijk aan te tasten waarden en het eventueel behoud daarvan voor rekening komen van de initiatiefnemer.

Op grond van het Verdrag van Malta en de Monumentenwet zijn gemeenten verplicht om archeologische waarden mee te wegen bij bodemingrepen. 

In 1998 werd het interim-beleid inzake archeologie van kracht. Onder dit interim-beleid werd al zo veel mogelijk in de geest van het verdrag gehandeld en werd archeologie opengesteld voor de markt. Het proces is vervolgens in 2007 afgerond: in september 2007 werd de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz 2007) van kracht als onderdeel van de Monumentenwet 1988. Bij de WAMz 2007 horen ook enkele algemene maatregelen van bestuur. Onder de WAMz zijn de gemeenten de bevoegde overheid inzake archeologie en dienen zij het aspect archeologie onder meer te borgen in de nieuw te verschijnen bestemmingsplannen.

Relevantie voor het plangebied

De nieuwe ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, dienen te worden getoetst aan het archeologiebeleid. Het beleid ten aanzien van archeologie en cultuurhistorie is verankerd in de nota archeologie en de erfgoedverordening en is juridisch doorvertaald in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' (zie ook paragraaf 5.7).

Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is dan kracht:

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Dit betekent dat voor gemeenten er de verantwoordelijkheid komt om cultuurhistorische waarden te betrekken bij de bestemmingsplannen en hierover verantwoording af te leggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreide eigen beleid.

De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. Daar waar mogelijk worden de karakteristieke elementen beschermd. Hiertoe is een afzonderlijk bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' opgesteld.

Voor het overige worden de bestaande structuren vastgelegd in de daarop toegespitste bestemmingen en is er gelet op de ruimtelijk-functionele en historische karakteristiek geen aanleiding om aanvullende (beschermende) bepalingen op te nemen.

Relevantie voor het plangebied

De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. De cultuurhistorische waarden in het plangebied zijn vastgelegd in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen', dat geldt naast onderhavig bestemmingsplan (zie ook paragraaf 5.7).

Voor het overige worden de bestaande structuren vastgelegd in de daarop toegespitste bestemmingen en is er gelet op de ruimtelijk-functionele en historische karakteristiek geen aanleiding om aanvullende (beschermende) bepalingen op te nemen.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening

Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO 2010 vastgesteld. Sinds de vaststelling van de structuurvisie in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn nu vertaald in de 'Structuurvisie RO 2010 - partiële herziening 2014'. Er is bewust niet gekozen om een geheel nieuwe visie op te stellen. Dit omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn.

De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

Bij de ruimtelijke keuzes zijn de kernkwaliteiten van de provincie sturend. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De provincie wil de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken.

In de structuurvisie wordt uitgegaan van concentratie van verstedelijking. Bovenregionale bedrijventerrein- en woningbouwopgaven worden opgelost in het stedelijk concentratiegebied. In het overig stedelijk gebied is verdere verstedelijking alleen mogelijk om te voorzien in eigen behoefte.

In de Structuurvisie ruimtelijke ordening is het plangebied aangewezen als 'Accentgebied agrarische ontwikkeling', 'Kernen in het landelijk gebied' en 'Zoekgebied verstedelijking'. In de kernen in het landelijk gebied en zoekgebieden voor verstedelijking wordt de behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken. Binnen de zoekgebieden verstedelijking wordt extra aandacht gevraagd voor (het beperken van) de ontwikkelingsmogelijkheden van functies die een toekomstige stedelijke ontwikkeling kunnen bemoeilijken. Het accentgebied agrarische ontwikkeling is aangegeven, omdat deze gebieden worden gekenmerkt door mogelijkheden voor een meer dominante positie van de aanwezige agrarische bedrijven.

De uiterwaarden langs de Bergsche Maas zijn onderdeel van de 'Groenblauwe mantel' en tevens 'Waterbergingsgebied'.

Relevantie voor het plangebied

Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken en voorzieningen dienen in eerste instantie te worden opgevangen in de bestaande kern en de gebieden die zijn aangewezen als 'zoekgebied verstedelijking'. Functies die een toekomstige stedelijke ontwikkeling in de weg kunnen staan, moeten hier worden beperkt. In het gebied dat is aangewezen als 'accentgebied agrarische ontwikkeling' is ruimte voor een versterking van de agrarische bedrijvigheid.

Verordening ruimte Noord-Brabant

De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten die de provincie Noord-Brabant kan gebruiken om de door de provincie gestelde doelen te bereiken. Sinds de vaststelling op 10 juli 2015 van de Verordening ruimte 2014 zijn er diverse besluiten tot kaartaanpassing genomen en zijn er wijzigingen in de regels en de naamgeving van de verordening doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn verwerkt in geconsolideerde versie van 31 juli 2018 en is de naam gewijzigd in Verordening ruimte Noord-Brabant.

In de verordening heeft de provincie de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie en ander provinciaal beleid vertaald in regels die van toepassing zijn op (de inhoud van) bestemmingsplannen. De verordening is een juridisch bindend instrument. Niet alle onderwerpen lenen zich voor opname in de verordening, daarom heeft de provincie op basis van de provinciale belangen een selectie gemaakt van geschikte onderwerpen. In het algemeen zijn dit onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang. Deze onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het buitengebied.

Al deze onderwerpen zijn van belang voor het plangebied. Voor de uitwerking van de onderwerpen tot beleidsregels wordt verwezen naar de Verordening ruimte Noord-Brabant zelf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0004.png"

Figuur 3.1 Uitsnede Verordening ruimte Noord-Brabant

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is het plangebied aangewezen als:

1. 'Stedelijke ontwikkeling' ('Bestaand stedelijk gebied; kern in landelijk gebied' en 'Zoekgebied verstedelijking; kern in landelijk gebied')

Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte wordt in het nieuw provinciaal beleid het accent sterker verlegd van nieuwe uitleg naar 'bestaand stedelijk gebied' door in te zetten op herstructurering en onderhoud. Door meer aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijk gebied worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen. Binnen het bestaand stedelijk gebied zijn gemeenten vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen.

Wanneer stedelijke ontwikkelingen niet binnen het bestaand stedelijk gebied plaats kunnen vinden, is uitbreiding van stedelijke functies mogelijk in de 'zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling'. Bij nieuwe stedelijke functies buiten het bestaand stedelijk gebied dient rekening te worden gehouden met de aanwezige kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, en de ontwikkeling dient aan te sluiten bij bestaand stedelijk gebied of plaats te vinden in een nieuw cluster van stedelijk bebouwing. Daarnaast moet worden verantwoord waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand gebied kan plaatsvinden.

Met de aanpassing van artikel 4.11 uit de Verordening ruimte Noord-Brabant (herbegrenzing bestaand stedelijk gebied) is het niet meer nodig (een aparte procedure te doorlopen) om eerst een zoekgebied op de kaarten op te nemen, alvorens een bestemmingsplan in procedure kan worden gebracht voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Dit draagt bij aan een efficiënt proces.
Voor de onderbouwing van een verzoek om herbegrenzing zal toepassing moeten worden gegeven aan de lagenbenadering, zoals beschreven in de verordening.

2. 'Water' ('Grondwaterbeschermingsgebied' en 'Boringsvrije zone')

Deze gebieden behoren tot de beschermingszone voor grondwaterwinningen voor de openbare watervoorziening. De toelichting bij een bestemmingsplan dat is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied bevat een verantwoording waaruit blijkt dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater geheel of nagenoeg geheel gelijk blijven.

Een bestemmingsplan dat is gelegen in een boringvrije zone strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.

Er zijn in het plangebied geen ontwikkelingen gepland, die de kwaliteit van het grondwater bedreigen. Bij eventuele ontwikkelingen dient de boringsvrije zone rondom het waterwingebied te worden gerespecteerd. Deze is juridisch-planologisch opgenomen in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen'.

3. 'Agrarische ontwikkeling en windturbines' ('Gemengd landelijk gebied')

In het landelijk gebied stimuleert de provincie het mengen van functies voor een sterke plattelandseconomie. Hierbij is vooral de ontwikkeling van landbouw van belang, naast andere vormen van bedrijvigheid, natuur, landschap, recreatie en wonen. In de nieuwe verordening zijn specifieke afspraken opgenomen met betrekking tot zorgvuldige veehouderijen. In het plangebied komen geen veehouderijen binnen het gemengd landelijk gebied voor.

Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient deze gepaard te gaan met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving. Een fysieke verbetering kan bestaan uit:

  • a. de landschappelijke inpassing van bebouwing;
  • b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
  • c. activiteiten, gericht op behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
  • d. het wegnemen van verharding;
  • e. het slopen van bebouwing;
  • f. een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones.

Relevantie voor het plangebied

Nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het plangebied dienen in beginsel plaats te vinden in bestaand stedelijk gebied. Voor het agrarische gebied rondom de kern is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen in het bestemmingsplan. Hier zijn kleinschalige agrarische nevenactiviteiten mogelijk.

Bij de algemene afwijkingsmogelijkheden is opgenomen dat bij een aanvraag op een locatie buiten bestaand stedelijk gebied moet worden voldaan aan de regels voor de kwaliteitsverbetering van het landschap in de vorm van een goede landschappelijke inpassing.

Integrale Strategie Milieu

Het milieubeleid van de provincie Noord-Brabant heeft een integraal strategisch karakter met de bril van een omgevingsplan. Het beleid bestaat uit een aantal producten:

  • 1. Integrale Strategie Milieu met subtitel 'Beleid is niet genoeg', een document ter inspiratie om uit te nodigen mee te denken en mee te doen.
  • 2. Integrale Strategie Milieu met subtitel 'Versterking van de uitvoering', dit document slaat een brug tussen inspiratie en de daadwerkelijke uitvoering en is door Provinciale Staten vastgesteld op 2 november 2006.

In het beleid wordt gesteld dat milieubeleid niet los gezien kan worden van de maatschappelijke context: verkeer & vervoer, gebiedsontwikkeling, economie en sociale verhoudingen. Milieubeleid heeft invloed op al die terreinen. Omgekeerd hebben gebeurtenissen die de economie, mobiliteit of welk ander gebied dan ook betreffen, invloed op het milieu. Vandaar dat er behoefte is aan beleid waarin alle aspecten meegewogen worden. De Provincie wil hier - in navolging van de Europese Unie - een aanzet toe geven. Vandaar de aanduiding 'integraal' in de titel. De Integrale Strategie Milieu (kortweg: de milieustrategie) geeft de richting aan: waar willen we naar toe met onze samenleving? De provincie heeft gekozen voor duurzame ontwikkeling en een mensgerichte benadering. In het Bestuursakkoord 2003 vormt duurzame ontwikkeling reeds de leidraad voor het bestuurlijke handelen. Het gaat daarbij om de inzet van de drie P's: people, profit en planet. Daar is middels de strategie een vierde P aan toegevoegd: de P van passion.

Relevantie voor het plangebied

Door middel van voorliggend plan wordt aan het integrale karakter van het milieubeleid van de provincie invulling gegeven door de verschillende relevante milieuaspecten mee te nemen.

Structuurvisie Land van Heusden en Altena

De gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem hebben gezamenlijk de structuurvisie 'Land van Heusden en Altena' opgesteld. De structuurvisie is door de gemeenteraad van Aalburg vastgesteld op 2 juli 2013. De vorige StructuurvisiePlus 'Land van Heusden en Altena' (vastgesteld in 2004) is geactualiseerd en op onderdelen bijgesteld. Het resultaat is opgenomen in de structuurvisie 'Land van Heusden en Altena' met de bijbehorende structuurvisiekaart. De visie geeft aan hoe de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem tot 2025 omgaan met de beleidsvelden wonen, voorzieningen (commercieel en niet-commercieel), economie ((bedrijven, agrarische bedrijven, toeristisch-recreatieve bedrijven), omgeving en eigenheid ((waarden, kwaliteiten, identiteiten, fysieke omgeving) en verkeer en mobiliteit. Voor de verschillende beleidsvelden zijn vier vormen van beleid uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0005.png"

Figuur 3.2 Structuurvisie Land van Heusden en Altena, uitsnede uit 'visiekaart'

Het beleid voor goed wonen en leven is uitgewerkt in de volgende vormen van beleid:

  • een woningvoorraad geschikt voor specifieke doelgroepen;
  • invulling geven aan de prestatieafspraken;
  • woningbouwinitiatieven moeten bijdragen aan de woonkwaliteit;
  • verval van de woningvoorraad en woonomgeving voorkomen.

Actuele bevolkingskrimp is in de regio niet aan de orde. Meerjarenprognoses laten groei noch krimp zien voor de regio. Wel zal een verschuiving in leeftijdscategorie (afnemend aantal jongeren, toenemend aandeel ouderen) optreden. Dat vraagt om een andere benadering van de woningmarkt. De hoeveelheid één- en tweepersoons huishoudens neemt toe. Waarbij het erop aankomt deze doelgroep voldoende passende woonruimte te bieden, al dan niet in combinatie met (extramurale) zorg. Gelet op deze ontwikkelingen wordt de prioriteit gelegd bij:

  • 1. Woningen en woonomgevingen die het voor jongere huishoudens aantrekkelijk maken in het Land van Heusden en Altena of in hun eigen kern te blijven wonen;
  • 2. Woningen die mensen in staat stellen om ook in hun latere levensfase zo lang mogelijk te blijven wonen in een voor hun ook sociaal passende woonomgeving.

Hiermee verandert ook de woonopgave, waarbij de kwaliteit van de woningvoorraad en een goede differentiatie daarbinnen belangrijker wordt dan de kwantiteit. Hoewel de gemeenten geen primaire verantwoordelijkheid hebben in het realiseren van een passende voorraad, willen en zullen ze wel een actieve rol spelen. Dit door geschikte planologische en juridische kaders voor transformatie of toevoegingen aan de voorraad mogelijk te maken.

Het plangebied overlapt grotendeels met het gebied wat in de structuurvisie is aangeduid als 'Stedelijk gebied'. In de structuurvisie is tevens zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling aangeduid. Deze wijkt af van hetgeen in de provinciale verordening is opgenomen. In Genderen is het stedelijke ontwikkeling in de provinciale verordening gelegen aan de noordzijde van de kern. Gelet op de historische groei van het dorp in zuidelijke richting en de belemmering van bedrijven en infrastructuur aan de noordzijde is het zoekgebied verplaatst naar de zuidzijde van de kern. Landschappelijk is het zoekgebied daar ook beter inpasbaar vanwege de beperkte zichtrelatie en de belemmering van de dijk aan de zuidzijde. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan.

Relevantie voor het plangebied

De in de structuurvisie 'Land van Heusden en Altena' als 'zoekgebied stedelijke ontwikkeling' aangegeven gebieden, zijn gedeeltelijk voorzien van directe bouwtitels of aangeduid als wijzigingsgebied.

In de Structuurvisie Genderen zuid, die gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen, zijn de keuze voor enkele nieuwe woningbouwmogelijkheden en de uitbreidingsrichting aan de zuidkant van Genderen nader gemotiveerd. Voor de opgenomen directe bouwtitels buiten het 'bestaand stedelijk gebied' is gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure ook de procedure grenswijziging op verzoek doorlopen, die is opgenomen in artikel 38.5 van de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Procedure grenswijziging op verzoek

Voor de in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen locaties buiten bestaand stedelijk gebied waar nieuwe woningen of uitbreiding van een bedrijfsperceel door een herindeling van bedrijfspercelen (zie ook paragraaf 4.2) mogelijk worden gemaakt, is bij de provincie Noord-Brabant een verzoek ingediend om de grens van bestaand stedelijk gebied te wijzigen. Een dergelijk verzoek kan worden ingediend, wanneer:

  • a. het een aanpassing betreft die tot een logische stedenbouwkundige opzet leidt;
  • b. uit toepassing van de lagenbenadering blijkt dat de gewenste uitbreidingsrichting aanvaardbaar is;
  • c. de afspraken die zijn gemaakt over de nieuwbouw van woningen in het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen;
  • d. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder c, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw;
  • e. er toepassing is gegeven aan de in de Verordening ruimte opgenomen voorwaarden met betrekking tot de kwaliteitsverbetering landschap.

Uit de Structuurvisie Genderen zuid die als bijlage is opgenomen, blijkt dat voor de woningbouwlcaties wordt voldaan aan deze voorwaarden. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op de woningbehoefte in de gemeente Aalburg en specifiek in Genderen.

Regionale Woonvisie

De in december 2015 regionale woonvisie is een gezamenlijk product van de de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem en de corporaties Stichting Woonlinie, Woonservice Meander en Woonstichting Land van Altena. De woonvisie heeft betrekking op de periode 2016-2019.

Centraal in de woonvisie staan drie vragen: waarom, hoe en wat. Allereerst wordt de vraag beantwoord waarom er woonbeleid wordt opgesteld. Vervolgens staat de vraag hoe het woonbeleid moet worden uitgewerkt centraal. De vraag die daarna beantwoording behoeft, is de vraag wat de partijen die het woonbeleid op- en vastgesteld hebben moeten gaan doen met dit beleid. Deze laatste vraag wordt uitgewerkt in een aantal prestatie-afspraken.

De woonvisie bevat de bouwstenen waarmee het woningbestand in het Land van Heusden en Altena beheerd en ontwikkeld kan worden. De belangrijkste bouwstenen zijn echter de bewoners van het Land van Heusden en Altena. Het zijn mensen met een hoog arbeidsethos, een hoge betalingsmoraal, spaarzaamheid, gebondenheid aan de eigen gemeenschap/kern, ingetogen gedrag, een verhuisdrang die onder het landelijk gemiddelde ligt, gemeenschapszin, waardering voor traditie en vakmanschap en een sterke drang tot vrijwilligerswerk. Deze eigenschappen zijn ingrediënten voor de vorming van een gemeenschap die goed aan kan sluiten op het proces van een toenemende individuele verantwoordelijkheid voor wonen, leven en zorg.

Het Land van Heusden en Altena kenmerkt zich door een hoogwaardige woon- en leefomgeving in de buurt van de plekken waar de werkgelegenheid geconcentreerd is. De woningvoorraad in het Land van Heusden en Altena sluit niet meer volledig aan op de behoeften van de wijzigende bevolking. De toekomst kenmerkt zich onder andere door het ontstaan van meer 1- en 2-persoonshuishoudens en door vergrijzing. Dit zal leiden tot meer vraag naar woningen die geschikt zijn voor ouderen en naar goedkopere woningen. Meer en betere communicatie tussen partijen en vooral met de bevolking, zal eraan bijdragen dat de woonbehoeften van de bevolking scherper in beeld worden gebracht. Deze communicatie helpt ook om investeringen in de woningvoorraad zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. In de woonvisie zijn tien principes geformuleerd die dienen als richtinggevend kader bij het opstellen van woonbeleid en de uitvoering van dat beleid. De principes zijn afgestemd op de cultuur van het Land van Heusden en Altena en op de vraagstukken waar het Land van Heusden en Altena zich de komende jaren voor gesteld ziet.

De woonvisie zet in op een andere wijze van sturing. De partijen die de woonvisie op- en vastgesteld hebben willen minder zelf gaan bepalen welke woningen waar precies gebouwd moeten worden, maar ontwikkelingen aan de burgers en de markt overlaten. De ontwikkelingen van deze partijen worden vervolgens getoetst aan de principes uit de woonvisie. De partijen die de woonvisie onderschreven hebben besluiten vervolgens welke initiatieven het beste aansluiten bij de principes uit de woonvisie en derhalve gestimuleerd en/of toegestaan worden. Burgers en bedrijven worden nadrukkelijk uitgenodigd om initiatieven voor het voetlicht te brengen.

De tien principes die de basis van de woonvisie vormen zijn ook uitgewerkt tot acht handelingsperspectieven. Die handelingsperspectieven vormen de basis onder de afspraken die de partijen die de woonvisie op- en vastgesteld met elkaar maken. Borging van de afspraken vindt plaats in een periodiek overleg in de zogenoemde 'brede woontafel van het Land van Heusden en Altena' en in het halfjaarlijks bestuurlijk overleg met gemeenten en woningbouwcorporaties. De resultaten van het beleid dat in de woonvisie is vastgelegd, worden ook geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Verder wordt de woonvisie iedere twee jaar geactualiseerd.

Regionale Nota Economisch Beleid van het Land van Heusden en Altena

Op 28 oktober 2008 heeft de gemeenteraad van Aalburg ingestemd met de Regionale Nota Economisch Beleid van het Land van Heusden en Altena. Het eerste deel van de Nota Regionaal Economisch Beleid van het Land van Heusden en Altena betreft de Nota Economische Perspectieven. De economische perspectieven vormen de basis voor deel 2 (economische visie) en de uitwerking daarvan (deel 3).

Het ambitieniveau dat in het kader van de Nota is geformuleerd luidt: 'Bovengemiddelde economische groei rekening houdend met de waardevolle kenmerken van het gebied'.

Het ambitieniveau duidt op het realiseren van een economische groei die hoger is dan het landelijke gemiddelde. Dat wil zeggen dat de regio fors aan de slag zal moeten om het gewenste ambitieniveau te realiseren. Over het gewenste resultaat voor 2020 is men het eens:

  • 1. groei van de werkgelegenheid die hoger is dan landelijk gemiddelde;
  • 2. lagere uitgaande pendel;
  • 3. blijvend hoog aantal starters;
  • 4. blijvend lage werkloosheid.

Het tweede deel van het ambitieniveau richt zich op het behoud van de waardevolle kenmerken van het gebied. Hiertoe worden de landschappelijke waarden van het Land van Heusden en Altena gerekend. Als belangrijkste landschappelijke waarden worden genoemd: natuurgebieden als de Biesbosch en de (in ontwikkeling zijnde) Noordwaard, de landschappelijke kwaliteiten van het rivierengebied (de beleving van water, uiterwaarden) en algemene kenmerken als de ruimte/openheid van het landschap en het landelijke (dorps)karakter van de kernen.

Het ambitieniveau is enerzijds dus gericht op bovengemiddelde economische groei, anderzijds op benedengemiddelde 'verstedelijking' van het landschap. Ondernemers en gemeenten zullen samen aan de slag moeten om het gewenste ambitieniveau te realiseren. Ondernemers zullen de economische groei moeten realiseren terwijl de gemeenten een faciliterende rol hebben. Voldoende ruimte om te ondernemen, een goede organisatie van de economie binnen de drie gemeenten en een pro-actieve opstelling zijn enkele aspecten die van belang zijn om het gewenste ambitieniveau te realiseren.

Economische perspectieven voor het Land van Heusden en Altena zijn:

  • Nieuwe kansen voor de landbouw.
  • Inzetten op vervoer en logistiek.
  • Zorg als groeisector.
  • Groeiende werkgelegenheid in zakelijke dienstverlening.
  • Detailhandel.
  • Toerisme en recreatie.

Het actieprogramma tot 2012 is op bovenstaande perspectieven gebaseerd. Regionaal wordt een actualisatie van dit beleid voorbereid.

Relevantie voor het plangebied

In onderhavig bestemmingsplan wordt, indien passend binnen het beleid, medewerking verleend aan nieuwe initiatieven. Hiermee worden nieuwe economische perspectieven geboden.

Horecanota Aalburg, Werkendam & Woudrichem

De horecanota is in werking getreden op 9 september 2011. De horeca vervult binnen de gemeente een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Veel mensen beleven dagelijks veel plezier aan de horeca. Echter, soms kan het woon- en leefklimaat worden aangetast door horeca-activiteiten, bijvoorbeeld door geluids-, stank-, en parkeeroverlast of door verstoring van de openbare orde. Om te voorkomen dat enige vorm van overlast de overhand krijgt boven het plezier dat mensen aan de horeca kunnen beleven, moeten horecaondernemers voldoen aan talloze wettelijke voorschriften.

Het economische belang van de horecasector in de gemeenten is groot. Horeca is een factor van betekenis voor de aantrekkelijkheid van de kernen. De horeca is een grote werkgever en bepaalt in bepaalde mate het imago van de gemeenten. De gemeenten zien de horeca als een belangrijke pijler voor het toerisme. Voor alle gemeenten geldt dat de horeca de 'huiskamer van de streek' is en op die manier een belangrijke rol vervult bij het bereiken van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat. In Genderen is een tweetal (eet)café's gevestigd.

Om duidelijkheid aan de horecaondernemers te verschaffen over wat de geldende regels zijn en de beleidslijnen die de gemeente Aalburg hanteert, is de Horecanota opgesteld. De regels met betrekking tot de horeca zijn voornamelijk vastgelegd in de Drank- en Horecawet die landelijk geldt en in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) die door de gemeenteraad is vastgesteld. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht bestaat er voor de gemeenten met betrekking tot bepaalde artikelen in de APV vrijheid om beleidsregels vast te stellen, bijvoorbeeld op het gebied van de exploitatievergunning. Hoe hiermee wordt omgegaan binnen de gemeente Aalburg is verwoord in de nota.

In de nota zijn de belangrijkste landelijke en gemeentelijke regels, die gelden voor horecagelegenheden en paracommerciële bedrijven, beschreven.

Relevantie voor het plangebied

Voor de horecagelegenheden in Genderen is in onderhavig bestemmingsplan een passende bestemming opgenomen.

Regionale Beleidsvisie Toerisme en Recreatie

Op 22 februari 2011 is de Regionale Beleidsvisie Recreatie en Toerisme vastgesteld door de gemeenteraad van Aalburg. De inhoudelijke doelstellingen van de beleidsvisie en het bijbehorend actieprogramma zijn:

  • Het zoveel mogelijk (uniform) uitdragen van de vastgestelde identiteit en het versterken van het gewenste imago, onder meer door meer, betere en efficiëntere promotie.
  • Het realiseren van een groei van recreatie en toerisme met gemiddeld 1,5% per jaar (in termen van bestedingen en werkgelegenheid).
  • Het creëren van heldere en stimulerende voorwaarden waarbinnen de recreatie, het toeristisch bedrijfsleven en ondernemende burgers de kansen kunnen benutten.
  • Het initiëren van een sterkere organisatiestructuur, met meer regie, betere taakafbakening tussen de gemeenten en de toeristisch-recreatieve sector en tussen de regio en haar omgeving.
  • Het uitvoeren van het actieprogramma dat gericht is op het realiseren van de vier bovengenoemde doelstellingen, de gekozen ontwikkelingsthema's en doelgroepen.

In kwalitatief opzicht wordt gestreefd naar:

  • Meer, in het landschap passende vormen van verblijf.
  • Een diversiteit aan kleinschalige bezoekpunten die ook goed middels routestructuren met elkaar verbonden zijn.
  • Meer en gevarieerde horeca, vooral aan het water en met voorzieningen voor kinderen.
  • Moderne infotainment over de bijzonderheden van de streek.

Relevantie voor het plangebied

In onderhavig bestemmingsplan wordt - mits passend binnen het beleid - medewerking verleend aan initiatieven op gebied van toerisme en recreatie. In het Sectorplan zijn regelingen opgenomen voor onder andere kleinschalig kamperen en bed en breakfast.

Landschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena

Het landschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena geeft de landschapsbeleidsplannen van de drie gemeenten - gemeente Aalburg, gemeente Woudrichem en gemeente Werkendam - weer. In het landschapsbeleidsplan is ingegaan op de beschermingswaardige gebieden die men wil herstellen/beschermen en anderzijds welke groenstructuren en gebieden (verder) kunnen worden ontwikkeld.

Bij het landschapsbeleidsplan is een visiekaart opgenomen waarop alle aandachtspunten en uitgangspunten zijn samengebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0006.png"

Figuur 3.3 Uitsnede visiekaart Landschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena

Relevantie voor het plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. De ontwikkelingen rondom de kern van Genderen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt (direct dan wel indirect), dienen te passen binnen het landschapsbeleid dat gericht is op behoud en versterking van de wegbeplanting en behoud en versterking van de blauw/groene dooradering.

Het Landschapsbeleidsplan is tevens de basis voor de structuurvisie 'Land van Heusden en Altena' en de Structuurvisie Genderen zuid.

Detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena

Het hoofddoel van de detailhandelsvisie is het bieden van een zo goed mogelijke consumentenverzorging voor de inwoners van het land van Heusden en Altena en een sterk ondernemersklimaat voor ondernemers, waarbij een rendabele exploitatie van de winkels mogelijk is met perspectief voor de langere termijn. Deze ambities zijn uitgewerkt in een drietal doelen voor het detailhandelsbeleid in het land van Heusden en Altena:

  • 1. Streven naar behoud van de fijnmazige voorzieningenstructuur.
  • 2. Streven naar een duurzame voorzieningenstructuur, bestaande uit ook op langere termijn levensvatbare, elkaar aanvullende retailgebieden.
  • 3. Bieden van een goed ondernemersklimaat in de gemeenten en het bieden van ruimte aan ondernemersinitiatieven om zo in te spelen op de dynamiek in de detailhandel.

De aanwezigheid van detailhandelvoorzieningen is belangrijk voor de leefbaarheid van kernen. Daarom dient waar mogelijk gestreefd te worden naar behoud van aanbod. Ook kan bezorging aan huis vanuit de bestaande winkels bijdragen aan de verzorging van de inwoners van de kleinste kernen. Bij het actualiseren van de visie in september 2015 is toegevoegd dat internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheden en zonder showroom zijn toegestaan in woningen.

Relevantie voor het plangebied

In Genderen is beperkt detailhandel aanwezig. Behoud van bestaande voorzieningen, zoals de supermarkt in het dorp, is van groot belang voor het behoud van de leefbaarheid in de kern.

Nota archeologie; Tot op de bodem

De beleidsnota Archeologie is tot stand gekomen door samenwerking van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem. Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) op 1 september 2007 ligt de verantwoordelijkheid voor de archeologische erfgoedzorg grotendeels bij de gemeentelijke overheden.

Om de nieuwe gemeentelijke rol op het gebied van archeologie vorm te geven hebben de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem besloten om gezamenlijk te komen tot één intergemeentelijk beleid ten aanzien van de erfgoedzorg voor de archeologische resten. De basis hiervoor is de actuele archeologie kaart en cultuurhistorie kaart, die in opdracht van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem in 2010 door RAAP Archeologisch Adviesbureau RAAP zijn vervaardigd.

Op de Archeologische en Cultuurhistorische Beleidsadvieskaart worden voorstellen gedaan voor het toekomstige erfgoedbeleid. Het uitgangspunt voor het archeologiebeleid van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem wordt gevormd door deze beiden tezamen en is uiteindelijk in de archeologische beleidskaart verbeeld. De beleidsnota en beleidskaart Land van Heusden en Altena zijn leidend voor het archeologiebeleid voor lokale projecten. Uitzondering hierop zijn de provinciale archeologische landschappen die dienen als inspiratie voor toekomstige ontwikkelingen.

Relevantie voor het plangebied

De nieuwe ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt dienen te worden getoetst aan het regionale archeologiebeleid.

De Archeologische en Cultuurhistorische Beleidsadvieskaart is planologisch-juridische verankerd in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' dat van toepassing is op het plangebied 'Genderen'.

3.3 Gemeentelijk beleid

Strategische Visie Aalburg 2007-2027

De Strategische Visie Aalburg 2007-2027 'Aalburg op weg naar morgen', is op 30 oktober 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van Aalburg. De Strategische Visie is een stuk waarmee de gemeenteraad de koers voor de toekomstige ontwikkeling van Aalburg aangeeft.

Met betrekking tot wonen en leefbaarheid zijn de volgende onderwerpen relevant:

  • een veelzijdig samengesteld, economisch actieve bevolking;
  • een actief daarbij passend gemaakte woningvoorraad;
  • een schone, veilige en gezonde leefomgeving voor een vitale gemeenschap;
  • bereikbare voorzieningen voor alle inwoners van alle kernen;
  • samenwerking met alle relevante maatschappelijke partners bij het realiseren van deze doelstellingen.

Het streefbeeld voor 2027 is dat Aalburg bekend wil zijn als een eigentijdse gemeente, centraal gelegen tussen Randstad en BrabantStad in open land. Een dorpse gemeenschap met traditionele waarden aan de oevers van de Maas, die:

  • ruimte heeft voor wie openheid, rust, gezondheid en zorg zoekt;
  • ruimte laat aan wie de kracht van traditionele waarden waardeert;
  • ruimte biedt aan wie wil ondernemen met de wereld als markt.

Relevantie voor het plangebied

Conform het beleid worden aan bewoners en ondernemers kansen geboden, die passen binnen het dorpse karakter van Genderen.

Effectieve Vraag, verschilanalyse en Strategische kaart

In 2015 hebben de gemeenten en corporaties in het Land van Heusden en Altena in het kader van de regionale woonvisie een onderzoek laten uitvoeren naar de Effectieve Vraag naar woningen gebaseerd op het feitelijke verhuisgedrag van huishoudens. De Effectieve Vraag is gebaseerd op gedetailleerde gevalideerde data voor elk huishouden en elke woning in Nederland, gebaseerd op ‘big data-analyse’ van diverse bronnen, o.a. verhuisdata van 2012-2016. Vanwege de grote dynamiek op de woningmarkt en de behoefte aan informatie ten behoeve van de ontwikkeling van verschillende (grote) planlocaties zijn deze cijfers in augustus 2017 geactualiseerd middels een notitie ‘Effectieve Vraag, verschilanalyse en Strategische kaart’.

Om invulling te geven aan de effectieve woningbouwvraag, is een gebiedsgerichte aanpak en nuancering van belang, niet elk gebied heeft dezelfde kenmerken. Over het algemeen zal in het Land van Heusden en Altena voor delen van de bestaande voorraad moeten worden gestuurd op de belevingswaarde door context verbeterende maatregelen, zoals:

  • Verbeteren van het voorzieningenniveau en uitstraling;
  • Verbeteren van de sociale cohesie;
  • Waar nodig/mogelijk vastgoed transformeren naar een hogere kwaliteit die aansluit op de vraag;
  • Aanpassen van de woonomgeving (passende inrichting openbare ruimte).

Naast hoe men met de bestaande voorraad en woonomgeving wil omgaan, is er in de notitie ingegaan op de kwantitatieve vraag naar nieuwe woningen. De effectieve vraag is uitgesplitst per kern en per woontype. De woningbehoefte voor een periode van 10 jaar voor Genderen betreft 82 woningen bij een optimale doorstroming.

Bodemkwaliteitskaart

De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Aalburg toont de (zware) metalen, PAK, EOX en minerale olie voor de dorpskernen van de gemeente Aalburg. Deze kaart speelt een belangrijke rol bij het door de gemeente te voeren Actief Bodembeheer. De bodemkwaliteitskaart is door het college vastgesteld op 11 juli 2006. Ook is op 11 juli 2006 de Nota Grond in Beweging, grondverzet in de gemeente Aalburg door het college vastgesteld.

Bij eventuele ontwikkelingen in het plangebied dienen de bodemkwaliteitskaart en de Nota Grond in Beweging als uitgangspunt.

Relevantie voor het plangebied

Indien nieuwe ontwikkelingen in het plangebied gaan plaatsvinden, is nader onderzoek noodzakelijk naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. In paragraaf 5.1 wordt hier nader op ingegaan.

BIBOB-beleidslijn betreffende vergunningen voor horecabedrijven en seksinrichtingen

De gemeente Aalburg telt in totaal ongeveer 23 bedrijven en verenigingen waaraan een vergunning is verstrekt om bedrijfsmatig alcoholhoudende dranken te verstrekken. Los van club- en buurthuizen, bedrijfskantines, campings, slijterijen e.d. zijn er circa 10 bedrijven die kunnen worden gerekend tot de echte horeca. Het gaat dan om 1 restaurant, 4 cafés en 5 cafetaria's.

Coffeeshops worden niet gedoogd en, hoewel de mogelijkheid daartoe formeel wel bestaat, is het tot op heden niet gekomen tot de komst van legale seksinrichtingen.

De raad van Aalburg heeft besloten niet over te gaan tot het vaststellen van een verordening op basis waarvan speelautomatenhallen toegelaten zouden kunnen worden.

De Wet Bevordering Integriteitbeoordeling door het Openbaar Bestuur (hierna: 'Wet BIBOB') geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico te beschermen, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren. De Wet BIBOB geeft namelijk een extra weigerings- en/of intrekkingsgrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.

Aalburg heeft op 15 maart 2004 de BIBOB-beleidslijn voor vergunningen voor horecabedrijven en seksinrichtingen vastgesteld. Op grond van deze beleidslijn moet sinds de inwerkingtreding van de beleidslijn (1 juni 2004) een BIBOB-vragenlijst ingevuld worden bij de aanvraag van een vergunning voor horeca- en seksinrichtingen. De beleidslijn is van toepassing op:

  • de vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf;
  • de exploitatievergunning voor een horecabedrijf;
  • de exploitatievergunning voor seksinrichting en/of escortbedrijf.

Relevantie voor het plangebied

Bij het verlenen van vergunningen of subsidies aan horecagelegenheden in het plangebied, wordt de BIBOB-beleidslijn toegepast.

BIBOB-voorschriften milieu- en bouwvergunningen

De gemeente Aalburg heeft op 10 juli 2007 de beleidslijn BIBOB-voorschriften milieu- en bouwvergunningen vastgesteld. Op grond van deze beleidslijn moet sinds de inwerkingtreding van de beleidslijn (1 september 2007) een BIBOB-vragenlijst worden ingevuld bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor milieu en bouwen.

Relevantie voor het plangebied

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, zal worden verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een aanvullend (BIBOB)vragenformulier.

Waterplan 2010-2020

De gemeente heeft voor de periode tot 2020 een integraal waterplan opgesteld in nauwe samenwerking met het waterschap (vastgesteld door de gemeenteraad op 23 februari 2010). De gemeente wil hiermee een gezond en veerkrachtig watersysteem realiseren dat voldoet aan de landelijke en Europese normen, gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en waterschap. Daarnaast wil de gemeente ook het waterbeleid binnen de gemeente afstemmen zodat de wateropgave, die wordt opgesteld om het watersysteem op orde te brengen én te houden, gehaald wordt tegen de laagste maatschappelijke kosten. De wateropgave is of wordt vastgesteld door het waterschap en geeft aan hoeveel ruimte water nodig heeft voor een goed en veilig functioneren van de openbare ruimte. Communicatie met de belanghebbenden vormt daarbij een onlosmakelijk onderdeel. Met het waterplan wordt het overkoepelende waterbeleid in de gemeente vastgesteld. Het plan is richtinggevend voor alle waterhuishoudkundige plannen binnen de gemeente en legt de basis voor de verankering van het waterbeleid in de gemeentelijke RO instrumenten.

Relevantie voor het plangebied

In het Waterplan zijn de uitgangspunten opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Het beleid geldt als uitgangspunt voor de waterparagraaf (zie ook paragraaf 5.2).

Welstandsnota

In 2003 heeft de gemeente Aalburg haar welstandbeleid vastgelegd in een welstandsnota. Na jaren met deze welstandsnota te hebben gewerkt, is deze recent herzien. Wens was het welstandsbeleid zodanig aan te passen, dat dit alleen nog geldt voor waardevolle delen van de gemeente. Dit betreft met name (cultuur)historisch waardevolle gebieden en belangrijke 'op zichzelf staande' bebouwing, zoals scholen, kerken, etc. Daarnaast vormde de inwerkingtreding van de Wabo en het Bor een reden om te komen tot een welstandsnota die up-to-date is.

Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan.

In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota of het beeldkwaliteitplan (als onderdeel van de welstandsnota) daartoe de argumentatie leveren.

In een aantal woongebieden, delen van bedrijventerreinen, delen van het buitengebied en gebieden waar bebouwing minder kwetsbaar is, wordt niet meer getoetst op welstand. De gemeenteraad vertrouwt erop dat de inwoners zelf hier een basisniveau voor vormgeving en ruimtelijke kwaliteit in acht zullen nemen. De gemeenteraad heeft bepaald of in een gebied een welstandstoets plaats dient te vinden of dat een gebied niet wordt getoetst op welstand. Per gebied waarin een welstandstoets plaats vindt is een set met welstandscriteria opgesteld. In figuur 3.4 is de overzichtskaart voor Genderen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0007.png"

H1: Historische dorpsgebieden, bebouwingslinten en - clusters

T1: Op zichzelf staande bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0008.png"

Figuur 3.4 Uitsnede overzichtskaart Genderen

Relevantie voor het plangebied

Nieuwe ontwikkelingen in de kern Genderen worden getoetst aan de Welstandsnota en de daarin opgenomen criteria voor het betreffende gebied, tenzij deze gelegen zijn in een gebied wat in de Welstandsnota als minder kwetsbaar is aangeduid.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan Land van Heusden en Altena (GVVP)

In 2008 hebben Aalburg en Woudrichem besloten, gezamenlijk een GVVP te gaan opstellen. Op basis van het GVVP is een oplegnotitie opgesteld, waarin de eigen interpretatie van de gemeente Aalburg op delen van de rapportage wordt verwoord. Het GVVP is opgebouwd rond drie hoofdpijlers: leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Het principe 'Verkeer op de juiste plaats' geldt bij deze drie thema's als uitgangspunt. De belangrijkste doelstellingen binnen deze thema's zijn als volgt:

Leefbaarheid

  • Bij het nemen van verkeersmaatregelen wordt rekening gehouden met de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. Dit kan door gebruik te maken van natuurlijke materialen of landschappelijke en/of historische elementen oftewel 'natuurlijk sturen'. Met particuliere milieuvriendelijke initiatieven wordt in de basis positief omgegaan. Bij gemeentelijke investeringen worden milieueffecten meegewogen.
  • Onnodige verkeersoverlast moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Op routes die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van het verkeer wordt terughoudend omgegaan met verkeersbelemmerende maatregelen. In overige gebieden zijn maatregelen mogelijk om doorgaand verkeer te weren.
  • Wanneer er te weinig parkeerplaatsen aanwezig zijn, dient een afweging te worden gemaakt tussen behoud van de kwaliteit van de openbare ruimte en inname van de groenvoorzieningen.
  • Bij voorzieningen moeten voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
  • Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • Uitgangspunt voor het parkeren van vrachtwagens is dat de gemeente niet voorziet in vrachtautoparkeerplaatsen. De gemeenten zijn wel bereid om mee te denken bij het ontwikkelen van particuliere initiatieven op het gebied van vrachtwagenparkeren.

Verkeersveiligheid

  • De gemeenten in het Land van Heusden en Altena laten hun doelstelling voor het verbeteren van de verkeersveiligheid aansluiten bij de landelijke doelstellingen uit de Nota Mobiliteit.
  • Ten aanzien van de weginrichting wordt aangesloten bij de landelijke richtlijnen voor Duurzaam Veilig.
  • Wanneer zich een geschikte mogelijkheid voordoet, kan het concept Shared Space (de beschikbare ruimte kan door alle vervoerswijzen gemengd worden gebruikt) in de praktijk worden toegepast.

Bereikbaarheid

  • De auto is de primaire vervoerswijze binnen het gebied. Het faciliteren van de auto is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Op doorgaande routes (gebiedsontsluitingswegen) moet de doorstroming in orde zijn.
  • Het streven is om voorzieningen op het gebied van openbaar vervoer ten minste op het huidige niveau te houden.
  • In het rapport Regionaal Fietsnetwerk van de GGA regio Breda is een netwerk van fietsroutes vastgelegd en zijn kwaliteitseisen opgesteld. In het Land van Heusden en Altena wordt hier zoveel mogelijk bij aangesloten.
  • Om de veiligheid en bereikbaarheid voor voetgangers, in het bijzonder kinderen en ouderen te waarborgen is het belangrijk dat waar dat nodig is goede voetgangersvoorzieningen aanwezig zijn.

Relevantie voor het plangebied

Voor de verkeersruimte in het plangebied wordt in het bestemmingsplan een passende bestemming opgenomen.

Notitie Parkeren Aalburg, Werkendam en Woudrichem

Met de wijziging van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010, is de manier waarop gemeenten kunnen waarborgen dat er voldoende parkeerruimte bij nieuwbouw wordt gerealiseerd, veranderd. De gemeenteraad heeft daarom op 28 juni 2011 de Notitie Parkeren Aalburg, Werkendam en Woudrichem vastgesteld. De nota fungeert als toetsingskader bij bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen en bij de toekenning van gehandicaptenparkeerplaatsen.

Bij het opstellen en hanteren van de parkeernormen voor Aalburg, Werkendam en Woudrichem gelden de volgende uitgangspunten:

  • de parkeernormen in dit document zijn gebaseerd op de richtlijnen van de CROW (publicatie 182, Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering, september 2008).
  • de parkeernormen van het CROW zijn afgestemd op de lokale situatie in Aalburg, Werkendam en Woudrichem.
  • bij alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoende parkeerplaatsen aangelegd worden om minimaal de eigen parkeerbehoefte op te vangen. Op deze wijze wordt parkeeroverlast in de omgeving voorkomen. Hierbij moeten de parkeervoorzieningen niet alleen na realisatie, maar ook op lange termijn voldoen.

Voor de parkeernormen wordt verwezen naar de notitie.

Relevantie voor het plangebied

Toetsing aan de parkeernormen is opgenomen in het bestemmingsplanbestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' dat van toepassing is op het plangebied 'Genderen'. Nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dienen hieraan te worden getoetst.

Groenbeleidsplan (2006)

Op 17 januari 2006 is het Groenbeleidsplan van de gemeente Aalburg vastgesteld door het college. In het groenbeleidsplan van de gemeente Aalburg wordt het beleid met betrekking tot de inrichting en het beheer van het openbaar groen binnen de bebouwde kommen vastgelegd. Hierbij staan de volgende doelen centraal: Bepaling van het gemeentelijk beleid voor de komende tien jaar met betrekking tot inrichting en beheer van het groen in de kernen en ontwikkeling naar een karaktervolle, duurzame en hoogwaardige groenstructuur.

De groenstructuur vormt de ruimtelijke basis van het Groenbeleidsplan. Er wordt een drietal niveaus onderscheiden:

  • Groene dorpsstructuur: groen dat een gemeenschappelijke (bovenwijkse) functie vervult voor de hele kern en dat stedenbouwkundig functioneren ondersteund. Het beleid is gericht op behoud en waar nodig versterking van de aanwezige waarden.
  • Groene wijkstructuur: groen dat een functie vervult voor een specifieke wijk of groep van woonhuizen. Uitgangspunt is behoud en waar nodig versterken van de aanwezige waarden. Bij aantasting van de groenstructuur is terugbrengen van een gelijkwaardige groenstructuur vereist.
  • Groen in woon- en werkomgeving: het groen in de buurt, straat of directe bedrijfsomgeving en primair gericht op het welzijn van de gebruiker ter plekke. Dit groen is doorgaans meer onderhevig aan wijzigingen als gevolg van een veranderd gebruik. Het beleid is gericht op het optimaal inrichten en beheren in aansluiting op de maatschappelijke behoeften en wensen van de gebruiker binnen vaste kaders.

Relevantie voor het plangebied

Bestaande groenelementen, zoals die aan de Burgemeester Brunestraat en de Akkerstraat, zijn positief bestemd middels de bestemming 'Groen'.

Lijst waardevolle bomen

De lijst waardevolle bomen geeft een inventarisatie weer van waardevolle en zeer waardevolle bomen in de gemeente Aalburg. Na de vaststelling van de 'lijst tuin- en erfbomen gemeente Aalburg' verkrijgen deze tuin- en erfbomen een verhoogde beschermde status. Het is verboden om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders de op de lijst voorkomende tuin- en erfbomen te vellen. Ruim 25 bomen in Genderen zijn opgenomen op de lijst met waardevolle bomen.

Relevantie voor het plangebied

Zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders is het op grond van de 'lijst tuin- en erfbomen gemeente Aalburg' verboden om de op de lijst opgenomen bomen te vellen.

Beleidsnota cultureel erfgoed Aalburg

Het gemeentebestuur van Aalburg streeft naar een beleid waarin sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Aalburg. Door het voeren van een actief beleid voor het cultuurhistorische erfgoed kan naast het wetenschappelijke belang het maatschappelijke belang van de aanwezige cultuurhistorische waarden worden onderkend. Het maatschappelijke belang wordt vooral gediend door het educatieve en voorlichtende aspect van actief beleid.

De centrale visie van deze nota luidt:

Cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Aalburg en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Aalburg. Ontmoetingen van heden en verleden vormen een uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst. 'Behoud door ontwikkeling' is hierbij het uitgangspunt.

De gemeente zal overgaan tot het beschermen van cultuurhistorisch waardevolle objecten. Zij zal meer aandacht hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en het karakter van de regio. Door voorlichtingsactiviteiten wordt meer bekendheid gegeven aan de historie van de omgeving. Hierdoor worden mensen zich bewust van de streekgebonden karakteristieken. Ook op het gebied van toerisme en recreatie kunnen de cultuurhistorische waarden een belangrijke rol spelen.

In de nota wordt aangegeven dat van het esdorp Genderen het oude stratenpatroon nog volledig in tact is. Door de ruilverkaveling is het oorspronkelijke omringende landschap ingrijpend veranderd. In de kern Genderen zijn drie Rijksmonumenten te vinden. Aan de Kerkstraat 29 bevindt zich een onderbouw van een toren. Meerhoek 22 betreft een T-boerderij met bakhuisje. Meerhoek 25-27 betreft een voormalige boerderij.

Relevantie voor het plangebied

Het gemeentelijk beleid is gericht op het behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen. De waardevolle cultuurhistorische elementen worden planologisch-juridisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen'. Dit bestemmingsplan geldt naast onderhavig bestemmingsplan.

Erfgoedverordening 2011 gemeente Aalburg

Op 14 oktober 2011 is de erfgoedverordening van de gemeente Aalburg in werking getreden. In de gemeentelijke erfgoedverordening staan voorschriften en regels met betrekking tot cultureel erfgoed, zowel voor monumenten, archeologie als het cultuurlandschap. Eveneens zijn de wettelijke taken van de gemeente met betrekking tot Rijksmonumenten nader uitgewerkt. De regels over het aanwijzen van gemeentelijke monumenten en archeologische verwachtingsgebieden, en weigeringsgronden voor het afgeven van een omgevingsvergunning zijn ook opgenomen in de erfgoedverordening.

Relevantie voor het plangebied

Nieuwe initiatieven worden getoetst aan de erfgoedverordening.

Bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen'

Voor de gemeente Aalburg is het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' opgesteld. Het bestemmingsplan geeft een regeling voor die onderwerpen die in aanmerking komen voor dubbelbestemming en / of gebiedsaanduiding zoals archeologie, cultuurhistorie, (gas)leidingen, molenbiotopen, veiligheidszones bij dijken en bebouwingsvrije zones bij watergangen. Al deze aspecten zijn, net als algemene beleidsaspecten in één bestemmingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied geregeld. Dit bestemmingsplan blijft naast voorliggend bestemmingsplan gelden.

Relevantie voor het plangebied

Voor het gehele plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. De kern van Genderen is in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' aangeduid als 'historische kern'. Ook is het plangebied volledig voorzien van de gebiedsaanduiidng 'veiligheidszone - explosieven'. De oostelijke rand van het plangebied is aangewezen als waterwingebied. De omliggende gronden, waaronder het bebouwde gebied van Genderen, is in relatie tot dit waterwingebied aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied. Voor de genoemde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gelden de regels uit dat bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Ontwikkelingen


Het bestemmingsplan heeft als doel om de huidige planologische rechten te verankeren in een actuele regeling. Ook is het bestemmingsplan bedoeld om in de gehele gemeente uniformiteit en rechtsgelijkheid in de bouw- en gebruiksmogelijkheden aan te brengen. Daarnaast is in het bestemmingsplan een aantal nieuwe ontwikkelingen opgenomen. De nieuwe ontwikkelingen zijn in deze paragraaf beschreven.

Een aantal bouw- en gebruikssituaties is niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingen en verleende vrijstellingen. In de Retrospectieve toets, die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen, is aangegeven in welke situaties een nieuwe bestemming is opgenomen, waarmee een strijdige situatie wordt gelegaliseerd, en er is aangegeven welke situaties zijn opgenomen in het handhavingsuitvoeringsplan.

In het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan zijn verzoeken van inwoners geïnventariseerd. De ingediende verzoeken zijn beoordeeld aan de hand van het vigerende beleid van de gemeente Aalburg, het waterschap en de provincie. Verschillende ontwikkelingen passen binnen de kaders van de geldende bestemmingsplannen of binnen de uitbreidingsmogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan.

Voor andere ontwikkelingen is het bestemmingsplan gewijzigd ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen. Deze nieuwe ontwikkelingen zijn in deze paragraaf beschreven. Er is tevens aangegeven hoe de ontwikkeling in het bestemmingsplan verwerkt is.

4.1 Nieuwe woningen

De mogelijkheden voor de nieuwbouw van woningen uit de nu geldende bestemmingsplannen zijn overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. Het gaat in totaal om 10 woningen met een directe bouwtitel. Daarnaast zijn nieuwe woningbouwmogelijkheden opgenomen op de volgende locaties:

  • 1. 8 aaneengebouwde woningen aan de Ruiterhof
  • 2. 1 vrijstaande woning aan de Oegemastraat naast 19
  • 3. 1 vrijstaande woning aan de Hoofdstraat, naast 77
  • 4. 12 gestapelde woningen aan de Hoofdstraat 39 (de bestaande woning wordt daarvoor gesloopt)
  • 5. 1 vrijstaande woning aan de Meerhoek
  • 6. 1 vrijstaande woning achter Kerkstraat 27

De ontwikkelingen vallen grotendeels binnen het in de Verordening ruimte Noord-Brabant aangewezen 'bestaand stedelijk gebied', met uitzondering van de ontwikkelingen aan de Ruiterhof en aan de Hoofdstraat naast huisnummer 77. Deze twee locaties zijn in de structuurvisie 'Land van Heusden en Altena' wel opgenomen als 'zoekgebied stedelijke ontwikkeling'. Omdat voor beide locaties een directe bouwtitel is opgenomen, is bij de provincie Noord-Brabant een verzoek ingediend om de grens van bestaand stedelijk gebied te wijzigen. Zoals ook in paragraaf 3.2 is aangegeven, bevat de Structuurvisie Genderen zuid (zie bijlage 5) een motivatie voor deze ontwikkelingen. Voor de kwaliteitsverbetering van het landschap is het gemeentelijk beleid van toepassing. De berekeningen daarvan zijn als bijlage 1 (Ruiterhof) en bijlage 2 (Hoofdstraat naast 77) opgenomen. Met beide initiatiefnemers is hiervoor ook een overeenkomst afgesloten die als voorwaardelijke verplichting voor de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap is opgenomen in de regels.

4.2 Overige ontwikkelingen

Hoofdstraat/Kelderstraat

Voor Kelderstraat 17 is een omgevingsvergunning verleend voor een afwijking van het bestemmingsplan waarmee het garagebedrijf is vergroot met circa 800 m². Het bouwvlak en bebouwingspercentage zijn hierop aangepast in voorliggend bestemmingsplan. Door de gerealiseerd uitbreiding is er in de huidige situatie onvoldoende buitenruimte voor het parkeren van auto's.

Voor de gronden aan de Hoofdstraat 36 is de bedrijvenbestemming omgezet naar de bestemming 'Gemengd', waarmee de ontsluiting van het bedrijfsperceel op de Hoofdstraat verdwijnt. In westelijke richting wordt een agrarisch perceel betrokken bij de bedrijfspercelen teneinde een situatie die niet meer kan worden gehandhaafd, te legaliseren (loods achter Hoofdstraat 42-44, zie ook Retrospectieve toets).

Het geheel van wijzigingen heeft geleid tot de volgende afspraken over de aanpassing van de ontsluiting en indeling van percelen van de gevestigde bedrijven:

  • De twee bedrijfswoningen op het voormalige bedrijfsperceel aan de Hoofdstraat worden gesloopt en er komt één bedrijfswoning voor terug.
  • Het bedrijf achter Kelderstraat 11 waar deze nieuwe bedrijfswoning bij hoort, zal worden ontsloten vanaf de Kelderstraat. Dit bedrijf heeft bovendien behoefte aan meer bedrijfsruimte (bebouwing en buitenruimte voor de toegang tot en het manoeuvreren op eigen terrein).
  • Met de nieuwe ontsluiting op de Kelderstraat wordt de huidige ontsluiting op de Hoofdstraat verwijderd. Hierdoor wordt een langdurig overlastgevend situatie op de Hoofdstraat opgelost.
  • Om te kunnen voorzien in de gewenste uitbreidingsruimte wordt het bouwvlak voor Kelderstraat 13 verkleind.

Om deze herindeling en uitbreiding van de bestaande bedrijfspercelen mogelijk te maken, wordt de bestaande watergang aan de rand van het huidige bedrijventerrein verlegd en voorzien van natuurvriendelijke oevers. De ruimte voor uitbreiding van de bestaande bedrijfspercelen en de noodzakelijke landschappelijke inpassing, is daarnaast gevonden op de agrarische percelen, grotendeels gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en voor een klein gedeelte binnen het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling (Verordening ruimte Noord-Brabant) ten westen van de bestaande bedrijfspercelen. Met de betrokken bedrijven zijn overeenkomsten voor de kwaliteitsverbetering van het landschap afgesloten. De berekening van de kwaliteitsbijdrage is als bijlage 3 opgenomen.

Per saldo wordt de bedrijfsbestemming vergroot met ruim 2.000 m². De bouwmogelijkheden worden verruimd met zo'n 1.000 m² (inclusief de reeds gerealiseerde uitbreiding van het garagebedrijf). Buiten het bestaand stedelijk gebied wordt feitelijk alleen een bedrijfswoning toegestaan ter vervanging van twee bestaande bedrijfswoningen, namelijk Hoofdstraat 38/40.

De uitbreiding binnen het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling is aanvaardbaar omdat de ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied en bij de herindeling en inpassing hiervan nadrukkelijk rekening is gehouden met de directe omgeving. Bovendien wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, daar waar deze in de huidige situatie ontbreekt.

Ook voor deze locatie is bij de provincie Noord-Brabant een verzoek ingediend om de grens van bestaand stedelijk gebied te wijzigen.

Kleibergsestraat 4

Op het perceel op de hoek Kleibergsestraat/Genderensedijk is het bedrijf Oerlemans Plastics gevestigd. Door het bedrijf is verzocht het gebruik van het bedrijfsperceel te mogen intensiveren en beperkt uit te breiden voor opslag. Hiervoor zal het zuidwestelijke deel (ter hoogte van de huidige bedrijfswoning) worden gebruikt. De bouwmogelijkheden ter plaatse zijn hiertoe verruimd.

Bij intensivering van de bebouwing in de zuidwesthoek van het bedrijfsperceel, verdwijnt er noodzakelijke opslagruimte. Daarnaast kent het bedrijf al enige tijd een tekort aan opslagruimte. Om deze reden zal een aangrenzend perceel aan de Genderensedijk waarop een boomgaard is gesitueerd, worden toegevoegd aan het bedrijfsperceel. In onderhavig bestemmingsplan zijn deze gronden voorzien van een bedrijvenbestemming. Deze gronden mogen uitsluitend worden gebruikt voor activiteiten in de milieucategorieën 1 en 2 (zonder bouwmogelijkheden) en aan de zijde van de Genderensedijk worden voorzien van een groene afscherming.

Deze uitbreiding vindt plaats in het gemengd gebied (Verordening ruimte Noord-Brabant), waarbinnen een bestemmingsplan onder voorwaarden kan voorzien in een uitbreiding of wijziging van een bestaande niet-agrarische functie. Voor een uitgebreide beschrijving en motivatie van deze ontwikkeling wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing in bijlage 4. In de ruimtelijke onderbouwing wordt ook uitgebreid ingegaan op de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van het landschap in de vorm van een goede landschappelijke inpassing.

4.3 Uitbreiding Genderen

In paragraaf 3.2 is reeds toegelicht dat in de structuurvisie 'Land van Heusden en Altena' in afwijking van de provinciale verordening het zoekgebied voor stedelijke ontwikkelingen ten zuiden van de kern Genderen is aangewezen. Deze keuze wordt bepaald door de historische groei van het dorp in zuidelijke richting en de belemmering van bedrijven en infrastructuur aan de noordzijde van de kern. Landschappelijk is het zoekgebied ten zuiden van Genderen ook beter inpasbaar vanwege de beperkte zichtrelatie en de belemmering van de dijk aan de zuidzijde.

Omdat de structuurvisie vooral beleid op hoofdlijnen bevat, is de Structuurvisie Genderen zuid opgesteld. De structuurvisie bevat een uitgebreide analyse over de mogelijkheden om de ‘rode’, ‘groene’ en 'blauwe' doelstellingen met elkaar te verenigen in een ruimtelijke visie voor de komende 10 jaar. In de structuurvisie worden vijf gebieden aangewezen voor de uitbreiding van Genderen. Twee gebieden zijn voorzien van een directe bouwtitel (één vrijstaande woning aan de Hoofdstraat naast 77 en acht sociale huurwoningen aan de Ruiterhof). In de structuurvisie is gemotiveerd waarom de drie andere gebieden op termijn geschikt zijn voor de uitbreiding van Genderen binnen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte. Voor deze gebieden is in het voorliggende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Eerder in deze toelichting is reeds vermeld dat voor de woningbouwlocaties aan de Ruiterhof en de Hoofdstraat een verzoek bij de provincie Noord-Brabant is ingediend voor wijziging van de grenzen van het bestaand stedelijk gebied. Dit geldt ook voor een beperkte aanpassing van deze grens voor het wijzigingsgebied ten oosten van Genderen.

Voor de wijzigingsbevoegdheid aan de zuidzijde van Genderen is in overeenstemming met de Verordening ruimte Noord-Brabant de voorwaarde opgenomen dat gelijktijdig met de ruimtelijke procedure de procedure voor herbegrenzing voor het bestaand stedelijk gebied moet worden doorlopen. Het verzoek daarvoor dient te worden onderbouwd aan de hand van de zogeheten lagenbenadering. De lagenbenadering is een werkwijze om ruimtelijke keuzen te onderbouwen en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, en gaat uit van drie lagen. De onderste laag wordt gevormd door de bodemtypologie, de geomorfologie en het watersysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (landschaps)waarden. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur. De derde en bovenste laag bestaat uit het ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie. Dit wordt ook wel de occupatie genoemd. In de Structuurvisie Genderen zuid wordt op hoofdlijnen ingegaan op deze lagenbenadering.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten


De laatste jaren is in toenemende mate het besef gegroeid dat ruimtelijke ordening en milieu twee beleidsvelden zijn die met elkaar te maken hebben, rekening met elkaar moeten houden en elkaar kunnen versterken. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt, is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor bestemmingsplannen dat toetsing plaats dient te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem en luchtkwaliteit.

Voor de initiatieven die meegenomen zijn, zijn de gebiedsaspecten onderzocht, voor zover relevant. Onderstaand zijn de uitgevoerde onderzoeken kort beschreven.

5.1 Bodem

Algemeen

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie.

Onderzoek

Directe ontwikkelingsmogelijkheden
In 2017 is door Verhoeven Milieutechniek voor vijf locaties in het plangebied een verkennend bodem- en/of asbestonderzoek (bijlage 9) uitgevoerd. Het doel van de bodemonderzoeken is een indicatie te verkrijgen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en vast te stellen of de percelen geschikt zijn voor de beoogde ontwikkeling. De volgende locaties zijn onderzocht:

  • 1. Hoofdstraat 36
  • 2. Hoofdstraat 39
  • 3. Hoofdstraat ong. (naast 77)
  • 4. Meerhoek 20a
  • 5. Oegemastraat 19a

De bodemkwaliteit van de locaties aan de Hoofstraat 36 en ong. (naast 77) en de Oegemastraat vormen geen belemmering voor de uiteindelijke bestemmingswijziging. Op de locaties Hoofdstraat 39 en Meerhoek 20a dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de aard en omvang van de aangetroffen verontreinigingen.

Voor de locaties Kerkstraat 27 en de Ruiterhof zijn separaat onderzoeken uitgevoerd. De rapportages hiervan zijn opgenomen als bijlagen 7 en 8. In beide gevallen bestaan er geen bezwaren tegen het toekomstige gebruik.

Potentiële ontwikkelingsmogelijkheden (wijzigingsbevoegdheden)

In september 2018 is door Verhoeven Milieutechniek voor de drie wijzigingsgebieden binnen het plangebied een Historisch bodemonderzoek 3 locaties uitgevoerd (zie bijlage 9). Het doel van het onderzoek is het achterhalen van (potentieel) bodembedreigende activiteiten die in het verleden op de diverse locaties hebben plaatsgevonden. Op basis van de verkregen gegevens uit het historische onderzoek is voor de locaties bepaald in welke mate een (water)bodem- en asbestonderzoek noodzakelijk is.

Op basis van het (voormalige) gebruik en de bevindingen tijdens de locatie-inspectie kan het wijzigingsgebied aan de Doeverensestraat met betrekking tot de algemene kwaliteit worden aangemerkt als een onverdachte locatie. Op de locatie is een puindam aanwezig die wordt aangemerkt als een verdachte deellocatie.

Het wijzigingsgebied aan de Kerkstraat kan met betrekking tot de algemene kwaliteit worden aangemerkt als een onverdachte locatie. Daarnaast zijn 2 verdachte deellocaties aanwezig (voormalige bebouwing en paarden met uitloopbaantje) die zijn aangemerkt als verdachte locaties. Op de locatie is een puindam aanwezig die wordt aangemerkt als een verdachte deellocatie.

Het wijzigingsgebied aan de Hoofdstraat 6 wordt aangemerkt als verdachte locatie. Er zijn een boven- en ondergrondse opslagtank aanwezig geweest.

Op alle verdachte (deel)locaties is in het kader van het wijzigingsplan een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
Alle drie de locaties zijn (deels) in gebruik (geweest) als boomgaard, waardoor het onderzoek naar de algemene bodemkwaliteit moet worden aangevuld met onderzoek van de teeltlaag (0-0,3 m-mv) op bestrijdingsmiddelen.

Ter plaatse van de locatie aan de Kerkstraat is een waterbodemonderzoek noodzakelijk en wordt aanbevolen om na de sloop van de bebouwing een bodemonderzoek en – indien nodig – onderzoek naar asbest in grond uit te voeren.

Conclusie

Het bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Er bestaat geen noodzaak om een bodemonderzoek uit te voeren.

In het kader van eventuele ontwikkelingen en/of functieveranderingen in het plangebied - die in het bestemmingsplan zijn meegenomen - is de bodemkwaliteit voldoende in beeld te worden gebracht. Op de twee genoemde locaties (met directe bouwtitel) dient aanvullend onderzoek plaats te vinden.

Voor de drie gebieden met wijzigingsbevoegdheid is aanvullend onderzoek noodzakelijk alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan. Dit heeft geen invloed op de uitvoerbaarheid van de beoogde plannen.

5.2 Water

Algemeen

Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen.

Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verder gaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.

Regelgeving

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Rivierenland dat zowel het waterkwantiteits- als het waterkwaliteitsbeheer verzorgt. Sinds november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het planvoornemen.

De watertoets is erop gericht dat ruimtelijke ontwikkelingen in elk geval niet leiden tot nadelige effecten op het watersysteem. In een waterparagraaf wordt een beschrijving van het huidige watersysteem gegeven en de vertaling van het beleid naar het bestemmingsplan in relatie tot de ruimtelijke ontwikkelingen. Het doel van de watertoets is dat wateraspecten vroegtijdig in de planontwikkeling worden meegenomen. Het gaat hierbij om de thema's: veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit, afvalwaterketen en onderhoud. Het gaat dus niet om een toets achteraf, maar om vroegtijdige en actieve inbreng van het waterschap bij de planvorming. Hiervoor is in een zo vroeg mogelijk stadium overleg nodig met het waterschap.

Compensatie

Zoals in paragraaf 3.3 al aangegeven, dienen nieuwe ontwikkelingen die leiden tot extra verharding te worden gecompenseerd. In overleg met het waterschap is bepaald dat, om er zeker van te zijn dat er voor alle nieuwe ontwikkelingen voldoende water wordt gecompenseerd, dit contractueel wordt geregeld in de anterieure exploitatieovereenkomsten met de eigenaren. In deze overeenkomsten is voor watercompensatie een verrekenprijs gehanteerd per vierkante meter uitgeefbare grond. Deze verrekenprijs is een verrekenprijs die voortkomt uit het waterplan.

Deze compensatiebijdrage is bedoeld om er zeker van te zijn dat de initiatiefnemers de watercompensatie ook daadwerkelijk realiseren. Mochten zij dit niet doen, zal de gemeente dit doen op kosten van de initiatiefnemers (via de bijdrage in de watercompensatie).

Voor de initiatiefnemer is het echter vaak goedkoper om de watercompensatie zelf op eigen grond te realiseren. Indien initiatiefnemers zelf in voldoende watercompensatie voorzien, dan kunnen zij de reeds voldane bijdrage hiervoor terugkrijgen. Met het waterschap is afgesproken dat initiatiefnemers hierin voorzien hebben als ze voor hun ontwikkeling een watervergunning hebben gekregen of een melding hebben gedaan die is geaccordeerd.

Binnen en (indien nodig) in de directe omgeving van de drie gebieden met wijzigingsbevoegdheid zijn voldoende mogelijkheden om te zijner tijd te voorzien in de benodigde watercompensatie.

Initiatiefnemers kunnen via de www.digitalewatertoets.nl achterhalen of er moet worden gecompenseerd. Indien er moet worden gecompenseerd, moet er een vergunning aangevraagd worden. Indien er geen watercompensatie nodig is, kan worden volstaan met een melding.

Oppervlaktewater

In paragraaf 2.2.4 is het aanwezige oppervlaktewater in het plangebied beschreven. De A-watergangen in het plangebied zijn bestemd als ‘Water’.

Waterkeringen

Het plangebied bevindt zich aan de Bergsche Maas met primaire waterkering. Een primaire waterkering heeft een kernzone, een beschermingszone en een buitenbeschermingszone. Het is verboden om, zonder goedkeuring van het bestuursorgaan, werkzaamheden te verrichten in, op, onder en boven de kern- en beschermingszones van waterstaatswerken. Ter bescherming van de waterkering is in het bestemmingsplan ‘Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen’ een dubbelbestemming opgenomen.

Langs de zuidgrens van het plangebied is een strook met een breedte van circa 50 meter voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Ter plaatse zijn geen ontwikkelingen voorzien.

Rioleringsstelsel

In zijn algemeenheid is voor de waterhuishouding in nieuwbouwprojecten de realisatie van een duurzaam gescheiden systeem uitgangspunt. Dit betekent dat schoon hemelwater (HWA), wat valt op daken en terreinverhardingen, zoveel mogelijk in het gebied wordt opgevangen, geïnfiltreerd en afgevoerd naar watergangen. Alleen het vervuilde afvalwater wordt via het vacuümriool afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Het huishoudelijk afvalwater van de binnen het plangebied gesitueerde (nieuwe) woningen is en zal worden aangesloten op het bestaande vacuümriool (DWA).

Conclusie

Om er zeker van te zijn dat de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen geen nadelige effecten hebben, worden alle beoogde ontwikkelingen in een vroeg stadium met het waterschap besproken en wordt in de anterieure exploitatieovereenkomsten de watercompensatie geborgd op de voornoemde wijze. De watercompensatie is hiermee per ontwikkeling verzekerd. Het waterschapsbelang is op deze wijze gewaarborgd.

Het waterschap heeft in het kader van het vooroverleg gereageerd op het bestemmingsplan. De opmerkingen en reactie hierop zijn opgenomen in het Inspraakverslag.

Voor de drie potentiële woningbouwlocaties wordt ten tijde van het opstellen van de wijzigingsplannen de watertoets doorlopen. Binnen de betreffende gebieden zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om te kunnen voorzien in de benodigde compensatie.

5.3 Geluid (wegverkeerslawaai)

Algemeen

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepaalt. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

Regelgeving

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang.

Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen geen geluidszones van het spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied, waardoor deze niet nader beschouwd worden. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hierna nader ingegaan.

Onderzoek

Directe ontwikkelingsmogelijkheden
Voor het wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijke kader. In deze wet is onder andere vastgelegd welke geluidniveaus op de gevel van nieuwe woningen, ten gevolge van wegverkeer, maximaal toelaatbaar zijn. In beginsel geldt dat de geluidsbelasting op nieuwe woningen niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB).

In het kader van nieuwbouw in de kern van Genderen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Krachtens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het noodzakelijk om onderzoek in te stellen naar de geluidbelasting als gevolg van wegverkeer op zogenoemde gezoneerde wegen. Enkele van de in het akoestisch onderzoek (bijlage 10) beschouwde nieuwbouwlocaties komen in de geluidzones van gezoneerde wegen te liggen. Het doel van het akoestisch onderzoek is bepalen of de verwachte geluidbelasting voor nieuw te bouwen woningen acceptabel is. De toetsing vindt plaats aan de hand van de in de Wet geluidhinder opgenomen grenswaarden.

In het akoestisch onderzoek zijn vijf locaties voor de nieuwbouw van woningen beschouwd. Het betreft de volgende onderzoekslocaties:

  • Hoofdstraat 36-40a
  • Hoofdstraat 39
  • Hoofdstraat ong. (naast 77)
  • Meerhoek 20a
  • Oegemastraat 19a

De locaties aan de Ruiterhof en Kerkstraat 27 zijn opgenomen in een addendum, dat als bijlage 11 is opgenomen.

Hoofdstraat 36-40a

Ter plaatse van het perceel waar één bedrijfswoning de bedrijfswoningen Hoofdstraat 38 en 40 gaat vervangen, treedt van geen enkele weg een geluidbelasting op, die groter is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De gecumuleerde geluidbelasting vanwege alle relevante wegen bedraagt ten hoogste 51 dB.

Hoofdstraat 39

Vanwege de Hoofdstraat, zijnde een niet gezoneerde weg, treedt ter plaatse van de geprojecteerde woning op van ten hoogste 51 dB. De geluidbelasting vanwege alle andere relevante wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet. De gecumuleerde geluidbelasting, exclusief toepassing aftrek conform artikel 110g Wgh, bedraagt op het te ontwikkelen perceel ten hoogste 56 dB.

Hoofdstraat ong. (naast 77)

Vanwege de Hoofdstraat, zijnde een niet gezoneerde weg, treedt ter plaatse van het te ontwikkelen perceel een geluidbelasting op van ten hoogste 52 dB. De geluidbelasting vanwege alle andere relevante wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet. De gecumuleerde geluidbelasting, exclusief toepassing aftrek conform artikel 110g Wgh, bedraagt op het te ontwikkelen perceel ten hoogste 57 dB.

Meerhoek 20a

Ter plaatse van het perceel waar één woning mogelijk wordt gemaakt, treedt van geen enkele weg een geluidbelasting op, die groter is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De gecumuleerde geluidbelasting vanwege alle relevante wegen bedraagt ten hoogste 51 dB.

Oegemastraat 19a

Vanwege de Oegemastraat, zijnde een niet gezoneerde weg, treedt ter plaatse van de geprojecteerde woning op van ten hoogste 50 dB. De geluidbelasting vanwege alle andere relevante wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet.

Ruiterhof

Voor alle wegen rondom deze locatie geldt een 30 km/h regime. De geluidbelasting op de nieuwe woningen vanwege alle andere relevante wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet.

Kerkstraat 27

Voor alle wegen rondom deze locatie geldt een 30 km/h regime. De geluidbelasting op de nieuwe woningen vanwege alle andere relevante wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet. De gecumuleerde geluidbelasting, exclusief toepassing aftrek conform artikel 110g Wgh, bedraagt ten hoogste 53 dB.

Maatregelen

Het binnenniveau van de nieuw te bouwen woningen moet voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. Bij het treffen van bouwkundige voorzieningen wordt geadviseerd rekening te worden gehouden met de gecumuleerde geluidsbelastingen (exclusief aftrek) van alle bij de onderzoekslocatie betrokken wegen. Dit zijn de geluidbelastingen inclusief de geluidsbijdrage van de 30-kilometerwegen.

Potentiële ontwikkelingsmogelijkheden (wijzigingsbevoegdheden)

In paragraaf 3.5 van de Structuurvisie Genderen zuid is voor het aspect geluid een eerste scan gemaakt van potentiële belemmeringen voor ontwikkelingslocaties voor woningbouw. Daaruit blijkt dat ter hoogte van de drie wijzigingsgebieden geen belemmeringen aanwezig zijn.

Conclusie

Gezien de aard van de omgeving is bij de berekende gecumuleerde geluidbelastingen in alle situaties sprake van een goede ruimtelijke ordening. De Wet geluidhinder staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

Voor de drie gebieden met wijzigingsbevoegdheid is aangetoond dat de beoogde plannen uitvoerbaar zijn.

5.4 Lucht

Algemeen

Door de uitstoot van gassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Regelgeving

Het wettelijk kader voor luchtkwaliteit is beschreven in titel 5.2 van de Wet milieubeheer en de algemene maatregelen van bestuur inzake de luchtkwaliteitseisen. In de Wet milieubeheer is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Voor kantoren geldt dat kantoren met een brutovloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 bij 1 ontsluitingsweg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen niet in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Onderzoek

Er worden middels onderhavig plan geen grote nieuwbouwlocaties (direct dan wel indirect via wijziging) mogelijk gemaakt, waarvoor beperkingen gelden vanuit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Derhalve bestaat er geen noodzaak om luchtkwaliteitonderzoek uit te voeren omdat het bestemmingsplan onder de regeling NIBM valt.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor beperkingen gelden vanuit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan en toekomstige wijzigingsplannen.

5.5 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Regelgeving

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. In onderstaande alinea's worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft voor een bepaalde plaats de kans om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar-contour (die als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten aanwezig zijn of geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald voor het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

Verantwoordingsplicht

In het Bevi, het Bevb en het Bevt is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Bij deze verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de veiligheidsregio. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten zoals risicoreducerende maatregelen, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid van het incident.

Onderzoek

In het kader van de nieuwe bestemmingsplannen dient een inventarisatie van mogelijke risicobronnen (zowel bedrijven als transport van gevaarlijke stoffen) plaats te vinden en dient te worden bepaald wat de gevolgen/consequenties van de aanwezigheid van mogelijke risicobronnen zijn.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • a. bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • b. vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  • c. vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.

Bnnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig.

Risicovolle activiteiten

Uit de Risicokaart van de provincie Noord-Brabant blijkt dat er geen 10-6 risicocontour ligt binnen het plangebied.

Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan en toekomstige wijzigingsplannen.

5.6 Flora en Fauna

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de bebouwde kom vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en parken. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in bebouwd gebied wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

Wet natuurbescherming

Per 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

De nieuwe Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht. Er wordt beter aangesloten op de Europese regelgeving en er wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen soorten die Europees beschermd zijn en Nationaal beschermde soorten. Met de Wet natuurbescherming komt de bevoegdheid voor het verlenen van ontheffingen en vrijstellingen bij ruimtelijke ingrepen in principe bij de provincies te liggen.

De Wet natuurbescherming is gericht op zowel de soortenbescherming als de gebiedsbescherming.

Onderzoek

Het plangebied is op ruime afstand gelegen van beschermde gebieden. De dichtstbijzijnde gebieden behorend tot Natura 2000-gebied (Loevestein, Pompveld en Komsche Boezem) liggen ongeveer 3 kilometer van het plangebied. In het kader van voorliggend bestemmingsplan hoeft hier geen rekening mee te worden gehouden.

Aangrenzend aan het plangebied behoren de uiterwaarden van de Bergsche Maas tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen ecologische hoofdstructuur). Ontwikkelingen binnen het plangebied zijn niet van invloed op het functioneren van het natuurnetwerk.

Directe ontwikkelingsmogelijkheden
In het kader van de herziening van het bestemmingsplan voor de kern Genderen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd (bijlage 12). Uit de flora- en faunaonderzoeken in 2011 en 2015 is gebleken dat in het plangebied soorten aanwezig of te verwachten zijn, die in de Wet natuurbescherming zijn aangemerkt als beschermde soort en door toekomstige ruimtelijke ingrepen mogelijk schade ondervinden. Daarom is in 2016 aanvullend onderzoek (zie bijlage 13) uitgevoerd naar deze beschermde soorten. Onderstaand worden per soortgroep de conclusies beschreven.

Vleermuizen

Alle soorten vleermuizen zijn streng beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat onder andere verblijfplaatsen van deze soorten niet zomaar mogen worden aangetast. In Genderen zijn vaste rust- en verblijfplaatsen te verwachten van zowel gebouwbewonende soorten als gewone dwergvleermuis. Het aanvullend onderzoek heeft uitgewezen dat op de locatie Hoofdstraat 39 één paarverblijf van de gewone dwergvleermuis aanwezig is. Voor het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling moeten mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd. Op de overige ontwikkelingslocaties zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen en zijn geen vervolgacties nodig.

Broedvogels met jaarrond beschermde nesten: huismus en gierzwaluw

Tijdens het aanvullende onderzoek zijn geen verblijfplaatsen van gierzwaluw en huismus aangetroffen. Vanuit de Wet natuurbescherming zijn op deze locaties geen aanvullende maatregelen nodig.

Broedvogels met jaarrond beschermde nesten: steenuil en kerkuil

Op enkele locaties is potentieel geschikt habitat aanwezig voor steen- en kerkuilen. Bij Meerhoek 20a is in 2016 de aanwezigheid van een roestplek / broedlocatie van een kerkuil vastgesteld door aangetroffen nestmateriaal en braakballen. Op de overige geschikte locaties is aanvullend onderzoek uitgevoerd om het voorkomen van de uilen met zekerheid vast te stellen, danwel uit te sluiten. Hierbij zijn geen aanvullende nestlocaties van uilen aangetroffen. Een inspectie door een deskundige in 2018 heeft uitgewezen dat geen sprake (meer) is van een broedlocatie van een kerkuil.
Voor nesten met een jaarrond beschermde status is het in principe niet mogelijk om een ontheffing te krijgen als het gaat om ruimtelijke ontwikkeling. Wel moet schade aan deze soort worden voorkomen door te werken buiten het broedseizoen.

Niet jaarrond beschermde broedvogels

Met nesten van algemene broedvogels (niet jaarrond beschermd) kan eenvoudig rekening worden gehouden door de voorgenomen werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen of in elk geval te starten buiten het broedseizoen.

In het geval het niet mogelijk is om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, dan is een controle door een ecoloog nodig om te bepalen of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn.

Steenmarter

De steenmarter is niet waargenomen tijdens het aanvullend onderzoek. Vervolgacties in het kader van de Wet natuurbescherming zijn dan ook niet nodig.

Potentiële ontwikkelingsmogelijkheden (wijzigingsbevoegdheden)

In september 2018 is een Quickscan flora en fauna wijzigingsgebieden uitgevoerd voor de drie wijzigingsgebieden binnen het plangebied (zie bijlage 14). Uit de quickscan is gebleken dat binnen de wijzigingsgebieden geen verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn. Ook hebben de gebieden door hun open landschappelijke karakter geen functie als vliegroute of foerageergebied.
Verder bevinden zich in de betreffende gebieden geen soorten, die in de Wet natuurbescherming zijn aangemerkt als beschermde soort. Ook leidt een eventuele ontwikkeling niet tot een verstoring die van wezenlijk belang is op de instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Dit wordt versterkt door de aanwezigheid van andere geschikte bomen en gebouwen die deze functie (tijdelijk) kunnen overnemen.

De bescherming van broedvogels is gericht op de aan- of afwezigheid van broedgevallen. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Omdat deze soorten het nest eenmalig gebruiken, zijn deze nesten alleen beschermd tijdens het gebruik ervan. Dit betekent dat wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de broedperiode (half augustus tot half maart) er geen ontheffing nodig is. In het broedseizoen dient een controle plaats te vinden door een ecoloog.

Conclusie

Op twee ontwikkelingslocaties komen beschermde soorten voor. Het betreft de gewone dwergvleermuis op de locatie Hoofdstraat 39 en de kerkuil aan de Meerhoek 20a. Omdat uit een recente inspectie is gebleken dat geen sprake meer is van een broedlocatie aan de Meerhoek 20a, zijn naar verwachting alleen op de locatie Hoofdstraat 39 mitigerende en compenserende maatregelen noodzakelijk.

Voor de overige ontwikkelingslocaties geldt dat gedurende de werkzaamheden rekening moet worden gehouden met algemeen voorkomende broedvogels (niet jaarrond beschermde nesten). De ingrepen zijn niet verstorend, mits buiten het broedseizoen wordt gewerkt (maart – augustus). Nader onderzoek en een besluit vanuit het RVO zijn niet nodig.

Voor de drie gebieden met wijzigingsbevoegdheid is aangetoond dat de beoogde plannen uitvoerbaar zijn.

5.7 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Regelgeving

Met ingang van juli 2016 is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet.

De gemeente Aalburg heeft het archeologiebeleid vastgelegd in een Nota Archeologie met bijbehorende kaart en Erfgoedverordening. Uitgangspunt van het beleid is het behoud van waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Nota Archeologie is beschreven hoe zal worden omgaan met (mogelijke) waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen. De beleidskaart archeologie maakt onderdeel uit van de Nota Archeologie en geeft een vlakdekkend overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. Deze kaart maakt inzichtelijk wanneer verplichting tot onderzoek kan ontstaan bij ruimtelijke ingrepen. In het beleid wordt beschreven wanneer nader onderzoek naar waarden is benodigd en wie hier verantwoordelijk voor is.

Archeologie in Erfgoedverordening

De gemeente is het bevoegd gezag voor beschermen van archeologische waarden. De bescherming kan worden neergelegd in een bestemmingsplan en in een (erfgoed)verordening. De gemeente gaat het uitgangspunt hanteren dat voor zover het archeologisch beleid niet is verankerd in een bestemmingsplan, de vereiste bescherming wordt geregeld in de Erfgoedverordening. De Erfgoedverordening treedt terug indien een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld dat volgens de Nota Archeologie voorziet in de vereiste bescherming.

 

Onderzoek

Archeologische beleidskaart

Voor het plangebied gelden op basis van de archeologische beleidskaart verschillende verwachtingswaarden, variërend van een hoge tot een lage verwachtingswaarde (zie figuur 4.5). De kern van Genderen is aangeduid als 'historische kern'. De historische bewoningskernen kunnen vanwege hun (verwachte) rijkdom aan archeologische resten elk afzonderlijk beschouwd worden als één grote archeologische vindplaats. In deze zones dienen bij voorkeur geen werkzaamheden te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting van de (verwachte) archeologische resten leiden. Het beleid is dus gericht op behoud van de bestaande situatie: behoud in situ. Indien verstoring niet vermeden kan worden, dient een archeologisch onderzoek plaats te vinden.

In zones met een hoge archeologische verwachting wordt een hoge dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht. In deze gebieden dienen bij voorkeur geen werkzaamheden te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting van de (verwachte) archeologische resten leiden. Het beleid is dus gericht op behoud van de bestaande situatie: behoud in situ. Dit kan bijvoorbeeld door te streven naar extensieve vormen van grondgebruik. Indien verstoring niet vermeden kan worden, dient een archeologisch onderzoek plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0738.BP4000-GV02_0010.png"

Figuur 5.1 Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Aalburg

Een lage verwachting geldt voor de gebieden waar uitsluitend komafzettingen voorkomen. Hierin worden in principe geen locatiegebonden archeologische resten verwacht. Losse archeologische resten kunnen niet worden uitgesloten, maar aangezien hierop geen beleid is te maken, gelden voor deze zones vanuit archeologisch oogpunt geen restricties ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen.

Binnen het plangebied bevinden zich de volgende monumenten:

  • Woning Meerhoek 25-27
  • Woning Meerhoek 22-22a
  • Kerk Hervormde Gemeente Genderen (Kerkstraat 29)

Directe ontwikkelingsmogelijkheden

In figuur 5.1 zijn de volgende ontwikkelingslocaties aangegeven:

  • 1. Oegemastraat 19a
  • 2. Hoofdstraat ong. (naast 77)
  • 3. Hoofdstraat 39
  • 4. Meerhoek 20a
  • 5. Hoofdstraat/Kelderstraat
  • 6. Kleibergsestraat 4

De nieuwbouwlocatie aan de Ruiterhof is onderdeel van een gebied dat is aangeduid als afgerond AMZ terrein. Omdat de grens van het AMZ terrein niet overeenkomt met het onderzoek dat destijds is verricht, is advies gevraagd aan de regioarcheoloog. Het advies van de Regio West-Brabant is als bijlage opgenomen. Het advies (zie bijlage 16) is om af te zien van de archeologische zorgplicht binnen het plangebied Ruiterhof en geen archeologisch onderzoek uit te laten voeren.

Voor de locatie Kerkstraat 27 is separaat een onderzoek uitgevoerd.

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek

Voor de hiervoor opgesomde locaties is een archeologisch onderzoek (bestaande uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek) uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek is opgenomen als bijlage 15. Bijlage 17 bevat het archeologisch onderzoek voor Kerkstraat 27. Hierna wordt per locatie ingegaan op de conclusies van het onderzoek.

1. Oegemastraat 19a

Dit perceel ligt op de beleidskaart van de gemeente Aalburg in een zone aangemerkt als historische kern. Hier kunnen op basis van de beleidskaart archeologische waarden worden aangetroffen vanaf het maaiveld.

Tijdens het veldonderzoek is vastgesteld dat er op deze locatie geen sprake is van een intact archeologisch relevant niveau en er geen relevante archeologische indicatoren zijn aangetroffen.

2. Hoofdstraat ong. (naast 77)

Dit perceel ligt op de beleidskaart van de gemeente Aalburg in een zone aangemerkt als gebied met een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden. Hier kunnen op basis van de beleidskaart archeologische waarden worden aangetroffen vanaf 30 cm -mv.

Tijdens het veldonderzoek zijn geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen, waardoor de hoge verwachting op het aantreffen van intacte archeologische waarden kan worden bijgesteld naar een lage verwachting.

3. Hoofdstraat 39

Dit perceel ligt op de beleidskaart van de gemeente Aalburg in een zone aangemerkt als historische kern. Hier kunnen op basis van de beleidskaart archeologische waarden worden aangetroffen vanaf het maaiveld.

Omdat het veldonderzoek heeft uitgewezen dat op dit perceel sprake is van een geroerde top van het archeologisch relevante niveau, een cultuurlaag in de top van een oeverwal van de Dussen-stroomgordel. Deze roering heeft waarschijnlijk plaatsgevonden in de context van de bouw op sloop van historische bebouwing. Op basis van de indicatoren aangetroffen in het plangebied is het plangebied waarschijnlijk bewoond gedurende de 16e tot 18e eeuw, waarna een aantal verschillende bewoningsfases plaats kunnen hebben gevonden.

De hoge verwachting kan daarom worden bijgesteld naar een daadwerkelijke archeologische vindplaats. Voorafgaand aan eventuele ingrepen in de ondergrond in dit deel van het plangebied dient een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de archeologische waarden en de behoudenswaardigheid hiervan.

4. Meerhoek 20a

Dit perceel ligt op de beleidskaart van de gemeente Aalburg in zowel de zone aangemerkt als historische kern (noordwestzijde van het perceel), als het gebied met een hoge archeologische verwachting. Hier kunnen op basis van de beleidskaart archeologische waarden worden aangetroffen vanaf het maaiveld.

Op het perceel is sprake van een intact archeologisch relevant niveau, een cultuurlaag in de top van een oeverwal van de Dussen-stroomgordel. In deze cultuurlaag is bovendien op een diepte van 105 cm-mv een archeologische indicator aangetroffen, waardoor het plangebied te bestempelen is als een vindplaats. De oeverwal ligt op een pakket verlandingsafzettingen en geulvulling van de Dussenstroomgordel.

Omdat in het plangebied sprake is van een archeologische vindplaats, wordt een vervolgonderzoek geadviseerd.

5. Hoofdstraat/Kelderstraat

Dit deel van het plangebied ligt op de beleidskaart van de gemeente Aalburg in een zowel de zone aangemerkt als een hoge archeologische verwachting (zuid(west)zijde van het plangebied), als een gebied met een lage archeologische verwachting (noordzijde). Hier kunnen op basis van de beleidskaart archeologische waarden worden aangetroffen vanaf 30 cm-mv. Een klein deel grenzend aan de Kelderstraat is gekarteerd als historische kern.

In het zuiden van deze locatie zijn fragmenten aardewerk aangetroffen die dateren uit de Late Middeleeuwen tot en met de Vroege Nieuwe tijd. De hoge verwachting, danwel de hoge archeologische waarde van de locatie kan daarom voor het zuidelijk deel worden bijgesteld naar een daadwerkelijke archeologische vindplaats. Voorafgaand aan eventuele ingrepen in de ondergrond ter plaatse dient een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de archeologische waarden en de behoudenswaardigheid hiervan.

In het noordelijk deel van de locatie kan de dubbelbestemming op het gebied van archeologie achterwege blijven.

6. Kleibergsestraat 4

Dit perceel ligt op de beleidskaart van de gemeente Aalburg zowel in een zone aangemerkt als gebied met een hoge archeologische verwachting als in een gebied met een lage archeologische verwachting. In de zone met de hoge verwachting kunnen op basis van de beleidskaart archeologische waarden worden aangetroffen vanaf een diepte van 0,5 tot 1,5 m -mv.

Op basis van het aantreffen van archeologische waarden aan de noordoostzijde van het perceel (voormalige boomgaard), kan de hoge verwachting hier worden bijgesteld naar een aangetoonde waarde c.q. vindplaats. Hier wordt geadviseerd om voorafgaand aan eventuele bodemroerende ingrepen een aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren om inzicht te verkrijgen in de aard en behoudenswaardigheid van deze vindplaats.

Eventuele ingrepen in het westen van het perceel in de toekomst kunnen plaatsvinden zonder noodzaak tot verder archeologisch onderzoek.

Een deel van het perceel is niet onderzocht door middel van boringen, vanwege de aanwezigheid van bebouwing en stelconplaten. Op deze delen kunnen theoretisch sporen van landgebruik aanwezig zijn, samenhangend met de vondsten aangetroffen in een aangrenzende boring, dus daterend uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. Omdat dit deel nu niet onderzocht is, wordt geadviseerd om voorafgaand aan eventuele ingrepen ter plaatse een aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren.

Kerkstraat 27

Het perceel heeft een zeer hoge verwachting op het aantreffen van intacte archeologische waarden. Deze waarden hangen samen met de historische kern van het dorp Genderen. Aan te treffen archeologische waarden zullen bestaan uit nederzettingsterreinen, funderingsresten en historische watergangen. Deze verwachting is vastgesteld op basis van de aangetroffen oude woongrond, waarin fragmenten aardewerk zijn aangetroffen daterend uit de periode IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd. Deze archeologische waarden kunnen worden aangetroffen vanaf maaiveld, tot een diepte van maximaal 1,55 m -mv.

Er wordt geadviseerd de huidige dubbelbestemming op het gebied van archeologie (historische kern) te handhaven. Eventuele ingrepen in de toekomst in het plangebied dienen vooraf te worden gegaan door een aanvullend archeologisch onderzoek in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven.

Potentiële ontwikkelingsmogelijkheden (wijzigingsbevoegdheden)

De gebieden met wijzigingsbevoegdheid hebben verschillende archeologische verwachtingswaarden, variërend van een hoge verwachtingswaarde voor het overgrote deel, historische kern voor Hoofdstraat 6 en een archeologische vindplaats in het noordwesten van het wijzigingsgebied ten zuiden van de percelen aan de Kerkstraat. Voor alle gebieden geldt dat bij bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm beneden maaiveld onderzoek vereist is. Het is aan te bevelen om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren alvorens tot planvorming over te gaan. Op deze wijze kan zoveel mogelijk rekening worden gehouden met het beleid dat is gericht op behoud van de bestaande situatie: behoud in situ. Indien verstoring niet vermeden kan worden, dient aanvullend archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Conclusie

Voor de gemeente Aalburg is het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen' opgesteld. Hierin wordt voor het gehele grondgebied van de gemeente de archeologische en cultuurhistorische bescherming geregeld. In de planregels van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn regels opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de (verwachte) archeologische en cultuurhistorische waarden.

De deelgebieden 1 en 2 worden vrijgegeven voor wat betreft het aspect archeologie. Op de percelen Hoofdstraat 39, Meerhoek 20a en Kerkstraat 27 is geadviseerd de dubbelbestemming te behouden en wordt vervolgonderzoek geadviseerd.

Het is in delen van de deelgebieden 5 en 6 niet mogelijk geweest het booronderzoek uit te voeren, waardoor hier vooralsnog de dubbelbestemming op het gebied van archeologie moet worden gehandhaafd. Daarnaast zijn in delen van deze deelgebieden archeologische indicatoren aangetroffen daterend uit de 12e – 19e eeuw. Daarmee is in de betreffende delen van deze deelgebieden sprake van een vindplaats en dienen bodemroerende ingrepen vooraf te worden gegaan door een vervolgonderzoek. Voor andere delen is aangetoond dat sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde en kunnen de gronden worden vrijgegeven voor ontwikkelingen.

Op basis van het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend om de archeologische waarden op de (potentiële) ontwikkelingslocaties te beschermen. Voor Genderen geldt dit bestemmingsplan naast het voorliggende bestemmingsplan. De archeologische en cultuurhistorische belangen zijn daarmee voldoende geborgd en is het bestemmingsplan vanuit het aspect archeologie uitvoerbaar.

Mochten er tijdens eventuele ingrepen in de toekomst (in vrijgegeven gebieden) onverhoopt toch archeologische waarden worden aangetroffen, wordt gewezen op de wettelijke plicht deze vondsten te melden bij het bevoegd gezag, de gemeente Aalburg (conform Erfgoedwet 2016, artikel 5.10).

5.8 Conventionele explosieven

Algemeen

De Bergsche Maas, de zuidgrens van de gemeente Aalburg, vormde gedurende de periode 5 november 1944 - 5 mei 1945 de scheidslijn tussen bevrijd en bezet gebied. Langs dit statisch front hebben zich in deze periode diverse oorlogshandelingen afgespeeld. Het grondgebied van de gemeente Aalburg was in handen van de Duitse bezetter, kende een omvangrijke Duitse militaire aanwezigheid en was bijgevolg doelwit van diverse geallieerde luchtaanvallen en artilleriebeschietingen.

Voor het gebied geldt dat er een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van conventionele explosieven. Indien er bodemingrepen plaatsvinden binnen deze verdachte locaties bestaat de mogelijkheid van een ongecontroleerde detonatie van een conventioneel explosief. Een ongecontroleerde explosie van een conventioneel explosief vormt een groot risico voor betrokken personen en de omgeving. De afstand tot waar risico’s kunnen ontstaan, is afhankelijk van de hoeveelheid springstof die in het conventioneel explosief aanwezig is en de wanddikte van het conventioneel explosief.

Vooronderzoek Conventionele Explosieven gemeente Aalburg

In de toekomst zullen op de te ontwikkelen locaties civiele werkzaamheden plaatsvinden. Naar aanleiding van historisch feitenmateriaal (Vooronderzoek Conventionele Explosieven Gemeente Aalburg 11S115-VO-03 d.d. 25 januari 2013) heeft de gemeente Aalburg besloten om Bodac een onderzoek naar Conventionele Explosieven (CE) uit te laten voeren in het projectgebied. De werkzaamheden bestaan uit het lokaliseren, benaderen, identificeren en indien mogelijk verwijderen, tijdelijk veiligstellen en overdragen aan de EOD. De doelstelling van de opsporingswerkzaamheden is het compleet vrijgeven van de locaties op ter plaatse verwachte CE artikelen en tot de ter plaatse verwachte diepte.

Directe ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende percelen zijn onderzocht:

  • 1. Oegemastraat 19a
  • 2. Hoofdstraat ong. (naast 77)
  • 3. Hoofdstraat 39
  • 4. Meerhoek 20a
  • 5. Hoofdstraat/Kelderstraat
  • 6. Kleibergsestraat 4


De locaties, de onderzoeksmethode en de resultaten zijn weergegeven in het Proces-Verbaal van Oplevering (bijlage 18).

Het perceel naast Hoofdstraat 77 (locatie 2) en de locatie Meerhoek 20a (locatie 4) zijn vrijgegeven. Aan de Oegemastraat (locatie 1) en Hoofdstraat 39 (locatie 3) heeft geen onderzoek kunnen plaatsvinden. Bij grondroerende werkzaamheden (e.e.a. afhankelijk van de diepte en omvang) op dit perceel moet alsnog een explosievenonderzoek plaatsvinden.

Op locatie 5 is een Amerikaanse granaat van 9 cm aangetroffen. Daarom kan niet worden uitgesloten dat op delen van het perceel die niet konden worden onderzocht, nog meer explosieven aanwezig zijn. Nader onderzoek is noodzakelijk.

Locatie 6 is slechts gedeeltelijk onderzocht en gedeeltelijk vrijgegeven. Bij grondroerende werkzaamheden op niet vrijgegeven delen van het perceel moet alsnog een explosievenonderzoek plaatsvinden.

Ook op het perceel Kerkstraat 27 moet nog een explosievenonderzoek plaatsvinden voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden op het nieuwe bouwperceel.

Potentiële ontwikkelingsmogelijkheden (wijzigingsbevoegdheden)

In het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' is de aanduiding 'Veiligheidszone - explosieven' opgenomen voor gebieden met een verhoogd risico op het vinden van niet-ontplofte explosieven. Het explosievenbeleid is hier van toepassing. Op basis van dit beleid dient voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden of grondwerkzaamheden een explosievenonderzoek plaats te vinden.

De eventuele aanwezigheid van niet-ontplofte explosieven is niet van invloed op de uitvoerbaarheid van de wijzingsplannen.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde detectieonderzoek zijn de genoemde percelen slechts gedeeltelijk vrijgegeven conform de in de rapportage opgenomen revisietekeningen (bijlage 18). Bij grondroerende werkzaamheden op niet vrijgegeven delen van het perceel moet een explosievenonderzoek plaatsvinden voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend.

Op basis van onder andere de risicokaart van de gemeente Aalburg is een drietal percelen (2, 3 en 4) ook verdacht op de aanwezigheid van afwerpmunitie. Aangezien in het betreffende onderzoek alleen analoge oppervlaktedetectie is uitgevoerd, is dit gebied nu tot 4,50 meter beneden maaiveld vrijgegeven. Wanneer diepere vrijgave gewenst is, zal hier nog dieptedetectie moeten worden uitgevoerd. Dit is afhankelijk van de toekomstige werkzaamheden. Eventueel is aanvullend onderzoek benodigd.

Op basis van het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' is een gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - explosieven' toegekend aan gronden waarop het explosievenbeleid van toepassing is. Hiermee is het bestemmingsplan vanuit het aspect CE uitvoerbaar.

5.9 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een kwetsbaar object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies.

Regelgeving

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd.

Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden.

In de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

  • categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter;
  • categorie 2 grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter;
  • categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter;
  • categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning.

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

De lijst van de VNG is als Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan.

Onderzoek

Voor de in het plangebied aanwezige bedrijfsactiviteiten wordt gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Aanwezige bedrijfsactiviteiten worden in voorliggend bestemmingsplan ingeschaald volgens deze staat. Om milieuhinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen, worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten.

Gelet op het overwegende woonkarakter dient voorkomen te worden dat overlast veroorzaakt wordt voor de woonomgeving door de vestiging van nieuwe bedrijven. Daarom zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' in onderhavig plan uitsluitend bedrijven toegestaan die, uit het oogpunt van hinder, passen binnen de omgeving waar ze zich bevinden (milieucategorie 1 dan wel 2). Categorie 1- en 2-bedrijven kunnen worden toegelaten naast en tussen woningen. De bedrijven in het plangebied met een hogere milieucategorie zijn aangegeven met een aanduiding op de verbeelding. Uitsluitend bedrijvigheid met bijbehorende SBI-codes uit de VNG-brochure zijn op betreffende locaties toegestaan. Het gaat om:

  • een kunststofverwerkend bedrijf;
  • een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
  • de brandweerkazerne.

Horeca-activiteiten

In het plangebied bevindt zich een aantal horecagelegenheden. Deze zijn in onderhavig bestemmingsplan opgenomen binnen de bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn horecavoorzieningen aangeduid. Ook voor horeca is een lijst samengesteld met als doel de afstemming tussen de omgeving en de horecabedrijvigheid te optimaliseren. Deze lijst is opgenomen als Staat van Horeca-activiteiten. In het plangebied komen uitsluitend horecabedrijven voor in de categorie 1 en 2 van deze staat.

Potentiële ontwikkelingsmogelijkheden (wijzigingsbevoegdheden)

In paragraaf 3.5 van de Structuurvisie Genderen zuid is voor het aspect bedrijven en milieuzonering een eerste scan gemaakt van potentiële belemmeringen voor ontwikkelingslocaties voor woningbouw. Daaruit blijkt dat ter hoogte van de drie wijzigingsgebieden geen belemmeringen aanwezig zijn.

Conclusie

Door de (algemene) wijze van bestemmen van de in het plangebied aanwezige en te vestigen bedrijven, zoals hiervoor uiteengezet, is er sprake van een goede afstemming met de woonomgeving.

De aanwezigheid van bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de bouw van woningen binnen de drie gebieden met wijzigingsbevoegdheid, waarmee is aangetoond dat de beoogde plannen uitvoerbaar zijn.

5.10 Duurzame verstedelijking

Wet- en regelgeving

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut en overprogrammering/relevante leegstand wordt voorkomen. De ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro). Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek geldt.

De toelichting van het bestemmingsplan moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij is het niet relevant of het plangebied binnen of buiten bestaand stedelijk gebied ligt. Ligt een plangebied in bestaand stedelijk gebied en voorziet de stedelijke ontwikkeling in een behoefte dan wordt voldaan aan de ladder. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied is een extra motivering vereist.

Duurzaamheidstoets

In voorliggend bestemmingsplan wordt de toevoeging van 23 woningen (zie paragraaf 4.1) en de uitbreiding van een aantal bedrijfspercelen (zie paragraaf 4.2) mogelijk gemaakt. Gezien het aantal en de oppervlakte kan worden gesproken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De 'ladder voor duurzame verstedelijking' moet dan ook worden toegepast.

Uit paragraaf 3.3 blijkt dat de woningbehoefte in Genderen 43 tot 82 woningen bedraagt. Naast het genoemde aantal nieuwe woningen zijn in het bestemmingsplan 10 woningbouwmogelijkheden overgenomen uit vigerende ruimtelijke plannen. In totaal bevat het voorliggende bestemmingsplan 33 directe bouwtitels voor nieuwe woningen.

De uitbreiding van de verschillende bedrijfspercelen is opgenomen op basis van concrete verzoeken. In paragraaf 4.2 is hiervoor een motivering opgenomen.

Geconcludeerd wordt dat wordt voorzien in een behoefte. Voor de ontwikkelingen die binnen het bestaand 'stedelijk gebied' vallen, wordt derhalve voldaan aan de ladder.

Een aantal van de meegenomen ontwikkelingen valt buiten het 'bestaand stedelijk gebied'. De ontwikkelingsruimte voor bedrijven op de hoek Hoofdstraat/Kelderstraat ligt binnen het 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling', zoals door de provincie aangewezen in de Verordening ruimte. Met de voorgestelde landschappelijke inpassing wordt voldaan aan de voorwaarden die de provincie stelt aan uitbreiding van het stedelijk gebied binnen het 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'.

De motivering van de uitbreidingsruimte voor het bedrijf Oerlemans Plastics aan de Kleibergsestraat 4 in 'gemengd landelijk gebied' wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing die als bijlage 4 is opgenomen.

Twee locaties voor woningbouw vallen eveneens buiten bestaand stedelijk gebied. Het betreft de vrijstaande woning naast Hoofdstraat 77 en 8 woningen aan de Ruiterhof. In de Structuurvisie Genderen zuid is gemotiveerd waarom uitbreiding buiten het 'bestaand stedelijk gebied' en het 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling', zoals door de provincie aangewezen in de Verordening ruimte, aanvaardbaar is. De Structuurvisie Genderen zuid is reeds voorbesproken met de provincie. De provincie is verzocht de grens van het bestaand stedelijk gebied aan te passen zodat deze locaties onderdeel worden van bestaand stedelijk gebied.

De ontwerp Structuurvisie Genderen zuid heeft gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen.

Conclusie

Zoals is aangetoond, zijn de voorgenomen stedelijke ontwikkelingen op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking voldoende te motiveren. Er is sprake van ontwikkelingen die voorzien in een actuele behoefte en die bijdragen aan een optimale benutting van de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied. Voor zover ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied is gemotiveerd dat deze in ruimtelijk opzicht passend en aanvaardbaar zijn.

5.11 Kabels en Leidingen

Er komen geen planologisch relevante kabels en leidingen voor in het plangebied.

5.12 Conclusie

Op basis van een toets van de uitvoeringsaspecten kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Genderen' past binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de bestaande toestand en de beoogde ontwikkelingen zijn vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die door het ministerie van VROM ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en hebben betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard is opgenomen.

6.1.1 Indeling van de regels

De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden.

In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels.

In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.

6.1.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als bouwvergunning, aanlegvergunning en sloopvergunning zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'. De term ontheffing is vervangen door 'afwijking van de bouwregels/gebruiksregels'. Voorliggend bestemmingsplan is afgestemd op de invoering van de Wabo en de in de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor) gehanteerde begrippen.

Voor het vergunningvrij bouwen dient derhalve te allen tijde de omschrijvingen en bepalingen uit de Wabo en het Bor te worden geraadpleegd.

6.2 Wijze van bestemmen

Onderstaand is een korte toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

Het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' is mede van toepassing op het plangebied. Andere aspecten dan aangegeven in onderhavig bestemmingsplan hebben hun invloed op het plangebied. Dit betreft de hoge archeologische verwachtingswaarde en het feit dat de kern van Genderen is aangeduid als 'historische kern'. Daarnaast bevindt nagenoeg het gehele plangebied zich in een grondwaterbeschermingsgebied en voor een klein gedeelte in een waterwingebied. In het kader van de omgevingsvergunningverlening dient, indien de betreffende regeling in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' dit vereist, een afweging te worden gemaakt.

6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In het artikel 'wijze van meten' is een regeling opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingen

De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit bestemmingsregels en bouwregels. Voor enkele bestemmingen zijn daarbij bijzondere gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkings- dan wel wijzigingsbevoegdheid.

De bestemmingsregels betreffen de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (= het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, welke correspondeert met aanduidingen op de verbeelding.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsregels. Bouwregels zijn in ieder geval van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning en activiteiten die vallen onder artikel 3 van bijlage II Bor.

Ten behoeve van de leesbaarheid van het bestemmingsplan is in de regels ten aanzien van de maatvoeringsaanduidingen geen onderscheid gemaakt in de solitaire en gecombineerde aanduidingen. De maatvoeringsaanduidingen 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn aangehaald als 'maximum goothoogte (m)', 'maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bebouwingspercentage (%)'

Binnen het plan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

Artikel 3 Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' is overeenkomstig het huidige gebruik dan wel de huidige bestemming gelegd op verschillende percelen binnen het plangebied. Deze gronden zijn bestemd voor agrarische activiteiten en daar waar aangeduid zijn een glastuinbouwbedrijf, tuinderij, paardenbakken, een schutterij en detailhandel toegestaan. Onder agrarisch gebruik wordt eveneens het houden van een moestuin, het hobbymatig houden van dieren en het toepassen van tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen verstaan. Via een afwijkingsprocedure is het tevens toegestaan agrarische nevenactiviteiten en verbrede landbouw toe te staan, mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht. De goothoogte en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. Bedrijfswoningen met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van de betreffende aanduiding toegestaan tot een maximum inhoud van 750 m3.

Via een afwijking is het mogelijk een hogere silo te realiseren en het oppervlak aan erfbebouwing bij de bedrijfswoning te vergroten. Hiervoor zijn voorwaarden gesteld. Een belangrijke voorwaarde is dat de totale oppervlakte van bebouwing per perceel gelegen in het buitengebied niet meer mag bedragen dan 100 m2. Het buitengebied is met een gebiedsaanduiding in het plan weergegeven.

Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bouwvlak onder voorwaarden te vergroten dan wel het bouwvlak van vorm te laten veranderen dan wel te verschuiven Alsmede de mogelijkheid om de bestemming 'Agrarisch' om te zetten naar de bestemming 'Wonen'.

Artikel 4 Bedrijf

De in het plangebied voorkomende bedrijven zijn opgenomen in de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toelaatbaar binnen de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor de bedrijven die hier een uitzondering op vormen is een specifieke functieaanduiding opgenomen met als doel dat geen verruiming van de milieubelasting optreedt en dat bij beëindiging van de activiteit een zelfde bedrijf kan terugkeren dan wel een bedrijf met activiteiten uit de milieucategorie 1 dan wel 2. Het betreft onder andere een kuststofverwerkend bedrijf en een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg. Verder is op percelen aan de Genderensedijk en Meerstraat bedrijvigheid tot en met categorie 3.2 toegestaan. Deze rechten komen voort uit het vigerende bestemmingsplan en leiden niet tot milieutechnische belemmeringen.

Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de betreffende aanduiding. In de bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen mag tevens als ondergeschikte functie een aan huis verbonden beroep worden uitgeoefend.

De goothoogte, de bouwhoogte respectievelijk het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m)', 'maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. Wanneer geen bebouwingspercentage is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd.

Voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten uit een andere categorie dan wel van activiteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Een belangrijke voorwaarde voor de afwijking is dat aantoonbaar is dat de milieueffecten vergelijkbaar zijn met de ter plaatse algemeen toegestane bedrijfsactiviteiten.

In dit artikel zijn ook voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor de locaties aan de Kleibergsestraat (Oerlemans Plastics) en de hoek Hoofdstraat/Kelderstraat. Voor deze locaties geldt een investeringsverplichting voor het landschap. Met de voorwaardelijke verplichtingen is opgelegd dat het gebruik niet mag worden geëffectueerd alvorens de investering heeft plaatsgevonden en dat niet eerder een vergunning kan worden verleend voor de voorgenomen ontwikkeling dan dat de investering is zekergesteld (al dan niet gekoppeld aan een termijn). Om dit te bekrachtigen, zijn overeenkomsten gesloten met de initiatiefnemers. Ook is de wijze waarop de landschappelijke inpassing voor de locatie aan de Kleibergsestraat zal plaatsvinden, juridisch verankerd.

Artikel 5 Gemengd

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor diverse functies zoals wonen, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening. Tevens zijn binnen deze bestemming horeca en detailhandel toegestaan op de gronden met een bijbehorende aanduiding.

Voor de woningen is de verschijningsvorm voorgeschreven. Dat betekent dat op de verbeelding is aangegeven of de woningen vrijstaand, twee aaneen, aaneen of gestapeld gebouwd mogen worden. De goothoogte en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

Binnen de woonfunctie is tevens de mogelijkheid opgenomen voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Tevens is de mogelijkheid opgenomen om via afwijking aan huis verbonden beroepen en bedrijven en bestaande detailhandel uit te breiden en nieuwe bedrijfsactiviteiten binnen de bestemming toe te staan.

Artikel 6 Groen

De bestemming 'Groen' is gebruikt voor de elementen die kunnen worden aangemerkt als structureel groen, waaronder de plantsoenen en groenstroken. Bouwen is uitsluitend toegestaan voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 7 Maatschappelijk

Deze bestemming is gelegd op gronden voor maatschappelijke voorzieningen.

Alle gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht. De goothoogte, de bouwhoogte respectievelijk het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. Wanneer geen bebouwingspercentage is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd.

Artikel 8 Tuin

De bestemming 'Tuin' is bedoeld voor voor- en eventueel zijtuinen en erven alsmede voor in- en uitritten bij woningen en parkeerplaatsen.

Ondergeschikte bebouwing is toegestaan voor zover het erkers betreft. Daarnaast zijn overkappingen (zoals carports) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan in het achtererfgebied. Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels voor het toestaan van het gebruik als parkeerplaats buiten de oprit.

Artikel 9 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor de afwikkeling van verkeer met bijbehorende verblijfsruimte, voor wandel- en fietspaden, parkeer-, groen-, speelvoorzieningen en straatmeubilair. Daarnaast zijn waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Bouwen is uitsluitend toegestaan voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 10 Water

Binnen het plangebied bevindt zich op diverse plaatsen open water. Voor de waterpartijen en watergangen is de bestemming 'Water' opgenomen. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende bouwwerken zoals bruggen en groenvoorzieningen toegestaan.

Artikel 11 Wonen

De gronden met bestaande woningen en de gronden waar momenteel al rechten aanwezig zijn voor de realisatie van nieuwe woningen hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Binnen deze bestemming is een aantal andere functies aangewezen zoals maatschappelijk, dienstverlening en detailhandel.

De woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Afhankelijk van het woningtype is dit op de verbeelding nader uitgesplitst:

  • 1. aaneengebouwd [aeg];
  • 2. twee-aaneen gebouwd [tae];
  • 3. vrijstaand [vrij];
  • 4. gestapeld [gs].

De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

Binnen de woonfunctie is tevens de mogelijkheid opgenomen voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven zijn toegestaan na afwijking. Tevens is de mogelijkheid opgenomen om via afwijking aan huis verbonden beroepen en bedrijven en bestaande detailhandel uit te breiden.

In dit artikel zijn ook voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor de locaties aan de Hoofdstraat (naast 77) en de Ruiterhof. Voor deze locaties geldt een investeringsverplichting voor het landschap. Met de voorwaardelijke verplichtingen is opgelegd dat niet eerder een vergunning kan worden verleend voor de voorgenomen ontwikkeling dan dat de investering is zekergesteld en dat het gebruik niet mag worden geëffectueerd alvorens de investering heeft plaatsgevonden. Om dit te bekrachtigen, zijn overeenkomsten gesloten met de initiatiefnemers.

6.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, aanvullende regels gesteld.

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Het artikel 'Anti-dubbeltelregel' bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. De redactie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 13 Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden, zoals een regeling voor ondergronds bouwen, de kapvormen voor gebouwen, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen. Verder is in dit artikel een bepaling opgenomen voor bestaande maten ten opzichte van andere in dit plan genoemde maten of niet in dit plan genoemde maten.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Een aantal vormen van gebruik wordt in het algemeen in dit bestemmingsplan niet toegestaan. Welke dat zijn en hoe hiermee omgegaan wordt, staat opgenomen in dit artikel.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

Binnen dit artikel zijn bepalingen opgenomen die bestemmingsgrensoverschrijdend zijn.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

Voor binnenplanse afwijkingen geldt de reguliere Wabo-procedure (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de wijzigingsbevoegdheden uit de bestemmingen nog een aantal algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens.

Daarnaast zijn er drie wijzigingsgebieden opgenomen. De bestemmingen in deze gebieden kunnen worden gewijzigd teneinde te voorzien in de uitbreiding van Genderen, passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en -beleid. Daarbij wordt tevens getoetst aan de gemeentelijk uitwerking van de regeling kwaliteitsverbetering van het landschap. Per wijzigingsgebied is aangegeven welke woningtypologieën zijn toegestaan. Aan de Doeverensestraat zijn uitsluitend Ruimte-voor-Ruimte-woningen toegestaan (er is daarmee geen sprake van een stedelijke ontwikkeling), in de wijzigingsgebieden ten oosten en zuiden van Genderen zijn aaneengebouwde, halfvrijstaande, vrijstaande woningen en woningen toegestaan die onder de Ruimte-voor-Ruimte-regeling vallen. In de wijzigingsvoorwaarden is voor de Doeverensestraat opgenomen dat moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 7.8 van de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Bij de invulling van de drie wijzigingsgebieden zal tevens worden getoetst aan de Structuurvisie Genderen zuid waarin een totaalvisie is opgenomen. Aan de zuidzijde zal er op worden toegezien dat Ruimte-voor-Ruimte-woningen aan de zuidrand worden gerealiseerd. Het beeld dat de gemeente aan de Hoofdstraat voor ogen heeft, is een eigentijds erf met 'schuurwoningen'. In de wijzigingsvoorwaarden is opgenomen dat bij toepassing ervan voor de uitbreidinglocatie ten zuiden van Genderen gelijktijdig met de ter inzage legging van het ontwerpwijzingsplan een procedure voor herbegrenzing voor het bestaand stedelijk gebied moet worden doorlopen.

Voor wijzigingen van het plan (alsmede het stellen van nadere eisen) is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 18 Overige regels

Dit artikel is opgenomen voor die gevallen dat als in de regels een verwijzing naar wettelijke regels is opgenomen, de regels worden bedoeld zoals die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan gelden.

Op de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan waren gebiedsaanduidingen opgenomen voor de procedure grenswijziging op verzoek uit de Verordening ruimte Noord-Brabant. Op een vijftal plekken is aan de provincie verzocht de grens van het bestaand stedelijk gebied te verleggen. De aanduiding 'overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen bestaand stedelijk gebied' is samen met de aanduiding 'overige zone - buitengebied' van de verbeelding verwijderd.

6.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

In de overgangsrechtregel is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 20 Slotregel

In de 'slotregel' is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Het beleid is gericht op het handhaven van de huidige situatie en het behouden en versterken van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteit zal behouden blijven. De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. Inmiddels is ook een ministeriële regeling vastgesteld waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van ontwikkelingen als hiervoor bedoeld, maar slechts sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving.

Het onderhavige plan betreft een overwegend conserverend plan waarbinnen de bebouwing reeds aanwezig is dan wel reeds planologisch vastgelegd. Er bestaat op basis van het bovenstaande geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Voor zover met onderhavig plan nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, vindt voor deze initiatieven kostenverhaal plaats, indien nodig. Hiervoor zijn met de ontwikkelende partijen anterieure overeenkomsten afgesloten.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt getoetst met het opsturen van het plan naar de verschillende overlegpartners. Naast de overlegpartners is een ieder in de gelegenheid gesteld het plan te beoordelen.

Onderstaand is aangegeven op welke manier de maatschappelijke uitvoerbaarheid precies getoetst is en op welke wijze dit heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

7.2.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan 'Genderen' in 2012 en het concept-ontwerpbestemmingsplan in 2018 voorgelegd aan de provincie Noord-Brabant en het waterschap.

De ingekomen reacties zijn samengevat en voorzien van een reactie van het college en als bijlage 19 toegevoegd aan deze toelichting. Aanvullend is, mede op verzoek van de provincie een retrospectieve toets uitgevoerd. Deze is als bijlage 20 toegevoegd aan de toelichting.

7.2.2 Inspraak voorontwerpbestemmingsplan

Ingevolge de inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'Genderen' in 2012 voor de inwoners van de gemeente Aalburg en voor de in de gemeente belanghebbende natuurlijke- en rechtspersonen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden zowel mondeling als schriftelijk inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan naar voren worden gebracht.

Van de gevoerde inspraakprocedure is een eindverslag opgesteld. Hierin zijn de ingekomen reacties samengevat en voorzien van een reactie van het college. Het verslag is als bijlage 19 toegevoegd aan deze toelichting.

7.2.3 Kwaliteitsverbetering van het landschap

Daar waar ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied wordt in voldoende mate voorzien in de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap. De gemeentelijke uitwerking van de regeling kwaliteitsverbetering van het landschap is hierop van toepassing. De situaties waar dit aan de orde is, zijn in hoofdstuk 4 van deze toelichting beschreven.

7.2.4 Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft tervisie gelegen van 21 juni 2018 tot en met 1 augustus 2018. Gedurende deze periode konden zienswijzen worden ingediend. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt en er zijn in totaal 42 zienswijzen ontvangen.
De zienswijzen hebben geleid tot wijziging van het bestemmingsplan. In de Nota van zienswijzen is bij iedere ingekomen zienswijzen aangegeven of en hoe deze geleid heeft tot aanpassing van het plan. De Nota van zienswijzen is als bijlage opgenomen. In deze nota zijn ook de aangebrachte ambtshalve wijzigingen opgenomen.

7.2.5 Vaststelling

Het bestemmingsplan 'Genderen' is op 30 oktober 2018 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 8 Conclusie

In hoofdstuk 2 is het plan toegelicht aan de hand van de historie, de huidige situatie en de toekomstige situatie, waarin de ontwikkelingen zijn beschreven. In hoofdstuk 3 zijn de relevante beleidsdocumenten beschreven. Er zijn vanuit beleid geen belemmeringen ten aanzien van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 zijn de uitvoeringsaspecten voor het bestemmingsplan aan de orde gekomen, waaronder de milieutechnische randvoorwaarden, en in hoofdstuk 7 is ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan 'Genderen' uitvoerbaar is en voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.