Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kern Woudrichem: Middelvaart 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1959.WouBP075Middelvrt1-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Kern Woudrichem: Middelvaart 1' met identificatienummer NL.IMRO.1959.WouBP075Middelvrt1-VG01 van de gemeente Altena.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.6 antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.7 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingsgrens

De op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.

1.10 bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 bed en breakfast

Een nevenactiviteit in een woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.12 bedrijf

Een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Een bedrijf dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.14 begane grond

Dat gedeelte van een gebouw dat met de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging, gelijk is.

1.15 beroepsmatige activiteiten aan huis

Een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw uitgeoefend wordt, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.16 bestaand (in relatie tot bebouwing)

Aanwezige legale dan wel vergunde bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp) bestemmingsplan.

1.17 bestaand (in relatie tot gebruik)

Aanwezig legaal dan wel vergund gebruik ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.21 bijgebouw

Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en/of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.25 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.32 extensief recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 gestapelde woningen

Boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.35 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 huishouden

Een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is.

1.37 kamerbewoning

Het in een woning bewonen van een of meerder ruimten in die woning door meer dan een huishouden.

1.38 kamerverhuur

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.39 kantoor

Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 maaiveld

De gemiddelde hoogte van het natuurlijk terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.

1.41 maatvoeringsvlak

Het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.

1.42 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43 ondergeschikte functie

Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt tot een maximum vloeroppervlak van 100 m2, tenzij elders in deze regels anders is bepaald.

1.44 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.45 overkapping/carport

Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.46 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.47 peil

  1. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug en aanbrug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek.

1.48 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 publiekgerichte dienstverlening

Aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen.

1.50 recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden en bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.51 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage van deze regels deel uitmaakt.

1.53 straatmeubilair

Verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, openbare verlichting, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor het stallen van fietsen en speeltoestellen, alsmede kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.54 verticale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

1.55 vloeroppervlakte

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

1.56 voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.57 voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.58 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.59 webwinkel

  1. Een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;
  2. Een internetwinkel met opslag- en verzendfunctie;
  3. Een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid.

1.60 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid'.

1.61 woning of wooneenheid

Een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.62 zijdelingse perceelsgrens

De grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 goothoogte van een bouwwerk

  1. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  2. In afwijking van het onder a gestelde geldt dat bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel van de dakkapel.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.6 dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.8 afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.9 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Groenvoorzieningen;
  2. Waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  3. Waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden;

    met de daarbij behorende:
  4. Bermen en beplanting;
  5. Speelvoorzieningen;
  6. Parkeervoorzieningen;
  7. In- en uitritten en overige verkeerskundige voorzieningen;
  8. Nutsvoorzieningen;
  9. Straatmeubilair, afvalcontainers, kunstwerken en hondentoiletten;
  10. Voet- en fietspaden.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mag worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van:
  1. Nutsvoorzieningen;
  2. Overige bouwwerken.
3.2.2 Overige bouwwerken
  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  2. Met uitzondering van:
    1. Verlichtingsarmaturen;
    2. Vlaggenmasten;
    3. Speelvoorzieningen;
    4. Kunstwerken;
waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Waterhuishouding;
  2. Waterlopen, waterpartijen en waterberging;

    met de daarbij behorende:
  3. Voorzieningen ten behoeve van de waterafvoer en waterberging;
  4. Overige waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals dammen, bruggen en duikers;
  5. Groenvoorzieningen;
  6. Extensief recreatief medegebruik.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden gebouwd ten behoeve van het gestelde onder artikel 4 lid 1, met inachtneming dat de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Gestapeld wonen;
  2. Beroepsmatige activiteiten aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, met een maximum van 50 m2;

    met de daarbijbehorende:
  3. Erven en verhardingen;
  4. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals watergangen, waterpartijen, waterberging en waterinfiltratie, bruggen en duikers;
  5. Groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en overige beplantingen;
  6. Verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen en overige verhardingen;
  7. Voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen kunstwerken en straatmeubilair;
  8. Nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:
  1. Hoofdgebouwen;
  2. Bijgebouwen;
  3. Overige bouwwerken;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
5.2.1 Hoofdgebouwen
  1. Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. Het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;
  3. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  4. De goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.2 Bijgebouwen
  1. Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.2.3 Overige bouwwerken
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorste bouwgrens maximaal 1 m mag bedragen;
  2. De maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m2 bedraagt;
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken mogen niet meer dan 2,5 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk
Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 voor een hoger aangebouwd bijgebouw, mits:
  1. Het een bijgebouw betreft dat is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
  2. Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. Het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. De parkeersituatie;
    3. De verkeersveiligheid;
    4. De milieusituatie;
    5. De woonsituatie; en
    6. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. Permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  2. Het gebruiken van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  3. Het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij woningen als gastenverblijf;
  4. Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in artikel 1.59 onder c.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging
De woningen mogen uitsluitend in gebruik worden genomen indien:
  1. Wanneer het totaal verhard oppervlak meer bedraagt dan de 2.099 m2, zoals opgenomen in de watercompensatieberekening in het waterhuishoudkundig plan in de bijlage van de toelichting, de benodigde watercompensatie wordt gegraven en in stand wordt gehouden, teneinde negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem te voorkomen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 4.1 sub b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:
  1. Het betreft bedrijven:
    1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  2. Het niet betreft publieksgerichte dienstverlening (waaronder een wasserette);
  3. Het geen horeca betreft;
  4. Eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  5. De totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeropppervlakte;
  6. Geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  7. In de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
  8. Het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  9. Behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  10. Het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voorzover bedoeld in artikel 1.59 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder artikel 5 lid 5.1 sub d.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen, met dien verstande, dat:
  1. Het bouwwerk loodrecht onder het hoofdgebouw en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt gebouwd.

7.2 Bestaande maten

7.2.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.2.2 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

7.3 Parkeernormen

 
7.3.1 Algemeen
Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
  1. De juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van het actuele gemeentelijke parkeerbeleid c.q. de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de bij deze regels gevoegde 'Nota parkeernormen Altena' d.d. 15 december 2020;
  2. De in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's, rekening houdend met de maten van de bij deze regels gevoegde 'Nota parkeernormen Altena' d.d. 15 december 2020;
  3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
7.3.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 3.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. Het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. Het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. Het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan:
  1. Ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de bouw- en goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. Indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. Voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, met dien verstande dat deze omgevingsvergunning niet verleend kan worden voor woonschepen.

9.2 Afwijken Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van een Bed and Breakfast onder de volgende voorwaarden:
  1. De woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. Bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  3. Bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  4. Het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  5. Het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  6. Er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  7. Het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer
  8. Er dient te worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen;
  9. De Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  10. Maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 50 m2.

9.3 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 1 en artikel 9 lid 2 kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. Dit lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in dit eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan: 'Kern Woudrichem: Middelvaart 1'.