Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kern Veen: Den Eng herziening
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1959.VeeBP116Denengherz-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Kern Veen: Den Eng herziening' van de gemeente Altena.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1959.VeeBP116Denengherz-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aaneengebouwde woningen
blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen.
 
1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of bedrijf dat in (een gedeelte van) een woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en dat is gericht op het ambachtelijk vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
 
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning van de mantelzorger en waarin de zorgbehoevende uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bed and breakfast
een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw en/of is gevestigd in een bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel.
 
1.11 beltmolen
molen op een kunstmatige heuvel of belt. De belthoogte is de hoogte van de heuvel/belt ten opzichte van het omringende maaiveld.
 
1.12 bergmolen
molen waarvan de romp is omgeven door een aarden wal met daarin een toegangspoort. De berghoogte is de hoogte van de aarden wal ten opzichte van het omringende maaiveld.
 
1.13 bestaand(e situatie) a. t.a.v. bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het ontwerp plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning. b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
 
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.24 dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.25 evenement
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals een sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstellingen, tentoonstelling, show, thematische beurs en thematische markt waarbij de voorbereiding ter plaatse (bijvoorbeeld opbouwen), het evenement zelf en de nazorg ter plaatse (bijvoorbeeld afbouwen) langer dan 24 uur duurt. Onder een evenement wordt in ieder geval niet begrepen: de (wekelijkse) markt, de sinterklaasintocht, de sleuteloverdracht (bij carnaval), kortdurende optochten en bijeenkomsten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten.
 
1.26 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
 
1.27 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.29 gebruikelijke zorg
de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
 
1.30 gevlucht
de totale lengte van de tegenover elkaar staande wieken.
 
1.31 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.32 horeca
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt.
 
1.33 huishouden
een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economischconsumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is.
 
1.34 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
 
1.35 logies
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.
 
1.36 maatschappelijke- en culturele voorzieningen
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
 
1.37 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaalmedisch adviseur kan worden aangetoond.
 
1.38 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
 
1.39 patiowoning
woning waarbij de binnenplaats (patio) aan minimaal drie zijden is omsloten door wanden
 
1.40 pension
een voor een ieder toegankelijk gebouw voor het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden gedurende kortere of langere periode, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf ter plaatse of elders heeft.
 
1.41 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
 
1.42 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
 
1.43 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.44 Staat van Bedrijven
de Staat van Bedrijven die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.45 stellingmolen
molen met rondom het molenlichaam een platform. Vanaf daar wordt de molen bediend. Stellinghoogte is de hoogte van het platform ten opzichte van het omringende maaiveld.
 
1.46 straatprostitutie
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
 
1.47 verbeelding  
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven, tekeningnummer NL.IMRO.1959.VeeBP116DenengherzON01.
 
1.48 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
 
1.49 vrijstaande woningen
woningen, waarbij het hoofdgebouw vrijstaat van naast gelegen hoofdgebouwen.
 
1.50 watergangen met A-status en B-status
watergangen zoals opgenomen op de legger van het Waterschap Rivierenland zoals geldt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
 
1.51 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
 
1.52 wonen
het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid'.
 
1.53 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
2.1.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.1.3 het bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.5 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
 
2.1.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.1.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.1.9 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.10 het peil
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m.
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m. 
2.2 ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. waterlopen en waterpartijen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. paden;
  6. speelvoorzieningen;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging'; tevens voor voorzieningen voor waterzuivering, waterberging en infiltratie (een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking) in de vorm van een wadi van 737 m3.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - bebouwing uitgesloten' zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan;
  2. Op gronden met aanduiding 'waterberging' mag niet worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte mag niet meer dan 4 m² bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op in lid 3.1 genoemde gronden die zijn aangeduid als 'waterberging', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, waaronder begrepen:
    • het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond;
    • het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    • het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels;
    • het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen);
  2. Het onder a genoemde verbod is niet van toepassing op:
    • Werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    • Werken en werkzaamheden die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan in uitvoering waren.
  3. Een omgevingsvergunning voor onder a genoemde werken of werkzaamheden mag worden verleend mits vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
 
Artikel 4 Verkeer
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en (voet- en rijwiel)paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  2. bermen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. waterlopen en waterpartijen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen ten algemene nutte gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte mag niet meer dan 4 m² bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 6 m;
  2. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van:
  1. palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van maximaal 12 m;
  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal van 4 m.
 
Artikel 5 Water
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterlopen en waterpartijen;
  2. water en voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  3. taluds;
  4. onderhoudsstroken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. bermen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
5.2 Bouwregels
  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
    • de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer dan 1,50 m bedragen.
 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op de in lid 5.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, waaronder begrepen:
    • het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond;
    • het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    • het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels; • het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
  2. Het onder a genoemde verbod is niet van toepassing op:
    • Werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    • Werken en werkzaamheden die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan in uitvoering waren.
  3. Een omgevingsvergunning voor onder a genoemde werken of werkzaamheden mag worden verleend mits vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
  
Artikel 6 Wonen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in de vorm van vrijstaande woningen, patiowoningen en aaneengebouwde woningen;
  2. aan-huis-gebonden beroepen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Hoofdgebouwen
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 73;
  2. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen alleen vrijstaande woningen worden gerealiseerd;
  4. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in of maximaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  5. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande en aaneengebouwde woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
  6. de goot- en bouwhoogte van patiowoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 8 m;
  7. de diepte van een hoofdgebouw in de vorm van vrijstaande woningen mag niet meer dan 15 m bedragen;
  8. de diepte van een hoofdgebouw in de vorm van aaneengebouwde woningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
  9. de afstand een vrijstaande woning tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;
  10. bij vrijstaande woningen dienen tenminste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. voor vrijstaande woningen en aaneengebouwde woningen geldt dat de gronden gelegen in het achtererfgebied voor maximaal 50% mogen worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 60 m².;
  4. ter plaatse van een patiowoning blijft minimaal 25 m² van het bouwperceel onbebouwd, waarbij de onbebouwde ruimte door wanden van minimaal 2,00 m hoog wordt omsloten;
  5. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  6. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,5 m bedragen tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' waar de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Afwijken oppervlakte voor mindervaliden
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub c voor de bouw van bijbehorend bouwwerken ten behoeve van mindervaliden tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 100 m² met dien verstande dat het bebouwingspercentage in lid 6.2.2 sub c in acht wordt genomen.
 
6.3.2 Afwijken grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij woningen
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub c om een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij woningen toe te staan, mits:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, per bouwperceel (exclusief gronden gelegen in de bestemming 'Tuin') niet meer bedraagt dan 150 m²;
  2. het bebouwingspercentage van het bouwperceel (exclusief gronden gelegen in de bestemming 'Tuin') niet meer bedraagt dan 80%;
  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de privacy van omwonenden, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de brandveiligheid.
6.4 Specifieke gebruiksregels
 
6.4.1 Strijdig gebruik
 
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken van gronden en bebouwing voor de uitoefening van enige vorm van detailhandel of horeca;
  2. het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning, anders dan mantelzorg;
  3. het gebruiken van een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor uitoefening van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
6.5.1 Afwijken aan huis verbonden beroep of bedrijf
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 om het gebruik van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf toe te staan, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. de omvang van het aan huis verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken met een maximum oppervlak van 100 m²;
  3. het aan huis verbonden beroep of bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  4. het aan huis verbonden beroep of bedrijf is genoemd in de Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis in Bijlage 1 of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan de in deze Staat genoemde beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  5. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  6. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
    1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
    2. beperkte detailhandel via internet, mits geen goederen van huis worden afgehaald.
  7. bij de uitoefening van een kapsalon het aantal kappersstoelen niet meer bedraagt dan 1;
  8. het aan huis verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  9. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.3.
6.5.2 Afwijken bedrijfsactiviteit
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 voor bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staat van Bedrijven met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de Staat van Bedrijven toegelaten milieucategorieën A en/of B.
 
6.5.3 Afwijken kamerbewoning
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub a en kamerbewoning toelaten en / of één of meerdere huishoudens extra toelaten binnen een woning of wooneenheid mits het:
  1. past binnen de daarvoor geldende gemeentelijke beleidsregels;
  2. past binnen de geldende bouwregels en de voor het overige geldende gebruiksbepalingen;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  5. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  6. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
6.5.4 Afwijken bed and breakfast
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, om het gebruik van een woning, niet zijnde een bedrijfswoning, en/of bijbehorende bouwwerken, voor een bed and breakfast toe te staan, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. de bed and breakfast wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  3. de uitoefening van bed and breakfast geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  5. het maximum aantal gasten dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed and breakfast 5 bedraagt;
  6. de omvang van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m²;
  7. de maximale verblijfsduur voor gasten uiterlijk 14 aaneengesloten dagen bedraagt;
  8. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.3;
  9. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in bestaande, legaal opgerichte gebouwen;
  10. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of de daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van de realisatie van een basisschool met gymzaal, peuterspeelzaal en buitenruimte, inclusief waterberging, bevoegd de bestemmingen van de gronden, die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1', te wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk' met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de laddertoets wordt succesvol doorlopen;
  2. een omgevingsdialoog wordt gevoerd;
  3. er zijn geen bezwaren vanuit stedenbouwkundige/milieutechnische aard;
  4. aan normen en eisen ten aanzien van parkeren, verkeer en water wordt voldaan.
 
Artikel 7 Waterstaat - Waterlopen
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de A-watergangen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunstwerken, taluds en andere waterwerken.
 
7.2 Bouwregels
 
De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming bedraagt maximaal 2 m.
 
7.2.1 Bouwverbod
 
In afwijking van (mogelijk) toegelaten gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, in een of meerdere andere bestemmingen, is het verboden deze te bouwen.
 
7.2.2 Opheffen bouwverbod
 
Burgemeester en wethouders kunnen het hiervoor opgenomen bouwverbod opheffen mits:
  1. de bouwregels uit de desbetreffende bestemming in acht worden genomen;
  2. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij nadrukkelijk het omschreven belang uit artikel 8.1 wordt meegewogen;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering. Bij het opheffen van het bouwverbod wordt de procedure voor een afwijking gevolgd.
7.3 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.3.1 Vergunningplicht
 
Voor de aangewezen gronden geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren of de gronden op te hogen, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
 
7.3.2 Vergunningverlening
 
De vergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 wordt verleend als is gebleken dat het beoogde werk geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet leidt tot een verstoring van het belang als omschreven in artikel 7.1 dan wel dat verstoring ervan redelijk is en het belang als omschreven in artikel 7.1 daarbij voldoende is gewaarborgd.
Het verlenen van de omgevingsvergunning kan mits:
  1. de regels uit de desbetreffende bestemming in acht worden genomen;
  2. de beheerder van de waterlopen is geraadpleegd;
  3. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij nadrukkelijk het omschreven belang uit artikel 7.1 wordt meegewogen;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering.
Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
 
Artikel 8 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor taluds, oevers en onderhoudsstroken.
 
8.2 Bouwregels
 
Op de als 'water - waterstaatkundige functie' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming zoals bedoeld in lid 8.1 worden gebouwd. Voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
 
8.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, voor de bouw van bouwwerken voor zover deze zijn toegestaan binnen de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;
  2. vooraf schriftelijk advies is ontvangen van de beheerder van de waterloop.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Gebruiksregel
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.
 
10.2 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik van bijbehorend bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
 
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
 
11.1 Overige zone - algemene beleidsregels
 
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - algemene beleidsregels' gelden de volgende regels:
 
11.1.1 Evenementen
 
a Gebruiksverbod evenementen
Het gebruik van gronden en / of bouwwerken ten behoeve van evenementen is niet toegestaan behoudens als het:
  1. expliciet wordt toegestaan in andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en);
  2. vergund is;
  3. evenement wordt gehouden binnen gronden met de bestemming Verkeer, en / of binnen de bestemming Groen. 
b Opheffen gebruiksverbod evenementen
Burgemeester en wethouders kunnen het hiervoor opgenomen Gebruiksverbod evenementen opheffen mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er is voorzien in een duidelijke beschrijving van het evenement waaronder mede een goede organisatie wordt verstaan.
Bij het opheffen van het Gebruiksverbod evenementen wordt de procedure voor een afwijking gevolgd.
 
11.1.2 Mantelzorg
 
a Mantelzorgbepaling
Het (mede) gebruik van de bestaande woning en / of een bijhorend bouwwerk ten behoeve van huisvesting ten behoeve van mantelzorg is toegestaan.
 
b Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels uit andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en) ten behoeve van het realiseren van huisvesting ten behoeve van mantelzorg en toestaan dat:
  1. bij woningen met een achtererfgebied tot 250 m² mag maximaal 80 m² aan bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  2. bij woningen met een achtererfgebied groter dan 250 m² mag maximaal 125 m² aan bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de huisvesting ten behoeve van mantelzorg ;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m; 4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.
c Voorwaarde voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 11.1.2 onder b kan slechts mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.
d Stellen van eisen
Aan het afwijken als bedoeld in artikel 11.1.2 onder b kunnen eisen gesteld worden. Deze behelzen in elk geval eisen inzake:
  1. de landschappelijke inpasbaarheid waartoe een landschappelijk inrichtingsplan gevraagd kan worden welke voorwaardelijke verplicht gesteld kan worden;
  2. de tijdelijkheid van de extra te realiseren gebouwen en de daarmee samen hangende vergunning. 
11.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
 
11.2.1 Waardebepaling
 
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, de gronden mede bestemd zijn voor het beschermen van de windvang en het uitzicht op de molen als werktuig en als een bijzonder beeldbepalend element.
 
11.2.2 Bouwregels
 
a Bouwverbod
  1. In afwijking van (mogelijk) toegelaten gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, in een of meerdere andere bestemmingen, is het verboden deze te bouwen hoger dan een bepaalde maximale hoogte (='Hx'). Deze hoogte komt tot stand op basis van de volgende formule (hierbij is 'X' de afstand in meters van het betreffende object ten opzichte van de molen en hb de hoogte van het maaiveld ter hoogte van het bouwplan ten opzichte van NAP): Molen De Hoop te Veen: Hx (m boven maaiveld bouwplan) = X / 75 + 4,55 + (6,4-hb)
  2. Bij het bovenstaande geldt dat het in elk geval is toegestaan om altijd even hoog te bouwen als de belt-, berg- of stellinghoogte en anders altijd minimaal 3 m boven maaiveld bouwplan. 
b Opheffen bouwverbod
Burgemeester en wethouders kunnen het hiervoor opgenomen bouwverbod opheffen mits:
  1. de bouwregels uit de desbetreffende bestemming in acht worden genomen;
  2. de beheerder van de molen is geraadpleegd;
  3. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij nadrukkelijk het omschreven belang uit artikel 11.2.1 wordt meegewogen;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering. Bij het opheffen van het bouwverbod wordt de procedure voor een afwijking gevolgd.
11.2.3 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
a Vergunningplicht
Voor de aangewezen gronden geldt dat het verboden is om hoogopgaande beplanting te planten zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
 
b Vergunningverlening
De vergunning als bedoeld in artikel 11.2.3 onder a wordt verleend als is gebleken dat het beoogde werk geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet leidt tot een verstoring van het belang als omschreven in artikel 11.2.1 dan wel dat verstoring ervan redelijk is en het belang als omschreven in artikel 11.2.1 daarbij voldoende is gewaarborgd.
 
Het verlenen van de omgevingsvergunning kan mits:
  1. de regels uit de desbetreffende bestemming in acht worden genomen;
  2. de beheerder van de molen is geraadpleegd;
  3. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad waarbij nadrukkelijk het omschreven belang uit artikel 11.2.1 wordt meegewogen;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
11.2.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met in acht neming van het bepaalde in artikel 14.1, en met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
de gebieden waar de aanduiding als genoemd in artikel 11.2.1 betrekking op hebben te vergroten en / of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen kennis noodzakelijk en / of mogelijk is. de formules als genoemd in artikel 11.2.2 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen kennis noodzakelijk en / of mogelijk is.
 
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 55 m³ zal bedragen;
    • de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    • ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m. Voor zover de omgevingsvergunning betrekking heeft op het bouwen van waarschuwings- en/of communicatie-masten met een bouwhoogte van meer dan 30 m dient vooraf advies ingewonnen te worden bij het Ministerie van Defensie.
  5. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
    • de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer dan 2 m bedraagt;
    • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; • er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
  6. de bestemmingsregels om het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied toe te staan, mits:
    1. de noodzaak van de herinrichting is aangetoond;
    2. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt geschaad;
    3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    5. landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad;
    6. de hoofdgroenstructuur niet onevenredig wordt geschaad;
    7. de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt geschaad en voor zover nodig in voldoende watercompensatie wordt voorzien.
 
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. de overschrijdingen als bedoeld onder a. en b. mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
 
Artikel 14 Algemene procedureregels
 
14.1 Wijzigingsbevoegdheid
 
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.
 
14.2 Afwijkingsbevoegdheid
 
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.
 
Artikel 15 Overige regels
 
15.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en
  6. de ruimte tussen bouwwerken.
15.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
 
15.3 Parkeren
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen Altena" zoals vastgesteld op 15 december 2020. Indien deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  2. De onder a. bedoelde parkeergelegenheid dient na realisering in stand te worden gehouden;
  3. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
15.4 Laden en lossen
  1. Indien het gebruik van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, is bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, verzekerd dat op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
  2. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
 
15.5 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  1. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van gronden zoals bedoeld in artikel 6.1 is alleen toegestaan indien, in overleg en overeenstemming met het waterschap en de gemeente, gelijktijdig met de realisatie van de woningen voldoende waterberging wordt gerealiseerd en in stand wordt gelaten.
  2. Conform het beleid van Waterschap Rivierenland moet binnen het plangebied voldoende berging worden gecreëerd om het hemelwater bij extreme weersomstandigheden te kunnen bergen. Hiervoor wordt de vuistregel gehanteerd dat voor een bui= T=100+10%, per hectare verharding 664 m3 berging beschikbaar moet zijn.
  3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid b als het realiseren van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is dan wel als bij nadere uitwerking van het plan blijkt dat met een kleinere berging danwel met andere maatregelen kan worden volstaan.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 16 Overgangsrecht
 
16.1 Overgangsbepaling ten aanzien van bouwwerken
 
16.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 
16.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
 
16.1.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
16.2 Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik
 
16.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
16.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
16.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
16.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 17 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Kern Veen: Den Eng herziening'.