direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Sleeuwijk: Tienhont
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.SleBP127KSTienhont-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kern Sleeuwijk: Tienhont' met identificatienummer NL.IMRO.1959.SleBP127KSTienhont-ON01 van de gemeente Altena.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

een beroep of bedrijf dat in (een gedeelte van) een woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en dat is gericht op het ambachtelijk vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.7 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bed and breakfast:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw en/of is gevestigd in een bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel.

1.10 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing en gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.23 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.26 growshop:

een ruimte waar substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bewerkt, verwerkt, bedrijfsmatig te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, vervaardigd of voorhanden zijn.

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies worden verstrekt.

1.29 huishouden:

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is.

1.30 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren.
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.31 kunstwerk:

een bouwconstructie in weg, water of spoorlijn, zoals bruggen en sluizen.

1.32 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied

1.33 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en verenigingsleven, en zorgvoorzieningen al dan niet in combinatie met zorgwooneenheden als ook ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.34 mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

1.35 middeldure huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste een in de 'Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Altena' bepaalde jaarlijks te indexeren aanvangshuurprijs, waarbij de instandhouding voor tenminste vijftien jaar na de eerste ingebruikname is verzekerd.

1.36 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.

1.37 ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

1.38 ondergeschikte functie:

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is.

1.39 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.40 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.41 parkeervoorzieningen:

elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  • a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  • b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.
1.42 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.43 plangebied:

het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft.

1.44 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.45 raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.46 recreatief medegebruik:

vormen van extensieve recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting (met uitzondering van bankjes, wegbewijzering, en dergelijke) van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn.

1.47 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.48 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waaronder mede begrepen vaar- en voertuigen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 smartshop:

een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

1.50 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de doelgroep sociale huurwoning zoals omschreven in de 'Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Altena', voor tenminste vijfentwintig jaar na de eerste ingebruikname is verzekerd.

1.51 sociale koopwoning:

koopwoning met een in de 'Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Altena' bepaalde maximale koopprijs vrij op naam, waarbij de instandhouding voor de doelgroep sociale koopwoning zoals omschreven in deze verordening voor tenminste tien jaar na de eerste ingebruikname is verzekerd.

1.52 speelvoorzieningen:

speelgelegenheid, speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongere en sport- en speelplaatsen.

1.53 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.54 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken tot prostitutie.

1.55 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.56 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

1.57 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.58 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.59 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie, en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), berm- en kavelsloten, gemalen, inlaten, etc.

1.60 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.61 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid'.

1.62 woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.63 woonvisie:

de 'Woonvisie 2021-2025' zoals die op 22 juni 2021 door de raad van de gemeente Altena is vastgesteld, dan wel de opvolger daarvan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.2 de afstand:

afstanden tussen bouwwerken onderling worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.3 de afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.4 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.5 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten afstand.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.14 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

2.15 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
  • c. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en overige beplantingen;
  • b. behoud van aanwezige landschappelijke waarden;

alsmede voor:

  • c. (dag)recreatief medegebruik;

een en ander met de daarbij behorende:

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals (berm)sloten, greppels, watergangen, bruggen en duikers;
  • e. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen, waaronder begrepen in- en uitritten, fiets- en wandelpaden en dergelijke;
  • f. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen straatmeubilair, kunstwerken, speeltoestellen en dergelijke;
  • g. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Bouwen is uitsluitend toegestaan met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.1, tenzij daarvan wordt afgeweken op grond van lid 3.5.1.

3.2.2 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter, behoudens:
    • 1. speeltoestellen, kunstwerken en bewegwijzering, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
    • 2. licht- en andere masten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken voor gebouwen van beheer en onderhoud

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, voor het bouwen van gebouwen voor beheer en onderhoud van de in lid 3.1 genoemde gronden, mits:

  • a. de oppervlakte per gebouw niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 3.4.1 in acht wordt genomen, tenzij daarvan wordt afgeweken op grond van lid 3.5.1.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Maximale oppervlakte verharding

De totale oppervlakte aan verharding (bebouwing en terreinverharding bij elkaar opgeteld) binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Woongebied' tezamen, mag, inclusief de oppervlakte van een (half) ondergrondse parkeergarage als bedoeld in lid 4.2.3, niet meer bedragen dan 4.150 m².

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanbrengen van verhardingen (bebouwing en terreinverharding) over een grotere oppervlakte dan bedoeld in lid 3.4.1.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Grotere oppervlakte verharding

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 en lid 3.4.2 onder a voor de realisatie van een grotere oppervlakte aan verharding, mits:

  • a. dit niet leidt tot negatieve effecten voor de waterhuishouding in het plangebied en omgeving;
  • b. er voldoende watercompensatie plaatsvindt van het verhard oppervlak boven 4.150 m² overeenkomstig de regels van het waterschap en hiervoor een watercompensatieplan is opgesteld;
  • c. de watercompensatie in overleg met het waterschap plaatsvindt en het waterschap schriftelijk over het watercompensatieplan heeft geadviseerd.

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

alsmede voor:

  • b. maatschappelijke voorzieningen tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van ten hoogste 120 m²;

een en ander met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals (berm)sloten, greppels, watergangen, bruggen en duikers;
  • e. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en overige beplantingen;
  • f. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen en overige verhardingen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen kunstwerken, straatmeubilair en dergelijke;
  • h. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwen is uitsluitend toegestaan met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.1, tenzij daarvan wordt afgeweken op grond van lid 4.5.1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', mag het bebouwingspercentage, inclusief de oppervlakte van een (half) ondergrondse parkeergarage als bedoeld in lid 4.2.3, niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • e. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning mag uitsluitend worden verleend indien in het plangebied de volgende woningdifferentiatie wordt gerealiseerd:
    • 1. minimaal 25% van de woningen dient uit sociale huurwoningen te bestaan;
    • 2. minimaal 30% van de woningen dient uit sociale koopwoningen en/ óf middeldure huurwoningen te bestaan.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend hoofdgebouwen ten behoeve van gestapelde woningen worden gebouwd, al dan niet in combinatie met een hoofdgebouw voor maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in lid 4.1 onder b;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid, met dien verstande dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw voor maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in lid 4.1 onder b niet meer dan 4 meter mag bedragen.
4.2.3 (Half) ondergrondse parkeergarage

Voor het bouwen van een (half) ondergrondse parkeergarage met daarbij behorende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. een (half) ondergrondse parkeergarage mag zowel onder als buiten een hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. de bouwdiepte van een (half) verdiepte parkeergarage mag maximaal 4 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een (half) ondergrondse parkeergarage mag niet meer bedragen dan 1,80 meter;
  • d. een (half) ondergrondse parkeergarage buiten een hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan indien het dak en de gevels worden afgedekt met beplanting.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 3 meter, behoudens erf- en/of terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken voor bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 voor de bouw van bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming 'Woongebied' niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • c. het bepaalde in lid 4.4.1 in acht wordt genomen, tenzij daarvan wordt afgeweken op grond van lid 4.5.1;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het uitzicht van woningen, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de brandveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

4.4.1 Maximale oppervlakte verharding

De totale oppervlakte aan verharding (bebouwing en terreinverharding bij elkaar opgeteld) binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Woongebied' tezamen, mag, inclusief de oppervlakte van een (half) ondergrondse parkeergarage als bedoeld in lid 4.2.3, niet meer bedragen dan 4.150 m².

4.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van gronden en bebouwing voor de uitoefening van enige vorm van beroep- en bedrijf aan huis, detailhandel of horeca;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • c. het aanbrengen van verhardingen (bebouwing en terreinverharding) over een grotere oppervlakte dan bedoeld in lid 4.4.1.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting groene afdekking parkeergarage

Indien er een (half) ondergrondse parkeergarage buiten een hoofdgebouw wordt gerealiseerd, is het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen uitsluitend toegestaan indien het dak en de gevels van de parkeergarage zijn afgedekt met beplanting en deze beplanting in stand wordt gehouden.

4.4.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen is uitsluitend toegestaan indien er voldoende parkeergelegenheid is gerealiseerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het bepaalde in lid 10.2.1.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Grotere oppervlakte verharding

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 en lid 4.4.2 onder c voor de realisatie van een grotere oppervlakte aan verharding, mits:

  • a. dit niet leidt tot negatieve effecten voor de waterhuishouding in het plangebied en omgeving;
  • b. er voldoende watercompensatie plaatsvindt van het verhard oppervlak boven 4.150 m² overeenkomstig de regels van het waterschap en hiervoor een watercompensatieplan is opgesteld;
  • c. de watercompensatie in overleg met het waterschap plaatsvindt en het waterschap schriftelijk over het watercompensatieplan heeft geadviseerd.
4.5.2 Afwijken aan huis verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2, onder a, voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de omvang van het aan huis verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum oppervlak van 100 m²;
  • c. het aan huis verbonden beroep of bedrijf in het hoofdgebouw wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  • d. het aan huis verbonden beroep of bedrijf is genoemd in de 'Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis' in Bijlage 1 of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan de in deze Staat genoemde beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • e. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • f. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
    • 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
    • 2. beperkte detailhandel via internet, mits geen goederen van huis worden afgehaald.
  • g. bij de uitoefening van een kapsalon het aantal kappersstoelen niet meer bedraagt dan 1;
  • h. het aan huis verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  • i. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.2.1.
4.5.3 Afwijken voor bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, voor het vestigen van een bed&breakfast, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bed and breakfast wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  • c. de uitoefening van bed and breakfast geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het maximum aantal gasten dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed and breakfast 5 bedraagt;
  • f. de omvang van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw tot een maximum oppervlak van 50 m²;
  • g. de maximale verblijfsduur voor gasten 14 aaneengesloten dagen bedraagt;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.2.1;
  • i. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in legaal opgerichte gebouwen;
  • j. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, niet zijnde een (half) ondergrondse parkeergarage als bedoeld in lid 4.2.3, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder bovengrondse hoofdgebouwen, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  • c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, indien de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en) en de daarbij behorende regels.

7.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens en voor zover dat noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het gebruik ten behoeve van:
    • 1. een seksinrichting;
    • 2. raam- en straatprostitutie;
    • 3. coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf.
7.3 Uitzonderingen

Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 7.2, onder c valt niet het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en puin en andere bouwmaterialen op gronden waarop of waarin onderhouds-, herstel- of sloopwerkzaamheden worden uitgeoefend, mits deze zaken voor de uit te voeren werkzaamheden nodig zijn of van het bouwwerk dat hersteld of gesloopt wordt afkomstig zijn.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van:

  • a. de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot niet meer dan 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer al op grond van deze regels een andere afwijking is of kan worden verleend;
  • b. de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat de afwijking maximaal 1 meter mag bedragen;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen -waaronder mede begrepen de aanleg van rotondes of kruisingen- of de aansluiting van wegen onderling, in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de verkeersintensiteit en/of de praktische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, pinautomaten, afval- en glascontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwwerken naar aard en omvang passen in de omgeving;
    • 2. de oppervlakte maximaal 15 m² mag bedragen;
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen;
    • 5. gebleken is, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt verhoogd, ten behoeve van:
    • 1. kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 8 meter;
    • 2. waarschuwings- en communicatiemasten en zend-/ontvangstinstallaties, tot niet meer dan 50 meter;
    • 3. voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur, tot niet meer dan 15 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 meter.
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
8.2 Afwijken herinrichting openbaar gebied

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels om het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied toe te staan, mits:

  • a. de noodzaak van de herinrichting is aangetoond;
  • b. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. de hoofdgroenstructuur niet onevenredig wordt geschaad;
  • g. de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt geschaad en voor zover nodig in voldoende watercompensatie wordt voorzien.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, voor een technische betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

9.2 Verschuiving bestemmingsgrenzen - beloop wegen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, om het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate aan te passen, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft.

9.3 Aanpassing wettelijke regelingen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

10.2 Parkeren en laden en lossen
10.2.1 Parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, is verzekerd dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen Altena" zoals vastgesteld op 15 december 2020. Indien deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. De onder a. bedoelde parkeergelegenheid dient na realisering in stand te worden gehouden;
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
10.2.2 Laden en lossen
  • a. Indien het gebruik van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, is bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, verzekerd dat op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
  • b. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 

'Kern Sleeuwijk: Tienhont'.