direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitbreiding SRBT Giessen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.GieBP084UitbrSRBT-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Uitbreiding SRBT Giessen' met identificatienummer NL.IMRO.1959.GieBP084UitbrSRBT-VG01 van de gemeente Altena.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

De overige begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, niet zijnde detailhandel.

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.9 bedrijfsverzamelgebouw:

een complex van kleinere bedrijven in een gebouw.

1.10 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.12 bestaand (in relatie tot bebouwing):

aanwezige legale dan wel vergunde bebouwing ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.13 bestaand (in relatie tot gebruik):

aanwezig legaal dan wel vergund gebruik ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 growshop:

een ruimte waar substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bewerkt, verwerkt, bedrijfsmatig te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, vervaardigd of voorhanden zijn.

1.27 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies worden verstrekt.

1.28 internetdetailhandel:

detailhandel in goederen via het internet, zonder uitstalling van goederen ter plaatse:

  • a. een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;
  • b. een internetwinkel met opslag- en verzendfunctie;
  • c. een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid.
1.29 kantine:

een drink- en eetgelegenheid die zich bevindt bij bedrijven of andere instanties en die ondergeschikt is aan en uitsluitend ten dienste staat van de hoofdfunctie.

1.30 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.

1.31 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.32 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.33 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.34 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.35 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.36 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt, tenzij elders in deze regels anders is bepaald.

1.37 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.38 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.39 parkeervoorzieningen:

elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  • a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  • b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.
1.40 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
  • c. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
1.41 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.42 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo) of het Vuurwerkbesluit.

1.43 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 smartshop:

een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

1.45 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.46 vloeroppervlakte:

dit betreft de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten (volgens NEN 2580) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

1.47 volumineuze (grootschalige) detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen.

1.48 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.49 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.50 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie, en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), berm- en kavelsloten, gemalen, inlaten, etc.

1.51 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.52 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid'.

1.53 woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.54 zeer kwetsbare groepen:

groepen van personen met een permanente functionele beperking, te weten personen die door geestelijke of lichamelijke beperking, door zeer jonge leeftijd of door detentie niet in staat zijn om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van buitenaf, binnen korte tijd in veiligheid te brengen (vluchten), of bescherming te zoeken tegen de nadelige effecten van een calamiteit (schuilen);

voorbeelden van functies en voorzieningen waar deze groepen zich bevinden zijn: basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, opvang gehandicapten, sociale werkplaatsen en penitentiaire inrichtingen.

1.55 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.2 de afstand:

afstanden tussen bouwwerken onderling worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.3 de afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.4 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.5 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, 3.1 of 3.2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren, ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie;
  • d. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op internetdetailhandel als bedoeld in lid 1.28, onder a en b;
  • e. wegen en paden;
  • f. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groen- parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • h. de oppervlakte van gronden behorende bij eenzelfde bedrijfsvestiging niet meer dan 5.000 m² mag bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende kavelomvang' maximaal 2 bedrijfskavels zijn toegestaan met een omvang van meer dan 5.000 m²;
  • j. bedrijfsverzamelgebouwen niet zijn toegestaan;
  • k. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen en nutsgebouwen;
  • b. bij een en ander behorende andere bouwwerken, zoals palen, masten, luifels, uitstal- en reclamevoorzieningen, straatmeubilair en terreinafscheidingen.
3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 3b' per bouwperceel niet meer bedragen dan 25%;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat:
    • 1. de afstand van een gebouw tot wegen met bijbehorende paden en bermen tenminste 5 meter dient te bedragen;
    • 2. de afstand van een gebouw tot de onderlinge perceelsgrenzen met een ander bedrijfsperceel dient tenminste 5 meter te bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 3b' mag aan de zijde van de Parallelweg de aaneengesloten gevellengte van een gebouw niet meer bedragen dan 15 meter, waarna de gevel minimaal 2 meter dient te verspringen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. de goot- en bouwhoogte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 6 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' dienen gebouwen te worden voorzien van een kap waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan is aangegeven;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' dienen gebouwen te worden voorzien van een kap waarvan de nokrichting noord-zuid gericht is;
  • i. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, reclametekens en technische installaties   15 m  
luifels   5 m  
erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 3b' dienen erf- en terreinafscheidingen open en transparant te worden uitgevoerd en met een constructie die geen belemmering vormt voor de passage van kleine zoogdieren en amfibieën.
3.2.3 Parkeren

Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het bepaalde in lid 13.2 van deze regels.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing en de inrichting van de gronden:

  • a. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • b. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Hogere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e om bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 m;
  • b. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar voor het gehele bedrijventerrein;
  • c. de gebouwdelen hoger dan 12 m voldoen aan de beeldkwaliteitseisen die gelden voor de representatieve zone langs de Provincialeweg zoals opgenomen in het 'Beeldkwaliteitsplan SRBT Giessen'.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verboden gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, onder d;
  • c. horeca, anders dan in de vorm van een kantine;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • f. risicovolle inrichtingen;
  • g. de vestiging van functies voor zeer kwetsbare groepen;
  • h. buitenopslag van goederen en materialen of het buiten opstellen van installaties (los van of aan gebouwen) ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 1', 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 2', specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 3a en 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 3b';
  • i. buitenopslag van goederen en materialen tot een hoogte die meer bedraagt dan de grootste hoogte van bij het betreffende bedrijf behorende gebouwen, en in ieder geval tot een hoogte van meer dan 10 m.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichtingen

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving als ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ecologische verbindingszone' de ecologische verbindingszone en landschappelijke inpassing niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig de in bijlage 2 van de regels opgenomen 'Inrichtingsschets EVZ en landschappelijke inpassing';
  • b. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving als niet voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • 1. voorafgaand aan de ingebruikname van de gronden een waterhuishoudkundig plan wordt opgesteld waarin de benodigde watercompensatie wordt uitgewerkt overeenkomstig een waterbergingsnorm van 43,6 mm per m² toename aan verhard oppervlak, waarbij geldt dat deze watercompensatie dient te zijn gerealiseerd alvorens nieuw verhard oppervlak wordt aangelegd;
    • 2. de opstelling van het waterhuishoudkundig plan en de uitwerking van de watercompensatie in overleg en in overeenstemming met het waterschap plaats zal vinden.
  • c. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 1' overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving als:
    • 1. op het betreffende bouwperceel langs de bouwperceelsgrens aan de zijde van de weg (uitgezonderd ter plaatse van in- en uitritten) geen erfafscheiding in de vorm van een haag met een breedte van minimaal 1 meter is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
    • 2. op het betreffende bouwperceel niet minimaal 50% van de oppervlakte van de gronden die gelegen zijn voor de voorgevellijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 1' groen is ingericht en als zodanig in stand wordt gehouden, waarbij parkeren op graskeien of gelijkwaardig voor de helft als groen wordt gerekend.
  • d. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 2' overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving als:
    • 1. op het betreffende bouwperceel langs de bouwperceelsgrens aan de zijde van de weg (uitgezonderd ter plaatse van in- en uitritten) geen erfafscheiding in de vorm van een haag met een breedte van minimaal 1 meter is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
    • 2. op het betreffende bouwperceel niet minimaal 50% van de oppervlakte van de gronden die gelegen zijn voor de voorgevellijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 2' groen is ingericht en als zodanig in stand wordt gehouden, waarbij parkeren op graskeien of gelijkwaardig voor de helft als groen wordt gerekend.
  • e. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 3a' overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving als:
    • 1. op het betreffende bouwperceel langs de bouwperceelsgrens aan de zijde van de weg (uitgezonderd ter plaatse van in- en uitritten) geen erfafscheiding in de vorm van een haag met een breedte van minimaal 1 meter is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • f. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 3b' overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving als:
    • 1. op het betreffende bouwperceel niet minimaal 60% van de oppervlakte van de onbebouwde gronden die gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone 3b', groen is ingericht en als zodanig in stand wordt gehouden, waarbij parkeren op graskeien of gelijkwaardig voor de helft als groen wordt gerekend.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1 onder a, ten behoeve van het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet genoemd zijn in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 van de in deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, indien de betreffende bedrijfsactiviteiten voor wat betreft milieuplanologische hinder, naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2;
  • b. lid 3.1 onder b, ten behoeve van het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet genoemd zijn in milieucategorie 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de in deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, indien de betreffende bedrijfsactiviteiten voor wat betreft milieuplanologische hinder, naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de milieucategorieën 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;
  • c. lid 3.1 onder a, ten behoeve van het toestaan van bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid met milieucategorie 4.1, indien de betreffende bedrijfsactiviteiten voor wat betreft milieuplanologische hinder, naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2.
3.6.2 Internetdetailhandel met afhaalmogelijkheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder d en lid 3.5.1 onder b, om een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid toe te staan, onder de voorwaarde dat:

  • a. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer; / de activiteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft;
  • b. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. er geen sprake is van een showroom en/of uitstalling ter verkoop;
  • d. de omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen,
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede civieltechnische kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. fiets- en voetpaden,
  • d. verhardingen ten behoeve van wegen, zoals in- en uitvoegstroken en in- en uitritten;
  • e. straatmeubilair, en beeldende kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bij één en ander behorende voorzieningen, zoals onderhoudspaden en faunapassages.
4.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen worden gebouwd waarvan:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens palen, masten, beeldende kunstwerken en verkeerstekens, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken voor het parkeren van motorvoertuigen.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden in de vorm van een ecologische verbindingszone als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. bij één en ander behorende voorzieningen, zoals faunapassages.
5.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen, behoudens terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. dag- of verblijfsrecreatie.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden om op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
  • b. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
  • c. het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter;
  • d. het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • e. vellen of rooien van houtgewas;
  • f. het dempen van poelen, sloten en greppels.
5.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 5.4.1 genoemde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • c. die nodig zijn voor de aanleg van de ecologische verbindingszone en landschappelijke inpassing overeenkomstig de in bijlage 2 van de regels opgenomen 'Inrichtingsschets EVZ en landschappelijke inpassing';
5.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige of potentiële natuur- en landschappelijke waarden;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan het realiseren en functioneren van de ecologische verbindingszone;
  • d. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijbanen en in- en uitvoegstroken;
  • b. pleinen, voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en andere groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen
  • g. straatmeubilair, afvalcontainers en beeldende kunstwerken;
  • h. bij een en ander behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens palen, masten, beeldende kunstwerken en verkeerstekens, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishouding;
  • b. groenvoorzieningen, oevers en taluds;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • d. bij één en ander behorende voorzieningen, zoals faunapassages.
7.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers en bruggen, waarvan:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, behoudens palen, masten, beeldende kunstwerken en verkeerstekens, waarvan de bouwhoogte ten opzichte van het maaiveld niet meer dan 9 m mag bedragen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

9.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
  • b. seksinrichting;
  • c. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • d. bewoning;
  • e. stand- of ligplaats van onderkomens.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Wetgevingszone
10.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de ontwikkeling en instandhouding van een ecologische verbindingszone als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland.

10.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ecologische verbindingszone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
    • 2. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
    • 3. het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter;
    • 4. het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 5. vellen of rooien van houtgewas;
    • 6. het dempen van poelen, sloten en greppels;
  • b. Het verbod, zoals onder 10.1.2 sub a gesteld, geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
    • 2. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
    • 3. die nodig zijn voor de aanleg van de ecologische verbindingszone en landschappelijke inpassing overeenkomstig de in bijlage 2 van de regels opgenomen 'Inrichtingsschets EVZ en landschappelijke inpassing';
  • c. De omgevingsvergunning voor de onder 10.1.2 sub a genoemde werken of werkzaamheden wordt slechts verleend indien:
    • 1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige of potentiële natuur- en landschappelijke waarden;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan het realiseren en functioneren van de ecologische verbindingszone;
    • 4. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m.
11.2 Afwijken herinrichting openbaar gebied

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels om het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied toe te staan, mits:

  • a. de noodzaak van de herinrichting is aangetoond;
  • b. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. de hoofdgroenstructuur niet onevenredig wordt geschaad;
  • g. de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt geschaad en voor zover nodig in voldoende watercompensatie wordt voorzien.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig, dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 meter wordt verschoven.
12.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende 'Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten' als volgt te wijzigen:

  • a. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

13.2 Parkeren en laden en lossen
13.2.1 Parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen Altena" zoals vastgesteld op 15 december 2020. Indien deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. De onder a. bedoelde parkeergelegenheid dient na realisering in stand te worden gehouden;
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
13.2.2 Laden en lossen
  • a. Indien het gebruik van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, is bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, verzekerd dat op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
  • b. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding SRBT Giessen'.