Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Almkerk: Midgraaf 14b
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1959.BuiWP161Midgrf14b-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 Plan
Het wijzigingsplan ‘Buitengebied Almkerk: Midgraaf 14b’ met identificatienummer NL.IMRO.1959.BuiWP161Midgrf14b-ON01 van de gemeente Altena;
 
1.2 Bestemmingsplan/ wijzigingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 Aanbouw
Uitbreiding van een hoofdgebouw;
 
1.4 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Een beroep of bedrijf dat in (een gedeelte van) een woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en dat is gericht op het ambachtelijk vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 Agrarisch bedrijf
Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf);
 
1.8 Agrarisch bouwvlak
Een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch - 1;
 
1.9 Agrarisch gebruik
Het telen of kweken van gewassen en/of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren;
 
1.10 Agrarisch grondgebruik
Het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren;
 
1.11 Agrarisch technisch hulpbedrijf
Gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
 
1.12 Agrarisch verwant bedrijf:
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
 
1.13 Archeologisch deskundige
Een door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de geldende kwaliteitscriteria VTH en adviseert en beoordeelt conform de ten tijde van het advies of beoordeling geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
 
1.14 Archeologisch onderzoek
Onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische relicten door een gecertificeerde instantie werkend volgens de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Plan van Aanpak (PvA) (bij booronderzoek) of Programma van Eisen (PvE) (bij gravend onderzoek);
 
1.15 Archeologisch rapport
Rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
 
1.16 Archeologische verwachting
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;
 
1.17 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten;
 
1.18 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.19 Bebouwingsconcentratie
Een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, dan wel een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties;
 
1.20 Bebouwingspercentage
Een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.21 Bed & breakfast
Een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in een bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel;
 
1.22 Bedrijfswoning/ dienstwoning
Een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;
 
1.23 Beperkt kwetsbare object
De definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.24 Begane grondvloer
De bouwlaag van een gebouw waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;
 
1.25 Bestaand
  1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
 
1.26 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.27 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak van gronden met eenzelfde bestemming.
 
1.28 Bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
 
1.29 Bewoner
Iemand die zijn hoofdverblijf heeft in de woning en ook als zodanig staat ingeschreven in de GBA;
 
1.30 Bijbehorend bouwwerk/ bijgebouw:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.31 Bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
 
1.32 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
 
1.33 Bouwlaag
Doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
 
1.34 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.35 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel
 
1.36 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.37 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.38 Cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
 
1.39 Dagrecreatie
Activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;
 
1.40 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending;
 
1.41 Dienstverlening
Dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
 
1.42 Erftoegangsweg
Een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;
 
1.43 Extensief recreatief medegebruik
Die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
 
1.44 Extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen
Dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;
 
1.45 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.46 Geluidsgevoelige objecten
Woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;
 
1.47 Groepsaccommodatie/logeergebouw:
Een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;
 
1.48 Grondgebonden agrarisch bedrijf
Agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;
 
1.49 Grondgebonden (bedrijfs)woning:
Een uit één of meerdere lagen bestaande woning inclusief kap, met een voordeur die rechtstreeks uitkomt op de buitenruimte;
 
1.50 Hobbymatig
Een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;
 
1.51 Hobbymatig agrarisch grondgebruik
Het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren, niet gericht op een reële inkomensvorming;
 
1.52 Hoofdgebouw
Een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.53 Horeca
Een activiteit, waarbij bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarbij bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek;
 
1.54 Huishouden
Een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is;
 
1.55 Inpandige statische opslag
Het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  
1.56 Kampeermiddel
Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.57 Kampeerplaats
Standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;
 
1.58 Kampeerterrein
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;
 
1.59 Kantoor
Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;
 
1.60 Kassen:
Gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;
 
1.61 Kwaliteitswinst van het landschap
In dit kader dient een minimale basisinspanning te worden geleverd van 20% van de waardevermeerdering van de grond en/of het object, conform de ‘Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019’, dan wel soortgelijke opvolgende regelingen of besluiten van de gemeente Altena;
 
1.62 Landschappelijke inpassing
Het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;
 
1.63 Landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
 
1.64 Legaal
Gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.65 Logies
Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
  
1.66 Minicamping
Een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;
 
1.67 Nevenactiviteiten:
Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
 
1.68 Nutsvoorziening
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.69 Omschakeling agrarisch bedrijf:
Het geheel, danwel in overwegende mate overstappen van een van de volgende agrarische bedrijfsvormen in een andere, ook in de opsomming genoemde bedrijfsvorm:
  1. Een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. Een intensieve veehouderij;
  3. Een combinatiebedrijf;
  4. Een glastuinbouwbedrijf;
  5. Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf;
 
1.70 Ondersteunende horeca
Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
 
1.71 Overkapping/ carport
Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal twee zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
 
1.72 Overtollig
Wanneer er geen concrete gebruiksfunctie voor bebouwing aanwezig is gerelateerd aan de (nieuwe) bestemming;
 
1.73 Paardenbak
Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;
 
1.74 Paardenhouderij
Een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan;
 
1.75 Pension
Een voor eenieder toegankelijk gebouw voor het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden gedurende kortere of langere periode, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft. Een pension heeft een relatie met het begrip 'horeca': er worden naast het beschikbaar stellen van verblijf ook andere faciliteiten geboden, zoals eten en drinken;
 
1.76 Pensionstalling
Het stallen van paarden van derden;
 
1.77 Plangebied
Het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft;
 
1.78 Plattelandswoning
Een voormalige agrarische bedrijfswoning, die mag worden bewoond door derden, die geen functionele relatie hebben met het agrarisch bedrijf;
 
1.79 Regeling Kwaliteitsverbetering
De Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019 zoals opgenomen in Bijlage 1 van het bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem herziening 2018, dan wel soortgelijke opvolgende regelingen of besluiten van de gemeente Altena;
 
1.80 Ruimtelijke ontwikkeling
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;
 
1.81 Seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.82 Slopen
Het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
 
1.83 Statische opslag
Opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke;
 
1.84 Streekgebonden producten
Producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;
 
1.85 Teeltondersteunende kassen
Teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;
 
1.86 Teeltondersteunende voorzieningen:
Voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
  1. Laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  2. Laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  3. Hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen en schaduwhallen;
  4. Hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  5. Overige teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, bijvoorbeeld stellages met regenkappen bij de grondgebonden teelt van zachtfruit, boomteelthekken, hagelnetten en vraatnetten;
 
1.87 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
 
1.88 Toename van stikstofemissie
  1. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken wanneer de emissie N/kg/jaar* meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken;
  2. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;
* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.
 
1.89 Tunnel(kas):
Een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;
 
1.90 Verbrede landbouw
Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;
 
1.91 Verblijfsrecreatie
Recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
 
1.92 Verkoopvloeroppervlak:
De voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
 
1.93 Vloeroppervlak(te)
De totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
 
1.94 Volwaardig agrarisch bedrijf
Bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;
 
1.95 Voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  1. Gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  2. Gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
 
1.96 Vormverandering van een bouwvlak
Wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;
 
1.97 Waterhuishoudkundige doeleinden
Doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;
 
1.98 Watergang
Een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;
 
1.99 Wonen
Het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid';
 
1.100 Woning/ wooneenheid
Een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
 
1.101 Woningsplitsing:
Het opdelen van een (bedrijfs)woning in meerdere wooneenheden;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
De kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
 
2.2 Bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
 
2.3 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.8 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
2.9 Peil
  1. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het bouwwerk onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het bouwwerk;
  2. In alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
 
2.10 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch - 1
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. De ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie;
b. Agrarisch gebruik;
c. Hobbymatig agrarisch grondgebruik;
d. Nevenactiviteiten (voor zover in 3.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan);
e. Behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarde(n) en landschapselementen;
f. Cultuurhistorische waarden;
g. Water en waterhuishoudkundige doeleinden;
h. Extensief recreatief medegebruik;
i. Doeleinden van openbaar nut;
j. Erfbeplanting;
k. Tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;
 
Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
 
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
 
a. Agrarisch bouwvlak
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ zijn agrarische bedrijven toegestaan.
 
b. Type agrarisch bedrijf en omschakeling
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, worden uitgeoefend.
 
c. Ondergeschikte detailhandel
Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:
  1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  2. Het mag enkel gaan om detailhandel in op agrarische bedrijven in de streek geproduceerde producten en gewassen.
  3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
 
d. Inpandige statische opslag
Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
 
e. Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Voor het (rechtstreeks) toestaan van een aan huis verbonden beroep of bedrijf gelden de volgende bepalingen:
  1. De activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  2. De bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  3. Maximaal 40% van het vloeroppervlak van de grondgebonden bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis verbonden beroep of bedrijf, waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  4. De activiteit dient te voldoen aan Bijlage 1 Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis;
  5. Activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
 
f. Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
  2. Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan.
 
g. Landschapswaarden
Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - openheid' het beleid is gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke openheid en doorzichten.
 
h. Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
 
3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:
  1. Agrarische bedrijfsgebouwen;
  2. Agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn niet toegestaan;
  3. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2.3 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:
 
Gebouwen, carports en overkappingen algemeen
  
Min.
 
Max.
  
Afstand tot perceelsgrens  
3 m  
 
Afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg 
15 m
 
Bouwlagen ondergronds  
 
1  
Agrarische bedrijfsbebouwing in de vorm van een overkapping per agrarisch bedrijf 
 
 20 m2
Carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan
1m
 
Afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan
3m
 
Gezamenlijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning  
n.v.t.
100 m2
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak
  
Min.
 
Max.
  
goothoogte  
n.v.t.  
7 m  
bouwhoogte  
n.v.t.  
11 m  
Dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard  
12°  
60°  
Teeltondersteunende voorzieningen
  
Min.
 
Max.
  
Algemene bouwhoogte  
n.v.t.  
2,5 m  
Bouwhoogte teeltondersteunende kassen  
n.v.t.  
6 m  
Bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen  
n.v.t.  
4 m  
Oppervlakte teeltondersteunende kassen  
n.v.t.  
1.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - openheid'
Afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)  
25 m  
n.v.t.  
Bedrijfswoning
  
Min.
 
Max.
  
Goothoogte
n.v.t.  
6 m
bouwhoogte  
n.v.t.  
10 m
inhoud  
 
maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning
  
Min.
 
Max.
  
goothoogte  
n.v.t.  
3 m  
bouwhoogte  
n.v.t.  
6 m  
Afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning  
n.v.t.
20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  
Max.
  
Bouwhoogte mestbassins  
8,5 m  
Bouwhoogte silo's of waterbassins  
15 m  
Bouwhoogte erfafscheidingen  
Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 2 m    
Bouwhoogte van carports c.q. overkappingen  
2,20 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
6 m  
Sleufsilo’s niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren  
 nvt
 
Aanvullend op de tabel geldt het volgende:
  1. Voor zover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum;
  2. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
 
3.2.4 Herbouw bedrijfswoning
Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.
 
3.2.5 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:
  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan;
    3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk);
    4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  2. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m;
  3. Paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak', zijn niet toegestaan.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning minicampings
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 3.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
  3. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
  4. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak';
  5. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan, daarbij toont de aanvrager aan dat er behoefte aan een minicamping bestaat;
  6. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  7. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing; indien de sanitaire voorzieningen geheel worden gerealiseerd binnen aanwezige gebouwen, mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen in afwijking van het bepaalde onder f maximaal 200 m2 bedragen;
  8. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  9. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  11. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving ;
  12. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  13. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  14. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving ;
  15. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
 
3.3.2 Omgevingsvergunning teeltondersteunende kassen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste van een vollegrondstuinbouwbedrijf;
  2. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 2000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - openheid';
  3. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het open landschap;
  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  5. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  6. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap
  7. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
 
3.3.3 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  2. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing;
  3. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  4. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  5. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  6. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  7. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  8. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
 
3.3.4 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de parkeersituatie;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de milieusituatie;
    5. de woonsituatie; en
    6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
3.3.5 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 onder l teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik paardenbakken toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de paardenbak wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de paardenbak te situeren direct grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt aangetoond dat situering ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' redelijkerwijs niet mogelijk is;
  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van bedrijfswoningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  4. er wordt een afstand aangehouden van maximaal 20 m tot de eigen (bedrijfs)woning;
  5. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag de paardenbak niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  6. er is - voorover er sprake is van het situeren van een paardenbak buiten het bouwvlak - sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  7. het gebruik van paardenbakken is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  8. de omvang van de paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 1200 m2,;
  9. voor lichtmasten gelden de volgende bepalingen:
    1. lichtmasten zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet toegestaan;
    2. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    3. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt minimaal 75 m;
    4. er wordt doelgerichte verlichting toegepast;
    5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  10. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    1. de hoogte van afrasteringen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 2 m;
    2. de hoogte van afrasteringen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan de 1,5 m;
    3. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie
  11. overige bouwwerken zijn niet toegestaan;
  12. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  13. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  14. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  15. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak omgevingsvergunningsplichtig zijn voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden ingevolge het bepaalde in 3.7, vormt de afweging hierbij onderdeel van deze omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels en is geen aparte omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden benodigd;
  16. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
 
3.3.6 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand) van de te herbouwen bedrijfswoning wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning;
  2. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  3. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  4. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  5. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  6. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  7. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  8. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  10. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
  11. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedrijfswoning, is aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf.
 
3.4 Voorwaardelijke verplichting
3.4.1 Landschappelijke inpassing
 
Binnen 12 maanden na het gereed melden van de bouw dienen per bouwfase de landschappelijke structuren te zijn aangelegd overeenkomstig ‘Bijlage 3: Landschappelijk inrichtingsplan’ van de planregels voor zover deze landschappelijke structuren tevens onderdeel uitmaken van de gronden binnen de bestemming ‘Groen- Landschappelijke inpassing’. De landschapselementen dienen duurzaam in stand te worden gehouden volgens de regels van artikel 4 ‘Groen- Landschappelijke inpassing’.
 
3.4.2 Watercompensatie
Alvorens nieuw verhard oppervlak wordt aangebracht, dient de benodigde watercompensatie van 664 m3/ha te zijn aangelegd conform de regels van het Waterschap.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van:
    1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting;
  2. aan huis verbonden bedrijven;
  3. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  4. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  5. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c;
  6. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  7. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning;
  8. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  9. het bewonen van bedrijfsruimte;
  10. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  11. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
  12. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  13. het realiseren van paardenbakken;
  14. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
  15. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  16. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn;
  17. het hobbymatige agrarisch gebruik mag niet leiden tot inrichting als erf of volkstuinencomplex;
  18. het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven;
  19. het wijzigen van het gebruik van een bestaand gebouw als een dierenverblijf;
  20. een Bed & breakfast is niet toegestaan, met uitzondering van een bestaande bed & breakfast.
 
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toestaan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  2. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  5. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  6. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  10. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
 
3.6.2 Omgevingsvergunning pensionstalling
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde 3.1.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  3. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 6;
  4. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  7. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  10. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
 
3.6.3 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 teneinde -bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  2. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  3. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  4. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  9. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
 
3.6.4 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  2. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
  3. maneges zijn niet toegestaan;
  4. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat een bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en in de bijbehorende bouwwerken bij de woning;
  5. het maximum aantal gasten dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed & breakfast bedraagt maximaal 10 gasten;
  6. de omvang van de bed & breakfast bedraagt niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot een maximum oppervlak van 100 m²;
  7. de maximale verblijfsduur voor gasten bedraagt 14 aaneengesloten dagen;
  8. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  9. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  10. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  11. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  12. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  13. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  14. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  15. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  16. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  17. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  18. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de provinciale commissie Recreatie en Toerisme.
 
3.6.5 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder d teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  4. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  5. de milieubelasting mag niet toenemen;
  6. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  7. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  8. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
 
3.6.6 Omgevingsvergunning aan huis verbonden beroep of bedrijf
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om het gebruik van een (bedrijfs)woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf toe te staan, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. de omvang van het aan huis verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken met een maximum oppervlak van 100 m²;
  3. het aan huis verbonden beroep of bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  4. het aan huis verbonden beroep of bedrijf is genoemd in de Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis in Bijlage 1 of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan de in deze Staat genoemde beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  5. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  6. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
    1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
    2. beperkte detailhandel via internet, mits geen goederen van huis worden afgehaald.
  7. bij de uitoefening van een kapsalon het aantal kappersstoelen niet meer bedraagt dan 1;
  8. het aan huis verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  9. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2.
 
3.6.7 Omgevingsvergunning gebruik van assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder n teneinde assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. er wordt hydrologisch neutraal gebouwd;
  2. de lichtafscherming gebeurt volgens het convenant dat afgesloten is tussen LTO-Nederland (Land- en Tuinbouw Organisatie) en de Stichting Natuur en Milieu (SNM), d.d. 5 oktober 2004;
 
3.6.8 Omgevingsvergunning bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.5.1 lid s om het gebruik van een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken voor een bed and breakfast toe te staan, mits:
 
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. de bed and breakfast wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  3. de uitoefening van bed and breakfast geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  5. het maximum aantal gasten dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed and breakfast 10 bedraagt;
  6. de omvang van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot een maximum oppervlak van 100 m²;
  7. de maximale verblijfsduur voor gasten 14 aaneengesloten dagen bedraagt;
  8. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2;
  9. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in legaal opgerichte gebouwen;
  10. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of de daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
 
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.7.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
 
3.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
 
3.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.7.4 de toetsingscriteria weergegeven
 
3.7.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden  
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2  
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen  
- het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - openheid'
 
Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging.
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast.
het ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding:
'wetgevingszone - openheid'.
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast.
 
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding ‘paardenhouderij’ mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  2. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  3. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  4. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  6. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  10. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  11. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  13. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming ‘Groen – Landschappelijke inpassing’ worden opgenomen;
  14. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
 
3.8.2 Wijziging t.b.v. vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van een vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  2. een vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan;
  3. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  5. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  9. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming ‘Groen - Landschappelijke inpassing’ worden opgenomen of verschoven;
  10. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
 
3.8.3 Wijziging t.b.v. teeltondersteunende kassen
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan dan via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, als opgenomen in 3.3.2, mogelijk is, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste van een vollegrondstuinbouwbedrijf;
  2. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m2;
  3. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het open landschap;
  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  6. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap
  8. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1;
  9. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
 
3.8.4 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in bestemming ‘Wonen’ waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor wonen kan worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot;
  3. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  4. het bestemmingsvlak wonen wordt maximaal 1500 m2;
  5. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  6. er mag maximaal 200 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
  7. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  8. de regels van Artikel 20 Wonen zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem herziening 2018 worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  
Groter bestemmingsvlak of groter oppervlakte bestaande bijbehorende bouwwerken
  1. in afwijking van het bepaalde onder d dan wel f kan of een groter bestemmingsvlak worden toegestaan, of meer m2 bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden, onder de volgende voorwaarden:
    1. een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd op basis van een goedgekeurd landschapsplan. Het landschapsplan dient te zijn goedgekeurd en uitvoering en beheer te zijn gewaarborgd';
    2. per 1m2 sloop van gebouwen mag 1 m2 worden gehandhaafd met een maximum van 500 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken; de overtollige bijbehorende bouwwerken dienen te worden gesloopt;
    3. er dient een motivatie te worden aangeleverd, waaruit blijkt dat de te behouden bijbehorende bouwwerken niet vallen onder de definitie 'overtollige bebouwing';
    4. uitsluitend legaal gebouwde en nog bestaande bouwwerken komen in aanmerking voor deze regeling; bijbehorende bouwwerken die op het moment van het indienen van het verzoek reeds gesloopt zijn, worden niet meegenomen;
    5. de te slopen bijbehorende bouwwerken mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    6. alle aan de te slopen bijbehorende bouwwerken verbonden of onderdeel uitmakende bouwwerken en onderdelen, zoals aanbouwen, overkappingen en bijbehorende ondergrondse (kelder) ruimten alsmede voerderplaten, silo's, overtollige erfverharing e.d. dienen gesloopt te worden;
    7. alleen bovengrondse bijbehorende bouwwerken worden meegerekend;
    8. aan de omgevingsvergunning voor bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop overtollige bebouwing heeft plaatsgevonden.
 
3.8.5 Wijzigingsbevoegdheid wonen in een plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van het bouwvlak ten behoeve van het toestaan van een gedeelte van het bouwvlak voor wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een agrarische bedrijfswoning en bijbehorend erf, met dien verstande dat:
  1. gebleken is dat vanuit milieuhygienisch oogpunt geen gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.8.4
  2. sprake is van een bedrijfswoning die geen onderdeel meer uitmaakt van het achterliggende bedrijf (en de exploitatie van het bedrijf voort bestaat);
  3. geborgd wordt dat het aantal woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
  4. er in de bestaande situatie sprake is van meer dan één bedrijfswoning, en na wijziging nog één bedrijfswoning als zodanig in gebruik blijft;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  6. sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  7. de oppervlakte aan uitbouwen, vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100m2; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  8. geen sprake is van privaatrechterlijke belemmeringen, waaronder begrepen het gebruik van een gezamenlijke oprit zonder juridisch gevestigd recht van overpad.
  
3.8.6 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  3. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  4. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  5. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  6. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
  7. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  8. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  9. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  11. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming ‘Groen - Landschappelijke inpassing’ worden opgenomen.
  12. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  13. detailhandel is niet toegestaan;
  14. het is niet toegestaan op locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en niet op locaties waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  15. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  16. voorts gelden de volgende bepalingen:
    1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
    2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  17. in afwijking van het bepaalde onder p is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  18. de regels van Artikel 7 ‘Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf’ van het bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem herziening 2018 worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  19. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
 
3.8.7 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als op genomen in 3.8.4 a t/m i;
  3. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  4. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  5. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  6. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ‘Ruimte-voor-ruimte’;
  7. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt;
  8. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  9. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  10. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  11. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  13. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  14. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming ‘Groen - Landschappelijke inpassing’ worden opgenomen.
  15. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  16. detailhandel is niet toegestaan;
  17. voorts gelden de volgende bepalingen:
    1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.
    7. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    8. er is sprake van een kwaliteitswinst van het landschap;
  18. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  19. de regels van Artikel 20 ‘Wonen’ van het bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem herziening 2018 worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden;
  20. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
 
3.8.8 Van toepassing verklaring stikstofregeling
De stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 3.5.1 is onverkort van toepassing op de in 3.8 opgenomen wijzigingsbevoegdheden.
 
  
 
Artikel 4 Groen- Landschappelijke inpassing
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen - Landschappelijke inpassing aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
  2. water en waterhuishoudkundige doeleinden.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan en uitsluitend in de vorm van een erfafscheiding.
 
4.2.2 Bouwregels erfafscheidingen
Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
  1. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 4.4.4.
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.4.4 omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
 
4.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
 
4.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
 
4.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden
 
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
 
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang  
de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;  
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang  
het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
 
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijziging naar Agrarische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen teneinde uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' in een aangrenzende Agrarische bestemming mogelijk te maken, zoals opgenomen in 3.8.2 mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' zal gepaard gaan met een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe wordt de bestemming Artikel 4 ‘Groen - Landschappelijke inpassing’ opgenomen;
  2. de regels van Artikel 3 ‘Agrarisch – 1’ worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
 
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Afwijkende maatvoering
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.
 
6.2 Parkeren
6.2.1 Algemeen
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen Altena" zoals vastgesteld op 15 december 2020. Indien deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  2. De onder a. bedoelde parkeergelegenheid dient na realisering in stand te worden gehouden;
  3. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
 
6.2.2 Laden en lossen
  1. Indien het gebruik van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, is bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, verzekerd dat op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
  2. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
 
6.2.3 Uitzonderingen
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
 
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het (laten) gebruiken van onbebouwde gronden:
  1. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  2. als opslag-, stort-, lig- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  3. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  4. voor militaire oefeningen met rups- en andere voertuigen.
 
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
 
8.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologische waarde
  1. 'Waarde - Archeologie 1' indien door de minister in het kader van de Monumentenwet 1988 aanwijzing als monument heeft plaatsgevonden, of
  2. 'Waarde - Archeologie 2' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of
  3. 'Waarde - Archeologie 3' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
 
8.2 Wijzigingsbevoegdheid ruimte voor ruimte
Het bevoegd gezag is bevoegd om gronden met de bestemming ‘Agrarisch – 1’ te wijzigen in de bestemming Wonen voor de realisering van een of meer woningen op ruimte-voor-ruimtekavels mits is aangetoond dat:
  1. sprake is van een aanzienlijke milieu en ruimtelijke kwaliteitswinst als bedoeld art. 3.80 lid 2 IOV;
  2. de ruimte-voor-ruimtekavel op een planologisch aanvaardbare locatie binnen een bebouwingsconcentratie wordt ingepast;
  3. een goede landschappelijke inpasbaarheid van de te bouwen woning is verzekerd;
  4. geen sprake is van (een aanzet tot) een stedelijke ontwikkeling;
  5. het bepaalde onder a. is in elk geval van toepassing indien de ruimte-voor-ruimtekavel wordt ontwikkeld door of vanwege de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte, gelet op de in het verleden behaalde aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst door toepassing van de Regeling beëindiging veehouderijtakken;
  6. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemming ‘Wonen’ zoals opgenomen in Artikel 20 van het bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem herziening 2018, met dien verstande dat de daarvoor opgenomen afwijkingen rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.
 
Artikel 9 Overige regels
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
 
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
 
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan ‘Buitengebied Almkerk: Midgraaf 14b’.