Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herziening Eethense Weideland
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1959.BuiBP057Weideland-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Bos

Artikel 5 Natuur

Artikel 6 Wonen

Artikel 7 Verkeer

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Artikel 11 Overige regels

Artikel 12 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

Artikel 14 Slotregel

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan Herziening Eethense Weideland met identificatienummer NL.IMRO.1959.BuiBP057Weideland-VG01 van de gemeente Altena.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat door een bewoner van een woning in of vanuit deze woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bestaand(e situatie):

  1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.

bijgebouw:

een gebouw, dat in zowel bouwkundig als functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/ prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten

tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aan en/of uitlokken.

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

peil:

  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische doeleinden;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. wegen en paden;

  4. groenvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  2. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m².

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer

bedragen dan 2 m.

 

Artikel 4 Bos

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de aanleg en instandhouding van het bos en bijbehorende bosgroeiplaats;

  2. de aanleg en instandhouding van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. wegen en paden;

  5. extensief recreatief medegebruik.

 

4.2 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling/ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming waarbij de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 5 m².

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

  3. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

  4. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  5. het vellen van bos;

  6. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de

ontwikkeling van het bos en de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden

en natuurwaarden van de gronden.

 

Artikel 5 Natuur

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de aanleg en instandhouding van landschappelijke waarden en de natuurwaarden;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. wegen en paden;

  4. extensief recreatief medegebruik.

 

5.2 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het

bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

ten dienste van deze bestemming waarbij de hoogte niet meer dan 3 m

mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 5 m².

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

  3. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

  4. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  5. het vellen van bos;

  6. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de

ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de

gronden.

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-gebonden beroepen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. wegen en paden;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt in het algemeen de volgende bepalingen:

  1. Binnen het plangebied mogen niet meer dan 4 woningen aanwezig zijn.

  2. Per bouwvlak mag slechts één hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen óf één vrijstaand bijgebouw worden gebouwd.

 

6.2.2 Hoofdgebouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijgebouwen gelden de volgende

bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1.500 m3.

  3. De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 7 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ dienen de gronden tot een hoogte van niet minder dan 4,5 m onbebouwd te blijven en de goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer dan 9 respectievelijk 14 m bedragen.

  6. De oppervlakte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 60 m² bedragen.

  7. De goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen.

  8. De bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende

bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 7 Verkeer

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersdoeleinden betreffende wegen met een rijbaan met een breedte van ten minste 4 m en ten hoogste 6 m, paden, bermen en sloten.

 

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op de gronden zijn uitsluitend toegestaan:

    1. gebouwen, zoals nutsbebouwing en abri's;

    2. andere bouwwerken, zoals viaducten, verkeerstekens, lichtmasten, aanwijsborden, terreinafscheidingen, een en ander uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld onder a gelden de volgende bepalingen:

    1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 50 m2 bedragen;

    2. de hoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken

maximale bouwhoogte

gebouwen

4m

viaducten en soortgelijke kunstwerken

10m

verkeertekens, aanwijsborden, palen en masten

6m

terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken

2m

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. het gebruik voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  1. de planregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  2. de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 55 m3 zal bedragen;

    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;

  1. de planregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;

    2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;

    3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.

Voor zover de ontheffing betrekking heeft op het bouwen waarschuwings- en/of communicatiemasten met een hoogte van meer dan 45,5 m dient vooraf advies ingewonnen te worden van de Eerstaanwezend Ingenieur van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie.

  1. de planregels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

    1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer dan 2 m bedraagt;

    2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

Artikel 11 Overige regels

 

11.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

11.2 Van toepassing verklaring Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan "Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen" (NL.IMRO.0738.SP0002-GV01) van toepassing.

 

Artikel 12 Algemene procedureregels

 

12.1 Afwijking ex artikel 3.6 Wro

Met betrekking tot de voorbereiding van een afwijking ingevolge de Wet ruimtelijke

ordening door Burgemeester en wethouders, geldt de volgende procedure:

  1. Het voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad.

  2. Het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage op het gemeentehuis.

  3. Gedurende de periode van de ter-inzage-legging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.

  4. Na afloop van de termijn van de ter-inzage-legging beslissen burgemeester en wethouders omtrent ontheffing.

 

12.2 Wijziging ex artikel 3.6 Wro

Met betrekking tot voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘

Herziening Eethense Weideland’.