direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Woudrichem herziening 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.BuiBP018WouHer2018-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Woudrichem herziening 2018' heeft uitsluitend betrekking op:

  • a. onderdelen van de verbeelding van het moederplan, zijnde het Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem (vastgesteld 21 juni 2011) , zoals weergegeven op de verbeelding van deze herziening;
  • b. de met een doorhaling in geel (ingetrokken) en aanvulling in groen gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan.

Het bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem (vastgesteld 21 juni 2011), zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van deze herziening, blijft voor het overige ongewijzigd.

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Woudrichem herziening 2018' met identificatienummer NL.IMRO.1959.BuiBP018WouHer2018-VG02 van de gemeente Altena;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

uitbreiding van een hoofdgebouw;

1.4 aan huis gebonden activiteiten:

een beroeps- dan wel bedrijfsmatige activiteit die in de woning, dan wel een bij de woning behorend (vrijstaand) bijgebouw binnen het bestemmingsvlak, door de bewoner wordt uitgeoefend, die in zijn functie ondergeschikt is aan de woning en die qua aard, intensiteit en uitstraling past binnen de woonomgeving;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aardkundige waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en

(geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf);

1.10 agrarisch bouwvlak:

een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch - 1, Agrarisch - 2 of Agrarisch met waarden;

1.11 agrarisch gebruik:

het telen of kweken van gewassen en/of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren;

1.12 agrarisch grondgebruik:

het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren;

1.13 agrarisch technisch hulpbedrijf:

gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.14 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.15 archeologische waarden:

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.16 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 bebouwingsconcentratie:

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, dan wel een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties;

1.19 bebouwingspercentage:

een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.20 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bijgebouwen;

1.21 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.23 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.24 bedrijfswoning/ dienstwoning:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

1.25 beperkt kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.26 begane grondvloer

de bouwlaag van een gebouw waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

1.27 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;

1.28 Besluit omgevingsrecht:

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.29 bestaand:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.30 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.31 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.32 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.33 beweiden:

het op weidegrond vrij laten rondlopen van landbouwhuisdieren;

1.34 bewoner:

iemand die zijn hoofdverblijf heeft in de woning en ook als zodanig staat ingeschreven in de GBA;

1.35 bijgebouw:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw;

1.36 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.37 boerderij(gebouw):

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.38 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.39 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.40 bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.41 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.42 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.43 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.44 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.45 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.46 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.47 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit ;

1.48 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.49 diepploegen:

diepploegen toegevoegd: het ploegen op een diepte van meer dan 50 cm met als doel om de (vruchtbare) ondergrond naar boven te halen;

1.50 dierenverblijf:

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.

1.51 duurzame locatie intensieve veehouderij:

een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om te laten groeien tot een aanduiding 'bouwvlak' van maximaal 1,5 hectare voor een intensieve veehouderij;

1.52 ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;

1.53 eerstelijnszorg:

zorg waar men zelf zonder verwijzing naartoe kan gaan;

1.54 erftoegangsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;

1.55 evenement:

een jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteit met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken;

1.56 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.57 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;

1.58 extensiveringsgebied:

een aangeduid ruimtelijk begrensd gedeelte van een gebiedsplan met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is;

1.59 gebiedsontsluitingsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;

1.60 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.61 geluidsgevoelige objecten

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

1.62 geluidzoneringsplichtige inrichting:

bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.63 gemengde bedrijven:

agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;

1.64 geomorfologisch:

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

1.65 geurgevoelige objecten:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.66 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door in hoofdzaak gebruik te maken van permanente kassen of tunnels;

1.67 griend:

het verbouwen van wilgenhout dat ontstaat en in stand wordt gehouden door periodiek dicht bij de grond afzetten door middel van snijden of hakken;

1.68 groepsaccommodatie/logeergebouw:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.69 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;

1.70 grondgebonden veehouderij:

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, zoals beschreven in de provinciale omgevingsverordening of een vergelijkbare verordening met de daarbij behorende provinciale uitwerkingen en/of nadere regels;

1.71 grondgebonden woning:

een uit één of meerdere lagen bestaande woning inclusief kap, met een voordeur die

rechtstreeks uitkomt op de buitenruimte;

1.72 hervestiging agrarisch bedrijf:

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak;

1.73 hobbymatig:

een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;

1.74 hobbymatig agrarisch grondgebruik:

het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren, niet gericht op een reële inkomensvorming;

1.75 hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.76 horeca:

een activiteit, waarbij bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarbij bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek;

1.77 houtgewas:

bomen, struiken, cactussen of doorlevende klimplanten (zoals druiven);

1.78 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.79 hoveniersbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

1.80 huishouden:

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is.

1.81 inpandige statische opslag:

het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.82 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten-  of schapen houderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.83 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.84 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant vastgesteld op 25 oktober 2019 met inbegrip van latere wijzigingen;

1.85 kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf;

1.86 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.87 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.88 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

1.89 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.90 kassen:

gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.91 kwaliteitswinst van het landschap:

in dit kader dient een minimale basisinspanning te worden geleverd van 20% van de

waardevermeerdering van de grond en/of het object, conform de Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019, als opgenomen in Bijlage 1 dan wel soortgelijke opvolgende regelingen of besluiten van de gemeente Altena

1.92 kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.93 landbouwhuisdieren:

rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.);

dieren die worden gehouden voor de productie van bijvoorbeeld melk, vlees, wol, eieren of in verband met het berijden ervan. Bijvoorbeeld paarden, rundvee, schapen, geiten, varkens, kippen, eenden, pelsdieren, konijnen, parelhoenders, paarden, struisvogels, waterbuffels, herten, lama's en fazanten;

1.94 landbouwontwikkelingsgebied:

een op de verbeelding ruimtelijk begrensd gedeelte van een gebiedsplan met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij;

1.95 landschappelijke inpassing:

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.96 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.97 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.98 legaal:

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.99 logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

1.100 logiesgebouw:

een gebouw specifiek ingericht voor het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden voor meer dan tien personen, waarbij het kenmerk is dat de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben;

1.101 loon(werk)bedrijf:

een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;

1.102 manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;

1.103 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.104 mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigingen;

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygienisatie of indamping van mest;

1.105 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;

1.106 natte natuurparel:

hydrologisch kwetsbaar natuurgebied;

1.107 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.108 nevenactiviteiten:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

1.109 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;

Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenfokkerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

1.110 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.111 nieuwvestiging agrarisch bedrijf:

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak, dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf;

1.112 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.113 omschakeling agrarisch bedrijf:

het geheel, danwel in overwegende mate overstappen van een van de volgende agrarische bedrijfsvormen in een andere, ook in de opsomming genoemde bedrijfsvorm:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. een intensieve veehouderij;
  • c. een combinatiebedrijf;
  • d. een glastuinbouwbedrijf;
  • e. een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf;
1.114 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.115 overig niet-grondgebonden bedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een i ntensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;

1.116 overkapping/ carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie twee zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.117 overtollig:

wanneer er geen concrete gebruiksfunctie voor bebouwing aanwezig is gerelateerd aan de (nieuwe) bestemming;

1.118 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.119 paardenhouderij:

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan;

1.120 pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

een voor een ieder toegankelijk gebouw voor het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden gedurende kortere of langere periode, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft. Een pension heeft een relatie met het begrip 'horeca': er worden naast het beschikbaar stellen van verblijf ook andere faciliteiten geboden, zoals eten en drinken;

1.121 pensionstalling:

het stallen van paarden van derden;

1.122 plattelandswoning:

een voormalige agrarische bedrijfswoning, die mag worden bewoond door derden, die geen functionele relatie hebben met het agrarisch bedrijf;

1.123 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.124 recreatieconcept 'einde van de wereld':

een vorm van recreatie waarbij de mogelijkheid geboden wordt om in betrekkelijke afzondering rust, ruimte, natuur en landschap te ervaren;

1.125 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.126 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.127 recreatiewoningencomplex:

een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;

1.128 Regeling Kwaliteitsverbetering

de Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019, als opgenomen in Bijlage 1 dan wel soortgelijke opvolgende regelingen of besluiten van de gemeente Altena

1.129 rijstrook:

een begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor een rij voor het op dat gedeelte voorkomende verkeer;

1.130 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.131 ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;

1.132 ruimtelijke ontwikkeling:

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;

1.133 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.134 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.135 stacaravan:

een gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;

1.136 statische opslag:

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke;

1.137 streekgebonden producten:

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

1.138 teeltondersteunende kassen:

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

1.139 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:

  • a. laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • b. laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • c. hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen en schaduwhallen;
  • d. hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  • e. overige teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, bijvoorbeeld stellages met regenkappen bij de grondgebonden teelt van zachtfruit, boomteelthekken, hagelnetten en vraatnetten;
1.140 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.141 toename van stikstofemissie:
  • a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken wanneer de emissie N/kg/jaar* meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken;
  • b. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;
  • c. Als uitzondering op lid a en lid b van deze bepaling geldt het volgende:
    Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van de volgende situatie:
    • 1. de emissie N/kg/jaar afkomstig van betreffende gronden en bouwwerken bedraagt maximaal de emissie N/kg/jaar afkomstig van de betreffende gronden en bouwwerken conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt,
      De bedoelde vergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage 3

* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.

1.142 trekkershut:

een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërsof autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;

1.143 tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, dierbenodigdheden, diervoeding, seizoensartikelen in geval van kerstmarkt, paasmarkt, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair), koffiecorner;

1.144 tunnel(kas):

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.145 vakantieappartement:

deel van een gebouw welke blijvend is ingericht voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden

1.146 veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.147 verbrede landbouw:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.148 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.149 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.150 verwevingsgebied:

een aangeduid ruimtelijk begrensd gedeelte van een gebiedsplan, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;

1.151 vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.152 volkstuinen:

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;

1.153 volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.154 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • a. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.155 vormverandering van een bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.156 waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

1.157 watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.158 webwinkel:

een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met opslag- en verzendfunctie, zonder afhaalmogelijkheid;

1.159 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.160 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.161 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.162 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid'

1.163 woning/ wooneenheid:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;`

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.164 woningsplitsing:

het opdelen van een (bedrijfs)woning in meerdere wooneenheden;

1.165 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.166 (woon)boerderij:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.167 woonunit:

een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een stacaravan;

1.168 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen:

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.

1.169 zorgvuldige veehouderij

een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is/wordt ingepast in zijn omgeving.

Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien voldaan is aan de Nadere regels zorgvuldige veehouderij zoals opgenomen in de provinciale Interimomgevingsverordening

of een vergelijkbare verordening met de daarbij behorende provinciale uitwerkingen

en/of nadere regels.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien bij een dakkapel de lengte van het dakvlak voor minimaal 50% wordt doorbroken, dan geldt de goothoogte van de dakkapel als de bepalende goothoogte;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.9 peil:

voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;

voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het bouwwerk onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en met de gevel op een afstand van ten hoogste 1 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • c. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
2.10 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie;
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • d. nevenactiviteiten (voor zover in 3.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan);
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is het gebruik van de voormalige bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarde(n) en landschapselementen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – aardkundig waardevol gebied' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden en kenmerken;
  • h. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • i. instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • j. cultuurhistorische waarden;
  • k. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • l. extensief recreatief medegebruik;
  • m. doeleinden van openbaar nut;
  • n. erfbeplanting;
  • o. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • 2. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
b Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf, niet zijnde een veehouderij - het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:

      • ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een glastuinbouwbedrijf;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' een geitenhouderij en/of een schapenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' een gemengd agrarisch bedrijf bestaande uit een grondgebonden agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderijtak;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf.
c Staat van nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksvloeroppervlakte danwel de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:

Afkorting   Aanduiding   Nevenactiviteit   Adres   Huisnummer   Vloeroppervlakte  
(sa-4)   specifieke vorm van agrarisch - 4   bewerken, verpakken en vervoers- / handelsklaar maken van in de kas gekweekte (pot)planten   Duizendmorgen   6    
(sa-11)   specifieke vorm van agrarisch - 11   minicamping   Middenweg   16    
(sa-12)   specifieke vorm van agrarisch - 12   verkoop en opslag van consumentenvuurwerk (maximaal 7.600 kg)   Duizendmorgen   4    
           
d Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in op agrarische bedrijven in de streek geproduceerde producten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
e Inpandig statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen, tenzij dit is opgenomen in de tabel onder c.

f Bed & breakast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.5.
g Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming mag binnen een bedrijfswoning ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Het gebruik mag zowel in de bedrijfswoning, als in de bijgebouwen plaatsvinden.
  • 3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  • 6. Detailhandel, dienstverlening en horeca zijn niet toegestaan.
  • 7. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 8. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 9. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van een kantoor, een atelier of een andersoortig bedrijf als opgenomen in bedrijfscategorie 1 of 2 zoals opgenomen in .Bijlage Staat van inrichtingen
h Aan huis gebonden activiteiten

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een aan huis gebonden activiteit gelden de volgende bepalingen:

  • 10. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • 11. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • 12. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de grondgebonden bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en), waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • 13. de activiteit dient te voldoen aan Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten;
  • 14. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
i Bed & breakfast

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een bed & breakfast gelden de volgende bepalingen:

  • 1. er wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen in 3.1.2 onder h;
  • 2. een bed & breakfast is niet (rechtstreeks) toegestaan in een vrijstaand bijgebouw;
  • 3. er geldt specifiek voor een bed & breakfast een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen per bed & breakfast;
  • 4. bij de oppervlakte voor een bed & breakfast tellen de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik (zoals een gedeelde douche) niet mee;
  • 5. de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten bedraagt 14 dagen;
  • 6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden. De gemeente Altena kan dit register op elk gewenst moment opvragen;
  • 7. onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
j Evenementen

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
  • 2. Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  • 3. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
  • 4. Het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan worden verleend als opgenomen in 3.5.9.
  • 5. Het aantal evenementen bedraagt niet meer dan 10 per jaar.
k Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
  • 2. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'.
l Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - openheid' het beleid is gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke openheid en doorzichten.
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' het beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, houtwallen, steilranden en landschapselementen als poelen, moerasjes, singels en boomgroepen dienen te worden gehandhaafd.
  • 3. ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” het gericht is op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang. Het betreft de waterlopen met de functie waternatuur, de (natte) ecologische verbindingszones en de gebieden die in de reconstructie- en gebiedsplannen zijn aangeduid als ‘ruimte voor beek- en kreekherstel’. Maatregelen worden uitgevoerd op het gebied van de morfologie, zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel. Naast de waterloop is ruimte nodig om de maatregelen goed te kunnen uitvoeren.
  • 5. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' het beleid is gericht op het instandhouden en beschermen van de aardkundige waarden en kenmerken.
m Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - schootsveld' is het beleid gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.

n Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

o Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw';
  • c. voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding 'bouwvlak'; indien er geen bestaande bedrijfswoning is, dan is de bouw hiervan uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.3.10;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.3 Bebouwing ten behoeve van veehouderij

Voor veehouderijen gelden de volgende specifieke bepalingen, zowel voor gebouwen als voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. maximaal is de bestaande bebouwde oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij toegestaan;
  • b. onder bestaande oppervlakte dierenverblijf wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat voorzieningen - geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer zijn toegestaan.
3.2.4 Bebouwing ten behoeve van geiten-/ schapenhouderij

In afwijking van het bepaalde onder 3.2.2 is het niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' bebouwing op te richten, met dien verstande dat het bouwen ten behoeve van de bedrijfswoning, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, is toegestaan.

3.2.5 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen   Min.   Max.  
afstand tot perceelsgrens   3 m    
afstand van kassen tot perceelsgrens binnen concentratiegebied glastuinbouw   1 m    
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   20 m    
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   15 m    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
agrarische bedrijfsbebouwing in de vorm van een overkapping per agrarisch bedrijf     20 m2  
carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   1 m    
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   3 m    
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   n.v.t.   100 m2  
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen v an ondergeschikte aard   12°   60°  
Kassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6  
bouwhoogte   n.v.t.   9  
afstand kassen tot bedrijfswoningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   2,5 m  
bouwhoogte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen   n.v.t.   4 m  
oppervlakte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   1.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap', 'wetgevingszone - openheid', 'wetgevingszone - schootsveld' en 'wetgevingszone - inundatiegebied' ; 2000 m2 in de overige gebieden  
afstand kassen tot bedrijfswoningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte , de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   n.v.t.   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   2,20 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren    

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • b. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
3.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

3.2.7 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan;
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk), met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 m, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak', zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande paardenbakken zijn toegestaan.
  • d. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande veldschuren zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 3.1.2 onder c en 3.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
  • d. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' danwel de bestemming Wonen; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak' danwel het eigen bestemmingsvlak Wonen;
  • e. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan; daarbij toont de aanvrager aan dat er behoefte aan een minicamping bestaat;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  • g. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing; indien de sanitaire voorzieningen geheel worden gerealiseerd binnen aanwezige gebouwen, mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen in afwijking van het bepaalde onder f. maximaal 200 m2 bedragen;
  • h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving ;
  • l. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving ;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • p. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.3.2 Omgevingsvergunning teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf;
  • b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 2000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap', 'wetgevingszone - openheid', 'wetgevingszone - schootsveld' en 'wetgevingszone - inundatiegebied' ;  de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m2 in de overige gebieden;
  • c. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het open landschap;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1;
  • i. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.3.3 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 onder a, alsmede van het bepaalde in 3.1.2 onder k sub 3 teneinde bouwwerken in de vorm van lage tijdelijke en hoge tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) te kunnen bouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen', een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor overige teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 m mag bedragen;
  • b. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' vindt geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap.
3.3.4 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte voor kassen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. dubbellaagse teelt is niet toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.3.5 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.3.6 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.7 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.8 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder k teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik ten behoeve van de bestemming Wonen  paardenbakken toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de paardenbak te situeren direct grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt aangetoond dat situering ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is het toegestaan om paardenbakken die worden gerealiseerd ten behoeve van het hobbymatig gebruik voor andere dan agrarische bestemmingen, te situeren direct grenzend aan het betreffende bestemmingsvlak van die andere bestemming, mits wordt aangetoond dat situering binnen het betreffende bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van bedrijfswoningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. er wordt een afstand aangehouden van maximaal 20 m tot de eigen (bedrijfs)woning;
  • f. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag de paardenbak niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • g. er is - voorover er sprake is van het situeren van een paardenbak buiten het bouwvlak - sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het gebruik van paardenbakken is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • i. de omvang van de paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 1200 m2, tezamen met de oppervlakte die binnen de bestemming  Wonen wordt gesitueerd;
  • j. voor lichtmasten gelden de volgende bepalingen:
    • 1. lichtmasten zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet toegestaan;
    • 2. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 3. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt minimaal 75 m;
    • 4. er wordt doelgerichte verlichting toegepast;
    • 5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • k. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. de hoogte van afrasteringen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan de 1,5 m;
    • 3. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie
  • l. overige bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • m. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • n. paardenbakken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • o. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • p. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • q. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak omgevingsvergunningsplichtig zijn voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden ingevolge het bepaalde in 3.6, vormt de afweging hierbij onderdeel van deze omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels en is geen aparte omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden benodigd;
  • r. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.3.9 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
  • l. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedrijfswoning, is aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf.
3.3.10 Omgevingsvergunning m.b.t. bouw 1e bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder c sub 1 teneinde de bouw van de eerste bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
  • b. de situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • c. door de bouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de noodzaak voor de bouw van een 1e bedrijfswoning is niet het gevolg van een eerder aanwezig en afgestoten bedrijfswoning;
  • j. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.3.11 Omgevingsvergunning uitbreiding bestaande oppervlakte dierenverblijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 en 3.4.1 teneinde uitbreiding van bestaande oppervlakte dierenverblijf, niet zijnde geitenhouderij mogelijk te maken, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de veehouderij is niet gelegen in een gebied aangeduid als 'Overige zone - beperkingen veehouderij';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat indien de veehouderij wel is gelegen in het gebied aangeduid als 'Overige zone - beperkingen veehouderij', het dient te gaan om een grondgebonden veehouderij. Dit houdt in dat uitbreiding van bebouwing alleen mogelijk is indien met behulp van de nadere regels Verordening ruimte, Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beperkingen veehouderij' of op een locatie zonder de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij niet leiden tot een intensieve veehouderij;
  • d. de uitbreiding dient inpasbaar te zijn in de omgeving;
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
  • h. aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er, indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage van de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert. Voor zover bij gemeentelijke beleidsnota een strengere norm is vastgesteld, is deze strengere norm van toepassing;
  • i. indien de gronden zijn gelegen binnen de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen', dient advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • j. aangetoond is dat de bestaande stikstofdepositie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan door de uitbreiding niet wordt overschreden;
  • k. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
  • l. de hiervoor gestelde voorwaarden zijn ook van toepassing bij een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw, gericht op het in gebruik nemen als dierenverblijf.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van:
    • 1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    • 2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting ;
  • b. aan huis verbonden bedrijven;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; en ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 4;
  • d. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • e. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder d;
  • f. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • g. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte;
  • h. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • i. het bewonen van bedrijfsruimte;
  • j. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • k. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
  • l. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • m. het realiseren van paardenbakken, met dien verstande dat dit is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • n. aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m² buiten de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • o. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • p. aanbrengen van (infrastructurele) ondergronds leidingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • q. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
  • r. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • s. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
  • t. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' zijn verhardingen in de bestaande omvang toegestaan.
  • u. het hobbymatige agrarisch gebruik mag niet leiden tot inrichting als erf of volkstuinencomplex;
  • v. het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven, een en ander met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltzone';
  • w. het wijzigen van het gebruik van een bestaand gebouw in een dierenverblijf,

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. er wordt voldaan aan de milieuwetgeving;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • h. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • m. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c jo. 3.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 6;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.3 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c jo. 3.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • d. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • k. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.5 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c jo. 3.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning, in aangebouwde bijgebouwen en in bij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, als opgenomen in Bijlage 2 (rijks- en gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende gebouwen, behorende vrijstaande bijgebouwen;
  • e. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
  • f. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • g. ten behoeve van de nevenactiviteit zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan;
  • h. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • i. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • p. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • q. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • r. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.6 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.7 Omgevingsvergunning vergelijkbare activiteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder g teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 3.1.2 onder g toegestane bedrijven maar die niet in Bijlage Staat van inrichtingen zijn genoemd, mits:

  • a. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.
3.5.8 Omgevingsvergunning meer mogelijkheden voor aan huis gebonden activiteiten en bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder h en/of i, teneinde een ander type aan huis gebonden activiteit mogelijk te maken, dan wel onder andere voorwaarden een aan huis gebonden activiteit of bed & breakfast mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • b. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • c. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • d. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en) en/of bed & breakfast, waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c is er een grotere oppervlakte toegestaan indien de bedrijfswoning een minimale vloeroppervlakte heeft van 200 m2; dan mag maximaal 50% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een absoluut maximum van 100 m2 worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • f. een bed & breakfast is toegestaan in een vrijstaand bijgebouw, mits hierin geen keuken of soortgelijke voorziening is toegestaan;
  • g. aanvullend aan Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten zijn de volgende aan huis gebonden activiteiten toegestaan, met eventueel de daarbij behorende voorwaarden of afweging:
    • 1. eerstelijnszorg, zoals huisarts, dierenarts of tandarts;
    • 2. groepsactiviteiten, waarbij voor kinderopvang geldt dat dit maximaal 6 niet-eigen kinderen mag betreffen;
    • 3. detailhandel mits:
      • er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;
      • de detailhandel een bijzaak is van productie of dienstverlening (dus rechtstreeks gerelateerd aan de toegelaten activiteit). Het vormt een niet-zelfstandig onderdeel en is van ondergeschikte aard ten opzichte van de totale bedrijfsvoering;
    • 4. andere activiteiten dan opgenomen in Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten , die naar aard, schaal en omvang vergelijkbaar zijn met de reeds toegestane actviteiten;
  • h. een samenwerkingsvorm, waarbij de bewoner niet de enige is die de aan huis gebonden activiteit uitoefent, is toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a is een aan huis gebonden activiteit en/of bed & breakfast in een meergezinsbedrijfswoning toegestaan, mits dit geen onevenredige hinder voor de omgeving oplevert;
  • j. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat, waarbij bij de beoordeling de volgende aspecten worden betrokken: aantal personen dat op hetzelfde moment aanwezig mag of zal zijn, het aantal keer dat de activiteit plaatsvindt per week, de duur van de activiteit, verkeersaantrekkende werking en parkeren;
  • k. de relevante milieuaspecten vormen geen belemmering voor het planvoornemen, zoals geluid, geur en bodem;
  • l. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
3.5.9 Omgevingsvergunning evenement

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder j teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  • b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  • c. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;
  • e. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.10 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits:

  • a. de huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bedrijfsgebouw of een deel van de bedrijfswoning;
  • b. deze omgevingsvergunning wordt voor maximaal 5 jaar verleend;
  • c. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • d. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • e. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.11 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • f. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.12 Omgevingsvergunning opslag gevaarlijke stoffen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder j ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.13 Omgevingsvergunning gebruik van assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder p teneinde assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er wordt hydrologisch neutraal gebouwd;
  • b. de lichtafscherming gebeurt volgens het convenant dat afgesloten is tussen LTO-Nederland (Land- en Tuinbouw Organisatie) en de Stichting Natuur en Milieu (SNM), d.d. 5 oktober 2004;
  • c. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.5.14 Omgevingsvergunning nieuwe teeltgronden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 ten behoeve van het toestaan van het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet binnen een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond dient te worden dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4. opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone'
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;  
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
- 'wetgevingszone - openheid';
- 'wetgevingszone - inundatiegebied';
'wetgevingszone - schootsveld';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';

Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;  
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- ' wetgevingszone - inundatiegebied', uitsluitend het ophogen;
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
- 'wetgevingszone - openheid', uitsluitend voor het aspect ophogen;
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
- 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
-   ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
vellen of rooien van houtgewas ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het dempen van poelen, sloten en greppels ter plaatse van de aanduiding: - 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap':
* de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
* er mag geen blijvende schade plaatsvinden aan ecologische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap', uitsluitend voorzover het hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen betreft;
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'  
- de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap':
* er mag geen blijvende schade plaatsvinden aan ecologische waarden;
* er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het omzetten van grasland in bouwland/scheuren grasland ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
 
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het diepwoelen of –ploegen van de bodem met meer dan 60 cm ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone'
-'overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar grondgebonden veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, naar een grondgebonden agrarisch veehouderijbedrijf, niet zijnde een paardenhouderij en aanduiden met de aanduiding “grondgebonden veehouderij', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • b. er is geen sprake van een toename van de stikstofemissie;
  • c. de wijziging is niet toegestaan voor bouwvlakken gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'; tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten.
  • d. er moet sprake zijn van een zorgvuldige veehouderij;
  • e. het bouwperceel bedraagt ten hoogste 1,5 hectare;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is uitbreiding van een veehouderij groter dan 1,5 toegestaan indien de veehouderij blijvend beschikt over voldoende grond voor een veebezetting van 2 GVE per hectare grond of minder;
  • g. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
  • h. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
  • i. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • j. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
  • k. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
  • l. de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  • m. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.2 Wijziging t.b.v. omschakeling glastuinbouw

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, naar een glastuinbouwbedrijf, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding “glastuinbouw', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. indien de omschakeling plaats vindt ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone', is dit uitsluitend toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. indien de omschakeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen', is dit uitsluitend toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. omschakeling is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw';
  • d. omschakeling is uitsluitend toegestaan wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • e. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijswet- en regelgeving;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven;
  • k. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omschakeling is noodzakelijk in verband met de sanering van een glastuinbouwbedrijf dan wel vloeit voort uit de herschikking van glastuinbouwbedrijven binnen de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw';
    • 2. er is verzekerd dat elders daadwerkelijk een glastuinbouwbedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven;
    • 3. onder toepassing van artikel 2.1 van de Verordening ruimte de ruimtelijke kwaliteit wordt door de sanering of de herschikking bevorderd.
3.7.3 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding “paardenhouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • d. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • n. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.4 Wijziging t.b.v. omschakeling naar overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, naar een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is een redelijke uitbreiding van een overig niet- grondgebonden agrarisch bedrijf met een grotere omvang dan bepaald onder b toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage van het bouwvlak en een bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ruimtelijke ontwikkeling;
  • d. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • m. i ndien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.5 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen), overig niet-grondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan; een verdere vergroting voor grondgebonden agrarische bedrijven (niet zijnde veehouderijen) en gemengde bedrijven, (zonder veehouderijtak) naar maximaal 2 ha kan worden toegestaan, nadat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is ingewonnen;
  • e. voor een vergroting./ vormverandering van een veehouderij gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
    • 2. er is geen sprake van een toename van de stikstofemissie;
    • 3. de wijziging is niet toegestaan voor bouwvlakken gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'; tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten.
    • 4. er is sprake van een zorgvuldige veehouderij;
    • 5. het bouwperceel bedraagd ten hoogste 1,5 hectare;
    • 6. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
    • 7. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
    • 8. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 9. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
    • 10. de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
    • 11. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
  • f. voor een verdere vergroting boven 1,5 ha voor overig niet-grondgebonden bedrijven, gelden vanuit de Verordening ruimte de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage van het bouwvlak en een bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ruimtelijke ontwikkeling;
  • g. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak is een uitbreiding toegestaan tot een totale omvang van 1,5 ha, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij); hierbij dient ten minste 10% van de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing. In afwijking van de grens van maximaal 1,5 ha is, voor bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van 1,5 ha en geheel zijn benut, éénmalig, uiterlijk tot 1 januari 2013 vergroting van het bouwvlak boven de 1,5 ha toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen, waarbij niet de eis geldt dat sprake dient te zijn van een duurzame locatie;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder d. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' tot 1 juni 2012 geen vergroting of vormverandering van het bouwvlak toegestaan;
  • i. voor een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting uitsluitend toegestaan voorzover het bedrijf gelegen is binnen de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw', waarbij voor vergroting de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de vergroting van het bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
    • 2. in het wijzigingsplan wordt een maximale omvang opgenomen, waarbij geldt dat deze omvang nooit groter mag zijn dan de resterende ruimte ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw';
    • 3. rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde uitbreiding voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving zoals vereist op grond van artikel 2.1, derde lid van de Verordening ruimte;
    • 4. de beoogde uitbreiding leidt tot voordelen op het gebied van duurzaamheid en synergie;
    • 5. uitbreiding is uitsluitend toegestaan wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
    • 6. het leidt niet tot overschrijding van grenswaarden voor luchtkwaliteit, dan wel draagt daaraan niet in betekenende mate bij, dan wel is passend binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit;
    • 7. het mag niet tot onaanvaardbare lichthinder leiden bij nabijgelegen (bedrijfs)woningen;
  • j. voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw' tot een omvang van 4 ha, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • k. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • m. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt. Bij intensieve veehouderijen dient nadrukkelijk het aspect geur te worden afgewogen;
  • p. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  • q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven;
  • r. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.6 Wijziging t.b.v. nieuwvestiging

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf door het opnemen van een aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. indien de nieuwvestiging plaats vindt ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone', is dit uitsluitend toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. indien de nieuwvestiging plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' is dit uitsluitend toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. de nieuwvestiging dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  • d. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij is niet toegestaan;
  • e. nieuwvestiging van een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • f. voor de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen), niet-grondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is een omvang van 1,5 ha toegestaan;
    • 2. een verdere vergroting naar maximaal 2 ha kan voor deze bedrijven worden toegestaan, nadat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is ingewonnen over punt b en c;
  • g. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen voor een grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. er is aangetoond dat ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn;
    • 2. er is sprake van een groot openbaar belang waarbij is verzekerd dat elders daadwerkelijk een volwaardige grondgebonden agrarisch bedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven;
    • 3. er ontbreken financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden tot hervestiging binnen de gemeente en in omliggende gemeenten;
  • h. voor nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf gelden de volgende bepalingen:
    • 1. nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw';
    • 2. nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
    • 3. het leidt niet tot overschrijding van grenswaarden voor luchtkwaliteit, dan wel draagt daaraan niet in betekenende mate bij, dan wel is passend binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit;
    • 4. het mag niet tot onaanvaardbare lichthinder leiden bij nabijgelegen (bedrijfs)woningen;
  • i. voorts  vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen voor nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf:
    • 1. de toelichting van het wijzigingsplan bevat een verantwoording omtrent de nieuwvestiging;
    • 2. de nieuwvestiging is noodzakelijk in verband met de sanering van een glastuinbouwbedrijf dan wel vloeit voort uit de herschikking van glastuinbouwbedrijven binnen de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw';
    • 3. er is verzekerd dat elders daadwerkelijk een glastuinbouwbedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven;
    • 4. onder toepassing van artikel 2.1 van de Verordening ruimte wordt de ruimtelijke kwaliteit wordt door de sanering of de herschikking bevorderd;
  • j. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. de nieuwvestiging naar grondgebonden veehouderijen mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • p. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  • q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven;
  • r. deze wijzigingsbevoegdheid kan tegelijkertijd worden doorlopen met de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 11.5.1 teneinde eventueel de bestemming Groen - Landschappelijke inpassing te verplaatsen;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.7 Wijziging t.b.v. teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan dan via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, als opgenomen in 3.3.2, mogelijk is, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf;
  • b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m2;
  • c. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het open landschap;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1;
  • i. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.8 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 20 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. het bestemmingsvlak wonen wordt maximaal 1500 m2;
  • e. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • f. er mag maximaal 200 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
  • g. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • h. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard;

Groter bestemmingsvlak of groter oppervlakte bestaande bijbehorende bouwwerken

  • i. in afwijking van het bepaalde onder d dan wel f kan of een groter bestemmingsvlak worden toegestaan, of meer m2 bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd op basis van een goedgekeurd landschapsplan. Het landschapsplan dient te zijn goedgekeurd en uitvoering en beheer te zijn gewaarborgd';
    • 2. per 1m2 sloop van gebouwen mag 1 m2 worden gehandhaafd met een maximum van 500 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken; de overtollige bijbehorende bouwwerken dienen te worden gesloop';
    • 3. er dient een motivatie te worden aangeleverd, waaruit blijkt dat de te behouden bijbehorende bouwwerken niet vallen onder de definitie 'overtollige bebouwing';
    • 4. uitsluitend legaal gebouwde en nog bestaande bouwwerken komen in aanmerking voor deze regeling; bijbehorende bouwwerken die op het moment van het indienen van het verzoek reeds gesloopt zijn, worden niet meegenomen;
    • 5. de te slopen bijbehorende bouwwerken mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    • 6. bij monumentale panden is een positief advies van de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg, noodzakelijk ;
    • 7. alle aan de te slopen bijbehorende bouwwerken verbonden of onderdeel uitmakende bouwwerken en onderdelen, zoals aanbouwen, overkappingen en bijbehorende ondergrondse (kelder) ruimten alsmede voerderplaten, silo's, overtollige erfverharing e.d. dienen gesloopt te worden;
    • 8. Inpandige stalgedeeltes binnen het boerderijlichaam van een langgevelboerderij die niet ruimtelijk te onderscheiden zijn, worden buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de oppervlakte aan aanwezige bijbehorende bouwwerken;
    • 9. alleen bovengrondse bijbehorende bouwwerken worden meegerekend;
    • 10. aan de omgevingsvergunning voor bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop overtollige bebouwing heeft plaatsgevonden.

woningsplitsing

  • j. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in:
  • k. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • l. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • m. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • n. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mag na wijziging niet meer bedragen dan 80 100 m2 per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
    de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte van 80 100 m2 kan worden vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • o. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • p. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • q. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • r. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • s. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • t. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • u. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • v. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • w. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • x. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • y. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.9 Wijzigingsbevoegdheid wonen in een plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van het bouwvlak ten behoeve van het toestaan van een gedeelte van het bouwvlak voor wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een agrarische bedrijfswoning en bijbehorend erf, met dien verstande dat:

  • z. gebleken is dat vanuit milieuhygienisch oogpunt geen gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.7.8
  • aa. sprake is van een bedrijfswoning die geen onderdeel meer uitmaakt van het achterliggende bedrijf (en de exploitatie van het bedrijf voort bestaat);
  • ab. geborgd wordt dat het aantal woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
  • ac. er in de bestaande situatie sprake is van meer dan één bedrijfswoning en er na wijziging nog één bedrijfswoning als zodanig in gebruik blijft;
  • ad. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • ae. sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • af. de oppervlakte aan uitbouwen, vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100m2; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • ag. geen sprake is van privaatrechterlijke belemmeringen, waaronder begrepen het gebruik van een gezamenlijke oprit zonder juridisch gevestigd recht van overpad.

3.7.10 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • l. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. detailhandel is niet toegestaan;
  • n. het is niet toegestaan op locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en niet op locaties waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • p. voorts anuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • q. in afwijking van het bepaalde onder p is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan vanuit de Verordening ruimte , mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • r. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.11 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 20 Wonen met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als op genomen in 3.7.8 a t/m e;
  • c. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • f. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • g. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle gebouwen betreffen;
  • h. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. detailhandel is niet toegestaan;
  • q. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.
    • 7. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 8. er is sprake van een kwaliteitswinst van het landschap;
  • r. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • s. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden;
  • t. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.12 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 16 Recreatie, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
  • c. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • d. hergebruik ten behoeve van een manege is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie';
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • g. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan;
  • h. per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
  • i. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
  • j. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • k. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • l. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • m. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • n. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • o. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • q. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • r. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • s. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • t. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • u. vooraf dient advies te worden gevraagd aan de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
  • v. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • w. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden vanuit de Verordening ruimte de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 8. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • x. voor een dagrecreatieve voorziening gelden vanuit de Verordening ruimte de volgende bepalingen:
    • 1. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag
    • 2. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • y. bij resterende bebouwing groter dan 500 m2 is kwalititeitswinst vereist;
  • z. de regels van Artikel 16 Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • aa. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.13 Wijziging t.b.v. minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde een bestaande minicamping voor te zetten tegelijkertijd met een wijziging naar een ander hergebruik, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bestaande minicamping mag worden voortgezet indien gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het kader van hergebruik, als opgenomen in 3.7.8, 3.7.10 of 3.7.11;
  • b. de omvang en het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt maximaal de bestaande omvang en het bestaande aantal;
  • c. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.14 Wijziging naar Bos

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden, grenzend aan de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 15 Natuur wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos teneinde herplant van bosgebied mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
  • h. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
3.7.15 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 15 Natuur ter plaatse van de aanduidingen:

  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' waarbij tevens kan worden gewijzigd in de bestemming Artikel 19 Water met een beschermende regeling ten behoeve van natuurwaarden;

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
  • g. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend; hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt.
3.7.16 Differentiatievlak ruwvoedervoorziening

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming te wijzigen,door de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening' (differentiatievlak) op te nemen, teneinde ter plaatse van deze aanduiding de opslag van ruwvoer, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening ' bedraagt ten hoogste 0,5 hectare;
  • b. de omvang van de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening' en het bijbehorende 'bouwvlak' mogen gezamenlijk niet meer bedragen dan 2 hectare;
  • c. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • d. de ruimte is binnen het bijbehorende 'bouwvlak' niet aanwezig.
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.7.17 Van toepassingverklaring stikstofregeling

De stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 3.4.1 is onverkort van toepassing op de in 3.7 opgenomen wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie;
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • d. nevenactiviteiten (voor zover in 4.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan);
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is het gebruik van de voormalige bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarde(n) en landschapselementen; behoud,
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – aardkundig waardevol gebied' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden en kenmerken;
  • h. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • i. instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • j. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden in combinatie met agrarisch grondgebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' uitsluitend voor aanleg en instandhouding van groenstroken ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschapstuin' niet-agrarisch gebruik in de vorm van de aanleg en instandhouding een landschapstuin zonder bebouwing(smogelijkheden);
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' zijn de gronden mede bestemd als ijsbaan;
  • n. cultuurhistorische waarden;
  • o. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • p. extensief recreatief medegebruik;
  • q. doeleinden van openbaar nut;
  • r. erfbeplanting;
  • s. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;
  • t. een antennemast;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 4.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • 2. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
b Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf, niet zijnde een veehouderij - het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:

      • ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een glastuinbouwbedrijf;
      • ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij en/of schapenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' een geitenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een paardenhouderij;
      • ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' een gemengd agrarisch bedrijf bestaande uit een grondgebonden agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderijtak;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
      • ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' een bomenteeltbedrijf;
c Staat van nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksvloeroppervlakte danwel de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:

Afkorting   Aanduiding   Nevenactiviteit   Adres   Huisnummer   Vloeroppervlakte  
(saw-1)   specifieke vorm van agrarisch met waarden - 1   opslag van caravans in kassen   Middelvaart   78a    
(sa-2)   specifieke vorm van agrarisch met waarden - 2   manege en pensionstalling   Oudendijk   96    
(sa-3)   specifieke vorm van agrarisch - 3   opslag caravans in kassen   Middenweg   25   uitsluitend in de bestaande gebouwen  
(sa-5)   specifieke vorm van agrarisch - 5   de opslag>1000m3 en het be- en verwerken van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen en fouragehandel   Dijkje   5    
(sa-6)   specifieke vorm van agrarisch - 6   loonbedrijf   Middenweg   9    
(sa-7)   specifieke vorm van agrarisch - 7   minicamping   Provincialeweg Noord   53a    
(sa-8)   specifieke vorm van agrarisch - 8   caravanstalling   Hoofdgraaf   75    
(sa-9)   specifieke vorm van agrarisch - 9   sanitaire voorzieningen behorend bij de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 7'   Provincialeweg Noord   53a    
(sa-10)   specifieke vorm van agrarisch - 10   statische opslag caravans in kassen   Middenweg   13    
(sa-13)   specifieke vorm van agrarisch - 13   caravanstalling   Zandwijk   11   bestaande loods  
(sa -14)   specifieke vorm van agrarisch - 14   Loonbedrijf   Gantelweg   20    
d Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in op agrarische bedrijven in de streek geproduceerde producten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
e Inpandig statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen, tenzij dit is opgenomen in de tabel onder c.

f Bed & breakast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 4.5.5.
g Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming mag binnen een bedrijfswoning ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Het gebruik mag zowel in de bedrijfswoning, als in de bijgebouwen plaatsvinden.
  • 3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  • 6. Detailhandel, dienstverlening en horeca zijn niet toegestaan.
  • 7. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 8. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 9. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van een kantoor, een atelier of een andersoortig bedrijf als opgenomen in bedrijfscategorie 1 of 2 zoals opgenomen in Bijlage Staat van inrichtingen
h Aan huis gebonden activiteiten

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een aan huis gebonden activiteit gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • 2. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de grondgebonden bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en), waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • 4. de activiteit dient te voldoen aan Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten;
  • 5. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
i Bed & breakfast

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een bed & breakfast gelden de volgende bepalingen:

  • 1. er wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen in 4.1.2 onder h;
  • 2. een bed & breakfast is niet (rechtstreeks) toegestaan in een vrijstaand bijgebouw;
  • 3. er geldt specifiek voor een bed & breakfast een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen per bed & breakfast;
  • 4. bij de oppervlakte voor een bed & breakfast tellen de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik (zoals een gedeelde douche) niet mee;
  • 5. de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten bedraagt 14 dagen;
  • 6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden. De gemeente Altena kan dit register op elk gewenst moment opvragen;
  • 7. onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
j Evenementen

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
  • 2. Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  • 3. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
  • 4. Het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan worden verleend als opgenomen in 4.5.9.
  • 5. Het aantal evenementen bedraagt niet meer dan 10 per jaar.
k Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' zijn geen permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
  • 3. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'.
l Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - openheid' is het beleid gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke openheid en doorzichten.
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' is het beleid gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, houtwallen, steilranden en landschapselementen als poelen, moerasjes, singels en boomgroepen dienen te worden gehandhaafd;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' het beleid is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang. Het betreft de waterlopen met de functie waternatuur, de (natte) ecologische verbindingszones en de gebieden die in de reconstructie- en gebiedsplannen zijn aangeduid als ‘ruimte voor beek- en kreekherstel’. Maatregelen worden uitgevoerd op het gebied van de morfologie, zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel. Naast de waterloop is ruimte nodig om de maatregelen goed te kunnen uitvoeren;
  • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' is het beleid gericht op exploitatie van de grienden. Gestreefd wordt naar behoud en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde van de eeuwenoude griendcultuur en naar behoud en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarde van de griendcultuur, welke resulteert in een dynamisch landschappelijk mozaïek van afwisselend grienden en open agrarische percelen.
  • 6. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' het beleid is gericht op het instandhouden en beschermen van de aardkundige waarden en kenmerken.
m Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' is het beleid gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden. Het gebied bestaat uit inundatiegebieden en verdedigingswerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De landschappelijke structuur van de polders is door ruilverkaveling grotendeels onherkenbaar veranderd, met uitzondering van het Uitwijksche Veld, waar een eendenkooi en een aantal grienden liggen.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - schootsveld' is het beleid gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
n Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

o Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

p Antennemast

Een antennemast is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

4.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw';
  • c. voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding 'bouwvlak'; indien er geen bestaande bedrijfswoning is, dan is de bouw hiervan uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.10;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.3 Bebouwing ten behoeve van veehouderij

Voor veehouderijen gelden de volgende specifieke bepalingen, zowel voor gebouwen als voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. maximaal is de bestaande bebouwde oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij toegestaan;
  • b. onder bestaande oppervlakte dierenverblijf wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat voorzieningen - geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer zijn toegestaan.
4.2.4 Bebouwing ten behoeve van geiten-/ schapenhouderij

In afwijking van het bepaalde onder 4.2.2 is het niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' bebouwing op te richten, met dien verstande dat het bouwen ten behoeve van de bedrijfswoning, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, is toegestaan.

4.2.5 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen   Min.   Max.  
afstand tot perceelsgrens   3 m    
afstand van kassen tot perceelsgrens binnen concentratiegebied glastuinbouw   1 m    
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   20 m    
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   15 m    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
agrarische bedrijfsbebouwing in de vorm van een overkapping per agrarisch bedrijf     20 m2  
carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   1 m    
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   3 m    
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   n.v.t.   100 m2  
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen v an ondergeschikte aard   12°   60°  
Kassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6  
bouwhoogte   n.v.t.   9  
afstand kassen tot bedrijfswoningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   2,5 m  
bouwhoogte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen   n.v.t.   4 m  
oppervlakte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   1.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap', 'wetgevingszone - openheid', 'wetgevingszone - schootsveld'  en 'wetgevingszone - inundatiegebied' ; 2000 m2 in de overige gebieden  
afstand kassen tot (bedrijfs)woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte , de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   n.v.t.   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   2,20 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren    

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • b. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
4.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

4.2.7 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de bestaande mestopslag met de bestaande omvang als maximum is toegestaan;
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk), met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 m, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak', zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande paardenbakken zijn toegestaan.
  • d. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande veldschuren zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' is in ieder geval een veldschuur toegestaan, waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' zijn uitsluitend de bouwwerken in maximaal de bestaande hoogte en omvang en verhardingen in de bestaande omvang toegestaan.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' zijn uitsluitend de bestaande bouwwerken ten behoeve van de ijsbaan in de bestaande hoogte en omvang toegestaan;
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaande bouwwerken' zijn uitsluitend de bestaande bouwwerken in de bestaande hoogte en omvang toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 4.1.2 onder c en 4.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
  • d. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' danwel de bestemming Wonen; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak' danwel het eigen bestemmingsvlak Wonen;
  • e. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan; daarbij toont de aanvrager aan dat er behoefte aan een minicamping bestaat;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  • g. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing; indien de sanitaire voorzieningen geheel worden gerealiseerd binnen aanwezige gebouwen, mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen in afwijking van het bepaalde onder f. maximaal 200 m2 bedragen;
  • h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving ;
  • l. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving ;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • p. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.3.2 Omgevingsvergunning teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf;
  • b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 2000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap', 'wetgevingszone - openheid', 'wetgevingszone - schootsveld' en 'wetgevingszone - inundatiegebied' ; de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m2 in de overige gebieden;
  • c. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het open landschap;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1;
  • i. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.3.3 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.7 onder a, alsmede van het bepaalde in 4.1.2 onder k sub 2 teneinde bouwwerken in de vorm van lage tijdelijke en hoge tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) te kunnen bouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen', een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor overige teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 m mag bedragen;
  • b. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' vindt geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap.
4.3.4 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte voor kassen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. dubbellaagse teelt is niet toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1.
4.3.5 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.3.6 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.7 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.7 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.3.8 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder k teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik ten behoeve van de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de paardenbak te situeren direct grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”, mits wordt aangetoond dat situering ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is het toegestaan om paardenbakken die worden gerealiseerd ten behoeve van het hobbymatig gebruik voor andere dan agrarische bestemmingen, te situeren direct grenzend aan het betreffende bestemmingsvlak van die andere bestemming, mits wordt aangetoond dat situering binnen het betreffende bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. er wordt een afstand aangehouden van maximaal 20 m tot de eigen (bedrijfs)woning;
  • f. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag de paardenbak niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • g. er is - voorover er sprake is van het situeren van een paardenbak buiten het bouwvlak - sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het gebruik van paardenbakken is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • i. de omvang van de paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 1200 m2, tezamen met de oppervlakte die binnen de bestemming  Wonen wordt gesitueerd;
  • j. voor lichtmasten gelden de volgende bepalingen:
    • 1. lichtmasten zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet toegestaan;
    • 2. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 3. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt minimaal 75 m;
    • 4. er wordt doelgerichte verlichting toegepast;
    • 5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • k. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. de hoogte van afrasteringen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan de 1,5 m;
    • 3. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie
  • l. overige bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • m. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • n. paardenbakken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • o. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • p. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • q. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak omgevingsvergunningsplichtig zijn voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden ingevolge het bepaalde in 4.6, vormt de afweging hierbij onderdeel van deze omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels en is geen aparte omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden benodigd;
  • r. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.3.9 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedijfswoning voor de bedrijfsvoering, dat moet zijn aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.3.10 Omgevingsvergunning m.b.t. bouw 1e bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder c sub 1 teneinde de bouw van de eerste bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
  • b. de situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • c. door de bouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.3.11 Omgevingsvergunning uitbreiding bestaande oppervlakte dierenverblijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 en 4.4.1 teneinde uitbreiding van bestaande oppervlakte dierenverblijf, niet zijnde geitenhouderij mogelijk te maken, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de veehouderij is niet gelegen in een gebied aangeduid als 'Overige zone - beperkingen veehouderij',
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat indien de veehouderij wel is gelegen in het gebied aangeduid als 'Overige zone - beperkingen veehouderij', het dient te gaan om een grondgebonden veehouderij. Dit houdt in dat uitbreiding van bebouwing alleen mogelijk is indien met behulp van de nadere regels Verordening ruimte, Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beperkingen veehouderij' of op een locatie zonder de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij niet leiden tot een intensieve veehouderij;
  • d. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • e. de uitbreiding dient inpasbaar te zijn in de omgeving;
  • f. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
  • g. aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er, indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage van de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert. Voor zover bij gemeentelijke beleidsnota een strengere norm is vastgesteld, is deze strengere norm van toepassing;
  • h. indien de gronden zijn gelegen binnen de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen', dient advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • i. aangetoond is dat de bestaande stikstofdepositie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan door de uitbreiding niet wordt overschreden;
  • j. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
  • k. de hiervoor gestelde voorwaarden zijn ook van toepassing bij een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw, gericht op het in gebruik nemen als dierenverblijf.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van:
    • 1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    • 2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • d. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1.2 onder d;
  • e. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • f. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • h. het bewonen van bedrijfsruimte;
  • i. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • j. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
  • k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • l. het realiseren van paardenbakken, met dien verstande dat dit is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • m. het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven, een en ander met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltzone'.
  • n. aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m² buiten de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • o. het aanbrengen van tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
  • p. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • q. aanbrengen van (infrastructurele) ondergronds leidingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • r. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
  • s. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • t. binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • u. het hobbymatige agrarisch gebruik mag niet leiden tot inrichting als erf of volkstuinencomplex;
  • v. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - landschapstuin mogen de gronden uitsluitend worden ingericht als landschapstuin; bebouwing is niet toegestaan.
  • w. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaande bouwwerken' is uitsluitend het gebruik van de bestaande gebouwen ten behoeve van bestaande opslag (niet zijnde de opslag van mest of het houden van dieren) alsmede het gedeelte van het perceel (kadastraal bekend Woudrichem, sectie E nummer 2055) waar uitsluitend de bestaande kuilvoeropslag is toegestaan.
  • x. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4 is uitsluitend bestaand hobbymatig agrarisch gebruik toegestaan.
  • y. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6 is uitsluitend het bestaand gebruik als clubgebouw voor de ijsbaan toegestaan.
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' dient de landschappelijke inpassing te worden aangelegd en in stand te worden gehouden conform het bepaalde in Bijlage 8 voor de locatie Provincialeweg Noord 51c dan wel Bijlage 9 voor de locatie Provincialeweg Noord 53a.
  • aa. het wijzigen van het gebruik van een bestaand gebouw in een dierenverblijf.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder c teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technischhulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. er wordt voldaan aan de milieuwetgeving;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • h. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • m. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder c jo. 4.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 6;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.3 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder c jo. 4.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • k. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder c, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • k. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.5 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder c jo. 4.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning, in aangebouwde bijgebouwen en in bij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, als opgenomen in Bijlage 2 (rijks- en gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende gebouwen, behorende vrijstaande bijgebouwen;
  • e. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
  • f. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • g. ten behoeve van de nevenactiviteit zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan;
  • h. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • i. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • p. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • q. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • r. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.6 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder e teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.7 Omgevingsvergunning vergelijkbare activiteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder g teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 4.1.2 onder g toegestane bedrijven maar die niet in Bijlage Staat van inrichtingen zijn genoemd, mits:

  • a. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.

4.5.8 Omgevingsvergunning meer mogelijkheden voor aan huis gebonden activiteiten en bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder h en/of i, teneinde een ander type aan huis gebonden activiteit mogelijk te maken, dan wel onder andere voorwaarden een aan huis gebonden activiteit of bed & breakfast mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • b. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • c. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en) en/of bed & breakfast, waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is er een grotere oppervlakte toegestaan indien de bedrijfswoning een minimale vloeroppervlakte heeft van 200 m2; dan mag maximaal 50% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een absoluut maximum van 100 m2 worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • e. een bed & breakfast is toegestaan in een vrijstaand bijgebouw, mits hierin geen keuken of soortgelijke voorziening is toegestaan;
  • f. aanvullend aan Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten zijn de volgende aan huis gebonden activiteiten toegestaan, met eventueel de daarbij behorende voorwaarden of afweging:
    • 1. eerstelijnszorg, zoals huisarts, dierenarts of tandarts;
    • 2. groepsactiviteiten, waarbij voor kinderopvang geldt dat dit maximaal 6 niet-eigen kinderen mag betreffen;
    • 3. detailhandel mits:
      • er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;
      • de detailhandel een bijzaak is van productie of dienstverlening (dus rechtstreeks gerelateerd aan de toegelaten activiteit). Het vormt een niet-zelfstandig onderdeel en is van ondergeschikte aard ten opzichte van de totale bedrijfsvoering;
    • 4. andere activiteiten dan opgenomen in Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten , die naar aard, schaal en omvang vergelijkbaar zijn met de reeds toegestane actviteiten;
  • g. een samenwerkingsvorm, waarbij de bewoner niet de enige is die de aan huis gebonden activiteit uitoefent, is toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a is een aan huis gebonden activiteit en/of bed & breakfast in een meergezinsbedrijfswoning toegestaan, mits dit geen onevenredige hinder voor de omgeving oplevert;
  • i. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat, waarbij bij de beoordeling de volgende aspecten worden betrokken: aantal personen dat op hetzelfde moment aanwezig mag of zal zijn, het aantal keer dat de activiteit plaatsvindt per week, de duur van de activiteit, verkeersaantrekkende werking en parkeren;
  • j. de relevante milieuaspecten vormen geen belemmering voor het planvoornemen, zoals geluid, geur en bodem;
  • k. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
4.5.9 Omgevingsvergunning evenement

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder j teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  • b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  • c. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;
  • e. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.10 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt in een bedrijfsgebouw of een deel van de bedrijfswoning, dat gesitueerd is binnen een bouwvlak;
  • b. deze omgevingsvergunning wordt voor maximaal 5 jaar verleend;
  • c. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • d. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder c genoemde voorwaarde;
  • e. de huisvesting uitsluitend medewerkers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • f. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
  • g. er per bouwvlak niet meer dan 20 werknemers gelijktijdig worden gehuisvest;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien;
  • j. de huisvesting geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende bedrijven;
  • k. indien er nieuw beleid is inzake dit onderwerp, dan geldt het meest recente beleid hieromtrent in plaats van de voorgaande voorwaarden, waarbij bepalingen die voortvloeien uit de Verordening ruimte in stand blijven;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.11 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • f. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.12 Omgevingsvergunning opslag gevaarlijke stoffen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder j ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.13 Omgevingsvergunning gebruik van assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder p teneinde assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er wordt hydrologisch neutraal gebouwd;
  • b. de lichtafscherming gebeurt volgens het convenant dat afgesloten is tussen LTO-Nederland (Land- en Tuinbouw Organisatie) en de Stichting Natuur en Milieu (SNM), d.d. 5 oktober 2004;
  • c. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
4.5.14 Omgevingsvergunning nieuwe teeltgronden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 ten behoeve van het toestaan van het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet binnen een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond dient te worden dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.6.4. opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

4.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
    • 1. het kappen en snoeien van grienden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
    • 2. het rooien van grienden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur', mits tegelijkertijd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' een perceel van vergelijkbare grootte wordt ingericht als griend.
4.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 4.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone'
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' zijn de activiteiten noodzakelijk voor een instandhouding en beheer van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;  
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - openheid';
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
- 'wetgevingszone - inundatiegebied';
- 'wetgevingszone - schootsveld';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';

Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;  
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - inundatiegebied' uitsluitend het ophogen;
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
- 'wetgevingszone - openheid', uitsluitend voor het aspect ophogen;
- wetgevingszone - kleinschalig landschap';'
- 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' zijn de activiteiten noodzakelijk voor een instandhouding en beheer van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
vellen of rooien van houtgewas ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';  
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' zijn de activiteiten noodzakelijk voor een instandhouding en beheer van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het dempen van poelen, sloten en greppels ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap':
* de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
* er mag geen blijvende schade plaatsvinden aan ecologische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap', uitsluitend voorzover het hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen betreft; - 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap':
* de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
* er mag geen blijvende schade plaatsvinden aan ecologische waarden;
* er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het omzetten van grasland in bouwland/scheuren grasland ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
 
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het diepwoelen of –ploegen van de bodem met meer dan 60 cm ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone'
- overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

4.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar grondgebonden veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, danwel een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' dan wel een geitenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' naar een grondgebonden agrarisch veehouderijbedrijf, niet zijnde een paardenhouderij en aanduiden met de aanduiding “grondgebonden veehouderij', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:

  • a. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' verwijderd, dan wel de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' verwijderd
  • c. er is geen sprake van een toename van de stikstofemissie;
  • d. de wijziging is niet toegestaan voor bouwvlakken gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'; tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten.
  • e. er moet sprake zijn van een zorgvuldige veehouderij;
  • f. het bouwperceel bedraagt ten hoogste 1,5 hectare;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. is uitbreiding van een veehouderij groter dan 1,5 toegestaan indien de veehouderij blijvend beschikt over voldoende grond voor een veebezetting van 2 GVE per hectare grond of minder;
  • h. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
  • i. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
  • j. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • k. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
  • l. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
  • m. de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  • n. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.2 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding “paardenhouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • d. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • n. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.3 Wijziging t.b.v. omschakeling naar overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, naar een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is een redelijke uitbreiding van een overig niet- grondgebonden agrarisch bedrijf met een grotere omvang dan bepaald onder c toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage van het bouwvlak en een bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ruimtelijke ontwikkeling;
  • d. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • m. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.4 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone en de EHS niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' mag uitsluitend worden uitgebreid, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  • d. -voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen), niet-grondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan; een verdere vergroting voor grondgebonden agrarische bedrijven (niet zijnde veehouderijen) en gemengde bedrijven, (zonder veehouderijtak) naar maximaal 2 ha kan worden toegestaan, nadat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is ingewonnen;
  • e. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak is een uitbreiding toegestaan tot een totale omvang van 1,5 ha, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij); hierbij dient ten minste 10% van de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing. In afwijking van de grens van maximaal 1,5 ha is, voor bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van 1,5 ha en geheel zijn benut, éénmalig uiterlijk tot 1 januari 2013 vergroting van het bouwvlak boven de 1,5 hectare toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen, waarbij niet de eis geldt dat sprake dient te zijn van een duurzame locatie;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' tot 1 juni 2012 geen vergroting of vormverandering van het bouwvlak toegestaan;
  • g. voor een vergroting./ vormverandering van een veehouderij gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
    • 2. er is geen sprake van een toename van de stikstofemissie;
    • 3. de wijziging is niet toegestaan voor bouwvlakken gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'; tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten.
    • 4. er is sprake van een zorgvuldige veehouderij;
    • 5. het bouwperceel bedraagd ten hoogste 1,5 hectare;
    • 6. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
    • 7. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
    • 8. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 9. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
    • 10. de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
    • 11. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
  • h. voor een glastuinbouwbedrijf geldt dat geen uitbreiding van het bouwvlak mogelijk is;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g. is voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw' uitbreiding tot een omvang van 4 ha toegestaan, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • j. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • m. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • p. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  • q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven;
  • r. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.5 Wijziging t.b.v. nieuwvestiging

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf door het opnemen van een aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. indien de nieuwvestiging plaats vindt ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone', is dit uitsluitend toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. indien de nieuwvestiging plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' is dit uitsluitend toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. de nieuwvestiging dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  • d. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij is niet toegestaan;
  • e. nieuwvestiging van een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • f. voor de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen) , niet-grondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is een omvang van 1,5 ha toegestaan;
    • 2. een verdere vergroting naar maximaal 2 ha kan voor deze bedrijven worden toegestaan, nadat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is ingewonnen over punt b en c;
  • g. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen voor een grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. er is aangetoond dat ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn;
    • 2. er is sprake van een groot openbaar belang waarbij is verzekerd dat elders daadwerkelijk een volwaardige grondgebonden agrarisch bedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven;
    • 3. er ontbreken financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden tot hervestiging binnen de gemeente en in omliggende gemeenten;
  • h. nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan;
  • i. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • l. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de nieuwvestiging naar grondgebonden veehouderijen mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • o. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  • p. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven;
  • q. deze wijzigingsbevoegdheid kan tegelijkertijd worden doorlopen met de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 11.5.1 teneinde eventueel de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing te verplaatsen;
  • r. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.6 Wijziging t.b.v. teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan dan via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, als opgenomen in 4.3.2, mogelijk is, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf;
  • b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m2;
  • c. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het open landschap;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1;
  • i. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.7 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 20 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. het bestemmingsvlak wonen wordt maximaal 1500 m2;
  • e. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • f. er mag maximaal 200 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
  • g. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • h. de regels van Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard;

Groter bestemmingsvlak of groter oppervlakt bestaande bijbehorende bouwwerken

  • i. in afwijking van het bepaalde onder d dan wel f kan of een groter bestemmingsvlak worden toegestaan, of meer m2 bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd op basis van een goedgekeurd landschapsplan. Het landschapsplan dient te zijn goedgekeurd en uitvoering en beheer te zijn gewaarborgd';
    • 2. per 1m2 sloop van gebouwen mag 1 m2 worden gehandhaafd met een maximum van 500 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken; de overtollige bijbehorende bouwwerken dienen te worden gesloop';
    • 3. er dient een motivatie te worden aangeleverd, waaruit blijkt dat de te behouden bijbehorende bouwwerken niet vallen onder de definitie 'overtollige bebouwing';
    • 4. uitsluitend legaal gebouwde en nog bestaande bouwwerken komen in aanmerking voor deze regeling; bijbehorende bouwwerken die op het moment van het indienen van het verzoek reeds gesloopt zijn, worden niet meegenomen;
    • 5. de te slopen bijbehorende bouwwerken mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    • 6. bij monumentale panden is een positief advies van de commissie verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg noodzakelijk ;
    • 7. alle aan de te slopen bijbehorende bouwwerken verbonden of onderdeel uitmakende bouwwerken en onderdelen, zoals aanbouwen, overkappingen en bijbehorende ondergrondse (kelder) ruimten alsmede voerderplaten, silo's, overtollige erfverharing e.d. dienen gesloopt te worden;
    • 8. Inpandige stalgedeeltes binnen het boerderijlichaam van een langgevelboerderij die niet ruimtelijk te onderscheiden zijn, worden buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de oppervlakte aan aanwezige bijbehorende bouwwerken;
    • 9. alleen bovengrondse bijbehorende bouwwerken worden meegerekend;
    • 10. aan de omgevingsvergunning voor bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop overtollige bebouwing heeft plaatsgevonden.

woninsplitsing

  • j. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in:
  • k. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • l. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • m. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • n. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mag na wijziging niet meer bedragen dan 80 100 m2 per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
    de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte van 80 100 m2 kan worden vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • o. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • p. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • q. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • r. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • s. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • t. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • u. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • v. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • w. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • x. de regels van Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • y. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.8 Wijzigingsbevoegdheid wonen in een plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van het bouwvlak ten behoeve van het toestaan van een gedeelte van het bouwvlak voor wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een agrarische bedrijfswoning en bijbehorend erf, met dien verstande dat:

  • z. gebleken is dat vanuit milieuhygienisch oogpunt geen gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.7  
  • aa. sprake is van een bedrijfswoning die geen onderdeel meer uitmaakt van het achterliggende bedrijf (en de exploitatie van het bedrijf voort bestaat);
  • ab. geborgd wordt dat het aantal woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
  • ac. er in de bestaande situatie sprake is van meer dan één bedrijfswoning en er na wijziging nog één bedrijfswoning als zodanig in gebruik blijft;
  • ad. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • ae. sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • af. de oppervlakte aan uitbouwen, vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100m2; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • ag. geen sprake is van privaatrechterlijke belemmeringen, waaronder begrepen het gebruik van een gezamenlijke oprit zonder juridisch gevestigd recht van overpad.
4.7.9 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • c. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • d. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • e. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • k. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. het is niet toegestaan op locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en niet op locaties waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • o. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • p. in afwijking van het bepaalde onder o is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan vanuit de Verordening ruimte , mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • q. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • r. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap. ;
4.7.10 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 20 Wonen met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als op genomen in 5.7.4 a t/m e;
  • b. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • f. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle gebouwen betreffen;
  • g. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • n. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • o. detailhandel is niet toegestaan;
  • p. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.
    • 7. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 8. er is sprake van een kwaliteitswinst van het landschap;
  • q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • r. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.11 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 16 Recreatie, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
  • b. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • c. hergebruik ten behoeve van een manege is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie' voorzover niet gelegen binnen de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel'; ;
  • d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • e. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • f. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan;
  • g. per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
  • h. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
  • i. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • j. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • k. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • l. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • m. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • n. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • r. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • s. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • t. vooraf dient advies te worden gevraagd aan de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
  • u. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • v. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden vanuit de Verordening ruimte de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 8. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • w. voor een dagrecreatieve voorziening gelden vanuit de Verordening ruimte de volgende bepalingen:
    • 1. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag
    • 2. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • x. bij resterende bebouwing groter dan 500 m2 is kwalititeitswinst vereist;
  • y. de regels van Artikel 16 Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • z. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.12 Wijziging t.b.v. niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 6 Bedrijf, teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, voor zover niet begrepen onder 4.7.9 en 4.7.10, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • c. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  • d. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • e. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • f. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • g. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met een maximum van 400 m2; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • h. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat detailhandel in volumineuze goederen niet is toegestaan. De vloeroppervlakte van de detailhandelsvoorziening bedraagt niet meer dan 200 m2;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • n. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • p. voorts v anuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie, bedoeld;
    • 7. er is sprake van een kwaliteitswinst van het landschap;
  • q. in afwijking van het bepaalde onder p kan een grotere omvang dan genoemd onder p of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder r op grond van de Verordening ruimte  worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • r. de regels van Artikel 6 Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.13 Wijziging t.b.v. minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde een bestaande minicamping voor te zetten tegelijkertijd met een wijziging naar een ander hergebruik, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bestaande minicamping mag worden voortgezet indien gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het kader van hergebruik, als opgenomen in 4.7.7, 4.7.9, 4.7.10 of 4.7.12;
  • b. de omvang en het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt maximaal de bestaande omvang en het bestaande aantal;
  • c. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
4.7.14 Wijziging naar Bos

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden, grenzend aan de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 15 Natuur wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos teneinde herplant van bosgebied mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
  • h. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
4.7.15 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 15 Natuur ter plaatse van de aanduidingen:

  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' waarbij tevens kan worden gewijzigd in de bestemming Artikel 19 Water met een beschermende regeling ten behoeve van natuurwaarden;
  • 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied natuur';

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
  • g. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend; hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt.
4.7.16 Wijziging verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij'

Burgemeester en wethouders kunnen de regels in het algemeen ten aanzien van schapenhouderijen en  geitenhouderijen aanpassen, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' deze aanduiding verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' kan worden verwijderd indien gebleken is dat geen geitenhouderij en/of een schapenhouderij  wordt uitgeoefend; of
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' kan worden verwijderd indien de provinciale regelgeving en/of provinciale verordening de regelgeving omtrent een geitenhouderij en/of schapenhouderij gelijkstelt met een intensieve veehouderij; de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt ter plaatse van locatie aangeduid.
4.7.17 Differentiatievlak ruwvoedervoorziening

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming te wijzigen,door de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening' (differentiatievlak) op te nemen, teneinde ter plaatse van deze aanduiding de opslag van ruwvoer, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening ' bedraagt ten hoogste 0,5 hectare;
  • b. de omvang van de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening' en het bijbehorende 'bouwvlak' mogen gezamenlijk niet meer bedragen dan 2 hectare;
  • c. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • d. de ruimte is binnen het bijbehorende 'bouwvlak' niet aanwezig.
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
4.7.18 Van toepassingverklaring stikstofregeling

De stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 4.4.1 is onverkort van toepassing op de 4.7 opgenomen wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bestemming strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • d. nevenactiviteiten; (voor zover in 5.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan);
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – aardkundig waardevol gebied' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden en kenmerken;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden in combinatie met agrarisch grondgebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
  • h. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • i. instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • j. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarde(n) en landschapselementen;
  • k. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • l. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • m. extensief recreatief medegebruik;
  • n. doeleinden van openbaar nut;
  • o. erfbeplanting;
  • p. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

a Verhouding tussen doeleinden

Binnen de bestemming “Agrarisch met waarden” is het beleid primair zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.

b Agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • 2. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
c Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf, niet zijnde een veehouderij - het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:

      • ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij.
d Staat van nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksvloeroppervlakte danwel de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:

Afkorting   Aanduiding   Nevenactiviteit   Adres   Huisnummer   Vloeroppervlakte  
(sa-1)   specifieke vorm van agrarisch - 1   zorgboerderij   Eng   12    
e Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in op agrarische bedrijven in de streek geproduceerde producten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
f Inpandige statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen, tenzij dit is opgenomen in de tabel onder d.

g Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 3. Het mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 7. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.4.
h Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming mag binnen een bedrijfswoning ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Het gebruik mag zowel in de bedrijfswoning, als in de bijgebouwen plaatsvinden.
  • 3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 4. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 5. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  • 6. Detailhandel, dienstverlening en horeca zijn niet toegestaan.
  • 7. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 8. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 9. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van een kantoor, een atelier of een andersoortig bedrijf als opgenomen in bedrijfscategorie 1 of 2 zoals opgenomen in Bijlage Staat van inrichtingen

i Aan huis gebonden activiteiten

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een aan huis gebonden activiteit gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • 2. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de grondgebonden bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en), waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • 4. de activiteit dient te voldoen aan Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten;
  • 5. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
j Bed & breakfast

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een bed & breakfast gelden de volgende bepalingen:

  • 1. er wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen in 5.1.2 onder i;
  • 2. een bed & breakfast is niet (rechtstreeks) toegestaan in een vrijstaand bijgebouw;
  • 3. er geldt specifiek voor een bed & breakfast een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen per bed & breakfast;
  • 4. bij de oppervlakte voor een bed & breakfast tellen de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik (zoals een gedeelde douche) niet mee;
  • 5. de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten bedraagt 14 dagen;
  • 6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden. De gemeente Altena kan dit register op elk gewenst moment opvragen;
  • 7. onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
k Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' zijn geen permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
  • 3. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'.
l Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' is het beleid gericht op exploitatie van de grienden. Gestreefd wordt naar behoud en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde van de eeuwenoude griendcultuur en naar behoud en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarde van de griendcultuur, welke resulteert in een dynamisch landschappelijk mozaïek van afwisselend grienden en open agrarische percelen.
  • 2. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, waaronder de in de EHS voorkomende (natte) natuurparels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
  • 3. ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” het beleid is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang. Het betreft de waterlopen met de functie waternatuur, de (natte) ecologische verbindingszones en de gebieden die in de reconstructie- en gebiedsplannen zijn aangeduid als ‘ruimte voor beek- en kreekherstel’. Maatregelen worden uitgevoerd op het gebied van de morfologie, zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel. Naast de waterloop is ruimte nodig om de maatregelen goed te kunnen uitvoeren.
m Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - openheid' is het beleid gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke openheid en doorzichten.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' is het beleid gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, houtwallen, steilranden en landschapselementen als poelen, moerasjes, singels en boomgroepen dienen te worden gehandhaafd.
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' het beleid is gericht op het instandhouden en beschermen van de aardkundige waarden en kenmerken.
n Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat:

  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' is het beleid gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden. Het gebied bestaat uit inundatiegebieden en verdedigingswerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De landschappelijke structuur van de polders is door ruilverkaveling grotendeels onherkenbaar veranderd, met uitzondering van het Uitwijksche Veld, waar een eendenkooi en een aantal grienden liggen.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - schootsveld' is het beleid gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
o Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

p Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

5.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw”;
  • c. voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding 'bouwvlak'; indien er geen bestaande bedrijfswoning is, dan is de bouw hiervan uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.10;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” is geen bedrijfswoning toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.3 Bebouwing ten behoeve van veehouderij

Voor veehouderijen gelden de volgende specifieke bepalingen, zowel voor gebouwen als voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. maximaal is de bestaande bebouwde oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij toegestaan;
  • b. onder bestaande oppervlakte dierenverblijf wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat voorzieningen - geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer zijn toegestaan.
5.2.4 Rijhallen paardenhouderijen

De bebouwde oppervlakte van rijhallen ten dienste van paardenhouderijen mag maximaal 1000 m2 bedragen. Indien de bestaande bebouwde oppervlakte meer bedraagt, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.

5.2.5 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen   Min.   Max.  
afstand tot perceelsgrens   3 m    
afstand van kassen tot perceelsgrens binnen concentratiegebied glastuinbouw   1 m    
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   20 m    
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   15 m    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
agrarische bedrijfsbebouwing in de vorm van een overkapping per agrarisch bedrijf     20 m2  
carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   1 m    
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   3 m    
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   n.v.t.   100 m2  
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen v an ondergeschikte aard   12°   60°  
Kassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6  
bouwhoogte   n.v.t.   9  
afstand kassen tot (bedrijfs)woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   2,5 m  
bouwhoogte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen   n.v.t.   4 m  
oppervlakte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   1.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap', 'wetgevingszone - openheid', 'wetgevingszone - schootsveld' en ' wetgevingszone - inundatiegebied' ; 2000 m2 in de overige gebieden  
afstand kassen tot (bedrijfs)woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte , de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   n.v.t.   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   2,20 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren    

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • b. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.

5.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

5.2.7 Maatvoering bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan;
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk), met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 m, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak', zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande paardenbakken zijn toegestaan.
  • d. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande veldschuren zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 5.1.2 onder c en 5.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
  • d. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' danwel de bestemming Wonen; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak' danwel het eigen bestemmingsvlak Wonen;
  • e. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan; daarbij toont de aanvrager aan dat er behoefte aan een minicamping bestaat;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  • g. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing; indien de sanitaire voorzieningen geheel worden gerealiseerd binnen aanwezige gebouwen, mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen in afwijking van het bepaalde onder f. maximaal 200 m2 bedragen;
  • h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  • p. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.3.2 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte rijhallen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.4 teneinde een grotere bebouwde oppervlakte voor een rijhal toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. manegeactiviteiten zijn niet toegestaan;
  • b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.3.3 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.3.4 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte voor kassen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. dubbellaagse teelt is niet toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 5.1.
5.3.5 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.6 Omgevingsvergunning bouwhoogte erfafscheidingen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.7 onder a sub 1 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 5.1.
5.3.7 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.7 onder a, sub 3 en 4, alsmede van het bepaalde in 5.1.2 onder k sub 2 teneinde bouwwerken in de vorm van lage tijdelijke en hoge tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) te kunnen bouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen', een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor overige teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 m mag bedragen;
  • b. de teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
  • c. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' vindt geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap.
5.3.8 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder o teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik ten behoeve van de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de paardenbak te situeren direct grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”, mits wordt aangetoond dat situering ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is het toegestaan om paardenbakken die worden gerealiseerd ten behoeve van het hobbymatig gebruik voor andere dan agrarische bestemmingen, te situeren direct grenzend aan het betreffende bestemmingsvlak van die andere bestemming, mits wordt aangetoond dat situering binnen het betreffende bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. er wordt een afstand aangehouden van maximaal 20 m tot de eigen bedrijfswoning;
  • f. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag de paardenbak niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • g. er is - voorover er sprake is van het situeren van een paardenbak buiten het bouwvlak - sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het gebruik van paardenbakken is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • i. de omvang van de paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 1200 m2,   tezamen met de oppervlakte die binnen de bestemming  Wonen wordt gesitueerd;
  • j. voor lichtmasten gelden de volgende bepalingen:
    • 1. lichtmasten zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet toegestaan;
    • 2. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 3. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt minimaal 75 m;
    • 4. er wordt doelgerichte verlichting toegepast;
    • 5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • k. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. de hoogte van afrasteringen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan de 1,5 m;
    • 3. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie
  • l. overige bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • m. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • n. paardenbakken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone” en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • o. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • p. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • q. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak omgevingsvergunningsplichtig zijn voor werken en werkzaamheden ingevolge het bepaalde in 5.6, vormt de afweging hierbij onderdeel van deze omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, en is geen aparte omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden benodigd;
  • r. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.3.9 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedijfswoning voor de bedrijfsvoering, dat moet zijn aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.3.10 Omgevingsvergunning m.b.t. bouw 1e bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder c sub 1 teneinde de bouw van de eerste bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
  • b. de situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • c. door de bouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • f. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.

5.3.11 Omgevingsvergunning uitbreiding bestaande oppervlakte dierenverblijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 en 5.4.1 teneinde uitbreiding van bestaande oppervlakte dierenverblijf, niet zijnde geitenhouderij mogelijk te maken, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de veehouderij is niet gelegen in een gebied aangeduid als 'Overige zone - beperkingen veehouderij';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat indien de veehouderij wel is gelegen in het gebied aangeduid als 'Overige zone - beperkingen veehouderij', het dient te gaan om een grondgebonden veehouderij. Dit houdt in dat uitbreiding van bebouwing alleen mogelijk is indien met behulp van de nadere regels Verordening ruimte, Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beperkingen veehouderij' of op een locatie zonder de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij niet leiden tot een intensieve veehouderij;
  • d. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • e. de uitbreiding dient inpasbaar te zijn in de omgeving;
  • f. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
  • g. aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er, indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage van de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert. Voor zover bij gemeentelijke beleidsnota een strengere norm is vastgesteld, is deze strengere norm van toepassing;
  • h. indien de gronden zijn gelegen binnen de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen', dient advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • i. aangetoond is dat de bestaande stikstofdepositie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan door de uitbreiding niet wordt overschreden;
  • j. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
  • k. de hiervoor gestelde voorwaarden zijn ook van toepassing bij een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw, gericht op het in gebruik nemen als dierenverblijf.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van:
    • 1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    • 2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting;
  • b. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • e. detailhandel, behoudens het bepaalde in 5.1.2 onder e;
  • f. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • g. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte;
  • h. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • i. het bewonen van bedrijfsruimte;
  • j. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • k. het aanbrengen van tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel” en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
  • l. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m² buiten de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • m. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • n. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergronds leidingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • o. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • p. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
  • q. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • r. het realiseren van paardenbakken, met dien verstande dat dit is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • s. binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • t. het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven, een en ander met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltzone'.
  • u. het wijzigen van het gebruik van een bestaand gebouw in een dierenverblijf.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Omgevingsvergunning pensionstalling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder c teneinde pensionstalling toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 6;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
5.5.2 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder c en 5.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • d. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  • m. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.  
5.5.3 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder c, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  • k. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
5.5.4 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder d en 5.2.5 teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen e.d. in een grotere omvang, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; stacaravans zijn niet toegestaan;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning, in aangebouwde bijgebouwen en in bij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, als opgenomen in Bijlage 2 (rijks- en gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende gebouwen, behorende vrijstaande bijgebouwen;
  • e. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
  • f. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • g. ten behoeve van de nevenactiviteit zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan;
  • h. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • p. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • q. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  • r. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
5.5.5 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder f teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte
5.5.6 Omgevingsvergunning vergelijkbare activiteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder h teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 5.1.2 onder h toegestane bedrijven maar die niet in Bijlage Staat van inrichtingen zijn genoemd, mits:

  • a. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.
5.5.7 Omgevingsvergunning meer mogelijkheden voor aan huis gebonden activiteiten en bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder h en/of i, teneinde een ander type aan huis gebonden activiteit mogelijk te maken, dan wel onder andere voorwaarden een aan huis gebonden activiteit of bed & breakfast mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • b. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • c. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • d. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en) en/of bed & breakfast, waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c is er een grotere oppervlakte toegestaan indien de bedrijfswoning een minimale vloeroppervlakte heeft van 200 m2; dan mag maximaal 50% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een absoluut maximum van 100 m2 worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • f. een bed & breakfast is toegestaan in een vrijstaand bijgebouw, mits hierin geen keuken of soortgelijke voorziening is toegestaan;
  • g. aanvullend aan Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten zijn de volgende aan huis gebonden activiteiten toegestaan, met eventueel de daarbij behorende voorwaarden of afweging:
    • 1. eerstelijnszorg, zoals huisarts, dierenarts of tandarts;
    • 2. groepsactiviteiten, waarbij voor kinderopvang geldt dat dit maximaal 6 niet-eigen kinderen mag betreffen;
    • 3. detailhandel mits:
      • er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;
      • de detailhandel een bijzaak is van productie of dienstverlening (dus rechtstreeks gerelateerd aan de toegelaten activiteit). Het vormt een niet-zelfstandig onderdeel en is van ondergeschikte aard ten opzichte van de totale bedrijfsvoering;
    • 4. andere activiteiten dan opgenomen in Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten , die naar aard, schaal en omvang vergelijkbaar zijn met de reeds toegestane actviteiten;
  • h. een samenwerkingsvorm, waarbij de bewoner niet de enige is die de aan huis gebonden activiteit uitoefent, is toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a is een aan huis gebonden activiteit en/of bed & breakfast in een meergezinsbedrijfswoning toegestaan, mits dit geen onevenredige hinder voor de omgeving oplevert;
  • j. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat, waarbij bij de beoordeling de volgende aspecten worden betrokken: aantal personen dat op hetzelfde moment aanwezig mag of zal zijn, het aantal keer dat de activiteit plaatsvindt per week, de duur van de activiteit, verkeersaantrekkende werking en parkeren;
  • k. de relevante milieuaspecten vormen geen belemmering voor het planvoornemen, zoals geluid, geur en bodem;
  • l. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
5.5.8 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder m ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt in een bedrijfsgebouw of een deel van de bedrijfswoning, dat gesitueerd is binnen een bouwvlak;
  • b. deze omgevingsvergunning wordt voor maximaal 5 jaar verleend;
  • c. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • d. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder c genoemde voorwaarde;
  • e. de huisvesting uitsluitend medewerkers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • f. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
  • g. er per bouwvlak niet meer dan 20 werknemers gelijktijdig worden gehuisvest;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien;
  • j. de huisvesting geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende bedrijven;
  • k. indien er nieuw beleid is inzake dit onderwerp, dan geldt het meest recente beleid hieromtrent in plaats van de voorgaande voorwaarden, waarbij bepalingen die voortvloeien uit de Verordening ruimte in stand blijven;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
5.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
5.5.10 Omgevingsvergunning opslag gevaarlijke stoffen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder n ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
5.5.11 Omgevingsvergunning nieuwe teeltgronden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 ten behoeve van het toestaan van het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet binnen een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond dient te worden dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 5.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

5.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaats hebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
    • 1. het kappen en snoeien van grienden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
    • 2. het rooien van grienden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur', mits tegelijkertijd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' een perceel van vergelijkbare grootte wordt ingericht als griend.
5.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 5.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder f de toetsingscriteria weergegeven.

5.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische hoofdstructuur niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' zijn de activiteiten noodzakelijk voor een instandhouding en beheer van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden aanvullend de volgende voorwaarden: 1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;   - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische hoofdstructuur niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;  
het beplanten van gronden met houtgewas (hoger dan 1 meter) ter plaatse van de aanduidingen:
- 'wetgevingszone - openheid'
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
- 'wetgevingszone - inundatiegebied';
- 'wetgevingszone - schootsveld';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';

Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;


 
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - schootsveld' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het schootsveld uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
- 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
- 'wetgevingszone - inundatiegebied' uitsluitend het ophogen;
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
- 'wetgevingszone - openheid', uitsluitend voor het aspect ophogen;
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
- 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' zijn de activiteiten noodzakelijk voor een instandhouding en beheer van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische hoofdstructuur niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
vellen of rooien van houtgewas ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
 
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' zijn de activiteiten noodzakelijk voor een instandhouding en beheer van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische hoofdstructuur niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - inundatiegebied' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap' gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
1. er is sprake van een groter maatschappelijk belang;
2. de aanwezige waarde wordt niet onherstelbaar beschadigd;  
het dempen van poelen, sloten en greppels ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
- 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - kleinschalig landschap':
* de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
* er mag geen blijvende schade plaatsvinden aan ecologische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische hoofdstructuur niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
- 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';

met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
 
- de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische hoofdstructuur niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het omzetten van grasland in bouwland/scheuren van grasland ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';  
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- er mag geen blijvende schade plaatsvinden aan ecologische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische hoofdstructuur niet worden geschaad;  
het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 60 cm ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
- 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische hoofdstructuur niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar grondgebonden veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, naar een grondgebonden agrarisch veehouderijbedrijf, niet zijnde een paardenhouderij en aanduiden met de aanduiding “grondgebonden veehouderij', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:

  • a. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • b. er is geen sprake van een toename van de stikstofemissie;
  • c. de wijziging is niet toegestaan voor bouwvlakken gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten.
  • d. er moet sprake zijn van een zorgvuldige veehouderij;
  • e. het bouwperceel bedraagt ten hoogste 1,5 hectare;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is uitbreiding van een veehouderij groter dan 1,5 toegestaan indien de veehouderij blijvend beschikt over voldoende grond voor een veebezetting van 2 GVE per hectare grond of minder;
  • g. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
  • h. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
  • i. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • j. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
  • k. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
  • l. de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  • m. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.7.2 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding “paardenhouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • b. wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
  • c. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • d. binnen het bestemmingsvlak is een rijhal toegestaan van maximaal 1000 m2;
  • e. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • f. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • h. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • i. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • o. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • p. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.7.3 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' is een uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' niet toegestaan;
  • b. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' mag uitsluitend worden uitgebreid, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. vergroting van de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel” is niet toegestaan;
  • d. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  • e. -voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen), niet-grondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderij tak , is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;
    een verdere vergroting voor grondgebonden agrarische bedrijven (niet zijnde veehouderijen of paardenhouderijen) en gemengde bedrijven, (zonder veehouderijtak)  en gemengde bedrijven, (zonder veehouderijtak) naar maximaal 2 ha kan worden toegestaan, nadat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is ingewonnen;
  • f. voor een vergroting./ vormverandering van een veehouderij (niet zijnde een intensieve veehouderij) gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
    • 2. er is geen sprake van een toename van de stikstofemissie;
    • 3. de wijziging is niet toegestaan voor bouwvlakken gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'; tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten.
    • 4. er is sprake van een zorgvuldige veehouderij;
    • 5. het bouwperceel bedraagd ten hoogste 1,5 hectare;
    • 6. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
    • 7. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
    • 8. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 9. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
    • 10. de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
    • 11. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
  • g. voor glastuinbouwbedrijven geldt dat een uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' niet is toegestaan;
  • h. een uitbreiding ten behoeve van een overig niet-grondgebonden bedrijf is niet toegestaan;
  • i. een uitbreiding ten behoeve van een intensieve veehouderij is niet toegestaan;
  • j. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • o. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  • p. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • q. deze wijzigingsbevoegdheid kan tegelijkertijd worden doorlopen met de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 11.5.1 teneinde eventueel de bestemming Groen - Landschappelijke inpassing te verplaatsen;
  • r. vanuit de Verordening ruimte geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' moet sprake moet   zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.7.4 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. het bestemmingsvlak wonen wordt maximaal 1500 m2;
  • e. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • f. er mag maximaal 200 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
  • g. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • h. de regels van Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard;

Groter bestemmingsvlak of groter oppervlakt bestaande bijbehorende bouwwerken

  • i. in afwijking van het bepaalde onder d dan wel f kan of een groter bestemmingsvlak worden toegestaan, of meer m2 bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd op basis van een goedgekeurd landschapsplan. Het landschapsplan dient te zijn goedgekeurd en uitvoering en beheer te zijn gewaarborgd';
    • 2. per 1m2 sloop van gebouwen mag 1 m2 worden gehandhaafd met een maximum van 500 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken; de overtollige bijbehorende bouwwerken dienen te worden gesloop';
    • 3. er dient een motivatie te worden aangeleverd, waaruit blijkt dat de te behouden bijbehorende bouwwerken niet vallen onder de definitie 'overtollige bebouwing';
    • 4. uitsluitend legaal gebouwde en nog bestaande bouwwerken komen in aanmerking voor deze regeling; bijbehorende bouwwerken die op het moment van het indienen van het verzoek reeds gesloopt zijn, worden niet meegenomen;
    • 5. de te slopen bijbehorende bouwwerken mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    • 6. bij monumentale panden is een positief advies van de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg, noodzakelijk ;
    • 7. alle aan de te slopen bijbehorende bouwwerken verbonden of onderdeel uitmakende bouwwerken en onderdelen, zoals aanbouwen, overkappingen en bijbehorende ondergrondse (kelder) ruimten alsmede voerderplaten, silo's, overtollige erfverharing e.d. dienen gesloopt te worden;
    • 8. Inpandige stalgedeeltes binnen het boerderijlichaam van een langgevelboerderij die niet ruimtelijk te onderscheiden zijn, worden buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de oppervlakte aan aanwezige bijbehorende bouwwerken;
    • 9. alleen bovengrondse bijbehorende bouwwerken worden meegerekend;
    • 10. aan de omgevingsvergunning voor bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop overtollige bebouwing heeft plaatsgevonden.

woninsplitsing

  • j. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in:
  • k. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • l. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • m. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • n. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mag na wijziging niet meer bedragen dan 80 100 m2 per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
    de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte van  80   100 m2 kan worden vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • o. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • p. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • q. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • r. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • s. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 genoemde waarden;
  • t. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • u. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • v. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • w. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • x. de regels van Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • y. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.7.5 Wijzigingsbevoegdheid wonen in een plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van het bouwvlak ten behoeve van het toestaan van een gedeelte van het bouwvlak voor wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een agrarische bedrijfswoning en bijbehorend erf, met dien verstande dat:

  • a. gebleken is dat vanuit milieuhygienisch oogpunt geen gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 5.7.4
  • b. sprake is van een bedrijfswoning die geen onderdeel meer uitmaakt van het achterliggende bedrijf (en de exploitatie van het bedrijf voort bestaat);
  • c. geborgd wordt dat het aantal woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
  • d. er in de bestaande situatie sprake is van meer dan één bedrijfswoning en er na wijziging nog één bedrijfswoning als zodanig in gebruik blijft;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • g. de oppervlakte aan uitbouwen, vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100m2; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • h. geen sprake is van privaatrechterlijke belemmeringen, waaronder begrepen het gebruik van een gezamenlijke oprit zonder juridisch gevestigd recht van overpad.

5.7.6 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. omschakeling is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
  • b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • e. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • f. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • g. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
  • h. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. het is niet toegestaan op locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en niet op locaties waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  • q. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening;
    • 7. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 8. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 9. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' kan een grotere omvang dan genoemd onder q of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder q op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte  vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. deze ontwikkeling gaat gepaard , onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • s. in afwijking van het bepaalde onder q en r is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan vanuit de Verordening ruimte , mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 4. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel', gaat deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • t. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • u. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.7.7 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 20 Wonen met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als op genomen in 5.7.4
  • c. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • f. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • g. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle gebouwen betreffen;
  • h. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. detailhandel is niet toegestaan;
  • q. voorts vanuit de Verordening ruimte  gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied’:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.
    • 6. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 7. er is sprake van een kwaliteitswinst van het landschap;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
  • r. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  • s. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden;
  • t. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.7.8 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 16 Recreatie teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
  • c. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
  • d. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodaties, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. hergebruik ten behoeve van een manege is niet toegestaan;
  • g. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan;
    per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
  • h. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
  • i. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • j. voor zover de recreatieve activiteit plaatsvindt in gebouwen, is uitsluitend het gebruik van aanwezige gebouwen toegestaan, uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan
  • k. hergebruik van bouwvlakken, gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' is toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • l. hergebruik van bouwvlakken, gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' is toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap; het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • m. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • n. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • o. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, onderbouwd met een beplantingsplan;
  • p. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • q. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • r. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • s. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • t. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • u. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • v. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • w. de locatie van de recreatie-activiteiten en de uitstralingseffecten daarvan mogen de draagkracht van het betrokken gebied niet overschrijden. Ook dient de bedrijfseconomische haalbaarheid van de nieuwvestiging voor de langere termijn te worden aangetoond. Verder moet verblijfsrecreatie leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
  • x. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
  • y. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden vanuit de Verordening ruimte  de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 8. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
  • z. voor een dagrecreatieve voorziening gelden vanuit de Verordening ruimte de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van de gebruiksactiviteit van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • aa. bij resterende bebouwing groter dan 500 m2 is kwalititeitswinst vereist;
  • ab. de regels van Artikel 16 Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard';
  • ac. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
5.7.9 Wijziging t.b.v. minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde bij een wijziging t.b.v. hergebruik binnen een andere bestemming, tevens een bestaande minicamping mee te wijzigen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bestaande minicamping mag worden voortgezet indien gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het kader van hergebruik, als opgenomen in 5.7.4 of 5.7.7;
  • b. de omvang en het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt maximaal de bestaande omvang en het bestaande aantal.
5.7.10 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 15 Natuur ter plaatse van de aanduidingen:

  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' waarbij tevens kan worden gewijzigd in de bestemming Artikel 19 Water met een beschermende regeling ten behoeve van natuurwaarden;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur';
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
  • g. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend; hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt.

5.7.11 Wijziging in de bestemming Wonen ten behoeve van ruimte-voor-ruimtekavels

Het bevoegd gezag is bevoegd om gronden met de bestemming Agrarisch met waarden te wijzigen in de bestemming Wonen voor de realisering van een of meer woningen op ruimte-voor-ruimtekavels mits is aangetoond dat:

  • a. sprake is van een aanzienlijke milieu en ruimtelijke kwaliteitswinst doordat:
  • 1. een of meer veehouderijen die zijn gericht op het houden van varkens of pluimvee in het geheel zijn beëindigd en waarbij alle bedrijfsgebouwen ten dienste van die veehouderijen -niet zijnde de bedrijfswoning en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen- zijn gesloopt;
  • 2. deze veehouderijen voorafgaand aan de beëindiging gedurende een periode van drie jaar onafgebroken in bedrijf zijn geweest en zijn gevestigd op grond waarop ingevolge de Verordening ruimte Noord-Brabant van de provincie Noord-Brabant de aanduiding 'Beperkingen veehouderijen' rust of op een locatie die vanwege de omliggende waarden en functies niet geschikt is voor de uitoefeningen van een veehouderij;
  • 3. per te realiseren woning tenminste 1.000 m2 bedrijfsgebouwen ten dienste van de veehouderij, niet zijnde de bedrijfswoning, zijn gesloopt met een minimum van 200 m2 op iedere bedrijfsbeëindigingslocatie;
  • 4. de ten behoeve van deze veehouderijen geregistreerde rechten betreffende de fosfaatproductie in een gezamenlijke omvang van tenminste 3.500 kg uit de markt zijn genomen door doorhaling van de bij de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV geregistreerde rechten, waarbij per bedrijfsbeëindigingslocatie een minimum van 770 kg aan rechten betreffende de productie van fosfaat moet zijn doorgehaald;
  • 5. de ten behoeve van deze veehouderijen geregistreerde rechten betreffende de fosfaatproductie moeten vanaf het moment van beëindiging van de bedrijfsvoering tot aan het moment van uit de markt nemen geregistreerd staan op naam van de veehouderij die is beëindigd;
  • 6. de omgevingsvergunning milieu op iedere beëindigingslocatie is ingetrokken;
  • 7. een passende herbestemming is gelegd op iedere beëindigingslocatie waarbij in ieder geval het houden van vee en het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen is uitgesloten;
  • 8. in redelijkheid niet op andere wijze is voorzien in de beëindiging van de veehouderij;
  • b. de ruimte-voor-ruimtekavel binnen de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie' op een planologische aanvaardbare locatie wordt ingepast;
  • c. een goede landschappelijke en milieuhygienische inpasbaarheid van de te bouwen woning is verzekerd;
  • d. geen sprake is van (een aanzet tot) een stedelijke ontwikkeling;
  • e. het bepaalde onder a. 1 tot en met 8 is niet van toepassing indien de ruimte-voor-ruimtekavel wordt ontwikkeld door of vanwege de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte, gelet op de in het verleden behaalde aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst door toepassing van de Regeling beëindiging veehouderijtakken;
  • f. het bepaalde onder e. geldt niet indien uit door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant bijgehouden gegevens blijkt dat er in totaal 3.550 ruimte-voor-ruimtekavels door of vanwege de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte zijn ontwikkeld;
  • g. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemming Wonen, met dien verstande dat de daarvoor opgenomen afwijkingen rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.

5.7.12 Differentiatievlak ruwvoedervoorziening

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming te wijzigen,door de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening' (differentiatievlak) op te nemen, teneinde ter plaatse van deze aanduiding de opslag van ruwvoer, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening ' bedraagt ten hoogste 0,5 hectare;
  • b. de omvang van de aanduiding 'overige zone - ruwvoedervoorziening' en het bijbehorende 'bouwvlak' mogen gezamenlijk niet meer bedragen dan 2 hectare;
  • c. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • d. de ruimte is binnen het bijbehorende 'bouwvlak' niet aanwezig.
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.7.13 Van toepassingverklaring stikstofregeling

De stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 5.4.1 is onverkort van toepassing op de in 5.7 opgenomen wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarische bedrijven;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

a Staat van niet-agrarische bedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van niet-agrarische bedrijven, met dien verstande dat per specifieke aanduiding maximaal één bedrijf is toegestaan, waarbinnen uitsluitend de binnen de derde kolom opgenomen bedrijfsvormen zijn toegestaan:

Afkorting   Aanduiding   Betekenis in regels   Straat   Huisnu mmer   Toe voe gin g   Afwijke nde gootho ogte   Afwijkende bouwhoog te  
(sb-2)   specifieke vorm van bedrijf - 2   garagebedrijf en showroom alsmede innemen en demontage van vrachtwagens als nevenactiviteit   Almweg   4     5 m   8 m  
(sb-8)   specifieke vorm van bedrijf - 8   autodemontagebedrijf   Dijkje   4     4 m   6 m  
(sb-10)   specifieke vorm van bedrijf - 10   overslagbedrijf   Giessensesteeg   1   b      
(sb-11)   specifieke vorm van bedrijf - 11   overslagbedrijf   Giessensesteeg   1   a   7 m   9 m  
(sb-13)   specifieke vorm van bedrijf - 13   transportbedrijf   Hoekje   5     3 m   6 m  
(sb-16)   specifieke vorm van bedrijf - 16   bouwnijverheid   Hoge Maasdijk   5        
(sb-17)   specifieke vorm van bedrijf - 17   aannemersbedrijf   Hoge Maasdijk   9        
(sb-18)   specifieke vorm van bedrijf - 18   aannemings- en handelsbedrijf en houtbewerking met ondergeschikt handel in bouwmaterialen u itsluitend als groothandel   Hoofdgraaf   69   a   7 m   10 m  
(sb-19)   specifieke vorm van bedrijf - 19   bloemisterij   Hoofdgraaf   4        
(sb-21)   specifieke vorm van bedrijf - 21   reparatiebedrijf   Merwededijk   31        
(sb-28)   specifieke vorm van bedrijf - 28   overslagbedrijf   Provincialeweg Noord   89     3 m   6 m  
(sb-29)   specifieke vorm van bedrijf - 29   timmerwerkplaats   Provincialeweg Noord   38     4 m   8 m  
(sb-30)   specifieke vorm van bedrijf - 30   transportbedrijf, op- en overslagbedrijf en verkooppunt diesel   Provincialeweg Noord   36     7 m   11 m  
(sb-31)   specifieke vorm van bedrijf - 31   brandweer en gemeentewerken   Provincialeweg Noord   42        
(sb-32)   specifieke vorm van bedrijf - 32   metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf, en handelsonderneming/groothandel in machines   Provincialeweg Zuid   47     5 m   6,25 m  
(sb-34)   specifieke vorm van bedrijf - 34   aannemersbedrijf, grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden   Provincialeweg Zuid   33     5 m   8 m  
(sb-36)   specifieke vorm van bedrijf - 36   hout- en meubelindustrie   Provincialeweg Zuid   36        
(sb-45)   specifieke vorm van bedrijf - 45   verkoop van meubelen en antiek   Middenweg   17     3 m   5 m  
(sb-46)   specifieke vorm van bedrijf - 46   kantoor en opslag   Wilhelminasluis   2       4 m  
(sb-49)   specifieke vorm van bedrijf - 49   caravanstalling   Parallelweg   (naast 100)        
(sb-50)   specifieke vorm van bedrijf - 50   opslag   Nieuwesteeg   1        
(sb-52)   specifieke vorm van bedrijf - 52   opslag en geluidsstudio   Hoofdgraaf   36        
(sb-53)   specifieke vorm van bedrijf - 53   opslag caravans in kassen   Burgemeester van der Lelystraat   naast 103        
(sb-54)   specifieke vorm van bedrijf - 54   aannemingsbedrijf en houthandel
Kantoor zonder baliefunctie met maximaal 12 werkplekken ten dienste van een bedrijf en een daarbij behorende garage ten behoeve van stalling van voertuigen en opslag.  
Bloemweg   4        
(sb-55)   specifieke vorm van bedrijf - 55   opslag en stalling (max 6 dieren)   Rietdijk   tegenover 7        
(sb-56)   specifieke vorm van bedrijf - 56   inpandige stalling caravans en campers in bestaande kassen   Middelvaart   78        
(sb-57)   specifieke vorm van bedrijf - 57   levering onderhoud en reparatie/serviceonderhoud van automaten   Hoofdgraaf   38        
b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

c Bestaande kassen

Daar waar op grond van het bepaalde in 6.1.2 sprake is van stalling dan wel opslag binnen (bestaande) kassen, zijn deze gronden uitsluitend bestemd voor hergebruik van bestaande kassen in de vorm van stalling dan wel opslag. Nieuw- of herbouw van de kassen of nieuwbouw van andersoortige gebouwen ter plaatse van de kassen, is niet toegestaan.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

6.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

6.2.3 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per bestemmingsvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
6.2.4 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

6.2.5 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen    
afstand tot perceelsgrens   min. 3 m  
afstand van kassen tot perceelsgrens binnen concentratiegebied glastuinbouw   min .1 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   min. 20 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   min. 15 m  
b estaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan    
carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min 1 m  
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min 3 m  
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   max. 100 m2  
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   8 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   15°   60°  
Bedrijfswoning
 
Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   80 m2  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   5,5 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van niet-agrarische bedrijven in 6.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt, in afwijking van bovenstaande tabel, de met deze aanduiding aangeduide bouwhoogte als maximum.
  • c. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • d. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
6.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing niet-agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 6.2.4 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • m. de mogelijkheid voor uitbreiding van de bebouwde oppervlakte geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 49', 'specifieke vorm van bedrijf - 50', 'specifieke vorm van bedrijf - 52' en 'specifieke vorm van bedrijf - 53';
  • n. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 7. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 8. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' geldt dat de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. in afwijking van het bepaalde onder n kan een grotere omvang dan genoemd onder n of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder n op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat deze ontwikkeling  gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • p. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
6.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.3.3 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedijfswoning voor de bedrijfsvoering, dat moet zijn aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 6.1.2 onder a;
  • c. voor (ondersteunende) horeca;
  • d. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte;
  • e. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • f. het bewonen van bedrijfsruimte;
  • g. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • h. een aan huis gebonden activiteit;
  • i. een seksinrichting.
  • j. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • k. risicovolle inrichtingen;
  • l. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties;
  • m. op de locaties waar op grond van het bepaalde in 6.1.2 sprake is van stalling dan wel opslag binnen (bestaande) kassen, het gebruik van kassen op een andere wijze dan ter plaatse conform het bepaalde in 6.1.2. is toegestaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder d en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond is dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • b. aangetoond dient te worden dat in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen blijvend minder gunstige gevolgen ontstaan voor de omgeving van het betreffende bedrijf, in vergelijking met de gevolgen van het oorspronkelijke bedrijf ten aanzien waarvan deze wijzigingsbevoegdheid wordt doorlopen;
  • c. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
  • f. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 6.2;
  • g. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • m. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • n. voorts vanuit de Verordening ruimte  gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 7. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. in afwijking van het bepaalde onder n kan een grotere omvang dan genoemd onder n of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder n op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat deze ontwikkeling  gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • p. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
6.6.2 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • o. detailhandel is niet toegestaan;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven doeleinden;
  • q. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – groenblauwe mantel’:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • r. voorts vanuit de Verordening ruimte  gelden de volgende bepalingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde onwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 7.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 7. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 8. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 9. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' kan een grotere omvang dan genoemd onder r of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder r op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. deze ontwikkeling gaat gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte , met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • t. in afwijking van het bepaalde onder q en s is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan vanuit de Verordening ruimte , mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 4. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel', gaat deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte , gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • u. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
  • v. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.6.3 Wijziging t.b.v. woondoeleinden/ woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in:

Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van een voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in:
  • f. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • h. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning; bij woningsplitsing dienen de (voormalige) bedrijfsgebouwen die geen monumentale kwaliteiten bezitten en waarmee een totale maat aan bijgebouwen van 80 m2 per woning wordt overschreden, te worden gesloopt;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g kan, indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, een gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een woning worden toegestaan van meer dan 80 m2; hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m2 per woning;
    • 2. de extra oppervlakte aan bijgebouwen zoals hiervoor genoemd, mag ook worden gevormd door bestaande bijgebouwen, in plaats van herbouw na sloop, mits de overtollige oppervlakte aan bijgebouwen wordt gesloopt;
    • 3. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • l. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;
  • n. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • o. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
  • t. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.6.4 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch - 1 teneinde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', of het bestemmingsvlak indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, een aanduiding 'bouwvlak op te nemen ten behoeve van een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft uitsluitend een grondgebonden bedrijf;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;
  • c. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal 2 ha in AHS;
  • d. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • e. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • h. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;'
  • k. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • o. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
  • p. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.

Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch verwante bedrijven;
  • b. agrarisch technische hulpbedrijven;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:

a Staat van agrarisch verwante en technische hulpbedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van agrarisch verwante en technische hulpbedrijven.met dien verstande dat per specifieke aanduiding maximaal één bedrijf is toegestaan, waarbinnen uitsluitend de binnen de derde kolom opgenomen bedrijfsvormen zijn toegestaan:

Afkorting   Aanduiding   Activiteiten   Straat   Huisnum mer   Toevo eging   Afwijk ende gootho ogte   Afwi jkend e bo uwh oogt e   Bebo uwd e op pervl akte  
(sb-3)   specifieke vorm van bedrijf - 3   landbouwmachine verhuurbedrijf   Altena's Laantje   3          
(sb-12)   specifieke vorm van bedrijf - 12   hoveniersbedrijf annex kwekerij   Giessensesteeg   9     4,2 m   8 m   675  m2  
(sb-14)   specifieke vorm van bedrijf - 14   hoveniersbedrijf   Hoekje   8   a        
(sb-20)   specifieke vorm van bedrijf - 20   loonbedrijf   Jan Spieringweg   9          
(sb-27)   specifieke vorm van bedrijf - 27   veehandelaar   Midgraaf   28          
(sb-33)   specifieke vorm van bedrijf - 33   groenrecycling, oogstbedrijf en loonbedrijf met bijbehorende reparatie-inrichting voor eigen voertuigen en materieel, alsmede het construeren van machines en diensten voor de landbouw en/of groen en recreatieve sector evenals een showroom voor ondergeschikte detailhandel van maximaal 200 m2   Provincialeweg Zuid   51     4 m   8 m   6000 m2  
(sb-39)   specifieke vorm van bedrijf - 39   tuincentrum en verkoop en opslag van consumentenvuurwerk (maximaal 10.000 kg)   Veldweg   27   a        
(sb-47)   specifieke vorm van bedrijf - 47   hovenier   Uitwijksdijkje   ong     3 m   9 m   500 m2  
(sb-48)   specifieke vorm van bedrijf - 48   Planten- en bloemenkwekerij   Provincialeweg Noord   33   a        
(sb-51)   specifieke vorm van bedrijf - 51   handelskwekerij bestaande uit groothandel in tuinbouw- en siergewassen, in combinatie met het kweken van de betreffende gewassen, niet zijnde een tuincentrum   Hoofdgraaf   65     5 m   8 m    
b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwen ten behoeve van deze bestemming.

7.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

7.2.3 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per bestemmingsvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
7.2.4 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat voor zover in de tabel in 7.1.2 onder a een bebouwde oppervlakte is opgenomen, die oppervlakte als maximum geldt.

7.2.5 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen    
afstand tot perceelsgrens   min. 3 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   min. 20 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   min.15 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan    
carports en overkappingenbij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min. 1 m  
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min. 3 m  
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   max. 100 m2  
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   15°   60°  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   80 m2  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   5,5 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van agrarisch verwante en technische hulpbedrijven in 7.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt, in afwijking van bovenstaande tabel, de met deze aanduiding aangeduide bouwhoogte als maximum.
  • c. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • d. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
7.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing agrarisch verwante bedrijven en agrarisch technische hulpbedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.4 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van agrarisch verwante en agrarisch technische hulpbedrijven te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 7.2.4 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 25% worden vergroot;
  • b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • e. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • f. door aanvrager is aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • k. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – groenblauwe mantel’:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • l. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 7.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 7. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 8. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 9. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' kan een grotere omvang dan genoemd onder l of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder l op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte  vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. deze ontwikkeling gaat gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte , met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • n. in afwijking van het bepaalde onder k en m is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan vanuit de Verordening ruimte , mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 4. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel', gaat deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
    • 1. de inrichting van het bestemmingsvlak bevorderdt een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 2. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.
7.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
7.3.3 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedijfswoning voor de bedrijfsvoering, dat moet zijn aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 7.1.2 onder a;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. een seksinrichting;
  • e. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • g. het bewonen van bedrijfsruimte;
  • h. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • i. een aan huis gebonden activiteit;
  • j. een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • k. een risicovolle inrichting;
  • l. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties;
  • m. het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven, een en ander met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltzone'.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • f. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Interim omgevingsverordening dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3.5 van de Interim omgevingsverordening.
7.5.2 Omgevingsvergunning nieuwe teeltgronden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1 ten behoeve van het toestaan van het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet binnen een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven , mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond dient te worden dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijziging naar andere vorm van agrarisch verwant of technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van een agrarisch verwant of een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond is dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • b. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering; een ruimtelijke en milieukundige verbetering betekent dat er een afname van bebouwing (niet zijnde van waardevol pand of een rijksmonument) plaatsvindt alsmede een visueel ruimtelijke verbetering van de situatie en een vermindering van de milieubelasting;
  • c. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
  • f. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • l. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • m. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – groenblauwe mantel’:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • n. voorts vanuit de verordening ruimte  gelden de volgende bepalingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde onwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 7.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 7. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 8. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 9. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' kan een grotere omvang dan genoemd onder n of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder n op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. deze ontwikkeling gaat gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • p. in afwijking van het bepaalde onder m en o is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan vanuit de Verordening ruimte, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 4. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel', gaat deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte , gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • q. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
7.6.2 Wijziging tbv woondoeleinden/woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in Artikel 20 Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in:
  • f. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • h. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning; bij woningsplitsing dienen de (voormalige) bedrijfsgebouwen die geen monumentale kwaliteiten bezitten en waarmee een totale maat aan bijgebouwen van 80 m2 per woning wordt overschreden, te worden gesloopt;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g kan, indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, een gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een woning worden toegestaan van meer dan 80 m2; hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m2 per woning;
    • 2. de extra oppervlakte aan bijgebouwen zoals hiervoor genoemd, mag ook worden gevormd door bestaande bijgebouwen, in plaats van herbouw na sloop, mits de overtollige oppervlakte aan bijgebouwen wordt gesloopt;
    • 3. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • l. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • o. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • p. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • q. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • r. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • t. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
  • u. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
7.6.3 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch - 1, Artikel 4 Agrarisch - 2 danwel Artikel 5 Agrarisch met waarden teneinde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', of het bestemmingsvlak indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, een aanduiding 'bouwvlak op te nemen ten behoeve van een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft uitsluitend een grondgebonden bedrijf;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;
  • c. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • d. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • g. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • k. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' wordt de bestemming Artikel 5 Agrarisch met waarden opgenomen; daarbuiten wordt aansluitend op de visie van agrarisch productiegebied en gemengde plattelandseconomie de bestemming Artikel 3 Agrarisch - 1 respectievelijk Artikel 4 Agrarisch - 2 opgenomen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • n. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap. ;

Artikel 8 Bedrijf - Nutsbedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf - Nutsbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. nutsbedrijven;
  • c. doeleinden ten dienste van de bacteriologische bescherming van het grondwater;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

8.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:

a Staat van nutsbedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de nutsbedrijven genoemd in de navolgende Staat van nutsbedrijven:

Afkorting   Aanduiding   Nutsbedrijf   Adres   Huisn umme r   Toevoe ging   Bebouwde oppervlakt e   Afwi jkend e go otho ogte   Afwi jkend e bo uwh oogt e  
(sb-n8)   specifieke vorm van bedrijf - nuts 8   gemaal   Doornseweg   3          
(sb-n12)   specifieke vorm van bedrijf - nuts 12   nutsvoorziening   Duizendmorgen   4          
(sb-n25)   specifieke vorm van bedrijf - nuts 25   rioolgemaal   Uiterwaard Afged. Maas            
(sb-n28)   specifieke vorm van bedrijf - nuts 28   gemaal   Burg. v.d. Lelystraat            
(sb-n29)   specifieke vorm van bedrijf - nuts 29   pompinstallatie waterleidingbedrijf   Afsluitdijk   ong          
(sb-n31)   specifieke vorm van bedrijf - nuts 31   kantoor bij sluis   Wilhelminasluis   5          
b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

8.2.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

8.2.3 Bebouwde oppervlakte

De in de Staat van nutsbedrijven als opgenomen in 8.1.2 onder a aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet worden overschreden. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.

8.2.4 Maatvoeringseisen

De bouwwerken, behorende bij de functies als opgenomen in de Staat van nutsbedrijven in 8.1.2 onder a, dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen carport en overkappingen algemeen   Min.  
afstand tot perceelsgrens   3 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   20 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   15 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Bedrijfsgebouwen
 
Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   n.v.t.  
bouwhoogte   n.v.t.   17,5 m  
dakhelling   12°   45°  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van nutsbedrijven in 8.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • c. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
8.2.5 Maatvoeringseisen (kleine) nutsvoorzieningen

In afwijking van het bovenstaande geldt voor de bouwwerken in de vorm van kleine nutsvoorzieningen, die niet zijn genoemd in de Staat van nutsbedrijven in 8.1.2 onder a, de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 15 m2.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.4 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. .
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • d. een aan huis gebonden activiteit;
  • e. een seksinrichting;
  • f. een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • g. een risicovolle inrichting;
  • h. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing nutsbedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 8.2.3, opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 8.1.2 onder a, opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 omschreven waarden;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 8.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 7. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder k kan een grotere omvang dan genoemd onder k of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder k op grond van de Verordening ruimte  worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat deze ontwikkeling gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • m. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – aardkundig waardevol gebied' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden en kenmerken;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden in combinatie met agrarisch grondgebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos- griendcultuur';
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
  • f. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • h. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. extensief recreatief medegebruik;
  • j. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  • k. beeldende kunstwerken;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 9.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

9.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:

a Verhouding tussen de doeleinden

Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden. Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.

b Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

c Cultuurhistorische en landschappelijke en natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke en natuurwaarden. Dit houdt o.m. in dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' het beleid gericht is op exploitatie van de grienden. Gestreefd wordt naar behoud en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde van de eeuwenoude griendcultuur en naar behoud en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarde van de griendcultuur, welke resulteert in een dynamisch landschappelijk mozaïek van afwisselend grienden en open agrarische percelen en dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' het beleid is gericht op het instandhouden en beschermen van de aardkundige waarden en kenmerken.

d Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bestaande gebouwen, ten dienste van deze bestemming.

9.2.2 Bestaande gebouwen

Uitsluitend bestaande gebouwen zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.

9.2.3 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor verblijfsrecreatie;
  • d. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 9.4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

9.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
9.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 9.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 9.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 9.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

9.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen   - het dient te gaan om bestaande wegen en paden;
- de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
- de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.  
het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem   - het aanwezige reliëf mag niet onevenredig worden aangetast;
- de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden.
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. groenvoorziening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' is het beleid gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • d. instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. hondenuitlaatplaats;
  • g. beplanting;
  • h. parken;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. beeldende kunstwerken;
  • k. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. in- en uitritten;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 10.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

10.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 10.1.1:

a In- en uitritten

In- en uitritten uitsluitend zijn toegestaan voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het gebruik van gronden voor parkeervoorzieningen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 10.4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

10.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 10.4.4 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
10.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 10.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 10.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 10.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

10.4.4 Schema omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het verwijderen, kappen of rooien van bos, anders dan bij wijze van verzorging, danwel voor de houtproductie ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden;  
het beplanten van gronden met houtgewas ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';

 
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden;  
het aanbrengen van (infrastructurele) (ondergrondse) leidingen ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
- wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het dempen van poelen, sloten en greppels ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
- wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' moet sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding:
- wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';

 
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
 

Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor Groen - Landschappelijke inpassing aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – aardkundig waardevol gebied' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden en kenmerken;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 11.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

11.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 11.1.1:

a Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan en uitsluitend in de vorm van een erfafscheiding.

11.2.2 Bouwregels erfafscheidingen

Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 11.4.4.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 11.4.4 omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

11.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
11.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 11.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 11.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 11.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

11.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang   de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;  
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang   het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
 
het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding:
-'overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Wijziging naar Agrarische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen teneinde uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' in een aangrenzende Agrarische bestemming mogelijk te maken, zoals opgenomen in 3.7.5, 4.7.4 of 5.7.3, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecadoeleinden;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 12.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 12.1.1:

a Staat van horecafuncties

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van horecafuncties met dien verstande dat per specifieke aanduiding maximaal één bedrijf is toegestaan, waarbinnen uitsluitend de binnen de derde kolom opgenomen bedrijfsvormen zijn toegestaan: :

Afkorting   Aanduiding   Functie   Adres   Huisnummer   Toevoeging  
(sh-1)   specifieke vorm van horeca - 1   theehuis, theetuin, restaurant en parkeerplaatsen   Laagt   5   a  
b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

12.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

12.2.3 Bedrijfswoning

Per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per bestemmingsvlak.

12.2.4 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

12.2.5 Maatvoeringseisen algemeen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen    
afstand tot perceelsgrens   min. 3 m  
afstand van kassen tot perceelsgrens binnen concentratiegebied glastuinbouw   min .1 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   min. 20 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   min. 15 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan    
carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min 1 m  
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min 3 m  
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   max. 100 m2  
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   8 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   15°   60°  
Bedrijfswoning
 
Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   80 m2  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   5,5 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van horecafuncties in 12.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • c. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
12.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing horecabedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.4 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van een horecabedrijf te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 12.2.4 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • m. voorts vanuit de verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde onwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • n. in afwijking van het bepaalde onder m kan een grotere omvang dan genoemd onder m of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder m op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • o. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
12.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
12.3.3 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedijfswoning voor de bedrijfsvoering, dat moet zijn aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het bewonen van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap;

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoordoeleinden;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. de bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 13.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

13.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 13.1.1:

a Staat van kantoorfuncties

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van kantoorfuncties:

Afkorting   Aanduidin g   Activiteiten   Straat   Huisnummer   Toevoeging  
(k)   kantoor   kantoor   Woudrichemseweg   36   a  
b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

13.2.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

13.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de Staat van kantoorfuncties in 13.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.

13.2.4 Maatvoeringseisen algemeen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen   Min.  
afstand tot perceelsgrens   3 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg   20 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg   15 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Bedrijfsgebouwen    
goothoogte   max 5,5 m  
bouwhoogte   max 10 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   1 m voor voorgevel; elders 2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 m  
bouwhoogte overkappingen   3 m  
oppervlakte overkappingen   150  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van kantoorfuncties in 13.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • c. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
13.3.2 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.4 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 14.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

14.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 14.1.1:

a Staat van maatschappelijke functies

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van maatschappelijke functies:

Afkorting   Aanduidin g   Activiteiten   Straat   Huisnumm er   Bebouwd e oppervl akte niet-agra rische hoofdacti viteit   Afwijkende goothoogte   Afwijkende bouwhoogte  
(sm-1)   specifieke vorm van maatschap pelijk - 1   begraafpla ats   Almweg   ong   100 m     4 m  
(sm-2)   specifieke vorm van maatschappelijk - 2   watertoren   Provinciale weg Noord   ong        
(sm-3)   specifieke vorm van maatschappelijk - 3   begraafplaats   Provinciale weg Zuid   ong   50 m2      
(sm-4)   specifieke vorm van maatschappelijk - 4   molen: educatieve en cultuurhistorische doeleinden   Uppelse Steeg   1        
(sm-5)   specifieke vorm van maatschappelijk - 5   molen: educatieve en cultuurhistorische doeleinden   Oude Doorn   ong        
(sm-6)   specifieke vorm van maatschappelijk - 6   begraafplaats   omgeving Hoefpad, Uitwijk          
b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

14.2.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

14.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de Staat van maatschappelijke functies in 14.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.

14.2.4 Maatvoeringseisen algemeen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen , carports en overkappingen algemeen   Min.  
afstand tot perceelsgrens   3 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   20 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   15 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Gebouwen    
goothoogte   max 5,5 m  
bouwhoogte   max 10 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   1 m voor voorgevel; elders 2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5,5 m  
bouwhoogte overkappingen   3 m  
oppervlakte overkappingen   150  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van maatschappelijke functies in 14.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • c. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
14.3.2 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.4 teneinde vomits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. or erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – aardkundig waardevol gebied' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden en kenmerken;
  • d. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden voor het eigen perceel;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 15.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

15.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 15.1.1:

a Bescherming van waarden

Binnen de bestemming 'Natuur' is het beleid gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden alsmede ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' op het instandhouden en beschermen van de aardkundige waarden en kenmerken.

b Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

c Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt onder andere in dat:

  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi' is het beleid gericht op behoud, beheer, herstel en versterken van de herkenbaarheid van de eendenkooi uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - griendcultuur' is het beleid gericht op behoud, beheer en herstel van de griendcultuur uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
d Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

15.2.2 Maatvoering

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bestaande bouwwerken' zijn uitsluitend bestaande bouwwerken in de bestaande hoogte en omvang toegestaan.
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor verblijfsrecreatie;
  • d. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • e. het dempen van poelen, sloten en greppels.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 15.4.4. opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

15.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 15.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
15.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 15.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 15.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 15.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

15.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het afgraven, ophogen, of egaliseren van de grond   - deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
- de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van het reliëf;
- de werkzaamheden leiden niet tot een onevenredige aantasting van ecologische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
- de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van het reliëf;
- de werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   - de verhardingen werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
- de verhardingen werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;  
het dempen of aanleggen van poelen, sloten en greppels ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi';
- 'specifieke vorm van natuur - griendcultuur';
 
- de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
- de verhardingen werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;  
het veranderen van het verkavelingspatroon ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi';  
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van de eendenkooi uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;  
vellen of rooien van houtgewas   - deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer danwel natuurontwikkeling;
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - eendenkooi' mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de herkenbaarheid van de eendenkooi uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - griendcultuur' mag er geen blijvende schade plaatsvinden aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden;  
het omzetten van grasland in bouwland/scheuren van grasland   - er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;  
het beplanten van gronden met houtgewas (hoger dan 1 meter)   - er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden.  

Artikel 16 Recreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 16.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

16.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 16.1.1:

a Staat van recreatieve voorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:

Afkorting   Aanduiding   Activiteiten   Straat   Huisnummer   Bebouwde oppervlakte   Afwijkende goothoogte   Afwijkende bouwhoogt e  
(sr-1)   specifieke vorm van recreatie - 1   camping met kamphuis en restaurant en 190 stacaravans   Hoge Maasdijk   61   1100 m2, exclusief bebouwde oppervlakte stacaravans     6 m  
(sr-2)   specifieke vorm van recreatie - 2   volkstuinencomplex   Reijgerboslaan   ong   0 m2      
(sr-3)   specifieke vorm van recreatie - 3   recreatieplas   De Omloop   ong   0 m2      
b Ondergeschikte detailhandel

Binnen de bestemming is detailhandel toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen.

c Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

16.2.2 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
16.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de Staat van recreatieve voorzieningen in 16.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.

16.2.4 Maatvoeringseisen

Voor de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bebouwingsregels:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen    
afstand tot perceelsgrens   min. 3 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg   min. 20 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg   min. 5 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan    
carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min.1 m  
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min. 3 m  
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   max. 100 m2  
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2   
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   5,5 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   n.v.t.   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte ballenvanghekken   7,5 m  
bouwhoogte lichtmasten   9 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max 6 m; voorzover in de tabel in 16.1.2 onder Staat van recreatieve voorzieningen maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de 16.1 in Nadere detaillering van de bestemming onder Staat van recreatieve voorzieningen maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • c. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
16.2.5 Camping

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2' gelden aanvullend de volgende bebouwingsregels:

Stacaravans   Min.   Max  
toegestane aantal   n.v.t.   190  
oppervlakte per stacaravan   n.v.t.   55 m2  
inhoud   n.v.t.   200 m3  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   5 m  
16.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing recreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 16.2.3 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van recreatiebedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 16.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. geurgevoelige objecten moeten voldoen aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. de uitbreiding van het recreatiebedrijf moet in overeenstemming zijn met de draagkracht van het gebied; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
  • l. voorts vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat alle overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 8. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder l kan een grotere omvang dan genoemd onder n of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder n op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - groenblauwe mantel' gaat deze ontwikkeling gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • n. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
16.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
16.3.3 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.4 teneindemits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan
16.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedijfswoning voor de bedrijfsvoering, dat moet zijn aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 16.2.2 toegestane bedrijfswoning;
  • b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. voor permanente bewoning van kampeermiddelen met inbegrip van stacaravans;
  • d. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die maximaal 6 maanden (tijdelijk) of langer dan 6 maanden (structureel) beschikbaar is;
  • e. recreatieparken, waarvan de recreatiewoningen niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd;
  • f. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • g. een aan huis gebonden activiteit;
  • h. een risicovolle inrichting;
  • i. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties , die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.4.1 onder b en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 17.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

17.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 17.1.1:

a Staat van sportvoorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van sportvoorzieningen:

Aanduiding   Betekenis   Activiteiten   Straat   Huisnummer   Toevoeging   Bebouwde oppervlakte  
(ss-1)   specifieke vorm van sport - 1   golfterrein en partycentrum   Hoekje   7   B    
(ss-2)   specifieke vorm van sport - 2   sportvelden met kantine   Middelvaart   1   c en d   1500 m2  
(ss-3)   specifieke vorm van sport - 3   ijsbaan   Hoekje   ong     225 m2  
(ss-4)   specifieke vorm van sport - 4   golfterrein   Hoekje   7   B  
 
b Ondergeschikte horeca

Binnen de bestemming is horeca toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane sportvoorzieningen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1', waarbij het bepaalde in 17.1.2 onder a geldt.

c Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

17.2.2 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding.
17.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan aangegeven in 17.1.2 onder a. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.

17.2.4 Maatvoeringseisen

Voor de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bebouwingsregels:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen
afstand tot perceelsgrens   min. 3 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg   min. 20 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg   min. 5 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan    
carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min.1 m  
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   min. 3 m  
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   max. 100 m2  
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2   
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   5,5 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   n.v.t.   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte ballenvanghekken   7,5 m  
bouwhoogte lichtmasten   9 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max 6 m; voorzover in de tabel in 17.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van sportvoorzieningen in 17.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • c. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
17.2.5 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een bedrijfswoning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
17.3.2 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.4 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.3 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.5 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande bedrijfswoning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de bedrijfswoning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedijfswoning voor de bedrijfsvoering, dat moet zijn aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 17.2.2 toegestane bedrijfswoning;
  • b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige bedrijfswoning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. lawaaisporten;
  • d. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • e. een aan huis gebonden activiteit;
  • f. een risicovolle inrichting;
  • g. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties , die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.4.1 onder b en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap. ;

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden in de vorm van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' voor een gebiedsontsluitingsweg, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' voor een erftoegangsweg, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' is het beleid gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • c. instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, beeldende kunstwerken, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, sloten en overeenkomstig de in 18.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

18.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 18.1.1:

a Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.

18.2.2 Gebouwen t.b.v. nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 15 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 15 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 18 m mag bedragen.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 18.3.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

18.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 18.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
18.3.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 18.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 18.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 18.3.4 de toetsingscriteria weergegeven.

18.3.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen   de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos, het agrarisch gebruik dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
de wegen en overige verhardingen betekenen geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;  
het omploegen van de paden   het omploegen moet noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos of het agrarisch gebruik;
de wegen en overige verhardingen betekenen geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;  
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
18.4.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 15 Natuur ter plaatse van de aanduidingen:

  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
  • 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' waarbij tevens kan worden gewijzigd in de bestemming Artikel 19 Water met een beschermende regeling ten behoeve van natuurwaarden;

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • c. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  • d. verkeer te water;
  • e. beheer en onderhoud van de watergang;
  • f. beeldende kunstwerken;
  • g. vijvers;
  • h. behoud, bescherming en ontwikkeling van ecologische waarden, waaronder dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' het beleid gericht is op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • i. instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats 1', een ligplaats ten behoeve van een woonboot;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats 2' een ligplaats ten behoeve van het tijdelijke afmeten van vaartuigen, niet zijnde woonboten;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden,

beschoeiingen e.d.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden activiteit;
  • b. recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig kamperen of bed & breakfast;
  • c. het behoud, beheer en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle boerderijgebouwen zoals opgenomen in Bijlage 2 (rijks- en gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende gebouwen;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 20.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

20.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 20.1.1:

a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Het gebruik mag zowel in de woning, als in de bijgebouwen plaatsvinden.
  • 3. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed&breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  • 4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 6. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  • 7. Detailhandel, dienstverlening en horeca zijn niet toegestaan.
  • 8. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 9. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 10. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van een kantoor, een atelier of een andersoortig bedrijf als opgenomen in bedrijfscategorie 1 of 2 zoals opgenomen in Bijlage Staat van inrichtingen

b Aan huis gebonden activiteiten

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een aan huis gebonden activiteit gelden de volgende bepalingen:

  • 11. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden woning, hieronder wordt verstaan de woning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • 12. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • 13. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de grondgebonden woning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en), waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • 14. de activiteit dient te voldoen aan Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten;
  • 15. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
c Bed & breakfast

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een bed & breakfast gelden de volgende bepalingen:

  • 1. er wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen in 20.1.2 onder b;
  • 2. een bed & breakfast is niet (rechtstreeks) toegestaan in een vrijstaand bijgebouw;
  • 3. er geldt specifiek voor een bed & breakfast een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen per bed & breakfast;
  • 4. bij de oppervlakte voor een bed & breakfast tellen de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik (zoals een gedeelde douche) niet mee;
  • 5. de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten bedraagt 14 dagen;
  • 6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden. De gemeente Altena kan dit register op elk gewenst moment opvragen;
  • 7. onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
d Nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de woonfunctie toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksoppervlakte is toegestaan en uitsluitend in bestaande gebouwen:

Afkorting   Aanduiding   Activiteiten   Straat   Huisnumm er  
(sw-5)   specifieke vorm van wonen - 5   statische opslag   Woudrichemseweg   40  
(sw-6)   specifieke vorm van wonen - 6   kaasmakerij   Jan Spieringweg   5  
(sw-7)   specifieke vorm van wonen - 7   kinder/jeugd-coachingsbedrijf   Uppelse Hoek   1  
(sw-8)   specifieke vorm van wonen - 8   webwinkel   Veldweg   15  
(sw-9)   specifieke vorm van wonen - 9   bed&breakfast voor max. 5 personen   Dijkje   7  
(sw-10)   specifieke vorm van wonen - 10   caravanstalling voor maximaal 8 kampeermiddelen   Midgraaf   10a  
e Aantal woningen

Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is geen woning toegestaan;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal woningen.
f Minicamping

Gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 20.5.3.

g Bd & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang dan genoemd onder a, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 20.5.4.

h Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

i Voorwaardelijke verplichting

Waardhuizenseweg 10

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- voorwaardelijke verplichting' is' herbouw van de bestaande woning toegestaan, mits bij aanvraag van de omgevingsvergunning voor herbouw,

1. de resultaten van het aanvullend vleermuizenonderzoek wordt overlegd en

2. aangetoond wordt dat de herbouw geen onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige archeologische waarden tot gevolg heeft;

3. de sloop van de bestaande woning en van de overtollige bebouwing is gewaarborgd.

Middelvaart 5a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- voorwaardelijke verplichting'' is gebruik als wonen toegestaan , indien en voorzover de kwaliteitseisen als bedoeld in Bijlage 10 memo Kwaliteitsverbetering landschap Middelvaart 5a , waaronder de voorgeschreven sloop van bebouwing, binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd..

20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2.2 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de woning mag maximaal 650 750 m 3 bedragen, ex inclusief aangebouwde bijgebouwen;
  • b. indien de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 750 m3, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
  • c. in afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' de aangeduide inhoud als maximum;
  • d. voorzover het een gesplitste woning betreft, geldt de inhoud van vóór de splitsing voor de gesplitste woningen gezamenlijk als totale maximale inhoud.
20.2.3 Maatvoering en situering

Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen    
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg   min. 20 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg   min. 15 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports en overkappingen zijn toegestaan    
carports en overkappingen bij de woning achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan   1 m  
afstand bijgebouwen bij de woning achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan   3 m  
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per woning   max. 100 m2  
Woning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   3,5 m, met dien verstande dat:
- indien de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum
- ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de aangeduide goothoogte als maximum geldt  
bouwhoogte   n.v.t.   9 m, met dien verstande dat:
- indien de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum
- ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de aangeduide bouwhoogte als maximum geldt  
inhoud   zie 20.2.2.    
dakhelling   0º   60º  
afstand tot perceelsgrens   3 m   n.v.t.  
Bijgebouwen bij woning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per woning   n.v.t.   80 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' = 3000 ter plaatse 100 m2 is toegestaan.  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot woning   n.v.t.   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte erfafscheidingen en omheining paardenbak   2 m  
bouwhoogte afrastering agrarische gronden met hobbymatig agrarisch gebruik   1,5 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2   
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  
Paardenbak   Max.  
oppervlakte paardenbak   800 m2 tezamen met het deel dat eventueel binnen de bestemming Agrarisch - 1 en/of Agrarisch met waarden is gesitueerd  
lichtmasten zijn niet toegestaan, tenzij de het bestaande lichtmasten betreft

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • b. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
  • c. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 5' zijn in afwijking van het bepaalde in de tabel de bestaande vergunde aan- en uitbouwen, een bestaande kas met een bebouwde oppervlakte van 233m2 en een watersilo toegestaan.
20.2.4 Herbouw woning
  • a. Herbouw van de woning is niet toegestaan, met uitzondering van de locatie ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3'.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 100 m2 vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
  • b. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
20.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand zijdelingse bouwperceelsgrens gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de minimum afstand van een woning tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. de landschappelijke kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast, waaronder de openheid en doorzichten;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en structuur wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. bij monumentale panden is een positief advies van de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg, vereist.
20.3.3 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bestemmingsinvulling moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.3.4 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding vóór de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen vóór de voorgevel een grotere bouwhoogte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • j. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • k. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.3.5 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning

Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kan het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.2 teneinde een vergroting van de maximale inhoud voor een burgerwoning toe te staan, tot een maximum van 900 m3 onder de volgende voorwaarden:

  • a. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
  • b. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 80 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
  • c. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
    • 1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
    • 2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
    • 3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
    • 4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • d. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
20.3.6 Omgevingsvergunning lichtmasten bij paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3 teneinde bij een paardenbak lichtmasten toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  • b. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 75 m;
  • c. er wordt doelgerichte verlichting toegepast;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
20.3.7 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 20.2.4 teneinde herbouw van de woning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. overtollige bijgebouwen dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Omgevingsvergunning vergelijkbare activiteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1.2 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 20.1.2 onder a toegestane bedrijven maar die niet in Bijlage Staat van inrichtingen zijn genoemd, mits:

  • a. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.
20.5.2 Omgevingsvergunning meer mogelijkheden voor aan huis gebonden activiteiten en bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder h en/of i, teneinde een ander type aan huis gebonden activiteit mogelijk te maken, dan wel onder andere voorwaarden een aan huis gebonden activiteit of bed & breakfast mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • b. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden woning, hieronder wordt verstaan de woning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • c. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • d. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en) en/of bed & breakfast, waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c is er een grotere oppervlakte toegestaan indien de woning een minimale vloeroppervlakte heeft van 200 m2; dan mag maximaal 50% van het vloeroppervlak van de woning met een absoluut maximum van 100 m2 worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • f. een bed & breakfast is toegestaan in een vrijstaand bijgebouw, mits hierin geen keuken of soortgelijke voorziening is toegestaan;
  • g. aanvullend aan Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten zijn de volgende aan huis gebonden activiteiten toegestaan, met eventueel de daarbij behorende voorwaarden of afweging:
    • 1. eerstelijnszorg, zoals huisarts, dierenarts of tandarts;
    • 2. groepsactiviteiten, waarbij voor kinderopvang geldt dat dit maximaal 6 niet-eigen kinderen mag betreffen;
    • 3. detailhandel mits:
      • er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;
      • de detailhandel een bijzaak is van productie of dienstverlening (dus rechtstreeks gerelateerd aan de toegelaten activiteit). Het vormt een niet-zelfstandig onderdeel en is van ondergeschikte aard ten opzichte van de totale bedrijfsvoering;
    • 4. andere activiteiten dan opgenomen in Bijlage 4 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten , die naar aard, schaal en omvang vergelijkbaar zijn met de reeds toegestane actviteiten;
  • h. een samenwerkingsvorm, waarbij de bewoner niet de enige is die de aan huis gebonden activiteit uitoefent, is toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a is een aan huis gebonden activiteit en/of bed & breakfast in een meergezinswoning toegestaan, mits dit geen onevenredige hinder voor de omgeving oplevert;
  • j. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat, waarbij bij de beoordeling de volgende aspecten worden betrokken: aantal personen dat op hetzelfde moment aanwezig mag of zal zijn, het aantal keer dat de activiteit plaatsvindt per week, de duur van de activiteit, verkeersaantrekkende werking en parkeren;
  • k. de relevante milieuaspecten vormen geen belemmering voor het planvoornemen, zoals geluid, geur en bodem;
  • l. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
20.5.3 Omgevingsvergunning minicamping

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 20.1.2 onder f teneinde kleinschalig kamperen en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan binnen de reguliere bebouwingsmogelijkheden, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per bestemmingsvlak;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
  • d. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan; daarbij toont de aanvrager aan dat er behoefte aan een minicamping bestaat;
  • e. het bouwperceel, waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend, mag niet kleiner zijn dan 3000 m2;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • g. de bebouwing vindt plaats binnen de voor deze bestemming geldende bouwmogelijkheden, met dien verstande dat de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van kleinschalig kamperen maximaal 50 m2 mag bedragen;
  • h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting aanwezige waarden;
  • o. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
20.5.4 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 20.1.2 onder g teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan alsmede toe te staan in vrijstaande bijgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze nevenactiviteit is in de woning, in aangebouwde bijgebouwen en in bij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, als opgenomen in Bijlage 2 (rijks- en gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende gebouwen , behorende vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • c. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • d. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2;
  • e. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
20.5.5 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Wijziging t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande boerderijgebouwen of woningen mogelijk te maken. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in:
  • b. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • c. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de woning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • d. de bebouwde oppervlakte van de voormalige (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • e. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • f. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • h. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
    indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2 vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
    sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • i. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • j. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte. |
    er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

21.1.2 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

21.2 Bouwregels

IN afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 21.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
21.5.2 Uitzonderingen

Het onder 21.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen en belemmeringenstrook of de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
  • d. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
21.5.3 Verlening

De in 21.5.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

21.5.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 21.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het verwijderen van beplanting;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, met een diepte van meer dan 30 cm;
  • g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
22.4.2 Uitzonderingen

Het onder 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
22.4.3 Verlening

De in 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 22.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 23 Leiding - Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een watertransportleiding;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het verwijderen van beplanting;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, met een diepte van meer dan 30 cm;
  • g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
23.4.2 Uitzonderingen

Het onder 23.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
23.4.3 Verlening

De in 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 23.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische monumenten in de bodem. Bescherming vindt plaats in het kader van de Monumentenwet 1988.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige en te verwachten archeologische waarden in de bodem.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en met ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,3 m onder het maaiveld, werkzaamheden dieper dan 0,3 m onder maaiveld, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te bepalen kwalificaties;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
25.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 25.2.1, wint het advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

25.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 25.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,3 m onder het maaiveld: grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 25.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
25.4.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder 25.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
25.4.4 Verlening

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 100 m2 en ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,3 m onder het maaiveld: dieper gaat dan 0,3 m onder maaiveld.
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige. Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 3

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige en te verwachten archeologische waarden in de bodem.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2 waarbij
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,3 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 0,3 m onder maaiveld
      of
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;

  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te bepalen kwalificaties;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
26.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 26.2.1, wint het advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

26.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 26.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,3 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • d. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • g. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • h. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 26.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
26.4.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder 26.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
26.4.4 Verlening

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 250 m2 en dieper gaat dan
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,3 m onder het maaiveld: 0,3 m onder maaiveld
      of
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld : 0,5 m onder maaiveld.
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige. Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 4

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2 waarbij
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 0,5 m onder maaiveld of
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 1,5 m onder maaiveld;of
    • 3. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 3,0 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 3,0 m onder maaiveld
    • 4. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 5,0 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 5,0 m onder maaiveld;

dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;

  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te bepalen kwalificaties;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
27.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 27.2.1, wint het advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

27.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 27.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 3,0 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 5,0 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • f. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • g. het verlagen van het waterpeil;
  • h. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • i. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • j. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • k. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
27.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 27.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
27.4.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder 27.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
27.4.4 Verlening

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 27.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

27.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 500 m2 en dieper gaat dan
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld , 0,5 m onder maaiveld;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld , 1,5 m onder maaiveld;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 3,0 m onder het maaiveld , 3,0 m onder maaiveld;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 5,0 m onder het maaiveld, 5,0 m onder maaiveld;
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige. Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
27.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 5

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1000 m2 waarbij
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 0,5 m onder maaiveld of
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 1,5 m onder maaiveld;of
    • 3. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 3,0 m onder het maaiveld , werkzaamheden worden verricht dieper dan 3,0 m onder maaiveld;

dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;

  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te bepalen kwalificaties;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
28.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 28.2.1, wint het advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 28.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1000 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1000 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 3,0 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1000 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • e. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • f. het verlagen van het waterpeil;
  • g. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • h. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • i. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
28.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 28.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
28.4.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder 28.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
28.4.4 Verlening

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 1000 m2 en dieper gaat dan
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld , 0,5 m onder maaiveld;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld , 1,5 m onder maaiveld;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 3,0 m onder het maaiveld , 3,0 m onder maaiveld.
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige. Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
28.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 29 Waarde - Attentiezone waterhuishouding

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Attentiezone waterhuishouding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.2.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk.
29.2.2 Uitzonderingen

Het in 29.2.1 opgenomen vergunningvereiste geldt niet voor:

  • a. zover de daar genoemde werken en werkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen op moment van in werking treden van het gebiedsplan.
29.2.3 Verlening

Een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 29.2.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen negatief effect hebben op de bescherming van de waterhuishouding en op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast

29.2.4 Advies waterstaatsgezag

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 29.2.1 hoort het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en herstel van ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden.

30.2 Bouwregels

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in 30.1, ten dienste van en behorende bij de daar bedoelde doeleinden uitsluitend de bestaande bouwwerken toegestaan  worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van 2 m.

30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 30.1, nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken en gebruiksvormen:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de cultuurhistorisch waardevolle elementen, en
  • b. nadat ter zake advies is ingewonnen van een burgemeester en wethouders aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval zij advies nodig achten.
30.4 Specifieke gebruiksregels
30.4.1 Strijdig gebruik

In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  • a. ander gebruik dan de bestaande planologische gebruiksactiviteit;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen danwel vernielen van gebouwen, zoals fort en kazematten.
30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden kan worden afgegeven dient bij verlening tevens de volgende eis in acht te worden genomen:

  • a. instandhouding en herstel van ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden.

Artikel 31 Waarde - Natura2000

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natura2000 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden;
  • b. het voorkomen van verslechtering en verstoring van de aanwezige natuurlijke habitats.
31.2 Afwijken van de bouwregels

Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, omgevingsvergunning wordt verleend, dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:

  • a. de omgevingsvergunning mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien aangetoond wordt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is en er tevens sprake is van een dwingende reden van openbaar belang.
31.3 Afwijken van de gebruiksregels

Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, omgevingsvergunning wordt verleend, dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:

  • a. de omgevingsvergunning mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien aangetoond wordt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is en er tevens sprake is van een dwingende reden van openbaar belang.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden kan worden afgegeven dienen bij de criteria voor verlening tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:

  • a. de werken/werkzaamheden mogen geen significante nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien aangetoond wordt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is en er tevens sprake is van een dwingende reden van openbaar belang.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, omgevingsvergunning wordt verleend of medewerking aan een wijziging ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt gegeven dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:

  • a. de wijziging mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
  • b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien aangetoond wordt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is en er tevens sprake is van een dwingende reden van openbaar belang.

Artikel 32 Waarde - Nieuwe hollandse waterlinie

32.1 Bestemmingsomschrijving

a. De voor "Waarde – Nieuwe Hollandse Waterlinie " aangewezen gronden zijn, behalve

voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding,

het herstel en de ontwikkeling van het erfgoed van uitzonderlijke universele

waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze universele waarden zijn benoemd

in Bijlage 5 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Bijlage 6 Inundatiekom Land van Altena en

bestaan in ieder geval uit de volgende waarden:

1. het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en

twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande

uit:

  • inundatiegebieden;
  • zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen
  • mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen in hun samenhang met de
  • omgeving;
  • voormalige schootsvelden (visueel open) en Verboden Kringen (merendeels
  • onbebouwd gebied) rondom de forten;
  • waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers en dijken
  • functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
  • overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en
  • tankgrachten;
  • de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire
  • objecten;
  • de historische vestingstructuur van de vestingsteden Gorinchem en
  • Woudrichem;

2. grote openheid;

3. groen en overwegend rustig karakter.

b. Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat

dubbelbestemmingen gericht op de (externe) veiligheid prevaleren boven de

dubbelbestemming Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie.

32.2 Bouwregels

Op de in lid 32.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere daar

voorkomende bestemmingen, met in achtneming van de volgende regels:

a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' wordt voldaan aan de

ontwerp-richtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in Bijlage 5 

Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Bijlage 6 Inundatiekom Land van Altena.

32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Overige zone - kernzone

Op de in lid 32.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -

kernzone' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen

op grond van daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, met dien verstande dat de

opstelling van een beeldkwaliteitsplan verplicht is conform de ontwerprichtlijnen

Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in Bijlage 5 Kernkwaliteiten Nationaal

Landschap en Bijlage 6 Inundatiekom Land van Altena en hierover is geadviseerd door de

gemeentelijke commissie.

32.3.2 'overige zone - inundatiekommen' , 'overige zone - accessen' en 'overige zone - verdichtingsvelden'

Op de in lid 32.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - inundatiekommen', 'overige zone - accessen' en 'overige zone -

verdichtingsvelden' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende

bestemmingen op grond van daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, met dien

verstande dat de volgende aanvullende voorwaarde in acht moet worden genomen voor

zover de gronden zijn gelegen buiten het agrarisch bouwvlak dan wel buiten het

bestemmingsvlak van een niet-agrarische bestemming, niet zijnde de bestemming Bos,

Natuur, Groen of Water:

a. er wordt voldaan aan de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals

benoemd in Bijlage 5 en de ontwerprichtlijnen, zoals

benoemd in Bijlage 6 , waarover de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg, adviseert.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Nieuwe hollandse waterlinie' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

Gebiedsaanduidingen / werken en werkzaamheden

Gebiedsaanduidingen / werken en werkzaamheden   a   b   c   d   e   f   g   h  
overige zone - kernzone   x   x   x   x   x   x   x   x  
overige zone - inundatiekommen   x   -   x   x   -   -   x   x  
overige zone - verdichtingsvelden   x   x   x   -   x   -   x   -  
overige zone - accessen   x   x   x   -   x   -   x   -  

x = omgevingsvergunning

- = niet omgevingsvergunningplichtig

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het verlagen van gronden;
  • c. het afgraven, verleggen en/of ophogen van historische polderkades en/of natuurlijke reliëfranden;
  • d. het aanplanten van permanente hoogopgaande beplanting, waaronder mede begrepen boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 500 m2;
  • e. het vellen en/of rooien van hoogopgaande beplanting, waaronder mede begrepen boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 50 m2;
  • f. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden en /of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
  • g. het verleggen en/of dempen van watergangen en/of waterpartijen;
  • h. het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en /of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
32.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of herbeplanten van bestaande fruitteelt of bestaande boomteelt in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, alsmede het egaliseren van gronden;
  • b. binnen een agrarisch bouwvlak of binnen een niet-agrarisch bestemmingsvlak waarin gebouwd mag worden plaatsvinden;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende vergunning.
32.4.3 Toetsingscriteria
  • a. een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 32.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. voor het aantonen of er geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden en/of functies wordt, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone', advies ingewonnen bij de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg, die in hun beoordeling de kernkwaliteiten en ontwerprichtlijnen, zoals benoemd in Bijlage 5 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en de ontwerprichtlijnen, zoals benoemd in Bijlage 6 Inundatiekom Land van Altena , betrekken.

32.5 Wijzigingsbevoegdheid
32.5.1 Overige zone - kernzone

Op de in lid 33.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -

kernzone' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen

met dien verstande dat de opstelling van een beeldkwaliteitsplan verplicht is conform de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in Bijlage 5 en de ontwerprichtlijnen, zoals benoemd in Bijlage 6 Inundatiekom Land van Altena en hierover is geadviseerd door de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg.

32.5.2 'overige zone - inundatiekommen', 'overige zone - accessen' en 'overige zone - verdichtingsvelden'

Op de in lid 33.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - inundatiekommen', 'overige zone - accessen' en 'overige zone -

verdichtingsvelden' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende

bestemmingen, met dien verstande dat de volgende aanvullende voorwaarde in acht moet worden genomen voor zover de gronden zijn gelegen buiten het bouwvlak dan wel buiten het bestemmingsvlak van een niet agrarische bestemming, niet zijnde de bestemming Bos, Natuur, Groen of Water:

a. er wordt voldaan aan de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals

benoemd in Bijlage 5 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en de ontwerprichtlijnen, zoals

benoemd in Bijlage 6 Inundatiekom Land van Altena, waarover de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg, adviseert.

Artikel 33 Waterstaat - Bergend rivierbed

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Bergend rivierbed aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de berging van rivierwater uit de Waal, Merwede en de Afgedamde Maas.

33.2 Bouwregels

Op de in 33.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

33.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit voor de veiligheid en/of de berging van rivierwater noodzakelijk is.

33.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan ten behoeve van deze bestemming en de hoofdbestemming, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van het bergend rivierbed wordt voldaan aan de volgende algemene voorwaarden:

  • a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat
    • 1. het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 2. de permanente aanwezigheid van mensen hoogwatervrij kan plaatsvinden en er een verzekering van een eventuele doelmatige evacuatie kan worden gegeven;
  • b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; en
  • c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
  • e. omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen of deze dubbelbestemming te verwijderen indien dit uit oogpunt van het waterbelang noodzakelijk is.

Artikel 34 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1 Algemeen

De voor Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de afvoer van rivierwater uit de Waal, Merwede en de Afgedamde Maas en overeenkomstig de in 34.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

34.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 34.1.1:

a Buitenopslag

Buitenopslag ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan met de bestaande oppervlakte als maximum.

b Riviergebonden activiteiten
  • a. Binnen deze bestemming mogen de gronden uitsluitend worden bebouwd en gebruikt voor kleine, tijdelijke en voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten en riviergebonden activiteiten. Het bouwen is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 34.4.1.
  • b. Onder kleine, tijdelijke en voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten wordt verstaan:
    • 1. bouwen en gebruiken als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. een eenmalige uitbreiding van de bebouwingsoppervlakte en/of de inhoud van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
    • 3. overig bouwen en/of gebruiken van, vanuit rivierkundig opzicht ondergeschikt belang;
    • 4. bouwen en/of gebruiken ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming;
    • 5. tijdelijk bouwen en/of gebruiken.
  • c. Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan:
    • 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.);
    • 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    • 3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales
    • 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voorzover het bouwen en/of het gebruik gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    • 5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
    • 6. de realisatie van natuur;
    • 7. uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
    • 8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden; of
    • 9. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  • d. In aanvulling op het bepaalde in sub a. zijn niet-riviergebonden activiteiten niet toegestaan, tenzij voldaan wordt aan één van de volgende voorwaarden:
    • 1. het bouwen en/of het gebruik heeft een groot openbaar belang en het bouwen en/of het gebruik kan niet redelijkerwijs buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    • 2. het bouwen en/of het gebruik heeft een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwen en/of het gebruik kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    • 3. het bouwen en/of het gebruik betreft een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
    • 4. het betreft een bouwen en/of een gebruik die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
    • 5. het bouwen en/of gebruik waarborgt dat de permanente aanwezigheid van mensen hoogwatervrij kan plaatsvinden en er een verzekering van een eventuele doelmatige evacuatie kan worden gegeven;
    • 6. Het bouwen is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 34.4.
34.2 Bouwregels

Op de primair tot “Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed” bestemde gronden zijn geen gebouwen en geen andere bouwwerken toegestaan, met uitzondering van de bestaande gebouwen en bestaande andere bouwwerken.

34.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit voor de veiligheid en/of de afvoer van rivierwater noodzakelijk is.

34.4 Afwijken van de bouwregels
34.4.1 Omgevingsvergunning oprichten bouwwerken en/of uitbreiden buitenopslag

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan ten behoeve van deze bestemming en de hoofdbestemming en/of het uitbreiden van buitenopslag toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van het stroomvoerend rivierbed wordt voldaan aan de volgende algemene voorwaarden:

  • a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.

Voor de in 34.1.2 onder b, sub a, b en c genoemde activiteiten geldt voorts de aanvullende voorwaarde:

  • e. de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen wordt duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

Voor de in 34.1.2 onder b sub d genoemde activiteiten geldt voorts de aanvullende voorwaarde:

  • f. de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen worden genomen, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen of deze dubbelbestemming te verwijderen indien dit uit oogpunt het waterbelang noodzakelijk is.

Artikel 35 Waterstaat - Waterkering

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige doeleinden, in het bijzonder de bescherming, het keren van water door dijken en kaden en het instandhouden en het onderhoud van die kaden en dijken;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • c. dijksloten;
  • d. kunstwerken en andere waterstaatswerken.
35.2 Bouwregels

Ten aanzien van bebouwing, zijn op of in de in 35.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.1 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven hoofdbestemming, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering en het kwantitatieve waterbeheer. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

Artikel 36 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene bouwregels

37.1 Afwijkende maatvoering

Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.

37.2 Parkeernormen
37.2.1 Algemeen

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

  • a. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Altena d.d. 15 dec 2020 Bijlage 7 Notitie parkeren, behorende bij deze regels. Indien deze opgenomen notitie is vervangen door een recentere notitie of beleid, dan geldt de meest recente versie van die notitie of dat beleid ten aanzien van parkeren;
  • b. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's, rekening houdend met de maten van het CROW;
  • c. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
37.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 37.2.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

37.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in artikel 30.4.1 juncto bijlage 3 'Notitie parkeren' bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen.

Artikel 38 Algemene gebruiksregels

38.1 Algemeen

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het (laten) gebruiken van onbebouwde gronden:

  • a. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • b. als opslag-, stort-, lig- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • d. voor militaire oefeningen met rups- en andere voertuigen.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 Gebiedsaanduidingen

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:

  • a. 'wetgevingszone - groenblauwe mantel';
  • b. 'wetgevingszone - inundatiegebied';
  • c. 'wetgevingszone - kleinschalig landschap';
  • d. 'wetgevingszone - openheid';
  • e. 'wetgevingszone - schootsveld';
  • f. 'wetgevingszone – wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie';
  • g. 'wetgevingszone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • h. 'wetgevingszone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw';
  • i. 'wetgevingszone – wijzigingsgebied natuur';
  • j. 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • k. 'overige zone - beperkingen veehouderij'
  • l. 'overige zone – aardkundig waardevol gebied'
  • m. 'overige zone - voorwaardelijke verplichting'

aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

Eén of meer van deze genoemde aanduidingen komt voor in één of meer van de volgende bestemmingen: Agrarisch - 1 , Agrarisch - 2, Agrarisch met waarden, Bedrijf, Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf , Bedrijf - Nutsbedrijf, Groen, Recreatie, Verkeer en Wonen.

39.2 Geluidzone - industrie

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.

39.3 Veiligheidszone - lpg
39.3.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.

39.3.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
39.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop
39.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop1', 'vrijwaringszone - molenbiotoop2', 'vrijwaringszone - molenbiotoop3', 'vrijwaringszone - molenbiotoop4' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop5' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hierna volgende bepalingen:

39.4.2 Bouwregels

Voor de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. op een afstand van 100 m vanaf de molen en het gebied binnen een straal van 100 m vanaf de molen mag de hoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de belt, zoals opgenomen in onderstaande tabel;
  • b. vanaf een afstand van 100 m vanaf de molen, geldt de volgende formule:

    h=x/n+c*z

    Waarbij het volgende geldt:
    h = hoogte bouwwerk
    x = afstand obstakel tot molen
    n = waardering voor de omgeving van de molen in verband met het functioneren van de molen (op basis van 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied)
    c = constante = 0,2
    z = askophoogte (helft van lengte gevlucht+hoogte belt)
Aanduiding   Naam   Straat   Plaats   Askophoogte (z)   n  
vrijwaringszone - molenbiotoop1   Oude Doornse Molen   Oude Doorn 1   Almkerk   12,54   140  
vrijwaringszone - molenbiotoop2   Zandwijkse molen   Uppelse Steeg   Uppel   12,85   140  
vrijwaringszone - molenbiotoop3   Uitwijkse molen   Uppelsesteeg 3   Uppel/ Sleeuwijk   12,85   140  
vrijwaringszone - molenbiotoop4   Noordeveldse molen   Korn Boezemweg 4   Dussen   13,5   140  
vrijwaringszone - molenbiotoop5   Nooit Gedagt   Rijkswal 7   Woudrichem   9,20   75  
39.4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.4.2 en een hogere bouwhoogte toestaan, mits hierdoor hetzij direct, hetzij indirect het huidige en het toekomstige functioneren van de molen door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.

39.4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:

  • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • 2. het ophogen van gronden;
  • 3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
b Uitzonderingen

Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • 1. werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel
  • 2. van ondergeschikte betekenis zijn en/of
  • 3. voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • 4. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • 5. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel
  • 6. die welke voortvloeien uit het normale gebruik.
c Verlening

De onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.

39.5 Overige zone - vervallen gasleiding

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vervallen gasleiding' is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' niet meer van toepassing.

Artikel 40 Algemene wijzigingsregels

40.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologische waarde

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de dubbelbestemming:

  • a. 'Waarde - Archeologie 1' indien door de minister in het kader van de Monumentenwet 1988 aanwijzing als monument heeft plaatsgevonden, of
  • b. 'Waarde - Archeologie 2' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • c. 'Waarde - Archeologie 3' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
40.2 Wijzigingsbevoegdheid ruimte voor ruimte

Het bevoegd gezag is bevoegd om gronden met de bestemming Agrarisch - 1; Agrarisch - 2 en Agrarisch met waarden te wijzigen in de bestemming Wonen voor de realisering van een of meer woningen op ruimte-voor-ruimtekavels mits is aangetoond dat:

  • a. sprake is van een aanzienlijke milieu en ruimtelijke kwaliteitswinst als bedoeld art. 3.80 lid 2 IOV;
  • b. de ruimte-voor-ruimtekavel op een planologisch aanvaardbare locatie binnen een bebouwingsconcentratie wordt ingepast;
  • c. een goede landschappelijke inpasbaarheid van de te bouwen woning is verzekerd;
  • d. geen sprake is van (een aanzet tot) een stedelijke ontwikkeling;
  • e. het bepaalde onder a. is in elk geval van toepassing indien de ruimte-voor-ruimtekavel wordt ontwikkeld door of vanwege de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte, gelet op de in het verleden behaalde aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst door toepassing van de Regeling beëindiging veehouderijtakken;
  • f. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemming Wonen, met dien verstande dat de daarvoor opgenomen afwijkingen rechtstreeks in de wijziging kunnen worden meegenomen.

40.3 Wijzigingsbevoegdheid vergroting woonbestemming

Het bevoegd gezag is bevoegd om gronden met de bestemming Agrarisch - 1; Agrarisch - 2 en Agrarisch met waarden te wijzigen in de bestemming Wonen teneinde een vergroting van een bestaande woonbestemming mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden

  • a. Het woonbestemmingsvlak mag in totaal niet groter zijn dan 1500 m2
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ter plaatse aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • f. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels zoals die van toepassing zijn ingevolge de bestemming Wonen.

Artikel 41 Overige regels

Artikel 36 Omgevingsvergunning voor het slopen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen

41.1 Omgevingsvergunning sloop beeldbepalende gebouwen
41.1.1 Omgevingsvergunningsplichtige sloopactiviteiten

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor slopen) een beeldbepalend gebouw als opgenomen in Bijlage 2 (rijks- en gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende gebouwen of een boerderijgebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.

41.1.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 41.1.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor sloop is verleend;
  • b. die het normale onderhoud betreffen;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. die betrekking hebben op een rijks- of gemeentelijk monument.
41.1.3 Verlening

De in 41.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. indien de instandhouding van het beeldbepalend gebouw of het boerderijgebouw geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het beeldbepalende gebouw respectievelijk het boerderijgebouw en de omgeving; en/of
  • b. indien het beeldbepalende gebouw of het boerderijgebouw niet meer beschikt over de eigenschappen die het beeldbepalende gebouw respectievelijk het boerderijgebouw de cultuurhistorische waarden heeft verschaft.
41.1.4 Advies deskundige

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor slopen wint het bevoegd gezag advies in van de gemeentelijke de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg, omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor slopen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beeldbepalende gebouwen of het boerderijgebouw en de omgeving.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken
42.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
42.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 42.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 42.1.1 met maximaal 10%.

42.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 42.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik
42.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

42.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 42.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

42.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 42.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

42.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 42.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

42.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
42.3.1 wetgevingszone - persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - persoonsgebonden overgangsrecht', geldt het volgende persoonsgebonden overgangsrecht:

a. Almweg 6, geldt het volgende:

deze gronden en gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als kleinschalig metaalbewerkingsbedrijf. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die als bestaande drijver van dit bedrijf staat geregistreerd bij de gemeente ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan en met de activiteiten en omvang van dat moment. Zodra dit omschreven gebruik door de bestaande drijver van het bedrijf wordt beëindigd, vervalt het recht op gebruik van gronden en gebouwen als kleinschalig metaalbewerkingsbedrijf.

b. Provincialeweg Noord 52 Almkerk

de opstallen worden in strijd met de bestemming gebruikt voor opslag van materialen en de gronden worden gebruikt voor het parkeren van bedrijfsauto's. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die als bestaande drijver van dit bedrijf staat geregistreerd bij de gemeente ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan en met de activiteiten en omvang van dat moment. Zodra dit omschreven gebruik door de bestaande drijver van het bedrijf wordt beëindigd, vervalt het recht op gebruik van gronden en gebouwen als binnen het persoongebonden overgangsrecht is bepaald.

c. Oudendijk 92

voorzover de bestaande oppervlakte bijgebouwen de toegestane oppervlakte overschrijdt

mag deze grotere oppervlakte worden gehandhaafd. Deze overschrijding is toegestaan en mag worden voortgezet door diegene die als bewoner staat geregistreerd bij de gemeente ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem herziening 2018.