Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Kern Babyloniënbroek: Broeksestraat 30 (fase 2)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1959.BabWP125Broekse302-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De begrippen zoals opgenomen in artikel 1 van het bestemmingsplan 'Babyloniënbroek: Broeksestraat 30' (NL.IMRO.1959.BabBP009BroekStr30-VG01), vastgesteld op 1 juni 2021, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.

1.1 Plan

Het wijzigingsplan ‘Kern Babyloniënbroek: Broeksestraat 30 (fase 2)' van de Gemeente Altena.

1.2 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1959.BabWP125Broekse302-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten zoals opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan 'Babyloniënbroek: Broeksestraat 30' (NL.IMRO.1959.BabBP009BroekStr30-VG01), vastgesteld op 1 juni 2021, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

De regels behorende bij de bestemming 'Woongebied', zoals opgenomen in artikel 4 van het bestemmingsplan 'Babyloniënbroek: Broeksestraat 30' (NL.IMRO.1959.BabBP009BroekStr30-VG01), vastgesteld op 1 juni 2021, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.

3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De planregels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. De richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. De ruimte tussen bouwwerken.

5.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen in afwijking van de bepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels in elk geval net zo hoog zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

5.3 Kapvorm

5.3.1 Algemeen
Hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap tenzij via een regeling in hoofdstuk 2 en / of de verbeelding anders is bepaald. Indien de bepalingen op de verbeelding omtrent goot- en bouwhoogte gelijke maten geven is in elk geval ook een plat dak toegestaan.
5.3.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 3.1 voor het realiseren van een andere kap.
5.3.3 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 5 lid 3.2 kan slechts mits:
  1. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  4. De afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

5.4 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 4 m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.

5.5 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

5.6 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen

In die gevallen dat op de verbeelding een maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

5.7 Parkeernormen

5.7.1 Algemeen
Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
  1. De juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de bij deze regels gevoegde 'Notitie parkeren';
  2. De in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's, rekening houdend met de maten van het CROW;
  3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
5.7.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 7.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, met de in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
  1. Een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. Een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. Een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. Een gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur;
  5. Het realiseren van nieuwe woningen tenzij dat in de planregels in hoofdstuk 2 nadrukkelijk is toegestaan;
  6. Het gebruik van gronden als paardenbak tenzij hiervoor een vergunning is verleend;
  7. Het gebruik van gronden voor de opslag van paardenmest, tenzij hiervoor een vergunning is verleend;
  8. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  9. Mestbewerking;
  10. Het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofemissie (de stikstofemissie zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan) als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijken regels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels ten behoeve van:
  1. Een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning mits:
    1. Het bouwwerk niet hoger is dan 5 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
    2. Het aantal woningen gelijk blijft;
    3. Het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden met dien verstande dat kan worden toegestaan dat percelen voor:
      1. 100% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 150 m²;
      2. 75% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 250 m²;
  2. Een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:
    1. Waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;
    2. Dat bestaat uit één bouwlaag, en
    3. Dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 m;
  3. Een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    1. Waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m², en
    2. Dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 m;
  4. Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;
  5. In het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  6. Het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw met 3 m;
  7. Het verbreden en/of verdiepen van een hoofdgebouw met maximaal 5 m ten opzichte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak voor het hoofdgebouw;
  8. Het overschrijden van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 m mits dit noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  9. Het overschrijden van de voorgevel dan wel voorgevelrooilijn met bebouwing;
  10. Het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 m;
  11. Het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  12. Het bouwen van hekwerken tot maximaal 2 m hoog en lichtmasten tot maximaal 4 m in combinatie met een vergunning voor het aanleggen van een paardenbak en het, na aanleggen en bouwen van de paardenbak, gebruik van de paardenbak als paardenbak.
7.1.1 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 7 lid 1 kan slechts mits:
  1. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. Wordt voldaan aan de regels voor de kwaliteitsverbetering van het landschap in de vorm van een goede landschappelijke inpassing, bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, is verzekerd;
  4. Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  5. De afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

7.2 Afwijken toevoegen van meerdere huishoudens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning kamerbewoning toelaten en / of één of meerdere huishoudens extra toelaten binnen een woning of wooneenheid mits het:
  1. Past binnen de daarvoor geldende gemeentelijke beleidsregels;
  2. Past binnen de geldende bouwregels en de voor het overige geldende gebruiksbepalingen;
  3. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  5. Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  6. De afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.

8.2 Normaal onderhoud en reeds verleende vergunningen

De vergunningplicht voor het hebben van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals in dit bestemmingsplan is opgenomen geldt niet voor het normale onderhoud, gebruik en beheer en voor reeds vergunde werkzaamheden. Het bouwverbod zoals in dit bestemmingsplan is opgenomen geldt niet voor reeds vergunde bouwplannen.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. Dit lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in dit eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het wijzigingsplan: 'Kern Babyloniënbroek: Broeksestraat 30 (fase 2)'.