Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Babyloniënbroek: Broeksestraat 30
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1959.BabBP009BroekStr30-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Babyloniënbroek: Broeksestraat 30' met identificatienummer NL.IMRO.1959.BabBP009BroekStr30-VG01 van de gemeente Altena.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf

Een bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en niet zwaarder is dan een categorie 1 en 2 bedrijf als opgenomen in de als Bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.4 aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.

1.5 aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en/of omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtererfgebied

Een erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.9 afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw niet zijnde zelfstandige woonruimte, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning van de mantelzorger en waarin de zorgbehoevende uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.11 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 archeologische en/of cultuurhistorische verwachtingswaarde

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.14 archeologische en/of cultuurhistorische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.

1.15 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bed en breakfast

Een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij de gasten een door de ondernemer bereid ontbijt kunnen nuttigen.

1.17 bedrijf

Een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

1.18 bestaand

  1. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. Bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

1.19 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.22 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 bodemingreep

Grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
  1. Het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. Woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. Het verlagen van het waterpeil;
  4. Het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. Het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. Het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  8. Het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

1.24 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.27 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 bouwwerk, geen gebouw zijnde

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 carport

Een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

1.33 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.34 dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.35 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.37 eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.38 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.39 extensief recreatief gebruik

Vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.40 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 gebruikelijke zorg

De normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

1.42 hoofdfunctie

Een functie waarvoor het hoofdgebouw, en de bijhorende gronden, als zodanig gebruikt mag worden.

1.43 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 huishouden

Een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is.

1.45 inwoning

Wonen in een ondergeschikt deel van een woning als medegebruiker van het pand waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet groter mag zijn dan 30% van de totale leefruimte van de woning.

1.46 kamerbewoning

Het in een woning bewonen van een of meerder ruimten in die woning door meer dan een huishouden.

1.47 kamerverhuur

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.48 kantoor

Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde openbare dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.49 kap

Een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en / of de verbeelding een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.

1.50 lessenaarsdak

Een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.51 logies

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende huurder het hoofdverblijf elders heeft.

1.52 maaiveld

Het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.53 maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.54 mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen van ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.

1.55 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.56 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.57 ondergeschikte functie

Een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte, en de bijhorende gronden, van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden en waarbij voor het overige geldt dat de ondergeschikte functie qua uitstraling en ruimtelijke effect duidelijk kleiner is dan de uitstraling en het ruimtelijke effect van de hoofdfunctie.

1.58 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.59 oprit

Het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en / of carport en / of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.

1.60 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.61 overkapping

Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór danwel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
  1. Vóór: het moet een open constructie zijn;
  2. Achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.62 paardenbak

Een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.63 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.64 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.65 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.66 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Een als bijlagen bij de regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.67 teeltondersteunende voorzieningen

(Teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.

1.68 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke.

1.69 uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.70 verbeelding

De analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.

1.71 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.72 voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.73 water

  1. Oppervlaktewater: Sloten, plassen, vijvers, meren en rivieren en overig water dat zich aan de oppervlakte bevindt.
  2. Grondwater: Water dat zich in de ondergrond, in bodems en gesteenten bevindt.
  3. Hemelwater: Water uit neerslag zoals regen, sneeuw en hagel.
  4. Vuilwater/Afvalwater: Water dat voor de gebruiker niet meer bruikbaar is en waar deze gebruiker dan ook van af wil.

1.74 weg

Hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1:1 onder b van de Wegenverkeerswet.

1.75 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.76 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid'.

1.77 woning of wooneenheid

Een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakkapel en goothoogte

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling

De hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend.

2.6 de horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bodemingreep

Het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.11 diepte

Vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep.

2.12 ondergeschikte onderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.13 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.14 peil

  1. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 meter uit de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. Voor alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Grondgebonden agrarische bedrijvigheid, niet zijnde veehouderijbedrijven;
  2. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  3. Extensief recreatief medegebruik;
  4. Hobbymatig houden van dieren.

    met de daarbij behorende:
  5. Tuinen, erven en terreinen;
  6. Groenvoorzieningen;
  7. Openbare verkeersruimte;
  8. Geluidwerende voorzieningen;
  9. Parkeervoorzieningen;
  10. Toegangswegen;
  11. Bruggen;
  12. Waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  13. Waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  14. Overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het gebruik van gronden gelegen buiten de aangegeven bouwvlakken voor - niet als bouwwerk aan te merken - mestbassins en silo's;
  2. Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, tenzij sprake is van agrarisch natuurbeheer;
  3. Verharding buiten het bouwvlak.
3.3.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het gebruik van gronden ten behoeve van de volgende tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is met recht toegestaan:
  1. Folies,
  2. Insectengaas,
  3. Acryldoek,
  4. Lage tunnels (tot maximaal 0,5 m hoogte).
3.3.3 Hobbymatig agrarisch gebruik
Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik is toegestaan.
3.3.4 Moestuin
Grond behorende bij woningen, maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Woongebied' mag, als zijnde een aan het landelijk gebied verwante activiteit, gebruikt worden als moestuin.

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. De woonfunctie, waarbij minimaal 30% van het aantal woningen binnen de bestemming sociale koop danwel sociale huurwoning dient te bedragen;
  2. Aan huis verbonden beroepen;
  3. Aan huis verbonden bedrijven;
  4. Bed en breakfast;
  5. Wegen en paden;
  6. Parkeervoorzieningen;
Met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. Woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:
    Bouwwijze:Ter plaatse van de aanduiding:
    Alle woningen aaneen, in niet-gestapelde vorm, half- vrijstaand of vrijstaand
    'aaneengebouwd'
    Half-vrijstaand of vrijstaand
    'twee-aaneen'
    Vrijstaand'vrijstaand'
  3. Afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'Vrijstaand' aan beide zijden minimaal 3 m;
    2. 'Twee-aan-een' aan één zijde minimaal 2 m;
    3. 'Aaneengebouwd' aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoning minimaal 1 m;
  4. De bouw- en goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan middels de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven; 
  5. Het aantal woningen mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangeduid;
  6. Voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt voorts het bepaalde in artikel 4 lid 2.2;
  7. De diepte van aaneengesloten, twee aaneen gebouwde en vrijstaande hoofdgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 10, 12 en 15 m.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  1. Aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. De goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3 m;
  3. De bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    1. Tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en
    2. Tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    3. Een uitzondering geldt voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van het hoofdgebouw. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van het hoofdgebouw minus 1,5 m. De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  4. Aanbouwen bij een hoofdgebouw (zoals erkers) mogen worden gebouwd tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, mits de:
    1. Bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    2. Horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  5. Overkappingen bij een hoofdgebouw (zoals carports) mogen worden gebouwd tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  6. De gezamenlijke oppervlakte aan aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    1. 60 m2 op een erf tot en met 250 m2, gerekend vanaf 1 m achter de voorgevellijn van de woning, en
    2. Voor zover de oppervlakte van het erf meer bedraagt dan 250 m2 mag het te bebouwen oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van 125 m2.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    1. Bij erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m, met dien verstande dat bij een open constructie dit 1,5 m mag bedragen;
    2. Bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m; 
    3. Vlaggenmasten tot maximaal 6 m;
    4. Bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m;
  2. Reclamenuitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m2.

4.3 Nadere eisen

4.3.1 Voorwaardelijke verplichting wandelpad
  1. Het gebruik van en het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Woongebied' is niet toegestaan zonder de aanleg en instandhouding van een verbinding voor een periode van minimaal 6 jaar na aanleg van de verbinding, in de vorm van een wandelpad tussen het plangebied en het oostelijk gelegen kavelpad, teneinde een ommetje te realiseren.
  2. Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van woningen als bedoeld in artikel 4 lid 2, wordt slechts verleend als bij de aanvraag wordt aangetoond dat de verbinding in de vorm van een wandelpad, zoals beschreven onder a, is gerealiseerd.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.4.1 Afwijken t.b.v. toestaan hogere goot en/of bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 ten behoeve van het toestaan van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 8 m respectievelijk 13 m:
  1. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. Het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Aan huis verbonden beroep, aan huis verbonden bedrijf en bed en breakfast
Een aan huis verbonden beroep, aan huis verbonden bedrijf of bed en breakfast moet voldoen aan de volgende regels:
  1. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m2;
  2. Degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning;
  3. Er wordt voldaan aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 6 lid 7;
  4. Er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als onderschikte activiteit en wel in verband met die activiteit;
  5. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  6. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  7. Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten.
  8. Er dient een ruimtelijke onderbouwing te worden aangeleverd.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.6.1 Afwijken aan huis verbonden beroep, aan huis verbonden bedrijf en bed en breakfast
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5 ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep of bedrijf tot een vloeroppervlakte van 100 m2.
4.6.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 4 lid 6.1 kan slechts mits:
  1. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. Voldaan wordt aan de minimale parkeernormering, zoals bedoeld in artikel 6 lid 7;
  4. Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  5. De afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' voor het bouwen van ten hoogste 7 woningen waarbij minimaal 30% van het aantal woningen sociale koop danwel sociale huurwoning dient te bedragen. Bij wijzigen dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
  1. Het wijzigingsplan voorziet in een aantoonbare volkshuisvestelijke behoefte.
  2. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  3. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen wordt niet onevenredig geschaad;
  4. Het wijzigingsplan is milieutechnisch aanvaardbaar;
  5. Het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
  6. Het wijzigingsplan voldoet aan de minimale parkeernormering zoals bedoeld in artikel 6 lid 7;
  7. Het wijzigingsplan is inpasbaar in het volkshuisvestingsprogramma;
  8. Het wijzigingsplan is economisch uitvoerbaar;
  9. Het wijzigingsplan is stedenbouwkundig inpasbaar.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De planregels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. De richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. De ruimte tussen bouwwerken.

6.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen in afwijking van de bepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels in elk geval net zo hoog zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

6.3 Kapvorm

6.3.1 Algemeen
Hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap tenzij via een regeling in hoofdstuk 2 en / of de verbeelding anders is bepaald. Indien de bepalingen op de verbeelding omtrent goot- en bouwhoogte gelijke maten geven is in elk geval ook een plat dak toegestaan.
6.3.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 3.1 voor het realiseren van een andere kap.
6.3.3 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 6 lid 3.2 kan slechts mits:
  1. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  4. De afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

6.4 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 4 m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.

6.5 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

6.6 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen

In die gevallen dat op de verbeelding een maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

6.7 Parkeernormen

 
6.7.1 Algemeen
Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
  1. De juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de bij deze regels gevoegde 'Notitie parkeren' en de eventueel nadien vastgestelde parkeernormen;
  2. De in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's, rekening houdend met de maten van het CROW;
  3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
6.7.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 7.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, met de in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
  1. Een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. Een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. Een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. Een gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur;
  5. Het realiseren van nieuwe woningen tenzij dat in de planregels in hoofdstuk 2 nadrukkelijk is toegestaan;
  6. Het gebruik van gronden als paardenbak tenzij hiervoor een vergunning is verleend;
  7. Het gebruik van gronden voor de opslag van paardenmest, tenzij hiervoor een vergunning is verleend;
  8. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  9. Mestbewerking;
  10. Het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofemissie (de stikstofemissie zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan) als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken regels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels ten behoeve van:
  1. Een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning mits:
    1. Het bouwwerk niet hoger is dan 5 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
    2. Het aantal woningen gelijk blijft;
    3. Het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden met dien verstande dat kan worden toegestaan dat percelen voor:
      1. 100% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 150 m²;
      2. 75% worden bebouwd indien het aansluitende terrein niet groter is dan 250 m²;
  2. Een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:
    1. Waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²;
    2. Dat bestaat uit één bouwlaag, en
    3. Dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 m;
  3. Een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    1. Waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m², en
    2. Dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 m;
  4. Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;
  5. In het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  6. Het vergroten van de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw met 3 m;
  7. Het verbreden en/of verdiepen van een hoofdgebouw met maximaal 5 m ten opzichte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak voor het hoofdgebouw;
  8. Het overschrijden van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 m mits dit noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  9. Het overschrijden van de voorgevel dan wel voorgevelrooilijn met bebouwing;
  10. Het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 m;
  11. Het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  12. Het bouwen van hekwerken tot maximaal 2 m hoog en lichtmasten tot maximaal 4 m in combinatie met een vergunning voor het aanleggen van een paardenbak en het, na aanleggen en bouwen van de paardenbak, gebruik van de paardenbak als paardenbak.
8.1.1 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 8 lid 1 kan slechts mits:
  1. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. Wordt voldaan aan de regels voor de kwaliteitsverbetering van het landschap in de vorm van een goede landschappelijke inpassing, bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, is verzekerd;
  4. Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  5. De afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing.

8.2 Afwijken toevoegen van meerdere huishoudens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning kamerbewoning toelaten en / of één of meerdere huishoudens extra toelaten binnen een woning of wooneenheid mits het:
  1. Past binnen de daarvoor geldende gemeentelijke beleidsregels;
  2. Past binnen de geldende bouwregels en de voor het overige geldende gebruiksbepalingen;
  3. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  5. Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  6. De afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.

9.2 Normaal onderhoud en reeds verleende vergunningen

De vergunningplicht voor het hebben van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals in dit bestemmingsplan is opgenomen geldt niet voor het normale onderhoud, gebruik en beheer en voor reeds vergunde werkzaamheden. Het bouwverbod zoals in dit bestemmingsplan is opgenomen geldt niet voor reeds vergunde bouwplannen.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Overige zone - in Interim Omgevingsverordening te verwijderen stedelijk gebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - in Interim Omgevingsverordening te verwijderen stedelijk gebied' wordt de aanduiding 'bestaand stedelijk gebied' in de Interim Omgevingsverordening verwijderd vanwege de uitbreiding van het gemengd landelijk gebied.

10.2 Overige zone - in Interim Omgevingsverordening toe te voegen stedelijk gebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - in Interim Omgevingsverordening toe te voegen stedelijk gebied' wordt de aanduiding 'bestaand stedelijk gebied' in de Interim Omgevingsverordening toegevoegd vanwege de uitbreiding van het stedelijk gebied.

10.3 Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen' van toepassing.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. Dit lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in dit eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan: 'Babyloniënbroek: Broeksestraat 30'.