direct naar inhoud van Regels
Plan: De Campus, Laagt 16
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1959.AlmBP029Laagt16-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Campus, Laagt 16 van de gemeente Altena;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1959.AlmBP029Laagt16-VO01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 bestemmingsplan buitengebied:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervant in het GML-bestand 'NL.IMRO.1959.BuiBP018WouHer2018-VG01' met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.4 aanbouw:

uitbreiding van een hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis gebonden activiteiten:

een beroeps- dan wel bedrijfsmatige activiteit die in de woning, dan wel een bij de woning behorend (vrijstaand) bijgebouw binnen het bestemmingsvlak, door de bewoner wordt uitgeoefend, die in zijn functie ondergeschikt is aan de woning en die qua aard, intensiteit en uitstraling past binnen de woonomgeving;

1.8 aardkundige waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en
(geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.10 agrarisch bedrijf:

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf);

1.11 agrarisch gebruik:

het telen of kweken van gewassen en/of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwdieren;

1.12 agrarisch grondgebruik:

het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren;

1.13 agrarisch bouwvlak:

een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch - 1,

1.14 agrarisch technisch hulpbedrijf:

gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.15 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.16 archeologische waarden:

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.17 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.19 bebouwingspercentage:

een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.20 bed & breakfast:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bijgebouwen;

1.21 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.23 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.24 bedrijfswoning/ dienstwoning:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar verband houdt met de bedrijfsvoering ter plaatse;

1.25 begane grondvloer:

de bouwlaag van een gebouw waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

1.26 beperkt kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;

1.28 Besluit omgevingsrecht:

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.29 bestaand:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.30 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.31 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.32 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.33 bijgebouw:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw;

1.34 boerderij(gebouw):

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.35 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.36 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.37 bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.38 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.39 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.40 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.41 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.42 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.43 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.44 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending;

1.45 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.46 diepploegen:

het ploegen op een diepte van meer dan 50 cm met als doel om de (vruchtbare) ondergrond naar boven te halen;

1.47 ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;

1.48 erftoegangsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;

1.49 evenement:

een jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteit met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken;

1.50 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.51 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;

1.52 gebiedsontsluitingsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;

1.53 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 geluidsgevoelige objecten

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

1.55 geluidzoneringsplichtige inrichting:

bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.56 gemengde bedrijven:

agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;

1.57 geomorfologisch:

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

1.58 geurgevoelige objecten:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.59 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door in hoofdzaak gebruik te maken van permanente kassen of tunnels;

1.60 groepsaccommodatie/logeergebouw:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.61 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;

1.62 grondgebonden bedrijfswoning:

een uit één of meerdere lagen bestaande woning inclusief kap, met een voordeur die rechtstreeks uitkomt op de buitenruimte;

1.63 hervestiging agrarisch bedrijf:

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak;

1.64 hobbymatig:

een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;

1.65 hobbymatig agrarisch grondgebruik:

het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren, niet gericht op een reële inkomensvorming;

1.66 hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.67 houtgewas:

bomen, struiken, cactussen of doorlevende klimplanten (zoals druiven);

1.68 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.69 inpandige statische opslag:

het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.70 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.71 interim omgevingsverordening Noord-Brabant:

omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant vastgesteld op 25 oktober 2019 met inbegrip van latere wijzigingen;

1.72 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.73 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.74 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.75 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

1.76 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.77 kassen:

gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.78 kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.79 landbouwdieren:

rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.);

1.80 landschappelijke inpassing:

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.81 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.82 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.83 legaal:

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.84 logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

1.85 loon(werk)bedrijf:

een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;

1.86 manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;

1.87 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.88 mestbewerking:

behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen;

1.89 mestverwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigingen;

1.90 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;

1.91 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.92 natura 2000:

een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten die van belang zijn vanuit het perspectief van de Europese Unie als geheel, ingesteld door de Europese Unie. Op die gebieden is de Vogel- en/of Habitatrichtlijn van toepassing;

1.93 natura 2000-gebied:

gebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet natuurbescherming;

1.94 nevenactiviteiten:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

1.95 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;

Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenfokkerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

1.96 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.97 omschakeling agrarisch bedrijf:

het geheel, danwel in overwegende mate overstappen van een van de volgende agrarische bedrijfsvormen in een andere, ook in de opsomming genoemde bedrijfsvorm:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. een intensieve veehouderij;
  • c. een combinatiebedrijf;
  • d. een glastuinbouwbedrijf;
  • e. een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf;
1.98 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.99 overig niet-grondgebonden bedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;

1.100 overkapping/ carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal twee zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.101 overtollig:

wanneer er geen concrete gebruiksfunctie voor bebouwing aanwezig is gerelateerd aan de (nieuwe) bestemming;

1.102 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.103 paardenhouderij:

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan;

1.104 pension:

een voor een ieder toegankelijk gebouw voor het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden gedurende kortere of langere periode, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft. Een pension heeft een relatie met het begrip 'horeca': er worden naast het beschikbaar stellen van verblijf ook andere faciliteiten geboden, zoals eten en drinken;

1.105 pensionstalling:

het stallen van paarden van derden;

1.106 plattelandswoning:

een voormalige agrarische bedrijfswoning, die mag worden bewoond door derden, die geen functionele relatie hebben met het agrarisch bedrijf;

1.107 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.108 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.109 recreatiewoningencomplex:

een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;

1.110 regeling kwaliteitsverbetering:

de Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Altena 2019, als opgenomen in Bijlage 3 dan wel soortgelijke opvolgende regelingen of besluiten van de gemeente Altena;

1.111 rijstrook:

een begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor een rij voor het op dat gedeelte voorkomende verkeer;

1.112 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.113 ruimtelijke ontwikkeling:

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;

1.114 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.115 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.116 stacaravan:

een gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;

1.117 statische opslag:

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke;

1.118 streekgebonden producten:

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

1.119 teeltondersteunende kassen:

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

1.120 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:

  • a. laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • b. laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • c. hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen en schaduwhallen;
  • d. hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  • e. overige teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, bijvoorbeeld stellages met regenkappen bij de grondgebonden teelt van zachtfruit, boomteelthekken, hagelnetten en vraatnetten;
1.121 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.122 toename van stikstofemissie en stikstofdepositie:
  • a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken wanneer de emissie N/kg/jaar * meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
  • b. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting wanneer de emissie N/kg/jaar meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting.
  • c. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
  • d. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
  • e. Als uitzondering op lid a, lid b, lid c en lid d van deze bepaling geldt het volgende:
    Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
    • 1. de emissie N/kg/jaar afkomstig van het (agrarisch) bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.
    • 2. voorzover er sprake is van een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die kleiner is dan 0,005 mol/ha/jaar;
    • 3. voorzover er sprake is van een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied vanwege bij algemene maatregel van bestuur aangewezen activiteiten van de bouwsector, zoals bedoeld in artikel 2.9a Wet Natuurbescherming.

* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.

1.123 trekkershut:

een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërsof autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;

1.124 tunnel(kas):

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.125 vakantieappartement:

deel van een gebouw welke blijvend is ingericht voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden

1.126 verbrede landbouw:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.127 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.128 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.129 vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.130 volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.131 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • a. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.132 voor stikstofgevoelige habitats:

stikstofgevoelig habitattypen of leefgebiedtypen binnen Natura2000-gebieden waarbij de Kritische Depositie Waarde (KDW) wordt overschreden of er sprake is van een naderende overschrijding (KDW minus 70 mol N/ha/jr, zoals opgenomen in de meest actuele versie van de het wettelijk voorgeschreven rekenmodel AERIUS Calculator, zoals beschikbaar op www.aerius.nl of een eventuele wettelijk bepaalde opvolger van dat rekenmodel.

1.133 vormverandering van een bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.134 waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

1.135 watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.136 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.137 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.138 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.139 woning/ wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.140 woningsplitsing:

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

1.141 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.142 (woon)boerderij:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.143 woonunit:

een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een stacaravan;

1.144 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen:

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien bij een dakkapel de lengte van het dakvlak voor minimaal 50% wordt doorbroken, dan geldt de goothoogte van de dakkapel als de bepalende goothoogte;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.9 peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het bouwwerk onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en met de gevel op een afstand van ten hoogste 1 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • c. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
2.10 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie;
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • d. een innovatiecentrum voor landbouw en duurzaamheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - de campus';
  • e. proefvelden ten behoeve van het innovatiecentrum voor landbouw en duurzaamheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - proefvelden';
  • f. nevenactiviteiten (voor zover in 3.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan);
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarde(n) en landschapselementen;
  • h. cultuurhistorische waarden;
  • i. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • j. extensief recreatief medegebruik;
  • k. doeleinden van openbaar nut;
  • l. erfbeplanting;
  • m. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • 2. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
b Type agrarisch bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of een glastuinbouwbedrijf anders dan een agrarisch bedrijf met teeltondersteunende kassen, worden uitgeoefend.

c De Campus - innovatiecentrum voor landbouw en duurzaamheid

Ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van agrarisch - de campus' is een innovatiecentrum voor landbouw en duurzaamheid toegestaan. Hierbij zijn in aanvulling op het bepaalde in 3.1.2 onder b tevens toegestaan:

  • 1. grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, niet zijnde veehouderijactiviteiten, waarbij met inzet van duurzame grondstoffen en technieken in proefopstellingen door middel van continue monitoring een verhoging van de opbrengst van agrarische cultuurgronden wordt nagestreefd;
  • 2. niet-agrarische bedrijfsactiviteiten in de vorm van nevenactiviteiten gericht op:
    • a. de ontwikkeling van duurzame bouw- en installatietechnieken;
    • b. de ontwikkeling van duurzame energiesytemen;
    • c. training van installatietechnieken;
    • d. verhuur van werkruimten en labs alsmede het houden van seminars voor de onder a tot en met c genoemde activiteiten;

een en ander onder de voorwaarden dat:

      • deze bedrijfsactiviteiten een maximale bedrijfsvloeroppervlakte hebben van 900 m2;
      • deze bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in een maximale milieucategorie 2 als bedoeld in de VNG Brochure bedrijven en milieuzonering. Voorzover deze bedrijfsactiviteiten samenvallen met de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1', geldt in afwijking van vorenstaande dat de bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan tot en met maximaal categorie 1 ofwel qua aard en omvang gelijkwaardig aan categorie 1;
d Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
  • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in op agrarische bedrijven in de streek geproduceerde producten en gewassen.
  • 3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
e Inpandig statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen, tenzij dit is opgenomen in de tabel onder c.

f Bed & breakast

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een bed & breakfast gelden de volgende bepalingen:

  • a. er wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen in 3.1.2 onder g;
  • b. een bed & breakfast is niet (rechtstreeks) toegestaan in een vrijstaand bijgebouw;
  • c. er geldt specifiek voor een bed & breakfast een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen per bed & breakfast;
  • d. bij de oppervlakte voor een bed & breakfast tellen de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik (zoals een gedeelde douche) niet mee;
  • e. de maximaal aaneensluitende verblijfsduur voor gasten bedraagt 14 dagen;
  • f. er dient een nachtregister te worden bijgehouden. De gemeente Altena kan dit register op elk gewenst moment opvragen;
  • g. onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • h. Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.5.
g Aan huis gebonden activiteiten

Voor het (rechtstreeks) toestaan van een aan huis gebonden activiteit gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • 2. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • 3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de grondgebonden bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en), waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • 4. de activiteit dient vergelijkbaar te zijn met de in Bijlage 2 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten genoemde activiteiten;
  • 5. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
h Evenementen

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
  • 2. Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  • 3. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
  • 4. Het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan worden verleend als opgenomen in 3.5.8.
  • 5. Het aantal evenementen bedraagt niet meer dan 10 per jaar.
  • 6. Er wordt voorzien in een adequate (tijdelijke) parkeervoorziening, waarbij het parkeren niet plaats vindt op de openbare weg.
i Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen:
    • a. 'bouwvlak', en;
    • b. ''specifieke vorm van agrarisch - proefvelden' voorzover het containervelden in een maximale omvang van 1 ha betreft en waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.12 is verleend.
  • 2. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan.
j Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aanlegvergunning openheid' het beleid is gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke openheid en doorzichten.
k Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig als 'Water' bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

l Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

m Kwalitatieve verplichting landschapsinpassing

Binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan wordt de landschapsinpassing, voorzover deze betrekking heeft op de aanleg van struiken en bomen. als bedoeld in Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd en in stand gehouden. Indien hieraan niet wordt voldaan is het gebruik overeenkomstig de bestemming niet mogelijk.

n Kwalitatieve verplichting waterberging

Binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan worden waterbergende maatregelen getroffen, voorzover al niet reeds gerealiseerd, ter grootte van 332 m3. Indien hieraan niet wordt voldaan is het gebruik overeenkomstig de bestemming niet mogelijk.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. niet-agrarische bedrijfsgebouwen als bedoeld onder 3.1.2 onder c onder 2 tot een maximale vloeroppervlakte van 900 m2;
  • c. teeltondersteunende kassen;
  • d. voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding 'bouwvlak';
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.3 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

Gebouwen, carports en overkappingen algemeen   Min.   Max.  
afstand tot perceelsgrens   3 m    
afstand tot de as van de weg   15 m    
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan      
bouwlagen ondergronds     1  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd      
agrarische bedrijfsbebouwing in de vorm van een overkapping per agrarisch bedrijf     20 m2   
carports en overkappingen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   1 m    
afstand bijgebouwen bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan   3 m    
gezamelijke oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en carports/overkappingen per bedrijfswoning   n.v.t.   100 m2  
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   12°   60°  
Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   2,5 m  
bouwhoogte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen   n.v.t.   4 m  
oppervlakte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   1.000 m2.  
afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  
Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud     maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   n.v.t.   20 m (kortste afstand van gevel tot gevel), tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte mestbassins   8,5 m  
bouwhoogte windmolens bovenop gebouwen   5 m (gemeten vanaf bouwhoogte gebouwen)  
bouwhoogte telecommunicatiemast   40 m  
bouwhoogte silo's of waterbassins   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren    

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
  • b. Bij bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, carports of overkappingen geldt de bestaande kleinere afstand als minimum.
3.2.4 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

3.2.5 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan;
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk);
    • 4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  • c. Paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak', zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande paardenbakken zijn toegestaan.
  • d. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande veldschuren zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 3.1.2 onder c en 3.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming wonen van derden;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
  • d. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak';
  • e. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan; daarbij toont de aanvrager aan dat er behoefte aan een minicamping bestaat;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  • g. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing; indien de sanitaire voorzieningen geheel worden gerealiseerd binnen aanwezige gebouwen, mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen in afwijking van het bepaalde onder f. maximaal 200 m2 bedragen;
  • h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving ;
  • l. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving ;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
3.3.2 Omgevingsvergunning teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf;
  • b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m2;
  • c. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het open landschap;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap
  • g. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1;
3.3.3 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte voor kassen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. dubbellaagse teelt is niet toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.3.4 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.3.5 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen een grotere bouwhoogte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de parkeersituatie;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de milieusituatie;
  • 5. de woonsituatie; en
  • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.6 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.7 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de paardenbak te situeren direct grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt aangetoond dat situering ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is het toegestaan om paardenbakken die worden gerealiseerd ten behoeve van het hobbymatig gebruik voor andere dan agrarische bestemmingen, te situeren direct grenzend aan het betreffende bestemmingsvlak van die andere bestemming, mits wordt aangetoond dat situering binnen het betreffende bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. er wordt een afstand aangehouden van maximaal 20 m tot de eigen (bedrijfs)woning;
  • f. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag de paardenbak niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. er is - voorover er sprake is van het situeren van een paardenbak buiten het bouwvlak - sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. het gebruik van paardenbakken is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • j. de omvang van de paardenbakken mag in totaal niet meer bedragen dan 1200 m2;
  • k. voor lichtmasten gelden de volgende bepalingen:
    • 1. lichtmasten zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet toegestaan;
    • 2. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 3. de afstand tot (bedrijfs-)woningen van derden bedraagt minimaal 75 m;
    • 4. er wordt doelgerichte verlichting toegepast;
    • 5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. de hoogte van afrasteringen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan de 1,5 m;
    • 3. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie
  • m. overige bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • n. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • o. paardenbakken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • p. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • q. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • r. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak omgevingsvergunningsplichtig zijn voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden ingevolge het bepaalde in 3.6, vormt de afweging hierbij onderdeel van deze omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels en is geen aparte omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden benodigd;
  • s. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.3.8 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • b. de eventuele nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • c. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning en andere overtollige bebouwing;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • e. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving , waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarde van noodzakelijkheid van de bedrijfswoning, is aangetoond dat de bewoners van de bedrijfswoning een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf.
  • k. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. Het gebruiken of het laten gebruiken van:
    • 1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken is niet toegestaan.
    • 2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting is niet toegestaan.
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder d;
  • e. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • f. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • h. het bewonen van bedrijfsruimte, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c;
  • i. aan huis verbonden bedrijven;
  • j. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
  • k. het bewerken, verwerken van mest, tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
  • l. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • m. het gebruik van bestrijdingsmiddelen in een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technischhulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. er wordt voldaan aan de milieuwetgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c jo. 3.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 6;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.3 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c jo. 3.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • d. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.5 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c jo. 3.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in de woning, in aangebouwde bijgebouwen en in een boerderij(gebouw):;
  • e. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
  • f. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 1500 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal aan nevenactiviteiten ondergeschikt moet blijven aan de hoofdactiviteit; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping wordt hierbij niet meegerekend;
  • g. ten behoeve van de nevenactiviteit zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan;
  • h. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • i. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • o. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • p. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.6 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.5.7 Omgevingsvergunning meer mogelijkheden voor aan huis gebonden activiteiten en bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder f en/of g, teneinde een ander type aan huis gebonden activiteit mogelijk te maken, dan wel onder andere voorwaarden een aan huis gebonden activiteit of bed & breakfast mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit dient plaats te vinden in een grondgebonden bedrijfswoning, hieronder wordt verstaan de bedrijfswoning zelf of een bijbehorend (vrijstaand) bijgebouw;
  • b. de bewoner dient de activiteit uit te oefenen;
  • c. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een absoluut maximum van 80 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en) en/of bed & breakfast, waarbij geldt dat de activiteit in ten hoogste één gebouw mag plaatsvinden;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is er een grotere oppervlakte toegestaan indien de bedrijfswoning een minimale vloeroppervlakte heeft van 200 m2; dan mag maximaal 50% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een absoluut maximum van 100 m2 worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • e. een bed & breakfast is toegestaan in een vrijstaand bijgebouw, mits hierin geen keuken of soortgelijke voorziening is toegestaan;
  • f. aanvullend aan Bijlage 2 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten zijn de volgende aan huis gebonden activiteiten toegestaan, met eventueel de daarbij behorende voorwaarden of afweging:
    • 1. eerstelijnszorg, zoals huisarts, dierenarts of tandarts;
    • 2. groepsactiviteiten, waarbij voor kinderopvang geldt dat dit maximaal 6 niet-eigen kinderen mag betreffen;
    • 3. detailhandel mits:
      • er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;
      • de detailhandel een bijzaak is van productie of dienstverlening (dus rechtstreeks gerelateerd aan de toegelaten activiteit). Het vormt een niet-zelfstandig onderdeel en is van ondergeschikte aard ten opzichte van de totale bedrijfsvoering;
      • andere activiteiten dan opgenomen in Bijlage 2 Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten , die naar aard, schaal en omvang vergelijkbaar zijn met de reeds toegestane actviteiten;
  • g. een samenwerkingsvorm, waarbij de bewoner niet de enige is die de aan huis gebonden activiteit uitoefent, is toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a is een aan huis gebonden activiteit en/of bed & breakfast in een meergezinsbedrijfswoning toegestaan, mits dit geen onevenredige hinder voor de omgeving oplevert;
  • i. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat, waarbij bij de beoordeling de volgende aspecten worden betrokken: aantal personen dat op hetzelfde moment aanwezig mag of zal zijn, het aantal keer dat de activiteit plaatsvindt per week, de duur van de activiteit, verkeersaantrekkende werking en parkeren;
  • j. de relevante milieuaspecten vormen geen belemmering voor het planvoornemen, zoals geluid, geur en bodem;
  • k. activiteiten in de vorm van horeca, seksinrichting en/of buitenopslag zijn niet toegestaan.
3.5.8 Omgevingsvergunning evenement

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder h teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  • b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  • c. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.
3.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • f. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.5.10 Omgevingsvergunning opslag gevaarlijke stoffen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
3.5.11 Omgevingsvergunning gebruik van assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 teneinde assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er wordt hydrologisch neutraal gebouwd;
  • b. de lichtafscherming gebeurt volgens het convenant dat afgesloten is tussen LTO-Nederland (Land- en Tuinbouw Organisatie) en de Stichting Natuur en Milieu (SNM), d.d. 5 oktober 2004.
3.5.12 Omgevingsvergunning permanent teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van containervelden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder i teneinde permanent teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van containervelden toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - proefvelden', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de omvang van de containervelden bedraagt maximaal 1 ha;
  • c. de containervelden worden zorgvuldig landschappelijk ingepast. Hiertoe wordt een landschapsinpassingsplan overlegd, waarbij de realisatie en instandhouding van het landschapsinpassingsplan als voorwaarde aan de vergunning wordt verbonden;
  • d. voorzover de containervelden tevens samenvallen met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
  • e. voorzover de containervelden tevens samenvallen met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap.
3.5.13 Omgevingsvergunning toepassen bestrijdingsmiddelen op teeltgronden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 ten behoeve van het toestaan van het gebruik van gronden voor tuinbouw met fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet binnen een zone van 50 meter, gemeten vanaf driftgevoelige functies inclusief bijbehorende tuinen en erven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond dient te worden dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • e. waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.12 is verleend.
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone'
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
 
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
 
het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - openheid';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';

Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;  
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
- 'wetgevingszone - openheid', uitsluitend voor het aspect ophogen;
- 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
- ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - openheid' mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
vellen of rooien van houtgewas ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het dempen van poelen, sloten en greppels ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen'  
- de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
het omzetten van grasland in bouwland/scheuren grasland ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
 
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;  
het diepwoelen of –ploegen van de bodem met meer dan 60 cm ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone'
-'overige zone - aardkundig waardevol gebied';  
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' mag er geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden en kenmerken.  
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Van toepassingverklaring stikstofregeling

De stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 3.4.1 is onverkort van toepassing op de in 3.7 opgenomen wijzigingsbevoegdheden.

3.7.2 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding “paardenhouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • d. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' worden opgenomen;
  • n. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.3 Wijziging t.b.v. omschakeling naar overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, naar een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
  • c. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • e. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • f. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' worden opgenomen;
  • l. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.4 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
  • c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen), overig niet-grondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan; een verdere vergroting voor grondgebonden agrarische bedrijven (niet zijnde veehouderijen) en gemengde bedrijven, (zonder veehouderijtak) naar maximaal 2 ha kan worden toegestaan, nadat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is ingewonnen;
  • e. voor een vergroting./ vormverandering van een veehouderij gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij of een intensieve veehouderij mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
    • 2. er is geen sprake van een toename van de stikstofemissie;
    • 3. de wijziging is niet toegestaan voor bouwvlakken gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'; tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten.
    • 4. er is sprake van een zorgvuldige veehouderij;
    • 5. het bouwperceel bedraagd ten hoogste 1,5 hectare;
    • 6. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
    • 7. mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
    • 8. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 9. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
    • 10. de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording bevat dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
    • 11. binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
  • f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming
  • m. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.5 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in 'Wonen'aarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. het bestemmingsvlak wonen wordt maximaal 1500 m2;
  • e. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • f. er mag maximaal 200 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
  • g. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • h. de regels van 'Wonen' uit het bestemmingsplan buitengebied: worden van overeenkomstige toepassing verklaard;

Groter bestemmingsvlak of groter oppervlakte bestaande bijbehorende bouwwerken

  • i. in afwijking van het bepaalde onder d dan wel f kan of een groter bestemmingsvlak worden toegestaan, of meer m2 bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd op basis van een goedgekeurd landschapsplan. Het landschapsplan dient te zijn goedgekeurd en uitvoering en beheer te zijn gewaarborgd';
    • 2. per 1m2 sloop van gebouwen mag 1 m2 worden gehandhaafd met een maximum van 500 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken; de overtollige bijbehorende bouwwerken dienen te worden gesloop';
    • 3. er dient een motivatie te worden aangeleverd, waaruit blijkt dat de te behouden bijbehorende bouwwerken niet vallen onder de definitie 'overtollige bebouwing';
    • 4. uitsluitend legaal gebouwde en nog bestaande bouwwerken komen in aanmerking voor deze regeling; bijbehorende bouwwerken die op het moment van het indienen van het verzoek reeds gesloopt zijn, worden niet meegenomen;
    • 5. de te slopen bijbehorende bouwwerken mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    • 6. bij monumentale panden is een positief advies van de commissie, verantwoordelijk voor advisering op het gebied van cultuurhistorie en monumentenzorg, noodzakelijk ;
    • 7. alle aan de te slopen bijbehorende bouwwerken verbonden of onderdeel uitmakende bouwwerken en onderdelen, zoals aanbouwen, overkappingen en bijbehorende ondergrondse (kelder) ruimten alsmede voerderplaten, silo's, overtollige erfverharing e.d. dienen gesloopt te worden;
    • 8. Inpandige stalgedeeltes binnen het boerderijlichaam van een langgevelboerderij die niet ruimtelijk te onderscheiden zijn, worden buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de oppervlakte aan aanwezige bijbehorende bouwwerken;
    • 9. alleen bovengrondse bijbehorende bouwwerken worden meegerekend;
    • 10. aan de omgevingsvergunning voor bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop overtollige bebouwing heeft plaatsgevonden.

woningsplitsing

  • j. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in:
    • 1. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen; of
    • 2. (voormalige) (woon)boerderijen;
  • k. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • l. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • m. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • n. de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mag na wijziging niet meer bedragen dan 100 m2 per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
    de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte van 100 m2 kan worden vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • o. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • p. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • q. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • r. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • s. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • t. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • u. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • v. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • w. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpasing' worden opgenomen.
  • x. de regels van 'Wonen' uit het bestemmingsplan buitengebied: worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • y. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.6 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf' teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' worden opgenomen.
  • l. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. detailhandel is niet toegestaan;
  • n. het is niet toegestaan op locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven en niet op locaties waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • p. voorts gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • q. in afwijking van het bepaalde onder p is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • r. de regels van 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf', als bedoeld in het bestemmingsplan buitengebied: worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • s. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.7 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in 'Wonen' met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als op genomen in 3.7.5 a t/m e;
  • c. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • f. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • g. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1500 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle gebouwen betreffen;
  • h. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • k. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' worden opgenomen.
  • o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. detailhandel is niet toegestaan;
  • q. voorts gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.
    • 7. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 8. er is sprake van een kwaliteitswinst van het landschap;
  • r. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • s. de regels van 'Wonen', als bedoeld in het bestemmingsplan buitengebied:, worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden;
  • t. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.8 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in 'Recreatie' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
  • c. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • d. hergebruik ten behoeve van een manege is niet toegestaan;
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • g. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan;
  • h. per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
  • i. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
  • j. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • k. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • l. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • m. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • n. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • o. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • q. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • r. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' worden opgenomen.
  • s. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • t. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • u. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • v. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 8. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • w. voor een dagrecreatieve voorziening gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag
    • 2. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • x. de regels van 'Recreatie', als bedoeld in het bestemmingsplan buitengebied:, worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • y. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.9 Wijziging t.b.v. minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde een bestaande minicamping voor te zetten tegelijkertijd met een wijziging naar een ander hergebruik, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bestaande minicamping mag worden voortgezet indien gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het kader van hergebruik, als opgenomen in 3.7.5, 3.7.6 of 3.7.7;
  • b. de omvang en het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt maximaal de bestaande omvang en het bestaande aantal;
  • c. er wordt voldaan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap.
3.7.10 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Natuur' ter plaatse van de aanduidingen:

  • 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
  • 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen' waarbij tevens kan worden gewijzigd in de bestemming 'Water' met een beschermende regeling ten behoeve van natuurwaarden;

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
  • g. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend; hierbij komt de in voorkomende gevallen bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 4

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2 waarbij
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld, werkzaamheden worden verricht dieper dan 0,5 m onder maaiveld of
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld, werkzaamheden worden verricht dieper dan 1,5 m onder maaiveld;

dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;

  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te bepalen kwalificaties;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
4.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 4.2.1, wint het advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 4.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld, grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • d. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • g. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • h. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 4.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
4.4.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder 4.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
4.4.4 Verlening

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 500 m2 en dieper gaat dan
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 0,5 m onder het maaiveld, 0,5 m onder maaiveld;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van waarde - vrijstellingsgrens tot 1,5 m onder het maaiveld, 1,5 m onder maaiveld;
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige. Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
6.1.1 Parkeernormen

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

  • a. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Altena d.d. 15 dec 2020, Bijlage 4 Nota parkeernormen behorende bij deze regels. Indien deze Nota parkeernormen is vervangen door een recentere notitie of beleid, dan geldt de meest recente versie van die notitie of dat beleid ten aanzien van parkeren;
  • b. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's, rekening houdend met de maten van het CROW;
  • c. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
6.1.2 Laad- en losruimte

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

6.1.3 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1indien aangetoond is dat op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

6.2 Afwijkende maatvoering

Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Gebiedsaanduidingen

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:

  • a. 'wetgevingzone - aanlegvergunning openheid';
  • b. 'wetgevingzone – wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • c. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied watersystemen';
  • d. 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologische waarde

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen wijzigen door vervanging van een geldende dubbelbestemming ofwel toevoeging van een dubbelbestemming:

  • a. 'Waarde - Archeologie 1' indien door de minister in het kader van de Monumentenwet 1988 aanwijzing als monument heeft plaatsgevonden, of
  • b. 'Waarde - Archeologie 2' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • c. 'Waarde - Archeologie 3' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • d. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • e. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Campus, Laagt 16.