direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Woudrichem - Oudendijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.WCHMBP2013-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kom Woudrichem - Oudendijk' met identificatienummer NL.IMRO.0874.WCHMBP2013-VSG1 van de gemeente Woudrichem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

1.7 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.

1.13 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 bed & breakfast:

een nevenactiviteit in een woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.15 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.17 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

een bedrijf dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.19 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.20 begane grond:

dat gedeelte van een gebouw dat met de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging, gelijk is;

1.21 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.22 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.23 beroepsmatige activiteiten aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw uitgeoefend wordt, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.24 beschermd stadsgezicht:

beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988.

1.25 bestaand (in relatie tot bebouwing):

aanwezige legale dan wel vergunde bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp) bestemmingsplan.

1.26 bestaand (in relatie tot gebruik):

aanwezig legaal dan wel vergund gebruik ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.27 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.28 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.29 Bevi-inrichting:

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.30 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.31 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en/of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.32 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.33 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.35 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.36 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.37 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.38 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.39 cultuur en ontspanning:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.

1.40 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.41 dagrecreatie:

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.42 detailhandel grootschalig:

detailhandel, waarvan de bruto vloeroppervlakte minimaal 1.000 m2 per zelfstandige eenheid bedraagt:

  • a. in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels;
  • b. in sport & fitness, zwembaden, haarden, trailers, grafzerken, dierenspeciaalzaken, sauna en jacuzzi, fietsen / rijwielen en scooters, zonnebanken en zonwering;

die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen (volumineuze goederen) een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).

1.43 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.44 detailhandel perifeer:

detailhandel voor niet frequente doelgerichte aankopen op perifere locaties, die door brand- en explosiegevaar en door zijn volumineuze aard en omvang en voor de dagelijkse bevoorrading moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden zoals in de volgende branches: auto's, boten, caravans (inclusief tenten), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting waaronder meubels en dierbenodigdheden (volumineus/fouragehandel).

1.45 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.46 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.47 discotheek:

een bedrijf dat is gericht op het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.

1.48 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.49 evenement:

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke grote of kleine gebeurtenis die verplaatsbaar is en waarbij muziek, kunst, cultuur, sport, religie, wetenschap of een combinatie van deze centraal staat en die terugkerend of eenmalig is.

1.50 extensief recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.51 gastenverblijf:

een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.52 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 gedeeltelijk vernieuwen:

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd.

1.54 gestapelde woningen:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.55 gevel- en kappenkaart:

de gevel- en kappenkaart die als Bijlage 3 van deze regels deel uitmaakt.

1.56 historische woonschepenligplaats:

ligplaats voor historische woonschepen, die zijn gelegen in de historische haven. Onder woonschip wordt verstaan: Een woonboot die herkenbaar is als een van origine varend schip en dat naargelang het type schip, in elk geval voorzien is van originele kenmerken zoals een stuurhut, een roer, gangboorden, een luikenkap, een mast en zwaarden.

1.57 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van het perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.58 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek.

1.59 hotel:

een accommodatie waarin logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken worden verstrekt aan gasten.

1.60 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.61 kampeermiddel:

tent, tentwagen, tenthuisje, kampeerauto of (sta)caravan,al dan niet een bouwwerk zijnde; waarvoor ingevolge de Woningwet geen bouwvergunning vereist is, één en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.62 kantine:

verblijfslokaal ten behoeve van o.a. recreatieve voorzieningen en maatschappelijke doeleinden waar men, als ondergeschikte functie aan de bestemming, consumpties kan kopen en nuttigen.

1.63 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.64 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.65 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.66 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het natuurlijk terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.

1.67 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder praktijken voor fysiotherapie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, woonzorg en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horecabedrijf ten dienste van deze voorzieningen.

1.68 maatvoeringsvlak:

het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.

1.69 mantelzorg:

het bieden van hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald, buiten organisatorisch verband, wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

1.70 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.71 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.72 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt tot een maximum vloeroppervlak van 100 m2, tenzij elders in deze regels anders is bepaald.

1.73 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.74 overkapping/carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.75 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.76 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en/of op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • c. bij bouwen boven of op het water:
    het gemiddelde waterpeil;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug en aanbrug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek.
1.77 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.78 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.79 publiekgerichte dienstverlening:

aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen.

1.80 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden en bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.81 risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.82 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.83 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Staat van bedrijfsactiviteiten van deze regels deel uitmaakt.

1.84 Staat van Horeca-activiteiten:

de Staat van Horeca-activiteiten die als Staat van Horeca-activiteiten van deze regels deel uitmaakt.

1.85 twee-aaneen gebouwd:

blokken van twee eengezinswoningen welke aan maximaal één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door een gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar zijn verbonden.

1.86 verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.87 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.88 verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

1.89 vloeroppervlakte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

1.90 voorgevel:

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.91 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.92 vrijstaand:

woningen waarbij het hoofdgebouw vrijstaat van naast gelegen hoofdgebouwen.

1.93 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.94 webwinkel:
  • a. een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;
  • b. een internetwinkel met opslag- en verzendfunctie;
  • c. een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid.
1.95 wonen:

het gehuisvesd zijn in een woning/ wooneenheid, zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.

1.96 woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.97 woningsplitsing:

woningsplitsing: het bouwkundig en functioneel splitsen van een zelfstandige woning in twee of meer zelfstandige woningen óf het realiseren van één of meer woningen binnen de aaneengesloten hoofdbebouwing.

1.98 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.99 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het onder a gestelde geldt dat bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel van de dakkapel.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.6 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.8 afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.9 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.10 hoogte van een windturbine

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.11 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. een bedrijfswoning;
  • e. beroepsmatige activiteiten aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, met een maximum van 50 m2;

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. openbare verkeersruimte;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. toegangswegen;
  • l. bruggen;
  • m. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • n. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • o. overige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning (inclusief aangebouwde bijgebouwen) maximaal 750 m2 bedraagt;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 6 respectievelijk maximaal 10 meter bedraagt.
  • d. de goothoogte van bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak maximaal 3 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak maximaal 6 m mag bedragen;
  • f. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen maximaal 100 m2 bedraagt.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van een silo, windmolen dan wel bouwwerk voor mestopslag maximaal 12 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 1 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 onder c voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken, mits:

  • a. op het perceel reeds een bedrijfswoning aanwezig is;
  • b. de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met blijvend toezicht van twee personen op levende have op het bedrijf;
  • c. de omvang van het bedrijf zodanig is, dat de continuïteit als tweemansbedrijf verzekerd is;
  • d. niet reeds eerder een tweede bedrijfswoning bij het betreffende agrarisch bedrijf heeft behoord;
  • e. de inhoud van de tweede bedrijfswoning (inclusief aangebouwde bijgebouwen) maximaal 750 m3 bedraagt;
  • f. de tweede woning wordt aan de bestaande woning aangebouwd, of (indien zulks niet mogelijk is) op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande bedrijfswoning gebouwd;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • h. alvorens bij omgevingsvergunning af te wijken, vraagt het bevoegd gezag advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf;
  • b. het gebruiken van een bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • c. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij bedrijfswoningen als gastenverblijf;
  • e. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in 1.94 onder c.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeropppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voorzover bedoeld in 1.94 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.
3.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder c voor het gebruik van bijgebouwen bij een bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning tegelijkertijd ten behoeve van mantelzorg mag worden verleend;
  • e. mantelzorg in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van grondroeractiviteiten, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • b. het aanleggen, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, vijver, greppels en andere wateren;
  • c. het aanbrengen of het vellen en rooien van houtgewas.
3.6.2 Uitzondering

Het in 3.6.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.
3.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige of potentiële cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij een deskundige inzake cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca in de categorie 1': horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': een groothandel in overige voedings- en genotmiddelen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -autohandel': handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanbedrijf' de handel, het onderhoud, schadeherstel en stalling van caravans;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte kantoren;
  • j. magazijnen en opslagplaatsen;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. openbare verkeersruimte;
  • n. geluidwerende voorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. toegangswegen;
  • q. water;
  • r. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage maximaal 100 % bedraagt, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven.
4.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten maximaal 6 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, onder a, en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 meter bedraagt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. wonen;
  • c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.1 sub b;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • e. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in lid 4.1.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. lid 4.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 4.1 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1a en 1b van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 van de bij de regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • f. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de begane grond;
  • g. kantoren uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kantoren', kantoren op de verdieping zijn toegestaan;
  • h. wonen, uitsluitend op de verdieping;
  • i. beroepsmatige activiteiten aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, met een maximum van 50 m2.

met de daarbij behorende:

  • j. voorzieningen;
  • k. magazijnen en opslagplaatsen;
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. openbare verkeersruimte;
  • o. geluidwerende voorzieningen;
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. toegangswegen;
  • r. water;
  • s. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'anders is aangegeven;
  • d. het is niet toegestaan om bestaande woningen te splitsen in meerdere woningen, zodanig dat het bestaande aantal woningen wordt vermeerderd.
5.2.3 Overige bouwwerken

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen overige bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten maximaal 6 m mag bedragen;
  • c. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Woningvermeerdering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder d en toestaan dat woningvermeerdering plaatsvindt, mits:

  • a. de vermeerdering past binnen het provinciale en gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • c. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. detailhandel, horeca, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning en kantoren op de verdieping;
  • d. bedrijven en instellingen, anders dan die zijn toegestaan in lid 5.1.
  • e. het gebruiken van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij woningen als gastenverblijf;
  • h. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in 1.94 onder c.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Detailhandel op verdieping

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en 5.4.1 onder c en de vestiging van detailhandel de verdieping toestaan, mits:

  • a. de begane grond reeds volledig voor detailhandel is ingericht;
  • b. de in het bestemmingsplan gegeven uitbreidingsmogelijkheden ten aanzien van deze laag volledig zijn benut.
5.5.2 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder e ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeropppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voorzover bedoeld in 1.94 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.
5.5.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder f voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning tegelijkertijd ten behoeve van mantelzorg mag worden verleend;
  • e. mantelzorg in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg.

Artikel 6 Dienstverlening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  • b. voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte kantoren;
  • c. magazijnen en opslagplaatsen;
  • d. erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. openbare verkeersruimte;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. toegangswegen;
  • j. water;
  • k. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage maximaal 100 % bedraagt, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
6.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca in de categorie 1': horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de bij de regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca op de verdieping': horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de verdieping;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'museum' voor een museum op de verdieping;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'garage': voor garageboxen;
  • i. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • j. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de begane grond;
  • k. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • l. wonen;
  • m. beroepsmatige activiteiten aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, met een maximum van 50 m2.

met de daarbij behorende:

  • n. voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte kantoren;
  • o. magazijnen en opslagplaatsen;
  • p. erven en terreinen;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. openbare verkeersruimte;
  • s. geluidwerende voorzieningen;
  • t. parkeervoorzieningen;
  • u. toegangswegen;
  • v. water;
  • w. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat op gronden waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen de bepalingen uit Artikel 22 van toepassing zijn met betrekking tot de toegestane goot- en bouwhoogte;
  • d. het is niet toegestaan om bestaande woningen te splitsen in meerdere woningen, zodanig dat het bestaande aantal woningen wordt vermeerderd.
7.2.3 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. buiten het bouwvlak bedraagt het maximum bebouwingspercentage 50% van het gehele bouwperceel, met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw;
  • f. bijgebouwen worden minimaal 1 meter achter de voorgevellijn gebouwd.
7.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • c. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in lid 7.1;
  • e. het gebruiken van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij woningen als gastenverblijf;
  • h. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in 1.94 onder c.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 7.1 genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 7.1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. lid 7.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 7.1 genoemd.
7.4.2 Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 7.1 genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 7.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. lid 7.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 7.1 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

7.4.3 Kantoren

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het vestigen van kantoren op de begane grond, mits de omvang van een vestiging niet meer bedraagt dan 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte.

7.4.4 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3.1 onder e ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeropppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voorzover bedoeld in 1.94 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.
7.4.5 Mantelzorg

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.3.1 onder f voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning tegelijkertijd ten behoeve van mantelzorg mag worden verleend;
  • e. mantelzorg in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • d. dagrecreatie;
  • e. het behoud, de versterking, herstel en/of ontwikkeling van (potentiële) landschapswaarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden;
  • f. evenementen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats', tevens een standplaats voor detailhandel;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca in de categorie 1': horeca in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenweide': een dierenweide;

met de daarbij behorende:

  • j. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • k. bermen en beplanting;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. straatmeubilair, afvalcontainers, kunstwerken en hondentoiletten;
  • p. voet- en fietspaden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken.
8.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage maximaal 100 % bedraagt.
8.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. met uitzondering van:
    • 1. verlichtingsarmaturen;
    • 2. vlaggenmasten;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. kunstwerken;

waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel', een hotel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang voor verkeer;

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte kantoren;
  • e. magazijnen en opslagplaatsen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. openbare verkeersruimte;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. toegangswegen;
  • l. water;
  • m. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

9.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat op gronden waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen de bepalingen uit Artikel 22 van toepassing zijn met betrekking tot de toegestane goot- en bouwhoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', geldt dat tot de tweede bouwlaag geen bebouwing mag worden opgericht, behoudens de benodigde ondersteuningsconstructies.
9.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt ;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. coffeeshops, automatenhallen, discotheken, hotels en nachtclubs, met uitzondering van het bepaalde in lid 9.1;
  • b. wonen.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.1 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 9.1 genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 9.1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. lid 9.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 9.1 genoemd.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ondergeschikte horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • d. ondergeschikte kleinschalige detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': een sporthal met bijbehorende kantine als ondergeschikte functie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf': het hobbymatig onderhouden van historische vaartuigen;
  • g. sportvoorzieningen met bijbehorende kantine als ondergeschikte functie;
  • h. evenementen;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. ondergeschikte kantoren;
  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. voorzieningen van algemeen nut;
  • o. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • p. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • q. speelvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

10.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat op gronden waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen de bepalingen uit Artikel 22 van toepassing zijn met betrekking tot de toegestane goot- en bouwhoogte;
  • c. het bebouwingspercentage maximaal 100 % bedraagt, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven.
10.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 meter bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 m;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. wonen.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de versterking, herstel en/of ontwikkeling van (potentiële) landschapswaarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. met uitzondering van:
    • 1. verlichtingsarmaturen;
    • 2. vlaggenmasten;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. kunstwerken;

waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van grondroeractiviteiten, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het aanleggen, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, vijver, greppels en andere wateren;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil, anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- of pompputten;
  • g. het vellen en rooien van houtgewas;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij behorende constructies.
11.3.2 Uitzondering

Het in lid 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet 1998;
  • d. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
11.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige of potentiële natuurwaarden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij een deskundige inzake natuurwaarden.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op niet permanente verblijfsrecreatie;
  • b. een kampeerterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', een jachthaven;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. water;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

12.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100 %.
12.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 onder a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. wonen;
  • b. permanent verblijf.

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

met de daarbijbehorende:

  • a. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • b. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • c. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. bijgebouwen, zoals erkers en serres uitsluitend in aansluiting op woningen;
  • b. een vrijstaand bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. uitbouwen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'uitbouw toegestaan';
  • d. luifels en dakoverstekken;
  • e. balkons;
  • f. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

13.2.2 Bijgebouwen
  • a. de breedte bedraagt aan de voorzijde maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 m;
  • b. de maximale hoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van een bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'uitbouw toegestaan' maximaal 3 m bedragen;
  • d. de maximale diepte bedraagt 25% van de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin', met een maximum van 1,5 m;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'uitbouw toegestaan' is op een aangebouwd bijgebouw een afscheiding toegestaan met een hoogte van 1 m gemeten vanaf bovenkant van het bijgebouw;
  • f. de maximale oppervlakte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt 6 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f mag de oppervlakte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'uitbouw toegestaan' maximaal 12 m bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' mag het aanduidingsvlak voor 100 % worden bebouwd.
13.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. pleinen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen;

met de daarbij behorende:

  • f. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • g. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. fietsenstallingen;
  • k. straatmeubilair;
  • l. kunstwerken;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. voorzieningen van algemeen nut.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van overige bouwwerken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en pleinen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. evenementen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens een terras;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats', tevens een standplaats voor detailhandel;

met de daarbij behorende

  • g. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • h. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. fietsenstallingen;
  • l. straatmeubilair;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. voorzieningen van algemeen nut.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van overige bouwwerken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', tevens een jachthaven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - scheepvaartverkeer': scheepvaartverkeer;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - historische woonschepenligplaats': 18 ligplaatsen voor historische woonschepen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': tevens een aanlegsteiger;

met de daarbij behorende:

  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterafvoer en waterberging;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. extensief recreatief gebruik.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van:

  • a. woonschepen;
  • b. steigers;
  • c. andere overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

16.2.2 Steigers
  • a. Steigers zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'.
16.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. met uitzondering van:
    • 1. verlichtingsarmaturen;
    • 2. vlaggenmasten;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. kunstwerken;

waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen.

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroepsmatige activiteiten aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, met een maximum van 50 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage': voor garageboxen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': voor maatschappelijke voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': voor detailhandel.

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen en erven;
  • g. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • h. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • i. parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

17.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag maximaal 1 woning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' voor twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' voor aaneengebouwde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen', voor patiowoningen;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde woningen 3 m aan één zijde;

met dien verstande dat bij aaneengebouwde woningen in de perceelsgrens mag worden gebouwd;

  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat op gronden waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen de bepalingen uit Artikel 22 van toepassing zijn met betrekking tot de toegestane goot- en bouwhoogte.
17.2.3 Bijgebouwen
  • a. de bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. buiten het bouwvlak bedraagt het maximum bebouwingspercentage 60% van het gehele bouwperceel, met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw;
  • f. de afstand van bijgebouwen tot aan de voorgevellijn bedraagt minimaal 1 meter.
17.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 6 m mag bedragen, met dien verstande dat er maximaal één per woning is toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mogen niet meer dan 2,5 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 17.2.3 sub b voor een hoger aangebouwd bijgebouw, mits:

  • a. het een bijgebouw betreft dat is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
  • b. het bijgbouw ten minste 3 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.2 Erfafscheiding

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 17.2.4 sub a voor een hogere erfafscheiding voor de voorgevellijn, mits:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruiken van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij woningen als gastenverblijf;
  • e. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in 1.94 onder c.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4.1 onder b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeropppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voorzover bedoeld in 1.94 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.
17.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 17.4.1 onder c voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning tegelijkertijd ten behoeve van mantelzorg mag worden verleend;
  • e. mantelzorg in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg.

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapeld wonen;
  • b. beroepsmatige activiteiten aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten aan huis, met een maximum van 50 m2;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • e. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • f. parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overige bouwwerken;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

18.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100 % worden bebouwd;
  • c. het is niet toegestaan om bestaande woningen te splitsen in meerdere woningen, zodanig dat het bestaande aantal woningen wordt vermeerderd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mogen bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat op gronden waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen de bepalingen uit Artikel 22 van toepassing zijn met betrekking tot de toegestane goot- en bouwhoogte.
18.2.3 Bijgebouwen
  • a. de bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de bouwaanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
18.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorste bouwgrens maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 6 m mag bedragen, met dien verstande dat er maximaaléén per bestemmingsvlak is toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mogen niet meer dan 2,5 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 18.2.3 sub b voor een hoger aangebouwd bijgebouw, mits:

  • a. het een bijgebouw betreft dat is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.3.2 Erfafscheiding

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 18.2.4 sub a voor een hogere erfafscheiding voor de voorgevellijn, mits:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de parkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruiken van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van bijbehorende bijgebouwen bij woningen als gastenverblijf;
  • e. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel als bedoeld in 1.94 onder c.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.4.1 onder b ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn:
    • 2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m2 bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeropppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij het een webwinkel betreft voorzover bedoeld in 1.94 onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d.
18.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.4.1 onder c voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning tegelijkertijd ten behoeve van mantelzorg mag worden verleend;
  • e. mantelzorg in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

19.1.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

19.2 Bouwregels

Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
19.4.2 Uitzondering op verbod

Het verbod als bedoeld in 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
19.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.

19.4.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 19.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de historische kern.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voorzover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 50 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; of
  • c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • d. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
20.3.2 Archeologische rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

20.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in lid 20.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

20.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,3 m;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,3 m;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
20.5.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 20.5.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracé’s van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of beheer betreffen dan wel van ondergeschikt belang zijn;
  • c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond en door het bevoegd gezag is goedgekeurd, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
20.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
20.5.4 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 20.5.3 onder c, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

20.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 50 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,30 m onder het bestaande peil;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de vergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
20.7 Wijzigingsbevoegdheid
20.7.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

20.7.2 Advies

Alvorens de in lid 20.7.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de hoge archeologische verwachting.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voorzover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; of
  • c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • d. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
21.3.2 Archeologische rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

21.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in lid 21.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

21.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,3 m;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
21.5.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 21.5.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracé’s van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of beheer betreffen dan wel van ondergeschikt belang zijn;
  • c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond en door het bevoegd gezag is goedgekeurd, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
21.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
21.5.4 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 21.5.3 onder c, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

21.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,30 m onder het bestaande peil;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de vergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
21.7 Wijzigingsbevoegdheid
21.7.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

21.7.2 Advies

Alvorens de in lid 21.7.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

Artikel 22 Waarde - Beschermd stadsgezicht

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding van de karakteristieke, met historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht welke structuur en kwaliteit in het bijzonder bestaan uit niveauverschillen in het terrein ter plaatse van wallen, bastions en ravelijnen alsmede de schaal, parcellering, sfeer en korrelgrootte van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimten;
  • b. het behoud van functionele ontwikkelingsmogelijkheden voor de vesting waarbij evenwicht moet worden gevonden met de karakteristiek van de vesting zoals hierboven aangegeven;
  • c. het behoud van het oorspronkelijke karakter en de oorspronkelijke structuur van openbare ruimten.
22.2 Bouwregels

Op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van de ondersteuning en versterking van het beschermd stadsgezicht en ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder en niet meer bedragen dan blijkt uit de 'Gevel- en kappenkaart', zoals opgenomen in bijlage 3;
  • b. de nokrichting en kapvorm van een hoofdgebouw dient te voldoen aan hetgeen is aangegeven op de 'Gevel- en kappenkaart', zoals opgenomen in bijlage 3;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een dakhelling van ten minste 50° voor kappen haaks op de openbare weg en ten minste 40° voor langskappen, doch in geval de bestaande dakhelling daarvan afwijkt, is die dakhelling toegestaan;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet minder en niet meer bedragen dan hetgeen, met inachtneming van scheidingslijnen, is aangegeven op de 'Gevel- en kappenkaart', zoals opgenomen in bijlage 3.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 22.2 onder b en c, ten behoeve van het bouwen van een hoofdgebouw met een andere nokrichting en kapvorm dan is aangegeven op de 'Gevel- en kappenkaart' zoals opgenomen in bijlage 3, en een andere dakhelling, mits daardoor de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
  • b. lid 22.2 onder a, ten behoeve van het verbouwen van twee zijdelings aan elkaar grenzende gebouwen tot een maximum van twee gebouwen, op geen van welke deze afwijking eerder is toegepast, tot een geheel, mits:
    • 1. binnenwerks achter de voorgevel een scheidingsmuur aanwezig blijft of wordt gebouwd ter hoogte van de oorspronkelijke gemeenschappelijke scheidingsmuur, tot een diepte van ten minste 4 m;
    • 2. daardoor de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast; en
    • 3. de samenvoeging niet onomkeerbaar is.
22.3.2 Beschermde waarden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2, indien het behoud, het herstel en/of de versterking niet meer haalbaar en/of wenselijk is/zijn.

22.3.3 Toepassingsvoorwaarden

Een in lid 22.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische aspecten en detaillering niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast en vooraf advies is ingewonnen bij de monumentencommissie.

22.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

22.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
22.4.3 Voorwaarden

Een in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 23 Waterstaat - Rivierbed

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Rivierbed Waterstaat - Rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  • a. de bescherming en het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed;
  • b. het behouden van de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging.
23.2 Bouwregels

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Rivierbed' mede bestemde gronden.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. de bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. Bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de waterbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waterstaat - Rivierbed' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • c. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
23.4.2 Uitzonderingen

Het in 23.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
23.4.3 Toetsingscriteria

De in 23.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

De in lid 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning wint bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering, waterhuishouding en waterstaat.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

24.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering' mede bestemde gronden.

24.2.2 Uitzonderingen

Het onder 24.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mits:

  • a. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan 8 meter.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 24.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • d. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • e. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.

Voor deze werken en/of werkzaamheden dient tevens een watervergunning te worden aangevraagd bij de waterbeheerder.

24.4.2 Uitzonderingen

Het in 24.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
24.4.3 Toetsingscriteria

De in 24.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de waterstaat en/of de waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

Artikel 25 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. onderhoud, beheer en instandhouding van de aangrenzende waterkering;
  • b. een duurzame hoogwaterbescherming ten behoeve van de veiligheid;
  • c. waterberging en afvoer van hoogwater, sediment en ijs;
  • d. de zorg voor de waterhuishouding en de daarvoor noodzakelijke werken;
  • e. het functioneren van de vaarweg en de veiligheid van het scheepvaartverkeer, uitsluitend voor zover het betreft de gronden die gelegen zijn binnen een zone van 20 meter, gemeten vanaf de gemiddelde waterstandslijn van de Waal en de Afgedamde Maas.
25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

25.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' mede bestemde gronden.

25.2.2 Uitzonderingen

Het onder 25.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' met een maximale bouwhoogte van 6 meter.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 25.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de belangen van de waterstaatkundige functie daardoor niet onevenredig worden aangetast en de waterbeheerder daarover heeft geadviseerd.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, op de in 25.1 bedoelde gronden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het dempen van watergangen en/of waterpartijen;
  • d. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties;
  • e. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting.
25.4.2 Uitzonderingen

Het in 25.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
25.4.3 Toetsingscriteria

De in 25.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de belangen van de waterstaat en de waterkering daardoor niet onevenredig worden aangetast en de waterbeheerder daarover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

27.1 Ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen, met dien verstande, dat:

  • a. het bouwwerk loodrecht onder het hoofdgebouw en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt gebouwd;
  • b. de maximale diepte van een ondergronds bouwwerk ten behoeve van een zwembad 6 meter bedraagt en alle andere ondergrondse bouwwerken 3,5 m, gemeten vanaf de onderkant begane grond.
27.2 Bestaande maten
27.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

27.2.2 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 27.2.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

27.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.
27.4 Parkeernormen
27.4.1 Algemeen

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

  • a. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Notitie parkeren, behorende bij deze regels;
  • b. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto’s moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s;
  • c. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
27.4.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 27.4.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

27.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in artikel 27.4.1 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

28.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden bestemd als 'Recreatie'.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 ecologische hoofdstructuur
29.1.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten en omgevingscondities die aan realisering van EHS in de weg staan.

29.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in lid 29.1.1 niet worden gebouwd.

29.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het verrichten van grondroeractiviteiten, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • 2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • 3. het aanleggen, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, vijver, greppels en andere wateren;
  • 4. het verlagen van het grondwaterpeil, anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • 5. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • 6. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- of pompputten;
  • 7. het vellen en rooien van houtgewas;
  • 8. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • 9. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij behorende constructies.

  • b. Uitzondering

Het in lid 29.1.3 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • 1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 3. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet 1998;
  • 4. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.

  • c. Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 29.1.3 onder a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige of potentiële natuurwaarden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij een deskundige inzake natuurwaarden.
29.2 karakteristieke bebouwing
29.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

29.2.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

  • b. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 29.2.2 onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

  • c. Voorwaarden

Een in lid 29.2.2 onder a genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

29.3 zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen
29.3.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen van dat gebied.

29.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in lid 29.3.1 niet worden gebouwd.

29.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in 29.3.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • 1. het vergraven, beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing;
  • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;
  • 3. het ophogen van gronden.

  • b. Uitzondering

Het in 29.3.3 onder a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • 2. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • 3. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.

  • c. Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 29.3.3 onder a zijn slechts toelaatbaar nadat het bevoegd gezag indien nodig daarover een advies hebben ingewonnen van het waterschap.

29.4 zoekgebied voor ecologische verbindingszone
29.4.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor ecologische verbindingszone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ontwikkeling en instandhouding van een ecologische verbindingszone.

29.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in lid 29.4.1 niet worden gebouwd.

29.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in 29.4.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • 1. het vergraven, beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing;
  • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;
  • 3. het ophogen van gronden.

  • b. Uitzondering

Het in 29.4.3 onder a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • 2. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • 3. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.

  • c. Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 29.4.3 onder a zijn slechts toelaatbaar nadat het bevoegd gezag indien nodig daarover een advies heeft ingewonnen van het waterschap.

29.5 groenblauwe mantel
29.5.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en het herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, ecologische en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied.

29.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in 29.5.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • 1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,6 meter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • 2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • 3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

  • b. Uitzondering

Het in 29.5.2 onder a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • 2. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • 3. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.

  • c. Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 29.5.2 onder a zijn slechts toelaatbaar nadat het bevoegd gezag indien nodig daarover een advies heeft ingewonnen van het waterschap.

29.6 vrijwaringszone - dijk
29.6.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

29.6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' mag niet worden gebouwd.

29.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.6.2 onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
29.7 vrijwaringszone - molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'gelden de volgende bouwregels:

29.7.1 Bouwregels
  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/50 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen rechtstreeks toegestaan:
    • 1. het betreft een bestaand bouwwerk met een grotere hoogte;
    • 2. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
      • de hoogte en breedte blijven binnen de hoogte en breedte van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
      • het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze bestemming geldende bestemming.
  • d. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige beplanting dan wel bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a en b bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
29.7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' binnen een afstand van 400 m tot het middelpunt van de molen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
  • b. het ophogen van gronden.
29.7.3 Uitzonderingen

Het verbod van lid 29.7.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan vergund en in uitvoering zijn;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend;
  • c. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is, niet hoger is dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de gebouwen op het zelfde bouwperceel zoals in het plan is toegestaan of het laagste punt van een zuiver verticaal staande wiek van de molen.
29.7.4 Voorwaarden
  • a. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een molendeskundige over de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het huidige en / of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en / of de waarde van de molen als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element onevenredig in gevaar brengen of kunnen brengen.
29.8 vrijwaringszone - schootsveld
29.8.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - schootsveld' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van het schootsveld.

29.8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - schootsveld' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 2. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen;
  • 3. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting c.q. het kappen daarvan;
  • 4. het wijzigen van het profiel van straten, stegen en pleinen;
  • 5. het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan.

  • b. Uitzondering

Het bepaalde in lid 29.8.2 onder a is niet van toepassing:

  • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • 2. op werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn.

  • c. Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.8.2 kan slechts worden verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind.

29.9 vrijwaringszone - vaarweg
29.9.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van een goede doorvaart van de scheepvaart

29.9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7 m.
29.9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.9.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en mits:

  • a. de doorvaart van de scheepvaart niet wordt belemmerd;
  • b. de zichtlijnen voor de scheepvaart niet worden gehinderd;
  • c. de zichtlijnen voor bedienings- en begeleidingsobjecten niet worden gehinderd;
  • d. de toegankelijkheid voor hulpdiensten vanaf de wal niet wordt beperkt;
  • e. de mogelijkheid tot het uitvoeren van beheer en onderhoud niet wordt belemmerd;
  • f. advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

30.1 Afwijken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, met dien verstande dat deze omgevingsvergunning niet verleend kan worden voor woonschepen;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 20 m.
30.2 Afwijken Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van een Bed and Breakfast onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  • d. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • e. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • f. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • g. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer
  • h. er dient te worden voldaan aan de parkeernormen van CROW publicatie 182;
  • i. de Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • j. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
30.3 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.1 en 30.2, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

31.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen voor wat betreft:

  • a. de grens van de bestemming 'Water' en de grens van de aangrenzende bestemmingen alsmede het uitbreiden van de primaire bestemming waterkering, indien en voor zover dit noodzakelijk is in verband met het uitvoeren van kaderconstructiewerkzaamheden aan de oever van de Vecht, gehoord de waterbeheerder;
  • b. de bestemming 'Verkeer' te verbreden voor zover zulks noodzakelijk of gewenst is in verband met het creëren van een duurzaam veilige weg, mits de archeologische en aardkundige waarden daardoor niet, danwel door het treffen van voorzieningen, onevenredig worden aangetast;
  • c. de grenzen van bestemmingen dusdanig aan te passen dat het bouwvlak van een bestaande woning, voor zover gelegen binnen de bestemming Wonen, kan worden verplaatst, voor zover zulks noodzakelijk of gewenst is voor het creëren van een verantwoord woonmilieu, mits de nieuwe oppervlakte van het bouwvlak niet meer dan 120 m² zal bedragen.
31.2 Terrassen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen en een nieuw horecaterras toestaan, danwel een bestaand terras verplaatsen door de aanduiding 'terras' toe te voegen dan wel te verplaatsen, met in achtneming van het volgende:

  • a. het terras gelegen is binnen (het verlengde van) de perceelsgrenzen van de inrichting waar het terras bij hoort;
  • b. de afstand van het terras tot de rijbaan ten minste 1,5 meter is;
  • c. er op een trottoir een loopstrook resteert van ten minste 2 meter;
  • d. op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening een terrasvergunning kan worden verleend;
  • e. de volgende bouwregels in acht worden genomen:
    • 1. de bouwhoogte van een horecaterrasscherm bedraagt maximaal 1,50 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een horecaterrasoverkapping bedraagt maximaal 4 meter, waarbij de uitvalschermen onder een hellingshoek van 200 gemonteerd dienen te worden;
    • 3. de hoogte van parasols bedraagt maximaal 5 meter;

Van het bepaalde onder a, b en c kan worden afgeweken wanneer de inrichting of het gebruik van de openbare ruimte ter plaatse hier aanleiding toe geeft.

31.3 Wijzigingsgebied

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de gronden aangewezen als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' te wijzigen ten behoeve van het realiseren van enkele woningen, met inachtneming van het volgende :

  • a. de woningen mogen vrijstaand dan wel twee aaneen worden gebouwd;
  • b. de wijziging mag uitsluitend zo geschieden dat ten hoogste één woning wordt gebouwd per kalenderjaar;
  • c. de diepte van het bouwvlak mag maximaal 20 meter bedragen;
  • d. de volgende bouwregels in acht worden genomen:
    • 1. de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 3,5 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 6 meter;
    • 3. de inhoudsmaat van een woning mag maximaal 750 m3 bedragen;
  • e. de afstand tussen woningen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, dient ten minste te bedragen:
    • 1. tussen een vrijstaande woning en een andere woning aan beide zijden 6 meter;
    • 2. tussen een twee aaneengebouwde woning aan een zijde 6 meter, de andere zijde is verbonden met de andere aaneengebouwde woning;
  • f. het agrarisch gebruik op de aangrenzende gronden is beëindigd;
  • g. de realisatie van de woningen de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast;
  • h. met bodemonderzoek wordt aangetoond dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • j. uit onderzoek is gebleken dat de wijziging geen negatieve effecten heeft op de flora- en fauna.

Artikel 32 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
33.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 33.1 en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in lid 33.1 met maximaal 10%.

33.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 33.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

33.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 33.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

33.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 33.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

33.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 33.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kom Woudrichem - Oudendijk' van de gemeente Woudrichem