Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Uitwijk- Waardhuizen 2007, wijzigingsplan Hoefpad – 2014
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0874.UWWHWP201401-VSG1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
  1. het plan:
    het wijzigingsplan “Uitwijk- Waardhuizen 2007, wijzigingsplan Hoefpad – 2014”, vervat in deze regels en in de verbeelding;
  2. de verbeelding:
    de kaart NL.IMRO.0874.UWWHWP201401-VSG1 die deel uit maakt van het plan;
  3. aan-of uitbouw:
    een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een wo­ning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks toegankelijk is;
  4. agrarisch bouwperceel:
    een op de plankaart door een grens van een agrarisch bouwper­ceel omgeven oppervlakte van gronden, waarbuiten geen ge­bouwen mogen worden gebouwd, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;
  5. ander bouwwerk:
    een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
  6. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
  7. bebouwingsgrens:
    een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die door ge­bouwen niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens de­ze regels is toegestaan;
  8. bebouwingsvlak:
    een op de plankaart door bebouwingsgrenzen begrensd vlak van gronden, waarbuiten geen gebouwen mogen worden gebouwd, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;
  9. bebouwingspercentage:
    de oppervlakte van de bebouwing binnen een bebouwingsvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bebou­wingsvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de opper­vlakte van dat vlak;
  10. bestemmingsvlak:
    een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak van gronden met eenzelfde bestemming;
  11. bijgebouw:
    een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd ge­bouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan een woning, zoals een garage of huishoudelijke bergruimte;
  12. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
  13. bouwwerk:
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
  14. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder wordt begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  15. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  16. hoogtescheidingslijn:
    een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen delen van vlakken, voor welke delen verschillende hoogtebepalingen gelden;
  17. onderkomen:
    een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
  18. oorspronkelijke woning: de woning, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een ander oudtijds verworven recht;
  19. seksinrichting:
    een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
  20. voorgevel:
    de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

Artikel 2 Wijze van meten

Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:
  1. de oppervlakte van een gebouw: ter hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren;
  2. de goothoogte van een gebouw: van de bovenkant van de goot of daarmede gelijk te stellen  constructiedeel, tot de gemiddelde hoogte van het aan het gebouw aansluitende afgewerkte terrein, behoudens bij een gebouw gelegen in het talud van een dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg, waar wordt gemeten tot de kruin van de dijk;
  3. de hoogte van een bouwwerk: van het hoogste punt van het bouwwerk tot de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten en antennes niet meegerekend; het hoogste punt van een windmolen is het hoogste punt van de rotor; in afwijking daarvan wordt bij een gebouw gelegen in het talud van een dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg, gemeten tot de kruin van de dijk;
  4. de inhoud van een gebouw: boven de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De op de plankaart als "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. Wonen, en
    2. paden en nutsvoorzieningen.
Toegestane bouwwerken
  1. Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aan-of uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.1 sub 2 , gelden de volgende bepalingen:
 
gebouwen
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bebouwingsvlakken;
 
woningen
  1. per bouwblok mag maximaal 1 woning worden opgericht;
  2. voorgevels van woningen mogen uitsluitend worden gebouwd, in de op de plankaart aangegeven "voorgevellijn", of ten hoogste 3 m achter die lijn;
  3. de afstand van de zijgevel van een woning tot de zijdelingse per­ceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  4. de diepte van woningen mag, gemeten vanuit de voorgevel van de woning, niet meer bedragen dan:
    1. 15 m voor twee aaneen gebouwde woningen, en
    2. 20 m voor vrijstaande;
  5. de goothoogte en hoogte van woningen mogen niet meer bedra­gen dan op de plankaart, met inachtneming van hoogteschei­dingslijnen, is aangegeven;
aan-of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  1. aan-of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitslui­tend worden gebouwd, vanaf de weg gezien, op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevellijn van de betreffende woning, waarvan de goothoogte en de hoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, doch in ieder geval niet meer dan de goothoogte en hoogte van de betreffende woning, een en ander onverminderd het bepaalde onder lid 3.2 sub e;
  2. in afwijking van het bepaalde onder lid 3.2 sub g, mogen tussen de voorge­vel van de woning en de op de plankaart aangegeven "voorgevel­lijn", aan-of uitbouwen worden gebouwd, waarvan de goothoogte en de hoogte niet meer mogen bedragen dan de goothoogte en de hoogte van de betreffende woning;
 
bebouwingspercentage en oppervlakten
  1. buiten de oorspronkelijke woning -zonder latere uitbreidingen ­mag ten hoogste 50% worden bebouwd van de overblijvende bij de woning behorende gronden als bedoeld in lid 3.1 sub 1;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bouwvergunningplichtige bijge­bouwen en overkappingen mag bij elke woning niet meer dan 60 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder lid 3.2 sub i;
  3. de oppervlakte van een overkapping met een open constructie mag niet meer dan 30 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder lid 3.2 sub i;
aan-of uitbouwen buiten bebouwingsvlak
  1. in afwijking van het bepaalde onder lid 3.2 sub a, mogen aan-of uitbouwen, zoals ingangspartijen en erkers, buiten het bebouwingsvlak en vóór het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m² en tot een diepte van 1,5 m uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder lid 3.2 sub i;
hoogte andere bouwwerken
  1. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken
max. hoogte
pergola's
3 m
palen en masten
6 m
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat
2 m
overige erf- of perceelafscheidingen
1 m
overige andere bouwwerken, niet zijnde vlaggenmasten
2 m

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en hoogte van bijgebouwen, die hetzij in de erfscheiding hetzij binnen een afstand van 1,5 m hiervan worden ge­bouwd, althans voorzover die bijgebouwen een hoogte van meer dan 3 m zullen krijgen, teneinde te voorkomen dat die bijgebouwen one­venredige beschaduwing teweeg brengen van aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4.1 Praktijkruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 sub 2, ten behoeve van het binnen het bouwblok bouwen van een praktijkruimte, als gebouw bij een woning. Voor het bouwen gelden de volgende eisen:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van in de aanhef bedoelde praktijkruimten op en in de bij eenzelfde woning behorende gronden als bedoeld in lid 3.1 sub 1, mag niet meer bedragen dan 60 m2, zo nodig in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 sub i;
  2. de goothoogte van een praktijkruimte mag niet meer dan 3 m en de hoogte niet meer dan 6 m bedragen.
3.4.2 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 sub 1 onder a, ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten of detailhandel in een woning, aan-of uitbouwen en bijgebouwen, mits:
  1. het betreft bedrijven:
    1. die niet milieuvergunningplichtig zijn, en
    2. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving,
  2. het geen horeca betreft,
  3. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten of detailhandel niet meer dan 50 m² per woning bedraagt, in een woning in ieder geval niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning,
  4. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt, en
  5. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers-en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    2. behoudens in-en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaats vinden.
3.4.3 Afwijken "Voorgevellijn"
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 sub c, ten behoeve van het bouwen van de voorgevel van een woning in afwijking van een op de plankaart aangegeven "voorgevellijn", en wel met een afwijking van ten hoogste 3 m in de lengterichting van die lijn en aan één van de uitersten daarvan, mits:
  1. per geval het aantal woningen ter plaatse gelijk blijft, en
  2. het bepaalde in lid 3.2 sub d, in acht wordt genomen.
3.4.4 Bouwen bij woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 sub c, ten behoeve van het bouwen van de voorgevel van een woning in afwijking van een op de plankaart aangegeven "voorgevellijn", en wel met een afwijking van ten hoogste 3 m in de lengterichting van die lijn en aan één van de uitersten daarvan, mits:
  1. per geval het aantal woningen ter plaatse gelijk blijft, en
  2. het bepaalde in lid 3.2 sub d, in acht wordt genomen.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid ligging voorgevellijnen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte blijkt te bestaan en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van voorgevellijnen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. op geen van de gevels van een woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  2. de afstand tussen achtergevels van tegenover elkaar liggende woningen mag nergens minder dan 20 m bedragen;
  3. de afstand tussen voorgevels van tegenover elkaar liggende woningen mag nergens minder dan 20 m bedragen.
3.5.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwhoogte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte blijkt te bestaan en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, het bepaalde in lid 3 sub f zodanig te wijzigen dat de woning uit niet meer dan 2 bouwlagen en een kap mag bestaan, met dien verstande dat de goothoogte en hoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m, mits de privacy en de bezonning op het naastgelegen perceel niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart als "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds,
  2. waterhuishouding, en
  3. overbrugging, ter hoogte van de op de plankaart voorkomende aanduiding "overbrugging".

4.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten, en paden, zoals duikers en bruggen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

In de op de plankaart als "Waarde - Archeologie" aangeduide gronden zijn archeologische waarden aanwezig dan wel naar verwachting aanwezig. In afwijking van het overigens in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.2.1 Verplichting
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 5.2.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het ophogen en egaliseren van gronden.
5.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  3. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan.
5.2.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en.
  2. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

5.3.1 Wijziging of verwijdering van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie"
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding "Waarde - Archeologie", de verbeelding en de regels van het plan te wijzigen zodanig dat:
  1. de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de plankaart wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  2. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Om aan de in het plan vereiste maten te voldoen, komen geen gronden in aanmerking, die afkomstig zijn van een ander terrein, voorzover dat terrein daardoor niet meer aan die maten zou voldoen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde. Het gebruik ten behoeve van een seksinrichting wordt in ieder geval als gebruik in strijd met de bestemming of het plan aangemerkt.

7.2 Vormen van verboden gebruik

Een verboden gebruik als bedoeld in lid 7.1, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden,
  1. als stand- of ligplaats van mobiele kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

7.3 Vrijstelling

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 7.2 sub a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van deze regels:
    1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen en, bouwwerken voor maatschappelijke doeleinden, zoals jongeren-ontmoetingsplekken, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
    2. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-en bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
    3. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
    4. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 20 m.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 8.1 sub 1, kan niet indien enig aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden kan worden voorkomen.

8.2 Detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het inrichten en verbouwen van de begane grond van gebouwen binnen die bestemmingen voor detailhandel tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van 150 m² per woning of bedrijfs-of andere vestiging, mits:
  1. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt, en
  2. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers-en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden,
    2. en behoudens in-en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaats vinden.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, indien en voorzover dringende redenen die na de terinzagelegging van het ontwerp van het plan te hunner kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voorzover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmings-en bebouwingsgrenzen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwblokken en agrarisch bouwpercelen met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 10.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 sub a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde in lid 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in lid 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Het plan kan worden aangehaald als wijzigingsplan  "Uitwijk- Waardhuizen 2007, wijzigingsplan Hoefpad – 2014 ".