Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerrein De Rietdijk 2015-2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0874.RTDKBP201502-VSG1
1 Inleidende regels
   
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Rietdijk 2015-2 met identificatienummer NL.IMRO.0874.RTDKBP201502-VSG1 van de gemeente Woudrichem.
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aanduidingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
 
1.6 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.8 bebouwingsgrens
De op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.
 
1.9 bebouwingspercentage
Een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het bouwvlak van het betreffende bedrijf aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.10 bedrijf
Een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, niet zijnde detailhandel.
 
1.11 bedrijfsgebouw
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte
De totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke. 
 
1.13 bedrijfswoning / dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.
 
1.14 bestaand (in relatie tot bebouwing)
Aanwezige legale dan wel vergunde bebouwing ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
 
1.15 bestaand (in relatie tot gebruik)
Aanwezig legaal dan wel vergund gebruik ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
 
1.16 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.17 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.18 Bevi-inrichting
Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.19 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
 
1.20 bijgebouw
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en/of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.21 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.23 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.24 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.25 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.26 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.28 fitnesscentrum
een gebouw/centrum waar mensen tegen betaling en met behulp van daartoe voorziene fitnessapparatuur aan lichaam en conditie werken door lichamelijke beweging in de vorm van ritmische beweging (al dan niet op muziek), fitnesstraining, krachttraining en groepslessen;
 
1.29 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.30 horeca, categorie 2
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren en / of (alcoholische dranken) die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood, broodjeszaken/lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en /of tearoom, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant;
 
1.31 internetdetailhandel
Detailhandel in goederen via het internet, zonder uitstalling van goederen ter plaatse. a. een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt; b. een internetwinkel met opslag- en verzendfunctie; c. een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid.
 
1.32 kantoor
Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.
 
1.33 kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
 
1.34 maaiveld
De gemiddelde hoogte van het natuurlijk terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.
 
1.35 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.36 ondergeschikte functie
Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt, tenzij elders in deze regels anders is bepaald.
 
1.37 peil
  1. Voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 plaatsgebonden risico
Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
 
1.39 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.40 risicovolle inrichting
Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten .
 
1.41 seksinrichting
Een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.42 vloeroppervlakte
Dit betreft de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten (volgens NEN 2580) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.
 
1.43 volumineuze (grootschalige) detailhandel:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
 
1.44 voorgevel
Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
 
1.45 woning of wooneenheid
Een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
1.46 zeer kwetsbare groepen
groepen van personen met een permanente functionele beperking, te weten personen die door geestelijke of lichamelijke beperking, door zeer jonge leeftijd of door detentie niet in staat zijn om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van buitenaf, binnen korte tijd in veiligheid te brengen (vluchten), of bescherming te zoeken tegen de nadelige effecten van een calamiteit (schuilen);
 
voorbeelden van functies en voorzieningen waar deze groepen zich bevinden zijn: basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, opvang gehandicapten, sociale werkplaatsen en penitentiaire inrichtingen;
 
1.47 zijdelingse perceelsgrens
De grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 afstand tot de perceelsgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
 
2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
De afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de perceelsgrens.
 
2.3 afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
 
2.4 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.8 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijventerrein
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, 3.1 of 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  2. bedrijfsgebonden kantoren, ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkende industrie categorie 4.1’ tevens kunststofverwerkende industrie tot en met categorie 4.1;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machine- en apparatenfabriek categorie 4.1' tevens een machine- en apparatenfabriek tot en met categorie 4.1;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden categorie 4.1’ tevens een bedrijf voor vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden tot en met categorie 4.1;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van voedingsmiddelen categorie 4.1' tevens een bedrijf voor vervaardiging van voedingsmiddelen tot en met categorie 4.1;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens zelfstandige kantoren;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' tevens horeca categorie 2;
  9. ter plaatse van de aanduiding ‘fitnesscentrum’ tevens een fitnesscentrum;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandelsbedrijven;
  11. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op internetdetailhandel als bedoeld in artikel 1, lid 1.30 a en b;
  12. wegen en paden,
  13. waterhuishouding, en
  14. groen- parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;
  15. met dien verstande dat de oppervlakte van gronden behorende bij eenzelfde bedrijfsvestiging niet meer dan 5.000 m² mag bedragen; indien de bestaande oppervlakte van de gronden behorende bij eenzelfde bedrijfsvestiging reeds meer bedraagt dan 5.000 m2 geldt de bestaande oppervlakte als maximum;
  16. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' tevens een zend- en ontvangstinstallatie.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen, ten dienste van de bestemming, zoals bedrijfsgebouwen en nutsgebouwen,
  2. ten hoogste één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en
  3. bij een en ander behorende andere bouwwerken, zoals palen, masten, luifels, uitstal- en reclamevoorzieningen, straatmeubilair en terreinafscheidingen.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:
  1. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 75%, tenzij anders aangegeven;
  2. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak , hierbij moet een afstand van ten minste 5 m tot wegen met bijbehorende paden en bermen worden aangehouden. In afwijking van vorenstaande, geldt dat:
    1. bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan en
    2. gebouwen voor nutsvoorzieningen tevens ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mogen worden gebouwd;
  3. de inhoud van een bestaande bedrijfswoning mag niet meer dan 500 m³ bedragen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bestaande bedrijfswoning behorende bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  5. de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken
max. bouwhoogte
bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen:
10 m
bijgebouwen en andere gebouwen, zoals ten behoeve van nutsvoorzieningen:
6 m met een goothoogte van 3 m
licht- en andere masten, reclametekens en technische installaties:
15 m
luifels:
5 m
erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken:
2 m
  1. in afwijking van het bepaalde onder e, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  2. in zoverre in afwijking van het bepaalde onder e, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen' ten hoogste één schoorsteen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 30 m mag bedragen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder e, mag ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ ten hoogste één zendmast worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 53 m mag bedragen.
3.3 Nadere Eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing en de inrichting van de gronden:
  •  ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  •  ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  •  ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken voor: 57
"Bedrijventerrein De Rietdijk 2015-2" (ontwerp)
  1. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 3.1 onder j en k en detailhandelsbedrijven in brand en explosiegevaarlijke stoffen, auto’s , boten, caravans en grove bouwmaterialen;
  2. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  3. de vestiging van functies voor zeer kwetsbare groepen.
  4. opslag buiten bouwwerken, voor zover die gronden zijn gelegen binnen een afstand van 5m tot wegen met bijbehorende paden en bermen, en
  5. voor opslag buiten bouwwerken tot een hoogte die meer bedraagt dan de grootste hoogte van bij het betreffende bedrijf behorende gebouwen, en in ieder geval tot een hoogte van meer dan 10 m.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Ander soort bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1 onder a, ten behoeve van:
  1. het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet genoemd zijn in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 van de in deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, indien de betreffende bedrijfsactiviteiten voor wat betreft milieuplanologische hinder, naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2;
  2. het toestaan van bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid met milieucategorie 4.1, indien de betreffende bedrijfsactiviteiten voor wat betreft milieuplanologische hinder, naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot 2, 3.1 en 3.2.
3.5.2 Internetdetailhandel met afhaalmogelijkheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1 onder k, ten behoeve van een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid, onder de voorwaarde dat:
  • het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer; de activiteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft;
  • het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • er geen sprake is van een showroom en/of uitstalling ter verkoop;
  • de omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van gronden behorende bij eenzelfde bedrijfsvestiging tot een oppervlakte van 10.000 m2, onder de voorwaarde dat gemotiveerd wordt aangetoond dat:
  1. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken voor het bedrijf om op het in gebruik zijnde bouwperceel tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik;
  2. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding of vestiging ter plaatse;
  3. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar of te vestigen op:
    1. een bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijk concentratiegebied; of
    2. een nabijgelegen bovenregionaal bedrijventerrein; of
    3. een regionaal bedrijventerrein.
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen,
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede civieltechnische kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen,
  3. verhardingen ten behoeve van parkeervoorzieningen, op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein',
  4. fiets- en voetpaden,
  5. verhardingen ten behoeve van wegen, zoals bushaltes, in- en uitvoegstroken en in- en uitritten,
  6. straatmeubilair, en beeldende kunstwerken, en
  7. nutsvoorzieningen;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' tevens een zend- en ontvangstinstallatie.
4.2 Bouwregels
 
Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend bij de bestemming behorende bouwwerken en nutsvoorzieningen worden gebouwd waarvan:
  1. de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens palen, masten, beeldende kunstwerken, verkeerstekens en, waarvan de hoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a, ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ ten hoogste één zendmast mag worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 36,5 m mag bedragen.
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik voor parkeren van motorvoertuigen op gronden als bedoeld in lid 4.1, behoudens gronden waar blijkens dat lid parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
 
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. rijbanen en in- en uitvoegstroken,
  2. pleinen, voet- en fietspaden,
  3. parkeervoorzieningen,
  4. bermen en andere groenvoorzieningen,
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen,
  6. bij een en ander behorende voorzieningen en nutsvoorzieningen, en
  7. straatmeubilair, afvalcontainers en beeldende kunstwerken.
5.2 Bouwregels
 
Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend bij de bestemming behorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens palen, masten en verkeerstekens, waarvan de hoogte niet meer dan 9 m mag bedragen.
 
Artikel 6 Water
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterhuishouding,
  2. groenvoorzieningen, oevers en taluds, en
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen .
6.2 Bouwregels
 
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten, en paden, zoals duikers en bruggen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, behoudens palen, masten, beeldende kunstwerken en verkeerstekens, waarvan de hoogte ten opzichte van het maaiveld niet meer dan 9 m mag bedragen.
 
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de middelhoge archeologische verwachtingswaarden.
 
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
 
7.2.2 Uitzondering
Het bepaalde onder 7.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  2. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 50 cm en de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
  3. indien op voorhand door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
7.2.3 Verlening vergunning
Burgemeester en wethouders verlenen de onder 7.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
  1. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  2. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
7.2.4 Voorwaarden verlening vergunning
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.2.5 Weigering
De onder 7.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
 
7.2.6 Advies archeoloog
Alvorens het college beslist over een rapport als bedoeld in 7.2.1, wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
 
7.2.7 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
 
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m ten opzichte van maaiveld;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 50cm;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 50cm bedraagt;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 50 cm;
  6. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 50 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  7. het omzetten van gras naar bouwland;
  8. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 50 cm;
  9. het verlagen van het waterpeil.
7.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  1. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 7.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. de onder 7.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
7.3.3 Verlening vergunning
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 7.3.2 genoegzaam blijkt dat:
  1. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  2. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
7.3.4 Voorwaarden verlening vergunning
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.3.5 Weigering
De onder 7.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
 
7.3.6 Uitzondering
Het in 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die niet dieper gaan dan een diepte van 50 cm of een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2.
 
7.3.7 Advies archeoloog Alvorens het college beslist over een vergunning als bedoeld in 7.3.1, wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  1. Het is verboden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen, indien de oppervlakte meer bedraagt dan 100m² en dieper gaat dan 0,5 m onder maaiveld.
  2. Aan een omgevingsvergunning voor slopen artikel 2.1 lid 1 onder g. Wabo kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige. Hiervoor is een door het college goedgekeurd Programma van eisen vereist.
  3. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het college die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  4. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
 
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Strijdig gebruik
 
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval:
  1. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor opslag-, stort- of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
  2. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik van bouwwerken voor bewoning behoudens de op de verbeelding aangewezen bedrijfswoningen;
  4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
9.2 Parkeernormen
 
9.2.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals die is opgenomen in Bijlage 2 Notitie parkeren.
 
9.2.2 Voorwaardelijke verplichting
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals die is opgenomen in Bijlage 3 Notitie parkeren.
 
9.2.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 en 9.2.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
 
9.2.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 9.2.1 en 9.2.2 bedoelde parkeernormen te wijzigen.
 
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:
  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Algemene wijzigingen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:
  1. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  2. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.
11.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen: het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Rietdijk 2015-2'.