direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied - Provincialeweg Noord 96, Watertoren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.BUITBP201805-VST1

Regels

 

Inhoud:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

 

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van inrichtingen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied - Provincialeweg Noord 96, Watertoren herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0874.BUITBP201805-VST1 van de (voormalige) gemeente Woudrichem, thans gemeente Altena;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhankelijke woonruimte:

een afzonderlijke ruimte bij de bedrijfswoning, en gevestigd in de watertoren waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.6 archeologische waarden:

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 Bed and Breakfast:

het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.9 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.11 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

1.12 bestaand:

a.       t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b.      t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.16 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid;

1.17 bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 extensief recreatief medegebruik

dagrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het bedrijf of bij de natuur- of landschapsbeleving van het landelijk gebied. Verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn uitgesloten;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.26 legaal:

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.27 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.28 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.29 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.30 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een binnenruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren. Het inrichten van een buitenruimte is niet toegestaan;

1.31 overkapping/ carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.32 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.33 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 seminarruimte:

Een ruimte voor het geven van bijeenkomsten en presentaties met een zakelijk of educatief karakter en het houden van vergaderingen met als hoofddoel kennisoverdracht of productpresentatie;

1.35 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.36 verordening ruimte:

Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant, vastgesteld op 17 december door Provinciale Staten;

1.37 vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.38 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg;

1.39 woning/ wooneenheid:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van

het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwvlak:

de oppervlakte van alle op een bouwvlak aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 peil:

a.       voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;

b.      voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;

c.       in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Recreatie

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Algemeen

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       Recreatieve voorzieningen in de vorm van een Bed and Breakfast, een seminarruimte en een geluidsopnamestudio, in combinatie met ondersteunende horeca;

b.      Bestaande gevelopeningen; uitsluitend buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gevelopening' mogen in het hoofdgebouw - na afwijking van het bestemmingsplan - nieuwe gevelopeningen worden gerealiseerd;

c.       Wifi en serverruimte;

d.      Antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie;

e.      Bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

f.        Instandhouding en bescherming van de watertoren;

g.       Bezichtigingen en rondleidingen in de watertoren;

h.      Overige vormen van extensief recreatief medegebruik;

i.         Parkeervoorzieningen;

j.        Tuinen en erven;

k.       Groenvoorzieningen;

l.         Water;

 

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

 

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

 

a) Bed and Breakfast

1.       De Bed and Breakfast is uitsluitend toegestaan op de derde bouwlaag van de watertoren;

2.       De Bed and Breakfast mag niet meer bevatten dan 3 kamers met maximaal twee bedden per kamer;

3.       Gebruik van de watertoren of de bijgebouwen ten behoeve van de Bed and Breakfast in een grotere omvang of op een andere plek dan de derde bouwlaag van de watertoren is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 3.6.2.

 

b) Seminarruimte

1.    Een seminarruimte is uitsluitend toegestaan op de vierde bouwlaag van de watertoren;

2.    Gebruik van de watertoren of de bijgebouwen ten behoeve van een seminarruimte in een grotere omvang of op een andere plek dan de vierde bouwlaag van de watertoren is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 3.6.3.

 

c) Geluidsopnamestudio

1.  De geluidsopnamestudio mag uitsluitend gerealiseerd worden in de voormalige waterbak.

 

d) Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

1.    De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40 % van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2;

2.    Het gebruik mag uitsluitend in het hoofdgebouw plaatsvinden;

3.    Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;

4.    Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

5.    Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats;

6.    Detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca zijn niet toegestaan;

7.    De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;

8.    De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;

9.    De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van een kantoor, een atelier of een andersoortig bedrijf als opgenomen in bedrijfscategorie 1 of 2 zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van inrichtingen.

 

e) Parkeervoorzieningen

1.    De gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' mogen uitsluitend gebruikt worden voor parkeren;

2.    Op deze gronden dienen minimaal 11 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.

 

f) Tuin onbebouwd

1.    De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - onbebouwd” mogen uitsluitend gebruikt worden voor een tuin inclusief bijbehorende verhardingen.

 

g) Gevelopeningen

1.       Bestaande gevelopeningen zijn toegestaan;

2.       Nieuwe gevelopeningen mogen uitsluitend na afwijking van het bestemmingsplan worden gerealiseerd in het hoofdgebouw buiten de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding uitgesoten– gevelopening’;

 

Terug naar inhoudsopgave

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan de bestaande watertoren en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat vergunningsvrij bouwen als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, bijlage II niet van toepassing is op of grenzend aan de gronden met de functieaanduiding “Specifieke vorm van tuin - onbebouwd”, uitsluitend voor zover het het realiseren van gevelopeningen betreft.

 

3.2.2 Gevelopeningen

Het aantal en de situering van de gevelopeningen mogen zonder afwijking zoals bedoeld in artikel 3.3.1. niet veranderen ten opzichte van de situatie zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

3.2.3 Bouwlagen

Het aantal en de ligging van de bouwlagen mogen niet veranderen ten opzichte van de situatie zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

3.2.4 Bedrijfswoning

Voor de bedrijfswoning geldt het volgende:

a.       Er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;

b.      De bedrijfswoning dient inpandig gerealiseerd te worden;

c.       De bedrijfswoning mag uitsluitend gevestigd worden op de tweede bouwlaag in de watertoren.

 

3.2.5 Watertoren

Een watertoren mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak watertoren”.

 

3.2.6 Maatvoeringseisen

 

Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

 

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte

Watertoren

Bestaand

Mag geheel bebouwd worden

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Overkappingen c.q. carports

 

max. 3 m

max. 20 m2

Bouwhoogte lichtmasten

 

max. 9 m

 

Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

max. 6 m

 

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Omgevingsvergunning nieuwe gevelopeningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1. jo 3.2.2 teneinde nieuwe gevelopeningen in het hoofdgebouw te realiseren buiten de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding uitgesloten – gevelopening’. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

a.       Vast moet staan dat de privacy van de omliggende percelen niet in onevenredige mate wordt geschaad.

 

3.4 Nadere eisen

Het college is bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, afmeting en vormgeving van gebouwen indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het waarborgen van een goede ruimtelijke kwaliteit.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

a.       Voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 3.1.1 onder e toegestane bedrijfswoning;

b.      Voor het bewonen van vrijstaande bijgebouwen;

c.       Voor permanente bewoning van de Bed and Breakfast;

d.      Voor de huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsten, te weten een arbeidsplaats die maximaal 6 maanden (tijdelijk) of langer dan 6 maanden (structureel) beschikbaar is;

e.      Voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, anders dan het bepaalde in art 3.1.2 onder d. tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in art. 3.6.1;

f.        Voor het gebruik als horeca als zelfstandige activiteit, met dien verstande dat als strijdig gebruik niet wordt aangemerkt ondersteunende horeca als bedoeld in art. 3.1.1 onder a;

g.       Voor het gebruik voor evenementen, tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in art 3.6.6.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Omgevingsvergunning vergelijkbare activiteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder d. teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 3.1.2 onder d. toegestane bedrijven maar die niet in Bijlage I - Staat van inrichtingen zijn genoemd, mits:

a.       Omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijk terzake deskundige.

 

3.6.2 Omgevingsvergunning vergroting of verplaatsing Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder a. teneinde de plek of omvang van de Bed and Breakfast te vergroten of te verplaatsen. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

a.       Er dienen voldoende parkeerplaatsen, al dan niet op eigen terrein, beschikbaar te zijn;

b.      Vast moet staan dat de privacy van de omliggende percelen niet in onevenredige mate wordt geschaad.

 

3.6.3 Omgevingsvergunning vergroting of verplaatsing Seminarruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b teneinde de plek of omvang van de seminarruimte te vergroten of te verplaatsen. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

  1. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  2. vast moet staan dat de privacy van de omliggende percelen niet in onevenredige mate wordt geschaad.

3.6.4 Omgevingsvergunning nieuwe gevelopeningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1 onder b. jo 3.1.2. onder g. teneinde nieuwe gevelopeningen te realiseren. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

a.       Het realiseren van de gevelopeningen is noodzakelijk om aan de regels in het Bouwbesluit te voldoen;

b.      Vast moet staan dat de privacy van de omliggende percelen niet in onevenredige mate wordt geschaad.

c.       Er kan alleen worden afgeweken voor zover de gronden gelegen zijn buiten de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding uitgesloten – gevelopening’.

 

3.6.5 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder a. en toestaan dat een gedeelte van de watertoren gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a.       Een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;

b.      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

c.       Er wordt voldaan aan natuur- en milieuwet- en regelgeving;

d.      Ten behoeve van mantelzorg mag niet meer dan 80 m² vloeroppervlakte worden gebruikt;

e.      Indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.

 

3.6.6 Omgevingsvergunning evenementen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1 jo 3.5.1. onder g teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

a.       Er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;

b.      De aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;

c.       De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

d.      Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;

e.      Indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.

 

3.6.7 Omgevingsvergunning pension

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder a. en toestaan dat een gedeelte van de watertoren gebruikt wordt als pension, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a.       Er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;

b.      De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

c.       Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;

d.      Indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.

e.      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

f.        Er wordt voldaan aan natuur- en milieuwet- en regelgeving;

g.       Indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.

 

3.6.8 Omgevingsvergunning groepsaccomodatie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1 en toestaan dat een gedeelte van de watertoren gebruikt wordt als groepsaccommodatie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a.       Er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;

b.      De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

c.       Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;

d.      Indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte;

e.      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

f.        Er wordt voldaan aan natuur- en milieuwet- en regelgeving;

g.       Indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.

 

3.6.9 Omgevingsvergunning vakantiewoning(en)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1 en toestaan dat een gedeelte van de watertoren gebruikt wordt als vakantiewoning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a.       Er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;

b.      De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

c.       Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;

d.      Indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte;

e.      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

f.        Er wordt voldaan aan natuur- en milieuwet- en regelgeving;

g.       Indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige en te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

a.       bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en gepaard gaat met werkzaamheden dieper dan 0,3 m, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;

b.      indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevings-vergunning voor het bouwen:

1.       de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of

2.       de verplichting tot het doen van opgravingen; of

3.       de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te bepalen kwalificaties;

c.       het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

 

4.2.2 Uitzondering bouwregels

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 4.2.1, wint het advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 4.2.1 sub a geldt niet indien

a.       op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of

b.      het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of

c.       gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

Terug naar inhoudsopgave

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

4.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a.       het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;

b.      grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;

c.       bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;

d.      het verlagen van het waterpeil;

e.      het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

f.        het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

g.       het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

h.      het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

4.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 4.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

a.       voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

b.      voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;

c.       voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

d.      voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden in dit kader is verleend;

e.      ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.

 

4.4.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder 4.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

a.       de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;

b.      het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

4.4.4 Verlening

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.       Het is verboden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 100 m2 en dieper gaat dan 0,3 m onder maaiveld.

b.      Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige. Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist.

c.       Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.

d.      De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3  Algemene regels

 

Artikel 5  Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

Artikel 6  Overgangsrecht

 

6.1  Overgangsrecht bouwwerken

 

6.1.1  Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

 

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

 

6.1.2  Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 6.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 6.1.1 met maximaal 10%.

 

6.1.3  Uitzondering

Het bepaalde in 6.1.1is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

6.2  Overgangsrecht gebruik

 

6.2.1  Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

6.2.2  Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 6.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

6.2.3  Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 6.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

6.2.4  Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 6.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

6.3  Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied - Provincialeweg Noord 96, Watertoren herziening.