Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied - Veldweg 21 en 23 – 2017
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0874.BUITBP201702-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 Plan
het bestemmingsplan Buitengebied - Veldweg 21 en 23 – 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0874.BUITBP201702.VG01 van de Gemeente Woudrichem.
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 Aan- of uitbouw
een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks toegankelijk is.
 
1.6 Archeologische waarden:
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
 
1.7 Bebouwing
gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouw zijnde.
 
1.8 Bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
 
1.9 Bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
 
1.10 Bestaand:
  1. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van het vastgesteldplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van het vastgesteldplan, dan wel mag worden uitgeoefend krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
1.11 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
 
1.12 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.13 Bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.14 Bijgebouw:
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en/of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.15 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vergroten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk.
 
1.16 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.;
 
1.18 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.19 Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.20 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.21 Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.22 Cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
 
1.23 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder wordt begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.24 Dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon- /internetdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
 
1.25 Erftoegangsweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;
 
1.26 Gebiedsontsluitingsweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;
 
1.27 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.28 Hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van het perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.29 Huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder inbegrepen mantelzorg; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
 
1.30 Kantoor:
een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;
 
1.31 Landschappelijke inpassing:
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;
 
1.32 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
 
1.33 Legaal
gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.34 Minicamping:
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;
 
1.35 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
 
1.36 Omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.37 Overkapping/ carport:
een dakconstructie, vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
 
1.38 Paardenbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;
 
1.39 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
 
1.40 Ruimtelijke ontwikkeling:
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;
 
1.41 Seksinrichting.
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)
prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.42 Slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
 
1.43 Staat van inrichtingen:
De Staat van Inrichtingen zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
 
1.44 Vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
 
1.45 Voorgevel
De fysieke voorkant van een (hoofd)gebouw. Indien twijfel bestaat over welke gevel dient te worden aangemerkt als voorgevel dan is de feitelijke situatie doorslaggevend. Wanneer ook de feitelijke situatie geen doorslag geeft, dan dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:
  • de systematiek van huisnummering (waar zich het huisnummer bevindt);
  • de zijde van het gebouw waar zich de voordeur of de hoofdingang bevindt;
  • de plaats waar de brievenbus is aangebracht;
  • de plaats waar zich de hoofdontsluiting van het perceel bevindt.
 
1.46 Vrijstaand:
woningen waarbij het hoofdgebouw vrijstaat van naast gelegen hoofdgebouwen.
 
1.47 Waterhuishoudkundige doeleinden
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.
 
1.48 Wonen:
het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid, conform de onderhavige begripsbepaling.
 
1.49 Woning/ wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
1.50 Woningsplitsing
het bouwkundig en functioneel splitsen van een zelfstandige woning in twee of meer zelfstandige woningen óf het realiseren van één of meer woningen binnen de aaneengesloten hoofdbebouwing.
 
1.51 Woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
 
1.52 Zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
2.2 Bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
 
2.3 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.8 De hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
 
2.9 Peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  2. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.10 Ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 2
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie;
  2. agrarisch gebruik;
  3. nevenactiviteiten (voor zover in 3.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruiksregels kan worden toegestaan);
  4. behoud en herstel van landschapswaarden;
  5. cultuurhistorische waarden;
  6. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  7. extensief recreatief medegebruik;
  8. doeleinden van openbaar nut;
  9. erfbeplanting;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.2.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
 
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
 
a Evenementen
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
  1. Evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
  2. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
  3. Het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan worden verleend als opgenomen in 3.5.1.
  4. Het aantal evenementen bedraagt niet meer dan 10 per jaar.
b Landschapswaarden
Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden. Dit houdt in dat:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning openheid' is het beleid gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke openheid en doorzichten.
c Cultuurhistorische waarden
Gestreefd wordt naar behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat: Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning inundatiegebied' is het beleid gericht op behoud en versterken van de herkenbaarheid van het inundatiegebied uit oogpunt van cultuurhistorische waarden. Het gebied bestaat uit inundatiegebieden en verdedigingswerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De landschappelijke structuur
van de polders is door ruilverkaveling grotendeels onherkenbaar veranderd, met uitzondering van het Uitwijksche Veld, waar een eendenkooi en een aantal grienden liggen.
 
d Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met ‘Water’ bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
 
e Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
 
3.2.2 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:
  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    2. het oprichten van sleufsilo's en mestbassins en dergelijke niet zijn toegestaan;
    3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk);
    4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  2. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  3. Paardenbakken zijn niet toegestaan.
  4. Veldschuren zijn niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a teneinde voor erf- en perceelafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  2. de erf- en perceelafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.2 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder h teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik ten behoeve van de bestemming ‘Wonen’ paardenbakken toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. paardenbakken die worden gerealiseerd ten behoeve van een woning binnen de bestemming ‘Wonen’ worden gesitueerd direct grenzend aan het betreffende bestemmingsvlak, mits wordt aangetoond dat situering binnen het betreffende bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  2. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  3. er wordt een afstand aangehouden van maximaal 20 m tot de eigen (bedrijfs)woning;
  4. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  6. het gebruik van paardenbakken is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  7. de omvang van de paardenbakken mag in totaal niet meer bedragen dan 1200 m2, tezamen met de oppervlakte die binnen de bestemming ‘Wonen’ wordt  gesitueerd;
  8. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  9. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan de 1,5 m;
    2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie;
  10. overige bouwwerken zijn niet toegestaan;
  11. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  12. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  13. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie. Hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  14. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak omgevingsvergunningplichtig zijn voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden ingevolge het bepaalde in 3.6, vormt de afweging hierbij onderdeel van deze omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels en is geen aparte omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden benodigd;
  15. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 onder 79 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  3. detailhandel;
  4. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  5. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  6. woondoeleinden;
  7. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
  8. het realiseren van paardenbakken, met dien verstande dat dit is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  9. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, met een 10-6 risicocontour.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Omgevingsvergunning evenement
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder a teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:
  1. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  2. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  3. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;
  5. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 onder 79 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
 
3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
 
3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
 
  
Artikel 4 Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
met de daarbij behorende:
  1. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  2. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  3. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijne;
met inachtneming van de volgende regels:
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 m bedragen
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
5.1.1 Algemeen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  2. recreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de aanwezige beeldbepalende bebouwingskenmerken van bouwwerken;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘Specifieke vorm van wonen- hoofdgebouw’: het hoofdgebouw van de woningen Veldweg 21 en Veldweg 23;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘Specifieke vorm van wonen- voormalige agrarische bedrijfswoning’: de voormalige bedrijfswoning Veldweg 21;
  6. water en waterhuishoudkundige doeleinden.
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
 
5.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:
 
a. Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Binnen deze bestemming mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning, te weten het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  2. Het gebruik mag zowel in de woning, als in de bijgebouwen plaatsvinden.
  3. Een bed & breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden, waarbij een bed & breakfast in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan.
  4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  6. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  7. Detailhandel, dienstverlening en horeca zijn niet toegestaan.
  8. De activiteit dient milieu hygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  9. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  10. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van een kantoor, een atelier of een andersoortig bedrijf als opgenomen in bedrijfscategorie 1 of 2 van de Staat van inrichtingen zoals opgenomen in Bijlage 1.
b. Aantal woningen
Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan.
 
c. Bed & Breakfast
Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang dan genoemd onder a, is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.2. Het oprichten van een minicamping is niet toegestaan.
 
d. Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met ‘Water’ bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
5.2.2 Inhoud
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van de woning mag maximaal 650 m3 bedragen, exclusief aangebouwde bijgebouwen;
  2. in afwijking van het genoemde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' de aangeduide inhoud als maximum.
5.2.3 Maatvoering en situering
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
 
  
Aanvullend op de tabel geldt het volgende:
  1. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het vastgesteld van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum;
  2. Het oprichten van een hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter hoogte van de binnen de plankaart aangegeven aanduiding ‘Specifieke vorm van wonenhoofdgebouw’.
5.2.4 Herbouw woning
  1. Herbouw van woningen is niet toegestaan.
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Omgevingsvergunning minimum afstand zijdelingse bouwperceelgrens gebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 teneinde de minimum afstand van een woning tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
  1. de landschappelijke kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast, waaronder de openheid en doorzichten;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en structuur wordt niet onevenredig aangetast;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  5. bij monumentale of beeldbepalende panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist.
5.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de noodzaak vanuit een doelmatige bestemmingsinvulling moet aanwezig zijn;
  2. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  3. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  4. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  5. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  6. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  7. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  8. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.3.3 Omgevingsvergunning lichtmasten bij paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 teneinde bij een paardenbak lichtmasten toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de hoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  2. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 75 m;
  3. er wordt doelgerichte verlichting toegepast;
  4. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
5.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw woning Veldweg 23
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 5.2.4 teneinde herbouw van een woning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  2. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  3. de eventuele nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  4. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  5. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  6. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  7. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  8. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  9. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  11. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 onder 79 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
5.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  3. het bedrijfsmatig gebruiken van paardenbakken.
  4. Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de Notitie Parkeren van de Gemeente Woudrichem uit 2011.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. Het gebruik van gronden volgens de bestemming ‘Wonen’ is slechts toegestaan indien de te saneren opstallen, zoals weergegeven in Bijlage 2 van deze regels, zijn gesloopt. Bovenstaande met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning Veldweg 21.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.5.1 Omgevingsvergunning vergelijkbare activiteit aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 5.1.2 onder a toegestane bedrijven maar die niet in Bijlage 1 Staat van inrichtingen zijn genoemd, mits:
  1. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.
5.5.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 5.1.2 onder c teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan alsmede toe te staan in vrijstaande bijgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. deze nevenactiviteit is toegestaan in de woning, in aangebouwde bijgebouwen en in vrijstaande bijgebouwen die behoren bij als ‘karakteristiek’ aangeduide gebouwen;
  2. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  3. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  4. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2;
  5. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  6. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  9. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1 onder 76 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 3 van de Verordening ruimte.
5.5.3 Omgevingsvergunning parkeren
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder d voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
 
6.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
 
6.2. Bouwregels
 
6.2.1. Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en/of gepaard gaat met werkzaamheden dieper dan 1,5 m, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermend bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te bepalen kwalificaties;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
6.2.2. Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 6.2.1, wint het advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
 
6.2.3. Uitzondering bouwregels
Het bepaalde onder 6.2.1 sub a geldt niet indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
6.3. Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
 
6.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
 
6.4.1. Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2. Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 6.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
  1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden in dit kader is verleend;
  5. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
6.4.3. Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de onder 6.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
6.4.4. Verlening
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
 
6.5. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  1. Het is verboden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 100 m2 en dieper gaat dan 1,5 m onder maaiveld.
  2. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige. Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist.
  3. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  4. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
6.6. Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
 
3 Algemene regels
Artikel 7 Omgevingsvergunning voor het slopen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen
 
7.1. Omgevingsvergunning sloop beeldbepalende gebouwen
 
7.1.1. Omgevingsvergunningsplichtige sloopactiviteiten
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor slopen) een beeldbepalend gebouw als opgenomen binnen de aanduiding ‘karakteristiek’ of een boerderijgebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.
 
7.1.2. Uitzonderingen vergunningplicht
Het in 7.1.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor sloop is verleend;
  2. die het normale onderhoud betreffen;
  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. die betrekking hebben op een rijks- of gemeentelijk monument.
7.1.3. Afwijken m.b.t. sloop beeldbepalende gebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.1 teneinde het herbouwen van de woning Veldweg 23 toe te staan. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
  1. Is aangetoond dat restauratie van de oorspronkelijke beeldbepalende woning vanuit bouwtechnische en economische aspecten niet haalbaar is;
  2. de herbouw voor zover mogelijk plaatsvindt op de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  3. de karakteristiek en beeldkwaliteit van de te herbouwen woning (d.w.z. massa, materiaalgebruik, bouwhoogte, situering) vergelijkbaar zijn met de oorspronkelijke woning;
  4. de situering van de woning stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig inpasbaar is;
  5. Omtrent lid a, b, c en d wordt advies gevraagd aan de gemeentelijke monumentencommissie;
  6. De bepalingen uit artikel 5.3.4 zijn van overeenkomstige toepassing.
7.1.4. Verlening
De in 7.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
  1. indien de instandhouding van het beeldbepalende gebouw of het boerderijgebouw geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het beeldbepalende gebouw respectievelijk het boerderijgebouw en de omgeving; en/of
  2. indien het beeldbepalende gebouw of het boerderijgebouw niet meer beschikt over de eigenschappen die het beeldbepalende gebouw respectievelijk het boerderijgebouw de cultuurhistorische waarden heeft verschaft.
7.1.5. Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor slopen wint het bevoegd gezag advies in van de gemeentelijke monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor slopen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beeldbepalende gebouwen of het boerderijgebouw en de omgeving.
 
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, buiten beschouwing.
  
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Afwijkende maatvoering
 
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.
  
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
 
10.1 Gebiedsaanduidingen
 
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:
  1. 'wro-zone - aanlegvergunning inundatiegebied';
  2. 'wro-zone - aanlegvergunning openheid';
aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 11.1.1 met maximaal 10%.
 
11.1.3 Uitzondering
  1. Het bepaalde in 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  2. Het bepaalde in 11.1.1 is niet van toepassing op de woning aangeduid als ‘Specifieke vorm van wonen- voormalige agrarische bedrijfswoning’. Deze mag in stand worden gehouden tot 8 maanden na de gereedmelding van de herbouwde woning op het perceel Veldweg 21. Na het verstrijken van de overgangstermijn, dient deze voormalige agrarische bedrijfswoning te zijn gesloopt.
11.2 Overgangsrecht gebruik
 
11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
11.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
11.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
11.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan
Het bepaalde in 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Buitengebied - Veldweg 21 en 23 - 2017'.