direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Andel - Julianastraat 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.ANDLBP201703-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Kom Andel - Julianastraat 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0874.ANDLBP201703-VG01 van de gemeente Altena.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Uitbreiding van een hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarop de aanduiding betrekking heeft.

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 antennedrager

een antennemast of ander constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit het verleden.

1.13 bebouwing

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

een in de planregels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.16 bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van te plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.18 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

een bedrijf dat door de gebruiker van een woning in die woning of bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.21 begane grond

dat gedeelte van een gebouw dat met de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging gelijk is.

1.22 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.23 beroepsmatige activiteiten aan huis

een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.24 bestaand stedelijk gebied

gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.28 bijgebouw

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 calamiteitenweg

een weg of verhard oppervlak die bedoeld is als ontsluiting voor nood- en hulpdiensten en tevens voor niet-gemotoriseerd verkeer.

1.36 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een gebouw of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.38 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopvang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtsreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan of geholpen.

1.41 evenement

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke grote of kleine gebeurtenis die verplaatsbaar is en waarbij muziek, kunst, cultuur, sport, religie, wetenschap of een combinatie van deze centraal staan en die terugkerend of eenmalig is.

1.42 extensief recreatief gebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 generatiewoning

Een combinatie van twee (zelfstandige) woningen of wooneenheden op één perceel waarin meerdere generaties bij elkaar wonen en voor elkaar zorgen.

1.45 gestapelde woningen

boven dan wel beneden gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.46 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van het perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkste is.

1.47 hoofdwoning

de woning welke binnen het bouwvlak is geistueerd en dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van het perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkste is.

1.48 horecabedrijf

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek.

1.49 huishouden

Persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.50 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.51 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.52 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één dakvlak van ten miste 15 graden over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte aan een gebouw.

1.53 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het natuurlijk terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.

1.54 maatvoeringvlak

een geometrisch bepaald vlak dat goothoogtes en woningtypes scheidt.

1.55 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.56 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.57 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt tot een maximum van 100 m2, tenzij elders in deze regels anders is bepaald.

1.58 overige bouwwerken

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.59 overkapping/carport

een dakconstructie, vrijstaand zonder wanden dan wel maximaal aan drie zijden begrensd door gevels van belendende gebouwen die niet worden aangemerkt als een gebouw.

1.60 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en/of op een afstand van het hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • c. bij bouwen boven of op het water: het gemiddelde waterpeil;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug en aanbrug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek.
1.61 publieksgerichte dienstverlening

een detailhandel verwante dienstverlening, zoals de reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder baliefunctie is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen

1.62 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.63 Staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Staat van bedrijfsactiviteiten van deze regels deel uitmaakt.

1.64 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die als Staat van horeca-activiteiten van deze regels deel uitmaakt.

1.65 twee-aaneen gebouwd

blokken van twee eengezinswoningen welke aan maximaal één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door een gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar zijn verbonden.

1.66 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.67 voorgevel

de fysieke voorkant van een (hoofd)gebouw. Indien twijfel bestaat over welke gevel dient te worden aangemerkt als voorgevel dan is de feitelijke situatie doorslaggevend. Wanneer ook de feitelijke situatie geen doorslag geeft, dan dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:

  • de systematiek van huisnummering (waar zich het huisnummer bevindt);
  • de zijde van het gebouw waar zich de voordeur of de hoofdingang bevindt:
  • de plaats waar de brievenbus is aangebracht"
  • de plaats waar zich de hoofdontsluiting van het perceel bevindt.
1.68 vrijstaand

woningen waarbij het hoofdgebouw vrijstaat van naast gelegen hoofdgebouwen.

1.69 water en waterhuishoudelijke voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en ander waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel doorvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.

1.70 webwinkel
  • a. een internetwinkel waar alleen een elektrotechnische transactie tot stand komt;
  • b. een internetwinkel met opslag- en verzendfunctie;
  • c. een internetwinkel met beperkte afhaalmogelijkheid.
1.71 wonen

het gehuisvest zijn in een woning of een wooneenheid, conform de onderhavige begripsbepaling.

1.72 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.73 woningsplitsing

woningsplitsing: het bouwkundig en functioneel splitsen van een zelfstandige woning in twee of meer zelfstandige woningen óf het realiseren van één of meer woningen binnen de aaneengesloten hoofdbebouwing.

1.74 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.75 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die door- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.76 zorggerelateerde functies

activiteiten van instellingen of praktijken gericht op de maatschappijen zorg zoals een wijksteunpunt, tandarts of pedicure.

Artikel 2 Wijze van meten

bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het onder a gestelde geldt bij het meten van een goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel van de dakkapel.
2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • d. evenementen;

    met daarbij behorende:
  • e. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. in-/uitritten en parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair, afvalcontainers, kunstwerken en hondentoiletten;
  • j. voet- en fietspaden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt voor:

  • a. verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten, speelvoorzieningen en kunstwerken ten hoogste 6 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 2,5 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

    met de daarbij behorende:
  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • d. in-, uitritten en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. bijgebouwen, zoals erkers en serres uitsluitend aangebouwd aan woningen;
  • b. luifels en dakoverstekken;
  • c. balkons;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

4.2.2 Aangebouwde bijgebouwen
  • a. de breedte bedraagt aan de voorzijde maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 meter;
  • b. de maximale hoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • c. de maximale diepte bedraagt 25% van de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin', met een maximum van 1,5 m;
  • d. de maximale oppervlakte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt 6m².
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m² per bouwperceel bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 m bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en pleinen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. evenementen;
  • e. calamiteitenweg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Verkeer-Verblijfsgebied - calamiteitenweg',

met de daarbij behorende:

  • a. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • b. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. fietsenstallingen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 9 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • c. bruggen, stuwen en duikers;

met de daarbij behorende:

  • a. voorzieningen ten behoeve van de waterafvoer en waterberging;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. extensief recreatief gebruik.
6.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden activiteiten, indien deze in de lijst van 'Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten' is opgenomen in de bij deze regels opgenomen Bijlage 1, en met inachtneming van de voorwaarden genoemd in artikel 7 lid 5.1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding - generatiewoning', tevens een generatiewoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - waterberging', tevens compenserende maatregelen ten behoeve van de waterberging.

    met de daarbij behorende:
  • e. tuinen en erven;
  • f. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • g. waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • h. in-/uitritten en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. per bouwvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat het maximum aantal wooneenheden binnen het gehele plangebied niet meer dan 37 mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - generatiewoning" een tweede woning als zijnde generatiewoning;
  • d. bijgebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende regels:

7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. indien een 'gevellijn' op de verbeelding is opgenomen, dient de voorgevel van de woning in de gevellijn te worden gesitueerd.
  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde woningen 3 m aan één zijde;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen in de perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • d. de goot- en nokhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
7.2.3 Generatiewoningen
  • a. een generatiewoning mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van de generatiewoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter;
  • c. de generatiewoning is qua maatvoering ondergeschikt aan de hoofdwoning, waarbij de goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter.
7.2.4 Bijgebouwen
  • a. de bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. buiten het bouwvlak bedraagt het maximum bebouwingspercentage 60% van het gehele bouwperceel, met een maximum van 100 m² per hoofdgebouw;
  • f. de afstand van bijgebouwen tot aan de voorgevellijn bedraagt minimaal 1 meter.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 6 m mag bedragen, met dien verstande dat er maximaal één per woning is toegestaan; de bouwhoogte van overige bouwwerken mogen niet meer dan 2,5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Generatiewoningen

Het bouwen van een generatiewoning dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen nieuw adres ontstaan;
  • b. de (tweede) zelfstandige huisvestiging wordt slechts toegelaten indien er sprake is van een onderlinge sociale en/of maatschappelijke relatie van de bewoners c.q. twee huishoudens;
  • c. de voor de generatiewoning benodigde parkeervoorziening dient op eigen erf gerealiseerd te worden;
7.3.2 Waterberging

Ten behoeve van de waterberging gelden de volgende nadere eisen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van wonen - waterberging' dient waterberging plaats te vinden in de vorm van een groen dak op de bij de woning horende garage, overeenkomstig hetgeen minmaal per kavel is opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels;
  • b. wanneer het verhard oppervlak per kavel meer bedraagt dan is opgenomen in Bijlage 3 van de regels, dient deze toename op eigen terrein te worden gecompenseerd.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in voor een hoger aangebouwd bijgebouw, mits:

  • a. het een bijgebouw betreft dat is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
  • b. het bijgebouw tenminste 3 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de paarkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4.2 Erfafscheidingen

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in voor een hogere erfafscheiding voor de voorgevellijn, mits:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de paarkeersituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de woonsituatie; en
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4.3 Zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis gebonden activiteiten

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor aan huis gebonden activiteiten is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
  • b. de extra parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden opgelost;
  • c. de bewoner oefent de activiteit zelf uit;
  • d. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met bijgebouwen met een absoluut maximum van 50 m² wordt gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • e. de activiteit is opgenomen op de lijst uit bijlage 1 'Rechtstreeks toegestane aan huis gebonden activiteiten'.
7.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • c. het gebruik van een woning en/of bijbehorende bijgebouwen bij woningen voor de uitoefening van detailhandel of horecagelegenheid;
  • d. het gebruik van een bed & breakfast voor overnachting van seizoenarbeiders.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven:
    • 1. die niet milieuvergunningplichtig zijn;
    • 2. die in Bijlage 2 van de regels ('Staat van Bedrijfsactiviteiten') zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het niet betreft publieksgerichte dienstverlening;
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 50 m² bedraagt, in de woning en/of bijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 40% van de totale vloeroppervlakte;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
  • h. het geen detailhandel betreft, tenzij een webwinkel betreft voor zover onder a en b en met uitzondering van het bepaalde onder d is opgenomen in artikel 1 onder het begrip 'webwinkel'.
7.6.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in artikel 7 lid 1 ten behoeve van een bed & breakfast in woning, mits:

  • a. een maximum van 2 slaapkamers met een totaal van maximaal 5 personen voor bed & breakfast wordt ingezet;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met bijgebouwen met een absoluut maximum van 50 m² wordt gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden activiteit(en);
  • c. bij de oppervlakte voor een bed & breakfast tellen de ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik (zoals een gedeelde douche) niet mee;
  • d. de maximaal aansluitende verblijfsduur voor gasten bedraagt 14 dagen;
  • e. de activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
  • f. de extra parkeerbehoefte moet zoveel mogelijk op eigen terrein worden opgelost;
  • g. de bewoners oefent de activiteit zelf uit.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in de bodem.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m² en/of gepaard gaat met werkzaamheden dieper dan 0,3 m, dient de aanvrager een rapport dat door de bevoegde overheid is goedgekeurd en voldoet aan het gemeentelijk archeologiebeleid en de vigerende KNA te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit in genoemde rapportage blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het te vergunnen bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht; of
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het bevoegd gezag beslist of beschikbare informatie ontvankelijk is en betrekt in haar beslissing het advies van de archeologische deskundige. Het in bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 8 lid 2.1, wint het advies in bij de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA), omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in artikel 8 lid 4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
8.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte meer bedraagt dan 50 m² en niet dieper gaat dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijnde de regioarcheoloog) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
8.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 4.1 en artikel 8 lid 4.3 wordt slechts verleend, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
8.4.5 Advies

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 4.1, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Wijzigingsbevoegdheid op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

8.5.2 Advies

Alvorens de in artikel 8 lid 5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

Artikel 9 Waterstaat - Beschermingszone watergang

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemmingen, primair bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterloop.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, van het bepaalde in artikel 9 lid 2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits daarbij de Keur van het waterschap in acht wordt genomen en vooraf goedkeuring is gegeven door het betreffende waterschap.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering, waterhuishouding en waterstaat.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering' mede bestemde gronden.

10.2.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 10 lid 2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mits:

  • a. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan 8 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. de bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. Bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • c. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
10.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 10 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
10.4.3 Toetsingscriteria

De in artikel 10 lid 4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning wint bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, hellingbanen, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
12.2 Bestaande maten
12.2.1 maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

12.2.2 Herinrichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

12.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk loodrecht onder het hoofdgebouw en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt gebouwd;
  • b. de maximale diepte van een ondergronds bouwwerk 3,5 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf peil.
12.4 Parkeernormen
12.4.1 Algemeen

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij een gebouw behoort, met dien verstande dat:

  • a. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in bijlage "Notitie parkeren", behorende bij deze regels of de eventueel nadien vasgestelde parkeernormen;
  • b. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's, rekening houdend met de maten van het CROW;
  • c. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
12.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

12.4.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 4.1 voor zover op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, ander dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Vrijwaringszone - calamiteiten

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - calamiteiten' zijn mede aangeduid voor de bescherming van oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor drinkwater.

14.2 Vrijwaringszone - dijk
14.2.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

14.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' de volgende regels:

  • a. er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanduiding;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2 meter bedragen.
14.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in teneinde de in de bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan, mits:

  • a. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijking van maten (waaronder de percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijdingen van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kom Andel - Julianastraat 2017' van de Gemeente Altena.