direct naar inhoud van Regels
Plan: Wonen en Sport - Almkerk West - 1e herziening 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.ALMKBP201501-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wonen en Sport - Almkerk West - 1e herziening 2016 van de gemeente Woudrichem;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0874.ALMKBP201501-VST1 met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw:

uitbreiding van een hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

de oppervlakte, die met gebouwen is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. De oppervlakte wordt altijd in gehele getallen bepaald;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al eerder verleende omgevingsvergunning;

1.14 bijgebouw:
  • een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw;
1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hobbymatig:

een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;

1.24 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van het perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 inwoning:

wonen in een ondergeschikt deel van een woning door een medegebruiker van het pand;

1.26 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, met als  kenmerk dat de betreffende huurder  het hoofdverblijf elders heeft

1.27 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.28 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.29 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;

1.30 overkapping/carport:

een dakconstructie, vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw

1.31 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug en aanbrug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek.
1.32 voorgevel:

De fysieke voorkant van een (hoofd)gebouw. Indien twijfel bestaat over welke gevel dient te worden aangemerkt als voorgevel dan is de feitelijke situatie doorslaggevend. Wanneer ook de feitelijke situatie geen doorslag geeft, dan dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:

  • de systematiek van huisnummering (waar zich het huisnummer bevindt);
  • de zijde van het gebouw waar zich de voordeur of de hoofdingang bevindt;
  • de plaats waar de brievenbus is aangebracht;
  • de plaats waar zich de hoofdontsluiting van het perceel bevindt.
1.33 voorgevelrooilijn:

de virtuele lijn die samenvalt met de bestaande voorgevel van een woning of hoofdgebouw en het bouwvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt;

1.34 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - ambulancepost', tevens een ambulancepost inclusief bijbehorende voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne', tevens een brandweerkazerne inclusief bijbehorende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. verkeersdoeleinden;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. kunstwerken;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bij de bestemming behorende hoofdgebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. er mogen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' gezamenlijk maximaal 123 woningen worden opgericht, waarbij het aantal gestapelde woningen maximaal 11 mag bedragen;
  • c. de woningen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' worden gerealiseerd met een verhouding van minimaal 30% sociale huur- en/of koopwoningen en maximaal 70% middeldure en dure woningen.
3.2.2 Ambulancepost
  • a. gebouwen dienen minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • c. de afstand tussen de voorgevel van een gebouw en de kant van de weg dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • d. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 200 m2.
3.2.3 Brandweerkazerne
  • a. gebouwen dienen minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • c. de afstand tussen de voorgevel van een gebouw en de kant van de weg dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • d. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 800 m2.
3.2.4 Woningen
  • a. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel naar de naar de weg gekeerde perceelsgrens te worden opgericht;
  • b. de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de kant van de weg dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • c. vrijstaande woningen en geschakelde woningen met de verschijningsvorm van een vrijstaande woning dienen aan twee zijden minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • d. halfvrijstaande woningen dienen aan één zijde minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • e. aaneengeschakelde woningen mogen aan twee zijden in de zijdelingse perceelsgrens worden opgericht;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 11 meter bedragen;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 7 meter bedragen.
3.2.5 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij woningen
  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd, vanaf de weg gezien, op tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, waarvan de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 meter en 6 meter, doch in ieder geval niet meer dan de goothoogte en bouwhoogte van de betreffende woning;
  • b. het totale bebouwde oppervlak (hoofd- en bijgebouwen) per bouwperceel mag niet meer dan 60% bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van omgevingsvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen bij elke woning mag maximaal 100 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder b;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag altijd minimaal 20 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.4 onder b en lid 3.2.5 onder a, mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen (uitbouw), zoals ingangspartijen en erkers, voor het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m2 en tot een diepte van 1,5 meter uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder b;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen ten behoeve van verkeersvoorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en pergola's mag maximaal 3 meter bedragen;
  • e. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • f. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op of rond een terrein waar een gebouw staat, mag maximaal 2 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige erf- en perceelafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting

Als strijdig gebruik wordt aangemerkt het gebruik van de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' voor parkeren, tenzij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het parkeerterrein wordt verdiept aangelegd met een diepte van tenminste 0,50 meter beneden maaiveld;
  • b. geluidwerende voorzieningen worden geplaatst met een hoogte van tenminste 0,50 meter, met dien verstanden dat:
    • 1. de lengte van de voorziening in of evenwijdig aan de bestemmingsgrens met de bestemming 'Woongebied' ten minste 40 meter bedraagt, gemeten vanuit de grens met de bestemming 'Verkeer';
    • 2. de lengte van de voorziening in of evenwijdig aan de bestemmingsgrens met de bestemming 'Verkeer' tenminste 60 meter bedraagt, gemeten vanuit de voorziening genoemd onder 1 van dit lid.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 1 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel plaats dient te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
3.5.2 Parkeerterrein

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 1 voor het gebruik van gronden zonder aanduiding 'parkeerterrein' voor parkeren, met dien verstande dat uit akoestisch onderzoek is gebleken dat geen overlast voor de omliggende woningen optreedt al dan niet na het nemen van akoestische maatregelen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
  • b. voet- en fietsvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren'.
4.2 Bouwregels
  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen en speelvoorzieningen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen;
  • d. in afwijking van het gestelde in lid 4.2 onder b. mag ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' de hoogte van geluidwerende voorzieningen maximaal 4,5 meter bedragen.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de beoefening van sporten;
  • b. sportgerelateerde voorzieningen;
  • c. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van de geloofsbeoefening;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

5.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.
5.2.3 Bijgebouwen
  • a. het bebouwingspercentage voor de gronden gelegen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van sportvoorzieningen mag maximaal 18 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van ballenvangers mag maximaal 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en fietsenstallingen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • f. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • g. een zendmast ten behoeve van de telecommunicatie mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • h. de bouwhoogte van een zendmast ten behoeve van de telecommunicatie mag maximaal 40 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 1,5 meter bedragen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden;
  • b. fiets- en wandelvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals verlichtingsarmaturen, bebording en dergelijke, mag maximaal 8 meter bedragen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatswerken, en ten behoeve van de waterafvoer en waterberging.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 meter bedragen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen;
  • b. tevens woondoeleinden in de vorm van gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. verkeersdoeleinden;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bij de bestemming behorende hoofdgebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. er mogen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' gezamenlijk maximaal 123 woningen worden opgericht, waarbij het aantal gestapelde woningen maximaal 11 mag bedragen;
  • c. de woningen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' worden gerealiseerd met een verhouding van minimaal 30% sociale huur- en/of koopwoningen en maximaal 70% middeldure en dure woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' mogen geen gebouwen worden opgericht.
8.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel naar de naar de weg gekeerde perceelsgrens te worden opgericht;
  • b. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • c. het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag voor maximaal 80% worden bebouwd en/of verhard. De resterende 20% dient te worden uitgevoerd in de vorm van water;
  • d. vrijstaande woningen dienen aan twee zijden minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • e. halfvrijstaande woningen dienen aan één zijde minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • f. aaneengeschakelde woningen mogen aan twee zijden in de zijdelingse perceelgrens worden opgericht;
  • g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen mag maximaal 11 meter bedragen;
  • h. de goothoogte van hoofdgebouwen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen mag maximaal 7 meter bedragen;
  • i. hoofdgebouwen in de vorm van gestapelde woningen mogen maximaal 4 bouwlagen hoog worden, een onderbouw niet meegerekend.
8.2.3 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd, vanaf de weg gezien, op tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, waarvan de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 meter en 6 meter, doch in ieder geval niet meer dan de goothoogte en bouwhoogte van de betreffende woning;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van bijgebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte (m)' niet meer bedragen dan zoals aldaar aangeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is het niet toegestaan bijgebouwen op te richten op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten';
  • d. het totale bebouwde oppervlak (hoofd- en bijgebouwen) per bouwperceel mag niet meer dan 60% bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van omgevingsvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen bij elke woning mag maximaal 100 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder d;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag altijd minimaal 20 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid 8.2.2 onder b en lid 8.2.3 onder a, mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen (uitbouw), zoals ingangspartijen en erkers, voor het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m2 en tot een diepte van 1,5 meter uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder d;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen ten behoeve van verkeersvoorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en pergola's mag maximaal 3 meter bedragen;
  • e. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • f. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op of rond een terrein waar een gebouw staat, mag maximaal 2 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige erf- en perceelafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 1 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel plaats dient te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen;
  • b. tevens woondoeleinden in de vorm van gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. verkeersdoeleinden;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bij de bestemming behorende hoofdgebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. er mogen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' gezamenlijk maximaal 123 woningen worden opgericht, waarbij het aantal gestapelde woningen maximaal 11 mag bedragen;
  • c. de woningen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' worden gerealiseerd met een verhouding van minimaal 30% sociale huur- en/of koopwoningen en maximaal 70% middeldure en dure woningen.
9.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel naar de naar de weg gekeerde perceelsgrens te worden opgericht;
  • b. de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de kant van de weg dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • c. hoofdgebouwen voor vrijstaande woningen en geschakelde woningen met de verschijningsvorm van een vrijstaande woning dienen aan twee zijden minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • d. hoofdgebouwen voor halfvrijstaande woningen en gestapelde woningen met de verschijningsvorm van een halfvrijstaande woning dienen aan één zijde minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • e. hoofdgebouwen voor aaneengeschakelde woningen en gestapelde woningen met de verschijningsvorm van een aaneengeschakelde woning mogen aan twee zijden in de zijdelingse perceelgrens worden opgericht;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 11 meter bedragen;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 7 meter bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde in lid c en d is het ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding, specifieke bouwregeling' toegestaan hoofdgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens op te richten;
  • i. binnen de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding, specifieke bouwregeling' mogen de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 6 meter;
  • j. binnen de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding, specifieke bouwregeling' is het bepaalde in lid 9.2.3 onder b, c en d onverminderd van toepassing.
9.2.3 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd, vanaf de weg gezien, op tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, waarvan de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 meter en 6 meter, doch in ieder geval niet meer dan de goothoogte en bouwhoogte van de betreffende woning;
  • b. het totale bebouwde oppervlak (hoofd- en bijgebouwen) per bouwperceel mag niet meer dan 60% bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van omgevingsvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen bij elke woning mag maximaal 100 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder b;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag altijd minimaal 20 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.2 onder b en lid 9.2.3 onder a, mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen (uitbouw), zoals ingangspartijen en erkers, voor het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m2 en tot een diepte van 1,5 meter uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder b;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen ten behoeve van verkeersvoorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en pergola's mag maximaal 3 meter bedragen;
  • e. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • f. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op of rond een terrein waar een gebouw staat, mag maximaal 2 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige erf- en perceelafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 1 voor het gebruik van bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel plaats dient te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt;
  • g. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 10 Waarde - Ecologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ontwikkeling en instandhouding van landschaps- en natuurwaarden in en langs watergangen, sloten en andere waterpartijen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen natuur- en of natuurontwikkelingsgebieden.

10.2 Bouwregels

Op de als 'Waarde - Ecologie' bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, voor de bouw van bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 2 meter, indien en voorzover deze zijn toegestaan voor de in lid 1 bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere daar voorkomende bestemming(en).

10.3.2 Voorwaarde afwijken

Bij het verlenen van omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt eerst overgegaan, indien hiervoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het betreffende bevoegd gezag.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Op de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden is verkeer te water niet toegestaan.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Afwijken

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4, voor het toestaan van verkeer te water.

10.5.2 Voorwaarde afwijken

Bij het verlenen van omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.5.1 wordt eerst overgegaan, indien hiervoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het betreffende bevoegd gezag.

Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn , behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van de watergang;
  • b. taluds, oevers en onderhoudsstroken.
11.2 Bouwregels

Op de als 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming zoals bedoeld in lid 11.1 worden gebouwd. Voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, voor de bouw van bouwwerken voor zover deze zijn toegestaan binnen de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ontvangen van de beheerder van de waterloop.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Parkeernormen
13.1.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals die is opgenomen in Bijlage 1.

13.1.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals die is opgenomen in Bijlage 1.

13.1.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.1.1 en 13.1.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

13.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 13.1.1 en 13.1.2 bedoelde parkeernormen te wijzigen.

13.2 Voorwaardelijke verplichting

Gebruik van de gronden voor wonen zoals bedoeld in lid 8.1en lid 9.1 is slechts toegestaan wanneer met onderzoek conform NEN 5740 is aangetoond dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.2 Afwijken

Bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 met maximaal 10%.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Wonen en Sport - Almkerk West - 1e herziening 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem, gehouden op 3 oktober 2017

De griffier, De voorzitter,