direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied: Pleunesteeg 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.05BP1133BgPleunst4-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het bestemmingsplan “Buitengebied: Pleunesteeg 4” met identificatienummer NL.IMRO.0870.05BP1133BgPleunst4-VA01 van de gemeente Werkendam.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan buitengebied gebonden dagrecreatie

vormen van dagrecreatie die gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en/of een relatie hebben met de agrarische sector.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met een minimale omvang van 10 Nge. 

1.7 agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.8 agrarisch bouwvlak

bouwvlak voor de bedrijfsbebouwing van een agrarisch bedrijf.

1.9 agrarisch natuurbeheer

extensief grondgebonden agrarisch medegebruik van natuurgronden ten dienste van het natuurbeheer.

1.10 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en -handel, veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven, grootveeklinieken, en KI-stations, met dien verstande dat onder agrarisch-technische hulpbedrijven geen mestbewerkingsbedrijven worden begrepen.

1.11 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, zoals dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs en proefbedrijven, met dien verstande dat onder agrarische verwante bedrijven geen mestbewerkingsbedrijven worden begrepen.

1.12 akkerbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van akkerbouwgewassen in de volle grond.

1.13 archeologisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon of organisatie die beschikt over de in de beroepsgroep geldende kwalificaties. 

1.14 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.15 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten. 

1.16 bassin

een reservoir voor de opslag van dunne mest of andere vloeibare stoffen in de vorm van een bassin.

1.17 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 

1.18 bebouwingspercentage

het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd. 

1.19 bed and breakfast

het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt gericht op kortdurend verblijf.

1.20 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.21 bedrijfsvloeroppervlakte/bruto vloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, technische ruimten en overige dienstruimten, met uitzondering van gebouwde parkeervoorzieningen, gemeten (op alle bouwlagen) tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of de het hart van de scheidingsmuren.

1.22 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 

1.23 beroep aan huis/bedrijf aan huis

een beroep of bedrijf dat (in een gedeelte) van een woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en dat is gericht op het ambachtelijk vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 

1.24 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak. 

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.28 bosbouw

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie. 

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak. 

1.31 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 

1.33 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel. 

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 caravan

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan. 

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. 

1.38 dagrecreatie

vormen van recreatie waarbij geen recreatief nachtverblijf mogelijk is. 

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 

1.40 ecologische hoofdstructuur

een samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. Tot de ecologische hoofdstructuur behoren bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden en ecologische verbindingszones. 

1.41 ecologische verbindingszone

een verbinding tussen bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur met als doel geïsoleerde leefgemeenschappen van dieren en planten met elkaar te verbinden waardoor soorten beter kunnen voortbestaan doordat zij binnen de grotere leefgebieden hun genen kunnen uitwisselen. 

1.42 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde die verband houdt met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling. 

1.43 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen). 

1.44 extensief recreatief medegebruik

vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden en sportvissen. 

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 

1.46 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf, gericht op het telen van gewassen, waarvan de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen. 

1.47 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: grondgebonden veehouderijen, akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. 

1.48 grondgebonden veehouderij

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.

1.49 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 

1.50 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 

1.51 hoofdverblijf

het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres. 

1.52 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Onder horeca worden niet begrepen: nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen.

1.53 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier- of geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundvee- en schapenhouderij. Een intensieve veehouderij is niet afhankelijk van agrarische grond als productiemiddel en is als zodanig een agrarische bedrijfstak waarbij de bedrijfsuitoefening in hoofdzaak niet functioneel aan de grond gebonden is. 

1.54 kantoor

een gebouw, of deel van een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden. 

1.55 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter. 

1.56 kampeermiddelen

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (met uitzondering van een stacaravan) dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, die blijkens hun inrichting bestemd zijn voor het houden van recreatief (nacht)verblijf. 

1.57 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf. 

1.58 kwaliteitsverbetering van het landschap

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.

1.59 kwekerij

een bedrijf dat gericht is op het kweken van planten en siergewassen alsmede op de verkoop als ondergeschikte nevenfunctie van ter plaatse gekweekte planten en siergewassen, potgrond, compost en meststoffen. 

1.60 kwetsbaar object

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 

1.61 kleinschalige dagrecreatieve voorziening

kleinschalige voorzieningen zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen en kanoën. 

1.62 landschappelijke inpassing

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context/karakteristiek van het landschap, bijvoorbeeld door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting. 

1.63 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur. 

1.64 loonwerkbedrijf

een bedrijf, dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven en het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden (ook aan anderen dan agrarische bedrijven), met behulp van werktuigen.

1.65 manege

een bedrijf dat is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden, en/of pony's, ondersteunende horeca (kantine en foyer e.d.), verenigingsaccommodatie, en het houden van wedstrijden en of andere evenementen. 

1.66 mantelzorg

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende, door één of meer leden uit diens directe omgeving, waarbij de zorg rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Hiermee wordt de doelgroep van ouderen, chronisch zieken en gehandicapten beoogd. 

1.67 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

1.68 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora- en fauna.

1.69 netto glas

de oppervlakte van kassen.

1.70 Nge

Nederlandse grootte-eenheid: een maat voor de productie omvang van een agrarisch bedrijf, bepaald door de som van de waarden, die wordt verkregen door voor de verschillende gewassen en diersoorten het bijbehorende bruto standaard-saldo te vermenigvuldigen met het overeenstemmende aantal eenheden.

1.71 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

1.72 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 

1.73 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent. 

1.74 ondersteunende horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de ondergeschikte horeca-activiteiten dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend.

1.75 paardenbak

al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt.

1.76 paardenfokkerij

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden, het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm.

1.77 paardenhouderij

een bedrijf dat is gericht op het houden, africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden (waaronder begrepen pensionstalling), het geven van instructie aan derden alsmede de handel in paarden, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken van paarden.

1.78 peil

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft (maaiveld).

1.79 pelsdierhouderij

een bedrijf dat is gericht op het (op)fokken en/of houden van pelsdieren ten behoeve van hun pels.

1.80 permanente bewoning

het gebruik van een kampeermiddel, kampeerverblijf, recreatiewoning of vakantieappartement door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die in gevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van de bewoners in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Werkendam, terwijl deze personen elders niet over een hoofdverblijf beschikken. 

1.81 plattelandswoning

een woning in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe de woning in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord.

1.82 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.83 raamprostitutie

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.84 recreatiewoning

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor het houden van recreatief (nacht)verblijf door één of meer personen, die elders hun hoofdverblijf hebben, en dat niet bestemd is voor permanente bewoning, niet zijnde een woonkeet, caravan of ander bouwsel op wielen zijnde.

1.85 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.86 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een erotische massagesalon of een (raam)prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar.

1.87 sleufsilo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met opstaande randen voor het opslaan van veevoeder.

1.88 stacaravan

een gebouw, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief (nacht)verblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het aangemerkt als stacaravan.

1.89 teeltondersteunende kassen

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen hoger dan 1,5 meter begrepen.

1.90 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te verbeteren, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van de producten te verbeteren, te onderscheiden in:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie zijn toegestaan zo lang de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden per jaar, te onderscheiden in:
    • 1. lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter, zoals afdekfolies, insectengaas, acryldoek, lage tunnels;
    • 2. hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 meter, zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen.
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden per jaar op dezelfde locatie zijn toegestaan, te onderscheiden in:
    • 1. lage permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter, zoals containervelden;
    • 2. hoge permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 meter, zoals bakken op stellingen (met regenkappen) en teeltondersteunende kassen.
  • c. overige teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, zoals stellages met en voor regenkappen bij de grondgebonden teelt van (zacht)fruit, boomteelthekken en vraatnetten. 

1.91 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.92 tunnel(kas)

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.93 veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.94 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij tenminste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie of kennissen.

1.95 vollegronds tuinbouwbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie overwegend plaatsvindt in de volle grond. 

1.96 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met de omvang van tenminste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang, een daaruit te verwachten redelijk inkomen en waarvan de continuïteit op langere termijn voldoende is verzekerd. 

1.97 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt. 

1.98 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen. 

1.99 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen en inlaten. 

1.100 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, de tot de wegen of paden behorende vrijliggende fietspaden, alsmede de aan de wegen liggende parkeerterreinen. 

1.101 winkelvloeroppervlakte

de voor de consument toegankelijke en zichtbare verkoopruimte ten behoeve van (productiegebonden) detailhandel, inclusief zichtbare ruimte achter toonbanken en kassa's. 

1.102 woning

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.103 wooneenheid

eenheid in de vorm van een woning.

1.104 woonschip

een vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, een als hoofdverblijf geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.

1.105 woonunit voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van tijdelijk woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer werknemers, die hun hoofdverblijf elders hebben.

 

1.106 zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;

afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

relatie: indien op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dan worden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of een paardenfokkerij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opslag- en verhuurbedrijf van feest- en partymaterialen' een verhuur- en opslagbedrijf in feest- en partymaterialen, alsmede daaraan ondergeschikte cateringactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - kwaliteitsverbetering landschap” de aanleg en instandhouding van landschapsmaatregelen;
  • e. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de in lid 9.2 genoemde landschapstypen en hun kernkwaliteiten;
  • f. watergangen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
  • g. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden;
  • h. alsmede voor:
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven (inclusief erfverhardingen), tuinen, groenvoorzieningen, perceelsontsluitingen, (onderhouds)paden en parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;:
  • b. de afstand van gebouwen tot de naar de weg gekeerde bouwgrens dient minimaal 5 meter te bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 5 meter bedraagt;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 3 meter bedraagt;
  • d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opslag- en verhuurbedrijf van feest- en partymaterialen' mag de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, te weten 827 m2.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en kassen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels:

  • a. kassen zijn niet toegestaan; 
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 11 meter bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opslag- en verhuurbedrijf van feest- en partymaterialen' de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer dan 4, respectievelijk 8 meter bedragen;

3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden, indien en voorzover het bouwwerken betreft, de volgende regels:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
  • b. andere permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • c. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter;
  • d. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • e. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

3.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten” geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • e. de bedrijfswoning dient te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 30° en ten hoogste 60°.

 

3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 70 m²;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

 

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen teeltondersteunende voorzieningen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
    bouwwerken, geen gebouwen zijnde     maximale bouwhoogte    
    verlichtings- en vlaggenmasten     8 meter    
    erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn     1 meter    
    erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn     2 meter    
    mestsilo's     6 meter    
    veevoedersilo's     12 meter    
    sleufsilo's     3 meter    
    paardenbakken (omheining) vóór de voorgevellijn     1,5 meter    
    paardenbakken (omheining) achter de voorgevellijn     2 meter    
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     6 meter    
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag buiten het bouwvlak niet meer dan 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik niet meer mag bedragen dan 2 meter. 
    • 2. bouwwerken voor mestopslag, voeropslag, sleuf- en andere silo's, water- en andere bassins en andere aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan.
    • 3. paardenbakken niet zijn toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 om teeltondersteunende kassen toe te staan, mits:

  • a. de teeltondersteunende kassen ten dienste staan van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij;
  • b. de teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt;
  • d. de oppervlakte niet meer dan 5.000 m² netto glas bedraagt;
  • e. de teeltondersteunende kassen noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. de bouw van de teeltondersteunende kassen geen omschakeling naar een (gespecialiseerd) glastuinbouwbedrijf tot gevolg heeft; 
  • g. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder e en f genoemde voorwaarden;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • i. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast.
  • j. de ontwikkeling gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.3.2 Teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 om hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 meter bedraagt en van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 meter bedraagt;
  • b. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Vergroting inhoud bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 3.2.4 onder b voor het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot maximaal 900 m³, mits:

  • a. er sprake is van een vrijstaande woning;
  • b. de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt;
  • c. de vergroting vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is, mede ook in relatie tot de omgeving waarin de woning gesitueerd is;
  • d. de ontwikkeling (vergroting inhoud bedrijfswoning) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.3.4 Hogere bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c om een hogere bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder b genoemde voorwaarde;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast.

3.3.5 Hogere goothoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b om een hogere goothoogte voor bedrijfsgebouwen toe te staan, mits:

  • a. de goothoogte niet meer dan 8 meter bedraagt;
  • b. de hogere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder b genoemde voorwaarde;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast.

3.3.6 Hogere bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.6 onder a om binnen het bouwvlak mestsilo's en veevoedersilo's met een hogere bouwhoogte toe te staan, alsmede om binnen het bouwvlak overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bedoeld in lid 3.2.6 onder a, met een hogere bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte van mestsilo's en veevoedersilo's niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • c. de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast.

3.3.7 Woonunits voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om woonunits voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, toe te staan, mits:

  • a. tevens de in lid 3.5.8 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
  • b. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt, één en ander conform de regeling in artikel 3.5.9; 
  • c. de woonunits binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte van de woonunits niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • e. er per bouwvlak niet meer dan 5 woonunits worden geplaatst;
  • f. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen op het gebied van brandveiligheid;
  • h. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de ontwikkeling (het plaatsen van de woonunits) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

3.4.1 Voorwaardelijke verplichting

De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opslag- en verhuurbedrijf van feest- en partymaterialen' mogen alleen voor een verhuur- en opslagbedrijf in feest- en partymaterialen alsmede daaraan ondergeschikte cateringactiviteiten worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals weergegeven op de afbeelding “kwaliteitsverbetering landschap-Pleunesteeg 4”, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan, dat door het bevoegd gezag is goedgekeurd;.

3.4.2 Strijdig gebruik
  • a. het aanbrengen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak, is niet toegestaan;
  • b. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde/geteelde artikelen/producten tot een maximale winkelvloeroppervlakte van 50 m², mits deze detailhandel plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • c. het gebruiken van gebouwen welke niet zijn opgericht ten behoeve van de uitoefening van een veehouderij, voor de uitoefening van een veehouderij, is niet toegestaan;
  • d. mestbewerking is niet toegestaan;
  • e. permanente bewoning van vakantieappartementen is niet toegestaan;
  • f. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, waaronder begrepen (kuil)voer- en mestopslag, is niet toegestaan, uitgezonderd tijdelijke opslag van ter plaatse geoogste agrarische producten tot een maximum van 3 maanden per jaar;
  • g. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor niet als bouwwerk aan te merken mest- of andere bassins is niet toegestaan;
  • h. het uitvoeren van werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak die in het schema 'Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden Agrarisch' in Bijlage 1 zijn aangemerkt als strijdig, is niet toegestaan;
  • i. erfverhardingen zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opslag- en verhuurbedrijf van feest- en partymaterialen' is buitenopslag ten behoeve van niet-agrarische activiteiten niet toegestaan;
  • k. het na verloop van 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opslag- en verhuurbedrijf van feest- en partymaterialen' voor een verhuur- en opslagbedrijf in feest- en partymaterialen, zonder de aanleg en instandhouding van landschapsmaatregelen ter plaatse van de aanduiding “kwaliteitsverbetering landschap”, één en ander zoals weergegeven op de afbeelding “kwaliteitsverbetering landschap-Pleunesteeg 4”, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  • l. het gebruiken van gebouwen ten behoeve van cateringactiviteiten over een oppervlakte van meer dan 25 m2.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Ander niet-agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opslag- en verhuurbedrijf van feest- en partymaterialen'

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van een ander niet-agrarisch bedrijf, niet zijnde een agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opslag- en verhuurbedrijf van feest- en partymaterialen' mits:

  • a. agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • b. het één bedrijf betreft in milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Niet-agrarische bedrijven in Bijlage 2, danwel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn;
  • c. er geen sprake is van een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • d. de beoogde ontwikkeling, functie en bebouwing naar aard en omvang past in de omgeving, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing nooit meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte aan bebouwing;
    • 2. overtollige bebouwing wordt gesloopt (met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing),
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. op eigen terrein in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien en laden en lossen op eigen terrein geschiedt;
  • g. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde artikelen/producten tot een maximale winkelvloeroppervlakte van 50 m²;
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • j. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast;
  • m. de ontwikkeling (vestiging bedrijf) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.5.2 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van bed and breakfast, mits:

  • a. deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
  • c. maximaal 100 m² van de bebouwing voor bed and breakfast wordt gebruikt;
  • d. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • e. het maximum aantal gasten dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed and breakfast 6 bedraagt;
  • f. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.8.

3.5.3 Vakantieappartementen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van vakantieappartementen, mits:

  • a. deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de eventueel noodzakelijke verbouwingen binnen het hoofdgebouw plaatsvinden;
  • c. per bedrijf niet meer dan 3 vakantieappartementen worden gerealiseerd;
  • d. de oppervlakte van een vakantieappartement niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.8.

3.5.4 Dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen, zoals verkoop van dranken, etenswaren en het bieden van zitgelegenheid en rondleidingen, mits:

  • a. er geen sprake is van een inrichting waarvoor op grond van de Drank- en horecawet een vergunning is vereist;
  • b. maximaal 100 m² van de bebouwing voor dagrecreatieve voorzieningen wordt gebruikt;
  • c. er ten behoeve van de activiteiten geen ingrijpende bouwkundige voorzieningen worden getroffen;
  • d. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • e. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.8.

3.5.5 Beroep of bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in de bedrijfswoning of een bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning, mits:

  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de omvang van het beroep of bedrijf aan huis niet meer bedraagt dan 45 m².
  • c. het beroep of bedrijf in de bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • d. het beroep of bedrijf voorkomt in de milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in Bijlage 2 of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • e. het beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  • f. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.
  • g. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.8.

3.5.6 Zorgboerderij

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van kleinschalige zorgactiviteiten ten behoeve van de dagopvang van zorgvragers, mits:

  • a. deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. maximaal 250 m² van de bebouwing voor de zorgactiviteiten wordt gebruikt;
  • c. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • d. bij beëindiging van de agrarische functie is het uitoefenen van de zorgactiviteiten niet meer toegestaan;
  • e. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.8.

3.5.7 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van kleinschalig kamperen, mits:

  • a. de kampeermiddelen worden gesitueerd binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 meter uit het bouwvlak, met dien verstande dat de kampeermiddelen niet buiten het bouwvlak mogen worden gesitueerd aan de aan de weg gelegen zijde van het bouwvlak;
  • b. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 bedraagt;
  • c. het kampeerterrein uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 oktober is toegestaan;
  • d. ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein, zoals sanitaire voorzieningen, binnen het bouwvlak worden gerealiseerd, waarbij: 
    • 1. voor gebouwen de bouwregels uit lid 3.2.1 en 3.2.2 van toepassing zijn;
    • 2. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwregels uit lid 3.2.6 van toepassing zijn.
  • e. het kampeerterrein op een zorgvuldige wijze wordt ingepast in het landschap;
  • f. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • g. het kampeerterrein niet grenst aan een ander kampeerterrein waarvoor toestemming is verleend;
  • h. de ontwikkeling (kleinschalig kamperen) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden;
  • i. voldaan wordt aan de algemene voorwaarden voor niet-agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in lid 3.5.8.

3.5.8 Algemene voorwaarden nevenactiviteiten

Voor het toestaan van nevenactiviteiten gelden de volgende algemene voorwaarden:

  • a. per agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m² van de bebouwing gebruikt worden voor niet-agrarische nevenactiviteiten;
  • b. het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie;
  • c. op eigen terrein wordt binnen het bouwvlak voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • d. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. de activiteit levert geen belemmering op voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • f. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, worden niet onevenredig aangetast.

3.5.9 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits:

  • a. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt in een bedrijfsgebouw of een deel van de bedrijfswoning, dat gesitueerd is binnen een bouwvlak, danwel in woonunits zoals genoemd in lid 3.3.10; 
  • b. deze omgevingsvergunning wordt voor maximaal 5 jaar verleend; 
  • c. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf; 
  • d. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder c genoemde voorwaarde;
  • e. de huisvesting uitsluitend medewerkers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten; 
  • f. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt; 
  • g. er per bouwvlak niet meer dan 20 werknemers gelijktijdig worden gehuisvest;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt; 
  • i. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien;
  • j. de huisvesting geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • k. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

3.5.10 Grotere oppervlakte detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder b voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, mits:

  • a. de winkelvloeroppervlakte maximaal 100 m² bedraagt;
  • b. de detailhandel een versterking betreft van de regionale detailhandelsstructuur;
  • c. de detailhandel zoveel mogelijk eigen producten betreft, eventueel aangevuld met andere lokale en streekproducten;
  • d. de detailhandel ondergeschikt is aan de reguliere agrarische activiteiten, zowel naar omzet als in oppervlakte;
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. op eigen terrein binnen het bouwvlak in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de in het schema 'Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden Agrarisch' in Bijlage 1 genoemde vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.6.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die plaatsvinden binnen het agrarisch bouwvlak;
  • b. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.

3.6.3 Toetsingscriteria

De in lid 3.6.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden, en;
  • b. als wordt voldaan aan de in het schema 'Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden Agrarisch' in Bijlage 1 genoemde criteria.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1 Vormaanpassing agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de vormaanpassing van een agrarisch bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het agrarische bouwvlak gelijk blijft;
  • b. de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen hieromtrent heeft geadviseerd;
  • c. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de vormaanpassing niet tot gevolg heeft dat het bouwvlak wordt gesitueerd binnen de aanduiding 'overige zone - zoekzone-EVZ' of 'overige zone - zoekzone-water';
  • f. de ontwikkeling (de vormaanpassing) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.7.2 Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de vergroting van een agrarisch bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak na vergroting maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • b. de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf of indien het geen volwaardig agrarisch bedrijf betreft uit het advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen blijkt dat door vergroting van het bouwvlak het bedrijf zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • d. is aangetoond dat binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor de uitbreiding van de noodzakelijke bebouwing;
  • e. de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies heeft uitgebracht omtrent de onder b t/m d genoemde voorwaarden; 
  • f. er een concreet bouw- en inrichtingsplan aan ten grondslag ligt;
  • g. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast;
  • i. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. de vergroting niet tot gevolg heeft dat het bouwvlak wordt gesitueerd binnen de aanduiding 'overige zone - zoekzone-EVZ' of 'overige zone - zoekzone-water';
  • k. indien sprake is van een uitbreiding van verhard oppervlak met meer dan 1.500 m² dan dient ter compensatie waterberging te worden aangelegd met een inhoud van minimaal 436 m³ per hectare verhard oppervlak, waarbij de waterberging ook buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • l. de ontwikkeling (de vergroting) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.7.3 Burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in een bestemming ten behoeve van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, mits:

  • a. het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf is beëindigd en agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • b. er geen splitsing in meerdere wooneenheden plaatsvindt;
  • c. de bestaande situering van de woning niet wordt gewijzigd;
  • d. overtollige bebouwing wordt gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, en deze sloop is verzekerd middels een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst;
  • e. het bouwvlak wordt aangepast, zodat het hoofdgebouw van de woning binnen het bouwvlak komt te liggen, waarbij de maximale omvang van het bouwvlak 20x20 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter bedraagt, met dien verstande dat als het hoofdgebouw niet binnen deze omvang past, de omvang van het hoofdgebouw mag worden aangehouden voor het bouwvlak en indien de afstand van het hoofdgebouw kleiner is dan 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen, die kleinere afstand mag worden aangehouden;
  • f. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • h. er ter plaatse van de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • i. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • j. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. de ontwikkeling (omzetting in burgerwoning) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.7.4 Agrarisch technisch hulpbedrijf en agrarisch verwant bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in bestemming ten behoeve van de vestiging van één agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf, mits:

  • a. het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf is beëindigd en agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • b. de beoogde ontwikkeling, functie en bebouwing naar aard en omvang past in de omgeving, met dien verstande dat:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak niet meer dan 1,5 hectare mag bedragen en het bouwvlak dient te worden verwijderd; indien het agrarisch bouwvlak een grotere omvang heeft dan kan het meerdere de bestemming 'Agrarisch' behouden, mits voor dit deel eveneens het bouwvlak verwijderd wordt;
    • 2. aangetoond dient te zijn dat de ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de onder 1 genoemde omvang;
    • 3. de oppervlakte van de bebouwing nooit meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
    • 4. overtollige bebouwing wordt gesloopt (met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing);
  • c. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • d. op eigen terrein in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien en laden en lossen op eigen terrein geschiedt;
  • e. er geen sprake is van een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde artikelen/producten tot een maximale winkelvloeroppervlakte van 50 m²;
  • g. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • h. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • i. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de ontwikkeling (vestiging bedrijf) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.7.5 Niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in een bestemming ten behoeve van de vestiging van één niet-agrarisch bedrijf, niet zijnde een agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf, mits:

  • a. het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf is beëindigd en agrarisch hergebruik van het perceel redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • b. het één bedrijf betreft in milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Niet-agrarische bedrijven in Bijlage 2, danwel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn;
  • c. er geen sprake is van een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • d. de beoogde ontwikkeling, functie en bebouwing naar aard en omvang past in de omgeving, met dien verstande dat:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak niet meer dan 5000 m² mag bedragen en het bouwvlak dient te worden verwijderd; indien het agrarisch bouwvlak een grotere omvang heeft dan kan het meerdere de bestemming 'Agrarisch' behouden, mits voor dit deel eveneens het bouwvlak verwijderd wordt;
    • 2. aangetoond dient te zijn dat de ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de onder 1 genoemde omvang;
    • 3. de oppervlakte van de bebouwing nooit meer mag bedragen dan 600 m²;
    • 4. overtollige bebouwing wordt gesloopt (met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing);
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. op eigen terrein in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien en laden en lossen op eigen terrein geschiedt;
  • g. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde artikelen/producten tot een maximale winkelvloeroppervlakte van 50 m²;
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • j. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 9.2, niet onevenredig worden aangetast;
  • m. de ontwikkeling (vestiging bedrijf) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.

3.7.6 Plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning middels het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan de woning (inclusief daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, tuin en erf), mits:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen; 
  • b. de bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning functioneert;
  • c. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • d. de omzetting geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, onder meer uit het oogpunt van luchtkwaliteit;
  • f. er ten behoeve van het agrarisch bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort geen nieuwe bedrijfswoning wordt toegestaan;
  • g. de plattelandswoning niet wordt gesplitst in meerdere wooneenheden;
  • h. overtollige bebouwing binnen het gebied dat wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, en deze sloop is verzekerd middels een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst;
  • i. voor de plattelandswoning dezelfde bouwregels gelden als voor agrarische bedrijfswoningen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een hoge archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie - 2' mede bestemde gronden.

4.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek, of;
  • b. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • c. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, of;
  • d. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
  • e. gronden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 4.2.1 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
  • d. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 1. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 2. een verplichting de uitvoering van de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht. 

4.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag. 

4.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in lid 4.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het aanleggen van drainage;
  • c. het scheuren van grasland;
  • d. het aanleggen, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • e. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • f. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • g. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • i. het rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd.
  • j. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen. 

4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

het werken of werkzaamheden betreft waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld, en;

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 100 m², of;
  • b. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, of;
  • c. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • d. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning, of
  • e. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen, of;
  • f. het gronden betreft waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag.

op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 

4.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. of een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van de werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht. 

4.4.4 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 4.4.3, onder c, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld;
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning
  • d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

4.6.2 Advies

Alvorens de in lid 4.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.

6.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen, met uitzondering van:
    • 1. ingangspartijen;
    • 2. voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
    • 3. ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, mits deze binnen een agrarisch bouwvlak worden gesitueerd.
  • c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de aangrenzende gronden, en/of;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, en/of;
  • c. in verband met de verkeersveiligheid.

6.4 Parkeren

6.4.1 Parkeergelegenheid

Bij de oprichting van een nieuw bouwwerk of de vergroting van een bestaand bouwwerk dient op het bijbehorende bouwperceel te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in CROW Publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

6.4.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
  • b. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • c. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden als start- en landingsbaan voor spuitvliegtuigjes;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
  • e. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • f. het gebruik en/of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  • g. het gebruik en/of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • i. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofemissie (de stikstofemissie zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan) als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden.

7.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder i ten behoeve van een toename van de stikstofemissie als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen, indien:

  • a. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie binnen gevoelige Natura 2000-gebieden, of;
  • b. anderszins is aangetoond dat geen sprake is van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.

7.3 Parkeren

7.3.1 Parkeergelegenheid
  • a. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in CROW Publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. Bij functiewijzigingen dient op het bijbehorende bouwperceel te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in CROW Publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

7.3.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Landschapstypen

8.1.1 Landschapstypen en kernkwaliteiten

ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zeekleilandschap-eerste aanwaspolders' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het zeekleilandschap, subtype eerste aanwaspolders, met de volgende kernkwaliteiten: openheid, grootschalig karakter, doorschemerend (micro)reliëf, kades en dijken en bijbehorende taluds;

8.1.2 Regels

Voor de in lid 9.2.1 genoemde gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen deze gelden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Buitengebied: Pleunesteeg 4”

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Werkendam van 19 december 2017.