direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied: Buitenkade 35a Hank
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.04WP1139BgBk35aher-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Buitengebied: Buitenkade 35a Hank' met identificatienummer NL.IMRO.0870.04WP1139BgBk35aher-VA01 van de gemeente Werkendam.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage:

het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.

1.7 bed and breakfast:

het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt gericht op kortdurend verblijf.

1.8 beroep aan huis/bedrijf aan huis:

een beroep of bedrijf dat (in een gedeelte) van een woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en dat is gericht op het ambachtelijk vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 ecologische hoofdstructuur:

een samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. Tot de ecologische hoofdstructuur behoren bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden en ecologische verbindingszones.

1.22 ecologische verbindingszone:

een verbinding tussen bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur met als doel geïsoleerde leefgemeenschappen van dieren en planten met elkaar te verbinden waardoor soorten beter kunnen voortbestaan doordat zij binnen de grotere leefgebieden hun genen kunnen uitwisselen.

1.23 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde die verband houdt met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.

1.24 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen).

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.27 hoofdverblijf:

het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres.

1.28 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Onder horeca worden niet begrepen: nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen.

1.29 kwaliteitsverbetering van het landschap:

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.

1.30 kwetsbaar object:

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.31 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende, door één of meer leden uit diens directe omgeving, waarbij de zorg rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Hiermee wordt de doelgroep van ouderen, chronisch zieken en gehandicapten beoogd.

1.32 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 paardenbak:

al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt.

1.34 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft (maaiveld).
1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.36 raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een erotische massagesalon of een (raam)prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar.

1.38 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.39 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.40 woning:

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;
  • b. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
  • c. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • d. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • e. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • f. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • g. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • h. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
  • i. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
  • b. relatie: indien op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dan worden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bijbehorende tuinen en erven (inclusief erfverhardingen);
  • c. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

3.2.1 Algemeen

Per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan.

3.2.2 Hoofdgebouw
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval die goothoogte (ook bij herbouw/uitbreiding) als maximum geldt;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval die bouwhoogte (ook bij herbouw/uitbreiding) als maximum geldt;
  • e. de inhoud van het hoofdgebouw, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 600 m³, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval die inhoud (ook bij herbouw/uitbreiding) als maximum geldt;
  • f. het hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 30º en ten hoogste 60º, tenzij de bestaande dakhelling daarvan afwijkt, in welk geval die dakhelling (ook bij herbouw/uitbreiding) eveneens mag worden aangehouden.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 70 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, mag bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 700 m² de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m²;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 meter en achter de voorgevellijn niet meer dan 2 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 3.2.3 onder b en c voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning tot maximaal 150 m², mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 700 m² bedraagt;
  • b. de vergroting dient ten behoeve van de woonfunctie (het hobbymatig houden van dieren hieronder begrepen) en ter vergroting van het woongenot;
  • c. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bijbehorende bouwwerken;
  • d. de ontwikkeling (vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.
3.3.2 Verkleining afstand bijbehorende bouwwerken tot voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder d voor de bouw van bijbehorende bouwwerken op minder dan 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, mits:

  • a. de bijbehorende bouwwerken niet voor de voorgevellijn worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag (kelders en onderbouwen hieronder niet begrepen) van het hoofdgebouw;
  • c. dit vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
  • d. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
3.3.3 Erker

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder d voor de bouw van een erker aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw, mits:

  • a. de diepte van de erker, gemeten uit de betreffende gevel(s) van het hoofdgebouw, niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • b. de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag (kelders en onderbouwen hieronder niet begrepen) van het hoofdgebouw;
  • d. de breedte van de erker niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
3.3.4 Vergroting inhoud woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 3.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van een woning tot maximaal 900 m³, mits:

  • a. er sprake is van een vrijstaande woning;
  • b. de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt;
  • c. de vergroting vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is, mede ook in relatie tot de omgeving waarin de woning gesitueerd is;
  • d. de ontwikkeling (vergroting inhoud woning) gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant, en deze kwaliteitsverbetering is veiliggesteld en vastgelegd middels een anterieure overeenkomst en in stand wordt gehouden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van gronden en bebouwing voor de uitoefening van enige vorm van beroep- en bedrijf aan huis, detailhandel of horeca.
  • b. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning.
  • c. Het in gebruik nemen van de nieuw te realiseren woning, zonder de sloop van de huidige woning. In afwijking hiervan mag de woning in gebruik genomen worden onder de voorwaarde dat binnen een half jaar na het tijdstip van de oplevering van de nieuwe woning uitvoering wordt gegeven aan de sloop van de bestaande woning.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Beroep of bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 3.4.1 onder a voor toestaan van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in de woning of bijbehorend bouwwerk bij de woning, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de omvang van het beroep of bedrijf aan huis niet meer bedraagt dan 45 m².
  • c. het beroep of bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het beroep of bedrijf voorkomt in de milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in Bijlage 1 of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • e. de uitoefening van het beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • f. het beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  • g. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
  • h. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, dat in direct verband staat met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.
  • i. beperkte detailhandel via het internet, mits geen goederen van huis worden afgehaald.
3.5.2 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het vestigen van een bed and breakfast, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bed and breakfast wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. de uitoefening van bed and breakfast geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • d. het maximum aantal gasten dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed and breakfast 6 bedraagt;
  • e. de omvang van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 45 m²;
  • f. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat als gevolg van de bed and breakfast;
  • g. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of de daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Verandering situering en/of vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' geheel of gedeeltelijk te wijzigen voor de verandering van de situering van het bouwvlak en/of een vormverandering van het bouwvlak indien sprake is van herbouw of uitbreiding van een bestaande woning, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
  • b. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter bedraagt, of niet minder dan de bestaande afstand indien die minder bedraagt;
  • c. de verkeersveiligheid hierdoor niet wordt aangetast;
  • d. dit vanuit stedenbouwkundig en ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is;
  • e. dit niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • g. er ter plaatse van het gewijzigde bouwvlak sprake is van een goed woon- en leefklimaat
  • h. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype, zoals genoemd in lid 7.1, niet onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit wijzigingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende wijzigingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
5.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen, met uitzondering van:
    • 1. ingangspartijen;
    • 2. voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
    • 3. ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, mits deze binnen een agrarisch bouwvlak worden gesitueerd.
  • c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de aangrenzende gronden, en/of;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, en/of;
  • c. in verband met de verkeersveiligheid.
5.4 Parkeren
5.4.1 Parkeergelegenheid

Bij de oprichting van een nieuw bouwwerk of de vergroting van een bestaand bouwwerk dient op het bijbehorende bouwperceel te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in CROW Publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

5.4.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
  • b. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • c. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden als start- en landingsbaan voor spuitvliegtuigjes;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
  • e. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • f. het gebruik en/of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  • g. het gebruik en/of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • i. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofemissie (de stikstofemissie zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan) als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden.
6.2 Parkeren
6.2.1 Parkeergelegenheid
  • a. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in CROW Publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
  • b. Bij functiewijzigingen dient op het bijbehorende bouwperceel te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in CROW Publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van oktober 2012. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
6.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Landschapstypen
7.1.1 Landschapstypen en kernkwaliteiten

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zeekleilandschap-eerste aanwaspolders' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het zeekleilandschap, subtype eerste aanwaspolders, met de volgende kernkwaliteiten: openheid, grootschalig karakter, doorschemerend (micro)reliëf, kades en dijken en bijbehorende taluds.

7.1.2 Regels

Voor de in lid 7.1.1 genoemde gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen deze gelden.

7.2 Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekzone-water', zijn de gronden mede bestemd voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van watersystemen. Daartoe gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekzone-water' specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen deze gelden.

7.3 Zoekgebied voor ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekzone-EVZ', zijn de gronden mede bestemd voor de ontwikkeling en instandhouding van een ecologische verbindingszone. Daartoe gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekzone-EVZ' specifieke regels:

  • a. de bestaande oever aan de zijde van de watergang dient bij voorgenomen ontwikkelingen gehandhaafd te blijven;
  • b. het verhard oppervlak aan de zijde van de watergang mag niet meer bedragen dan 100m² per bouwperceel;
  • c. het is niet toegestaan om buitenverlichting met uitstraling naar de watergang en oeverzone te plaatsen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding, voor:

  • a. afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven maten en percentages, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de voorgeschreven maten en percentages;
  • b. overschrijdingen van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen met ten hoogste 2 meter, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bouwen van gebouwen op een kleinere afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen dan de voorgeschreven afstand, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. dit vanuit stedenbouwkundig en ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.
  • d. het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk behorend bij een woning als afhankelijke woonruimte (mantelzorg), mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende bouwregels inzake bijbehorende bouwwerken bij woningen wordt ingepast, met dien verstande dat de maximale oppervlakte die voor mantelzorg mag worden gebruikt niet meer dan 60 m² mag bedragen;
    • 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 4. een en ander met dien verstande dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Buitengebied: Buitenkade 35a Hank'.