direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kurenpolder: reclamemast uitbreiden reclame-uitingen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.04OV1106Kpreclmast-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aan de rand van de Brabantse Biesbosch, op het perceel Kurenpolderweg 31 te Hank, ligt De Kurenpolder Recreatie. Dit recreatiebedrijf bestaat uit een camping en verschillende soorten dagrecreatieve voorzieningen, waaronder een zwembad, dagstrand en golfbaan. In afbeelding 1 zijn de ligging en begrenzing van het recreatiebedrijf aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.04OV1106Kpreclmast-VA01_0001.png"

Afbeelding 1 Ligging en begrenzing recreatiebedrijf De Kurenpolder Recreatie (bron: google.nl)

Op het gedeelte dat is ingericht als golfbaan, is een mast aanwezig (zie afbeeldingen 2 en 3) die wordt gebruikt voor het tonen van reclame van het eigen bedrijf. De mast heeft een hoogte van 24 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.04OV1106Kpreclmast-VA01_0002.png"

Afbeelding 2 Locatie reclamezuil op de golfbaan (bron: google.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0870.04OV1106Kpreclmast-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 3 Zicht reclamezuil vanaf rijksweg A27 (bron: google.nl)

Het recreatiebedrijf heeft de wens om op de reclamemast ook reclame van derden te tonen. Dit is echter in strijd met het bestemmingsplan (zie hoofdstuk 2).

Op 11 februari 2014 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam te kennen gegeven dat zij bereid zijn hieraan medewerking te verlenen door middel van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingplan. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning moet een goede ruimtelijke onderbouwing worden ingediend. Deze onderbouwing voorziet hierin.

Aangezien het gaat om een bestaande mast waarover eerder is geoordeeld dat deze ruimtelijk aanvaardbaar is, kan de toetsing beperkt blijven tot het verruimde gebruik ervan. Het bouwwerk en het huidige gebruik staan aldus niet meer ter discussie.

Hoofdstuk 2 Toetsing aan beleid en wetgeving

2.1 Inleiding

Een volledig overzicht van de beleidsplannen en regelgeving dat voor de Kurenpolder van toepassing is, is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Op basis van een 1e verkenning blijkt dat veel van deze plannen of regelingen of toch geen betrekking hebben op het gebied van de Kurenpolder of ze zijn op voorhand niet relevant of niet gedetailleerd genoeg voor het beoordelen van het verruimde gebruik van de mast.

2.2 Rijksbeleid en wetgeving

De plannen en structuurvisies van het Rijk zijn te algemeen en te globaal om als toetsingskader voor het beoordelen van het initiatief te kunnen dienen.

Wel relevant is wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening. Centraal daarin is het criterium dat sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening die tot stand komt na een zorgvuldige afweging van alle ruimtelijke belangen in een gebied. Met de onderhavige ruimtelijke onderbouwing wordt aan dit criterium voldaan.

2.3 Provinciaal beleid en wetgeving

Op provinciaal niveau was tot voor kort de Landschapsverordening Noord-Brabant 2002 (hierna LSV) van belang. Deze verordening reguleerde het plaatsen van en het handhavingsbeleid ten aanzien van reclameborden in het buitengebied in Noord-Brabant.

Op 7 december 2012 besloten Provinciale Staten de landschapsverordening in te trekken. Het besluit van Provinciale Staten is vanaf 21 juni 2013 in werking getreden. Sindsdien is reclame in het buitengebied een verantwoordelijkheid van de gemeente.

Op provinciaal niveau zijn mogelijk nog alleen de Structuurvisie 2010 en de Verordening Ruimte 2014 relevant. In de Structuurvisie geeft de provincie aan welke doelen de provincie nastreeft, wat voor beleid de provincie voert, hoe de provincie stuurt om haar doelen te realiseren en welke instrumenten zij daarbij inzet. De verordening is daarbij een van de instrumenten die de provincie inzet om haar doelen te realiseren. De verordening is op 7 februari 2014 door Provinciale Staten vastgesteld, op 19 maart treedt deze in werking.

In de structuurvisie worden geen uitspraken gedaan die van belang zijn voor de beoordeling van het voorliggende initiatief.

Ingevolge de verordening dient bij een ruimtelijk plan of besluit dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling een verantwoording te worden opgenomen waaruit blijkt dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Van belang is dat het in onderhavige situatie niet gaat om een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling maar om een verruimd gebruik van een bestaand bouwwerk. Het artikel in de verordening is in zoverre niet van belang.

Verder is de locatie in de verordening ook niet aangeduid als een gebied dat cultuurhistorisch, natuurwetenschappelijk of landschappelijk van belang is.

Op grond van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het provinciaal beleid geen regels stelt voor het tonen van (de soort) reclame op de huidige locatie op het golfterrein. De afweging en beoordeling zijn primair gemeentelijke aangelegenheden.

2.4 Gemeentelijk beleid en wetgeving

Geldend bestemmingsplan

Het recreatiebedrijf is planologisch-juridisch geregeld in het bestemmingsplan is "Kurenpolder", dat op 20 december 2005 is vastgesteld. De gronden waar de reclamemast is gebouwd, zijn bestemd tot Golfbaan. Op deze gronden zijn bouwwerken toegestaan tot een hoogte van 10 meter. Gedeputeerde Staten hebben op 18 april 2006 goedkeuring onthouden aan de planonderdelen die het plaatsen van een reclamemast binnen de bestemming mogelijk maken. Deze regeling was opgenomen om de mast die in 2001 met een tijdelijke vrijstelling (artikel 17 Wet Ruimtelijke Ordening) is gerealiseerd, positief te bestemmen.

Op 10 februari 2009 is het bestemmingsplan partieel herzien. In die 1e herziening is de bestaande reclamemast met de nadere aanduiding 'reclamemast' alsnog planologisch geregeld. In de regels (artikel 8 lid 1) is bepaald dat mast alleen ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatiebedrijf mag worden gebruikt ofwel alleen voor perceelsgebonden reclame. De hoogte van de mast mag ten hoogste 30 meter bedragen en de oppervlakte van de reclameuiting ten hoogste 50 m2.

De mast ('het bouwwerk') werd ruimtelijk en landschappelijk aanvaardbaar geacht omdat de mast staat in een omgeving waar diverse grote en hoge objecten aanwezig zijn.

De regeling was daarmee in overeenstemming met de welstandsnota 2007 van de gemeente waarin bepaald is dat reclametekens in het algemeen alleen aanvaardbaar zijn indien zij een directe relatie hebben met de gekozen situering. Op deze manier werd voorkomen dat de mast wordt gebruikt voor het maken van algemene reclame.

Aangepast welstandsbeleid: Welstandsnota Werkendam 2011

In 2010 heeft de gemeenteraad besloten om het welstandsbeleid zodanig aan te passen dat de dit alleen moet gelden voor die delen van de gemeente die er toe doen. Uitgangspunt daarbij was: "Welstandstoets is afgeschaft, tenzij.." In 2011 is een nieuwe welstandsnota vastgesteld. Daarin is bepaald dat in een aantal gebieden, waar bebouwing minder kwetsbaar is, niet meer wordt getoetst op welstand. De gemeenteraad vertrouwt er op dat inwoners zelf hier een basisniveau voor vormgeving en ruimtelijke kwaliteit in acht zullen nemen. Hieronder vallen onder andere parken en groengebieden, de oude en jonge ontginningen in het agrarische buitengebied en recreatieparken. Het welstandsbeleid stelt aldus geen regels meer aan het tonen van reclame op het terrein van Kurenpolder Recreatie.

Algemene plaatselijke verordening Werkendam 2014 (APV)

Op grond van de APV is een vergunning nodig voor reclame-uitingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en die worden geplaatst langs de openbare weg of in de open lucht. Het bevoegd gezag zal de aanvraag toetsen aan de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Dit betekent dat de reclame-uiting esthetisch moet passen in de omgeving en bij het gebouw waar het geplaatst is. Ook mag reclame geen hinderlijke vormen aannemen. Hiervoor is aangegeven dat voor de locatie waar de mast is gebouwd, geen welstandsbeleid meer geldt.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan omgevingsaspecten

Geen milieuonderzoek nodig

Voor het verruimde gebruik van de reclamemast hoeft geen rekening te worden gehouden met milieuonderzoek. Omdat er niet wordt gebouwd, maar uitsluitend andere reclame wordt getoond, heeft het initiatief namelijk geen milieugevolgen. Er worden namelijk geen milieu- of geluidsgevoelige objecten toegevoegd. Het aspect verlichting (en daarmee samenhangend landschap en natuur) behoeft evenmin te worden getoetst omdat de huidige reclame ook al wordt verlicht wordt weergegeven.

Onderzoek naar bodemkwaliteit is niet vereist omdat het geen bodemgevoelige activiteit betreft. Verder wordt de luchtkwaliteit niet aangetast door het beoogde initiatief.

Omdat er niet wordt gebouwd, zijn er geen waterhuishoudkundige aspecten in het geding.

Reclameborden en verkeersveiligheid

Het tonen van reclame in de nabijheid van rijkswegen kan gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. In verband hiermee stelt het ministerie van Infrastructuur en Milieu regels voor het plaatsen van reclameborden of andere reclame-uitingen op of bij rijkswegen. Billboards en reclameborden die buiten rijksgronden zijn geplaatst, kan het ministerie niet zomaar weghalen. Zolang deze de verkeersveiligheid en doorstroming niet schaden, onderneemt het ministerie geen actie. Als objecten in de weg staan, is het ministerie afhankelijk van provincies en gemeenten. Als vergunningverlener hebben zij de mogelijkheid om op basis van de landschapsverordening reclame-uitingen tegen te houden. In paragraaf 2.3 is aangegeven dat er geen landschapsverordening meer geldt.

Niettemin kunnen reclame- en voorlichtingsborden langs de weg de bestuurder afleiden van de rijtaak. Studies naar gedragseffecten van reclameborden langs de weg hebben inderdaad laten zien dat reclameborden een negatief effect hebben op het kijkgedrag van automobilisten (hun ogen gaan vaker en langer van de weg af), hun reactievermogen (in de buurt van reclameborden wordt er later gereageerd op relevante zaken) en op de voertuigcontrole (er wordt minder goed koers gehouden bij de nabijheid van reclameborden). Deze effecten treden in grotere mate op als het reclameborden betreft met bewegende beelden, die zich in het centrale blikveld bevinden, die een (negatief) emotionele boodschap bevatten en die lijken op een bord met verkeersrelevante informatie.

Een oorzakelijk verband tussen reclame-uitingen langs de weg en het aantal ongevallen is echter nooit direct en eenduidig aangetoond. Indirect zijn er wel aanwijzingen voor een (correlationeel) verband tussen de aanwezigheid van reclameborden en ongevallen.

Op basis van onderzoek hanteert de rijksoverheid richtlijnen voor het plaatsen van reclame- en voorlichtingsborden langs rijkswegen. De meest recente richtlijnen zijn van oktober 2011; deze houden rekening met de huidige kennis van zaken. Zo zijn bijvoorbeeld bewegende reclameborden niet toegestaan en ook geen reclameborden die aanstootgevende informatie bevatten (zoals geweld, seks, wapens) en daardoor mogelijk de aandacht te lang vasthouden. Ook mogen reclameborden niet op verkeersrelevante informatie lijken.

Verder beveelt de richtlijn extra terughoudendheid aan met de plaatsing van reclame-uitingen bij locaties waar de rijtaakbelasting hoog is (zoals voor en na een uitvoeging of samenvoeging). Dit is niet aan de orde ter hoogte van de bestaande reclamemast.

Er geldt voor reclameborden een minimale afstand tot de weg (13 m) om te voorkomen dat deze in het centrale gezichtsveld staat. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.

Hoewel het soort reclame dat op een reclamemast mag worden getoond op zichzelf ruimtelijk niet relevant is, worden gelet op deze richtlijnen aan de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan voor het kunnen tonen van reclame anders dan voor het eigen bedrijf de volgende voorwaarden gesteld:

  • Bewegende reclameborden zijn niet toegestaan en ook geen reclameborden die aanstootgevende informatie bevatten (zoals geweld, seks, wapens)
  • Het reclamebord mag niet op verkeersrelevante informatie lijken.

Hoofdstuk 4 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Het initiatief is een particulier initiatief. Hierdoor worden geen kosten gemaakt. Verder worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarop de grondexploitatieregeling van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Het vaststellen van een grondexploitatieplan is daardoor niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Procedure

In artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat voor het aanvragen van de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan de uitgebreide procedure uit de Wabo moet worden gevolgd. Daarin wordt weer verwezen naar Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Specifieke procedurebepalingen zijn opgenomen in artikel 3.12 van de Wabo.

Gelet op het voornemen (waarbij geen sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, wordt het organiseren van een inloopavond of inspraakbijeenkomst niet nodig geacht. Na de bekendmaking van het besluit kan door belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend beroep worden ingesteld bij de rechter.

Hoofdstuk 6 Conclusie

Met de vaststelling van de 1e herziening van het bestemmingsplan Kurenpolder in 2009 heeft de gemeenteraad geoordeeld dat de bestaande reclamemast op de golfbaan van het bedrijf De Kurenpolder Recreatie ruimtelijk- landschappelijk en planologisch aanvaardbaar is. In het bestemmingsplan is daaraan wel de voorwaarde verbonden dat deze alleen mag worden gebruik voor het tonen van reclame van het eigen bedrijf. Deze eis was gebaseerd op het toen geldende welstandsbeleid en de provinciale landschappelijke verordening.

Inmiddels is de verordening ingetrokken en is reclame een gemeentelijke aangelegenheid geworden. Het welstandsbeleid is in 2011 aangepast. In het nieuwe beleid worden voor de locatie waar de mast is gebouwd geen regels meer gesteld aan het tonen van reclame. Daarmee is ook de Algemene plaatselijke verordening Werkendam 2014 (APV) geen belemmering meer voor het tonen van reclame van derden.

Het soort reclame dat op een reclamemast mag worden getoond, is op zichzelf ruimtelijk niet relevant en daarmee ook ruimtelijk- landschappelijk en planologisch aanvaardbaar.

Niettemin worden gelet op richtlijnen ten aanzien van verkeersveiligheid langs rijkswegen aan de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan voor het kunnen tonen van reclame anders dan voor het eigen bedrijf de volgende voorwaarden gesteld:

  • Bewegende reclameborden zijn niet toegestaan en ook geen reclameborden die aanstootgevende informatie bevatten (zoals geweld, seks, wapens).
  • Het reclamebord mag niet op verkeersrelevante informatie lijken.