direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden
Plan: Polder Jannezand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.04BP1001PJannezand-VA01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding agrarisch bedrijf, een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, een bedrijfswoning;
  • d. Instandhouding van de aanwezige, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden, de instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – leefgebied van kwetsbare soorten, een leefgebied van kwetsbare soorten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – griendwerkerskeet, een griendwerkerskeet;
  • h. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – leefgebied van struweelvogels, een leefgebied van struweelvogels;
  • i. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – indicatieve archeologische verwachtingswaarden, indicatieve archeologische verwachtingswaarden;
  • j. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – levensgemeenschappen van moeras en rietvegetaties, levensgemeenschappen van moeras en rietvegetaties;
  • k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid, openheid;
  • l. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – levensgemeenschappen van bos, levensgemeenschappen van bos;
  • m. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurparel, een natuurparel;
  • n. ter plaatse van de aanduiding milieuzone - stiltegebied, een stiltegebied;
  • o. wandel- en fietspaden voor dagrecreatief medegebruik;
  • p. schouwpaden;
  • q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. extensief dagrecreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. paardenbakken, sleufsilo's, mestsilo's, waterbassins en foliemestbassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

3.2.1 Buiten bouwvlak
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht indien zij noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie met uitzondering van het bepaalde onder 3.2 sub b;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – griendwerkerskeet' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – ophaalburg' is de bestaande bebouwing toegestaan;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 1 meter bedragen;
  • d. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot een maximum van 6 maanden per jaar voor zover er geen aanlegvergunning vereist is conform artikel 3.7.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde een bedrijfswoning binnen het bouwvlak
  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter en de maximale hoogte 10 meter;
  • b. de afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3 meter te bedragen;
  • c. de afstand tot de op de plankaart aangegeven watergangen dient ten minste 5 meter te bedragen;
  • d. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter, met uitzondering van reeds bestaande gebouwen welke in de bestaande situatie al op een kleine afstand zijn gebouwd;
  • e. binnen het bouwvlak mogen permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd tot een maximum van 1000 m² met een maximale hoogte van 3 meter.

3.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak
  • a. per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding twee bedrijfswoningen waar twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning, met inbegrip van de inhoud van aangebouwde bijgebouwen, mag ten hoogste 750 m3 bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 4,5 meter en de maximale hoogte 9 meter;
  • d. de bedrijfswoning moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 12° en ten hoogste 45°;
  • e. de afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3 meter te bedragen;
  • f. de afstand tot de op de plankaart aangegeven watergangen dient ten minste 5 meter te bedragen;
  • g. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter, met uitzondering van reeds bestaande gebouwen welke in de bestaande situatie al op een kleine afstand zijn gebouwd;

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
  • a. De maximale hoogte van mestopslag bedraagt 6 meter;
  • b. De maximale hoogte van torensilo's ten behoeve van opslag van veevoerder bedraagt 12 meter;
  • c. De maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • d. De maximale hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 10 meter;
  • e. Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2 meter te bedragen;
  • f. De afstand tot de op de plankaart aangegeven watergangen dient ten minste 5 meter te bedragen;
  • g. Indien de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan 2 meter, is de maximale toegestane hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding

3.4 Ontheffing van de bouwregels

3.4.1 Openbare nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van gasontvang- en reduceerstations en trafo's, mits:

  • a. Het maximale bebouwingsoppervlakte 20 m2 bedraagt;
  • b. De goot- en nokhoogte maximaal 3 respectievelijk 4,5 meter bedraagt;
  • c. De bebouwing in landschappelijk opzicht inpasbaar is;
  • d. De bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

3.4.2 Bouwen op kleinere afstand van de weg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de bouw van gebouwen op een kleinere afstand dan 15 meter tot aan de as van de weg, mits hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast en een minimale 5 meter afstand tot aan een watergang in acht wordt genomen.

3.4.3 Bouwen op kleinere afstand van de perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de bouw van gebouwen op een kleinere afstand dan is voorgeschreven, tot op de perceelsgrens, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen hierdoor niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen;
  • g. paardenbakken buiten het bouwvlak;
  • h. geluidsveroorzakende activiteiten binnen de gronden met de aanduiding milieuzone - stiltegebied;
  • i. diepploegen, draineren, onderbemalen, graven sloten, dempen poelen en aanleg van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen gronden met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - levensgemeenschappen van bos;
  • j. diepploegen, egaliseren, indrijven, draineren, onderbemalen, dempen poelen, verharden oppervlakte en aanleg leidingen binnen gronden met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - leefgebied van kwetsbare soorten;
  • k. verharden oppervlakte binnen gronden met de aanduiding leefgebied van struweelvogels;
  • l. diepploegen, egaliseren, indrijven, draineren, onderbemalen, dempen poelen, omzetten van grasland naar bouwland, omzetten van grasland naar boomteelt, verharden oppervlakte en aanleg leidingen binnen gronden met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel;
  • m. diepploegen en dempen poelen binnen gronden met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden – levensgemeenschappen van moeras en rietvegetaties.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

3.6.1 Niet-agrarische nevenberoepsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor niet-agrarische nevenberoepsactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:

  • a. deze activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de eventueel noodzakelijke verbouwingen binnen het hoofdgebouw plaatsvinden;
  • c. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • d. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. per agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m2 van de bebouwing gebruikt worden voor niet-agrarische nevenactiviteiten;
  • f. het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie;
  • g. in het geval het recreatieve voorzieningen betreft dient de provinciale adviescommissie over recreatie te worden ingeschakeld;

de volgende aciviteiten zijn toegestaan:

  • I. recreatieve voorzieningen in de vorm van:
    • a. logies en ontbijt met een maximale oppervlakte van 100 m2;
    • b. een vakantieappartement met een maximale oppervlakte van 50 m2 en het maximale aantal 3 bedraagt;
    • c. dagrecreatieve voorzieningen, waarvan geen sprake mag zijn van een inrichting waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist en het maximale oppervlak dat voor het aanbieden van deze dagrecreatieve voorzieningen aangewend mag worden, bedraagt 100 m2;
    • d. een zorgboerderij, mits bij beëindiging van de agrarische functie het uitoefenen van de zorgactiviteiten wordt beëindigd;
    • e. kleinschalig kamperen met de volgende aanvullende voorwaarden:
      • 1. het kampeerterrein zich bevindt binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan dit bouwvlak binnen een strook van 50 meter, met uitzondering van de aan de weg gelegen zijde;
      • 2. het aantal standplaatsen maximaal 15 betreft;
      • 3. het kampeerterrein niet grenst aan een kampeerterrein, waarvoor vergunning of ontheffing is verleend;
      • 4. het kampeerterrein op een zorgvuldige wijze wordt ingepast in het landschap.
  • II. een paardenhouderij, onder de volgende aanvullende voorwaarden:
      • 1. het gebruik zich beperkt tot een maximale oppervlakte van 1000 m2;
      • 2. paardenbakken moeten binnen het bouwblok worden opgericht;
      • 3. er geen publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of aangelegd;
      • 4. geen rijhal wordt opgericht;
      • 5. er wordt zorggedragen voor een goede landschappelijke inpassing.

3.6.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie binnen de bedrijfswoning in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie;
  • c. het maximale oppervlak voor het uitoefenen van het aan huis gebonden beroep of bedrijf bedraagt maximaal 45 m2;
  • d. de activiteiten worden uitgeoefend door ten hoogste twee personen, waaronder de bewoner van de bedrijfswoning;
  • e. ten behoeve van het aan huisgebonden beroep of bedrijf mag geen uitbreiding van de gebouwen plaatsvinden;
  • f. de activiteiten niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een uitvoeringsregeling van deze wet, tenzij aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten geen onevenredige milieubelasting opleveren;
  • g. het betreft geen detailhandels- of groothandelsactiviteiten;
  • h. de bestaande natuur-, archeologische, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de activiteiten hebben geen onevenredige verkeersaantrekkende werking.

3.6.3 Natuurvriendelijke oever

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de aanleg van een natuurvriendelijke oever, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. natuurontwikkeling plaatsvindt;
  • b. het agrarisch gebruik beëindigd wordt.

3.7 Aanlegvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een aanlegvergunning verlenen voor de navolgende werkzaamheden (zie bijlage 1) ten behoeve van de bescherming van de volgende waarden, met uitzondering van werkzaamheden binnen het agrarisch bouwvlak, mits het waterschap wordt gehoord voor de volgende werkzaamheden:

  • vergraven;
  • werken/werkzaamheden, die samenhangen met de waterhuishouding;
  • omzetten van grasland naar boomteelt;
  • omzetten van bouwland naar boomteelt;
  • aanbrengen van verhardingen.

3.7.1 Leefgebied van struweelvogels
  • afgraven, vergraven, ophogen, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • rooien beplanting, aanleg leidingen, veranderen perceelsindeling;
  • aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

3.7.2 Cultuurhistorische waarden
  • geheel slopen van het bouwwerk;
  • substantieel wijzigen bouwmassa;
  • aanbrengen substantiële wijzigingen aan de gevel en/of dakvorm.

3.7.3 Griendwerkerskeet
  • slopen.

3.7.4 Levensgemeenschappen van bos
  • afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
  • dempen sloten;
  • kappen beplanting
  • verharden oppervlakte, leidingen.

3.7.5 Indicatieve archeologische verwachtingswaarden
  • afgraven, vergraven, egaliseren, indrijven;
  • draineren, onderbemalen, graven sloten;
  • aanleg leidingen;
  • aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

3.7.6 Leefgebied van kwetsbare soorten
  • afgraven, vergraven, ophogen;
  • aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • rooien beplanting;
  • aanleg teeltondersteunende voorzieningen.

3.7.7 Levensgemeenschappen van moeras en rietvegetaties
  • afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
  • draineren, onderbemalen, graven sloten, aanleg oeverbeschoeiing;
  • aanbrengen beplanting;
  • verharden oppervlakte, aanleg leidingen;
  • aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

3.7.8 Openheid
  • aanbrengen beplanting, grasland naar bouwland;
  • aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

3.7.9 Natuurparel
  • afgraven, ophogen, vergraven;
  • aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • rooien beplanting, opplanten, veranderen perceelsindeling;
  • aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

3.8 Wijzigingsbevoegdheden

3.8.1 Vormverandering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te veranderen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak dient gelijk te blijven;
  • b. als gevolg van de vormverandering zowel de bestaande natuur-, archeologische, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.