direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Kern Nieuwendijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.03BP1009kernNWD-VA01

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), al dan niet in combinatie met ondergeschikte kantoorvoorzieningen en productiegebonden detailhandel;

alsmede voor:

  • b. bedrijven in de milieucategorieën 3.1 en 3.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), al dan niet in combinatie met ondergeschikte kantoorvoorzieningen en productiegebonden detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • c. een nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • d. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. een bedrijf in de kunststoffenindustrie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1';
  • f. een carrosseriebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2';
  • g. een bronsbewerker, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 3';

een en ander met de daarbij behorende:

  • h. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en overige beplantingen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals (berm)sloten, greppels, watergangen, bruggen en duikers;
  • j. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen, waaronder begrepen in- en uitritten en overige verhardingen;
  • k. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen informatiezuilen, kunstwerken, straatmeubilair en dergelijke;
  • l. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
5.2.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het oppervlak per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning kan zowel vrijstaand als aan het hoofdgebouw verbonden, c.q. in de bouwmassa opgenomen, gebouwd worden, met dien verstande, dat:
  • de inhoud van de bedrijfswoning niet minder dan 300 m³ en niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
  • de goothoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', waarbij geldt dat indien geen goothoogte is aangeduid, de goothoogte niet meer dan 6meter mag bedragen;
  • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', waarbij geldt dat indien geen bouwhoogte is aangeduid, de bouwhoogte niet meer dan 10meter mag bedragen.

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken, behorende bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd, behoudens de bijbehorende bouwwerken zoals genoemd in artikel 5.2.5 ;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m²;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.

5.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning op het voorerfgebied

Op het voorerfgebied mogen uitbreidingen, zoals een erker, balkon of luifel, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;
  • b. de afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van een erker of luifel mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;
  • d. de breedte van een uitbreiding mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfsgebouwen, behoudens vlaggenmasten, licht- en andere masten en antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 3 meter, behoudens:
  • een bij het verkooppunt voor motorbrandstoffen behorende luifel, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • vlaggenmasten, licht- en andere masten en antennes, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.

5.3 Nadere eisen

5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van bouwwerken met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken voor nutsvoorziening

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 , onder b en c, voor de bouw van een nutsvoorziening groter dan 15 m² en met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter;
  • b. de (bruto)vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • c. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.

5.4.2 Afwijken voor situering bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 ; onder b, voor de bouw van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak en niet in het achtererfgebied, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. de bijbehorende bouwwerken achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;
  • d. de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de aan de weg gelegen zijde van de bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, niet minder dan 1,5 meter bedraagt.

5.4.3 Afwijken medisch sociale noodzaak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 , onder c, voor de bouw van een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. dit noodzakelijk is vanuit medisch-sociale noodzaak (ten behoeve van mindervaliden);
  • b. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. aangetoond wordt dat binnen de bestaande bebouwing geen aanpassing ten behoeve van invaliden mogelijk is;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het uitzicht van woningen, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de brandveiligheid.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van (detail)handel en/of dienstverlening, behoudens de ter plaatse vervaardigde, geproduceerde en/of grotendeels bewerkte goederen alsmede de beperkte verkoop van artikelen als ondergeschikte nevenactiviteit en/of in directe samenhang met de bedrijfsactiviteiten, mits de detailhandel geen zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning, met uitzondering van het bepaalde in lid 5.1 , onder c;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in lid 5.1 is toegestaan.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.6.1 Afwijken ander bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 , voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de ter plaatse toegestane categorieën, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, onder de ter plaatse toegestane categorieën.

5.6.2 Afwijken mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 , onder b, voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw behorend bij een bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. het absoluut maximum aan oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 60 m² niet wordt overschreden;
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met dien verstande dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

5.6.3 Afwijken voor aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 , voor het gebruik van de bedrijfswoning en een bijbehorend bouwwerk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de omvang van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 45 m²;
  • c. het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • d. het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf voorkomt in milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • e. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • f. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • g. het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft.