Plan: | Kern Sleeuwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0870.02BP1045kernSLWK-VA01 |
Het rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting), het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen) en het gebruik van luchthavens.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Het beleid is onder meer verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd. Ingevolge artikel 5, eerste en tweede lid van het Bevi neemt het bevoegd gezag bij de vaststelling van een bestemmingsplan, de de hierin genoemde grenswaarden in acht en wordt rekening gehouden met de richtwaarde, zoals genoemd in artikel 8, tweede lid. Het dient te gaan om plannen die de bouw of vestiging van kwetsbare objecten toelaten. Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maar betreft in hoofdzaak een conserverend plan.
De gemeente Werkendam heeft een Beleidsvisie externe veiligheid opgesteld. In deze visie zijn ambities geformuleerd en actiepunten omschreven. Uit de uitgevoerde inventarisatie blijkt dat er in de gemeente geen situaties meer zijn die direct gesaneerd moeten worden. De beleidsvisie is erop gericht om problemen voor de toekomst te voorkomen en de veiligheidssituatie te optimaliseren. In het beleid staat twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht onbeschermd persoon, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeluk met gevaarlijke stoffen.
Afbeelding risicokaart externe veiligheid onderdeel Sleeuwijk
In het plangebied zijn een aantal (potentiële) risicobronnen aanwezig. Hieronder wordt aangegeven of, en zo ja welke (potentiële) risicobronnen in de besluitvorming betrokken moeten worden.
Op basis van de risicokaart externe veiligheid blijkt dat er drie risicovolle inrichtingen in of nabij het plangebied aanwezig zijn:
inrichting | adres | nummer risicokaart | object | |
Sleeuwijk Yachting | Hoekeinde 24 | 7 | propaantank | |
Stichting Zwembad Bijtelskil | Griendweg 18 | 27 | opslag Natriumhypochloriet | |
GOS Station | De Roef 1a | 17 | gasreduceerstation |
Binnen de gemeente Werkendam is geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld. In het plangebied zelf vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Over de A27 vinden dergelijke transporten wel plaats. In de gemeentelijke beleidsvisie staat aangegeven dat de inschatting gemaakt is dat het groepsrisico nergens rond de oriëntatiewaarde zal komen.
Aan de noordzijde van het plangebied ligt de Nieuwe Merwede. Op deze vaarroute vindt uitsluitend regulier transport van gevaarlijke stoffen plaats. Er is geen sprake van een PR-contour buiten de rand van het water. Door de geringe hoeveelheid transport is er geen noodzaak tot een gedetailleerde beoordeling van het groepsrisico.
Binnen het plangebied ligt een hogedruk aardgasleiding. Volgens de gemeentelijke beleidsvisie is ten aanzien van het hoge druktransport van aardgas in de gemeente op basis van vergelijkbare situaties de inschatting gemaakt dat het groepsrisico nergens rond de oriëntatiewaarde zal komen.
Op grond van het voornoemde wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Te meer nu er geen nieuwe ontwikkelingen of gevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt met onderhavig bestemmingsplan.