direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kern Sleeuwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.02BP1045kernSLWK-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;

    alsmede voor:
  • b. extensief (dag)recreatief medegebruik;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de specifieke bij het gebied behorende landschappelijke-, ecologische- en cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschap';
  • d. een eendenkooi, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi';

    een en ander met de daarbij behorende:
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals (berm)sloten, greppels, watergangen, bruggen en duikers;
  • f. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en overige beplantingen;
  • g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder begrepen in- en uitritten, fiets- en wandelpaden en overige verhardingen;
  • h. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen kunstwerken, straatmeubilair en dergelijke;
  • i. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een bebouwingspercentage is opgenomen. In dat geval geldt, dat het bouwvlak mag worden bebouwd tot ten hoogste het percentage dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven.
  • c. Per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van agrarisch grondgebruik worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
  • 1. Per 1.000 m² (grond)oppervlak is maximaal één gebouw toegestaan.
  • 2. Het oppervlak van een gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m².
  • 3. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regels:

  • a. Binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfsgebouwen, behoudens vlaggenmasten, licht- en andere masten en antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m;
  • b. Buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 3 m, behoudens erf- en/of terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van bouwwerken met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van (detail)handel en/of dienstverlening;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van bedrijfsactiviteiten;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren, het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voorzover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik;
  • d. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas.

3.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. behorend tot het normale onderhoud, gebruik en beheer van agrarische gronden;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

3.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend als door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de in lid 3.1 onder c, bedoelde waarden, en daaraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.