direct naar inhoud van Artikel 8 Woongebied
Plan: Transvaal Eikenlaan / De Es
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0870.02BP1029TransvEs-VA01

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, zoals vrijstaande woningen, vrijstaand geschakelde woningen, twee-aaneengebouwde woningen en aaneengebouwde woningen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – wonen met zorg' een wooncomplex voor ouderen met maximaal 45 gestapelde woningen, 8 zorgappartementen en 2 groepswoningen alsmede ruimtes ten behoeve van gezondheidszorg, welzijn, sociale doeleinden, kantoren en algemene functies;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen en pergola's;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. water;

als ook voor:

  • g. wegen, straten en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. kunstobjecten;
  • n. ondergrondse afvalcontainers;
  • o. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen, niet zijnde het wooncomplex voor ouderen, gelden de volgende bepalingen:
  • a. het hoofdgebouw dient met de voorgevel naar de weg toe te worden opgericht;
  • b. de voorgevel van een hoofdgebouw dient minimaal 3 m uit de wegzijde te worden gebouwd, met uitzondering van aaneengebouwde woningen grenzend aan de bestemming 'Centrum'. Deze woningen mogen met de voorgevel direct grenzend aan de wegzijde worden opgericht, dan wel maximaal 1 m daar uit;
  • c. hoofdgebouwen van vrijstaande woningen dienen minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • d. hoofdgebouwen van vrijstaand geschakelde woningen en twee-aaneengebouwde woningen dienen met de vrij van bebouwing zijnde zijde minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • e. hoofdgebouwen van aaneengebouwde woningen dienen in de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht, dan wel minimaal 1 m daar uit;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een woning mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • g. hoofdgebouwen mogen worden uitgevoerd met een kap;
  • h. ondergronds bouwen is niet toegestaan;
  • i. bij vrijstaande woningen, vrijstaand geschakelde woningen en twee-aaneengebouwde woningen dient ten minste één parkeerplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd.

8.2.2 Voor het bouwen van het wooncomplex voor ouderen gelden de volgende bepalingen:
  • a. het gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – wonen met zorg' worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – wonen met zorg'' mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. hoofdgebouwen mogen worden uitgevoerd met een kap;
  • d. de goot- en bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. ondergronds bouwen is niet toegestaan.

8.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  • a. aan- en, uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden opgericht;
  • b. bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m² per bouwperceel;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw een aanbouw in de vorm van een erker, balkon of luifel mag worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de uitbreiding mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorste perceelsgrens dient minimaal 2 m te bedragen
    • 3. de bouwhoogte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 4. de breedte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.

8.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorende bij hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

8.2.5 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  • a. de oppervlakte van een afvalcontainer mag maximaal 4 m² bedragen (bij bovengronds plaatsen);
  • b. de oppervlakte van bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen mag maximaal 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienste van nutvoorzieningen mag maximaal 3 m bedragen.
  • d. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet meer dan 12 m bedragen.
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de brandveiligheid;
  • e. de milieusituatie; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijking aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3. onder a., voor de bouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een kleinere afstand vanaf de voorgevellijn dan 3 m, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. de goothoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de aan de weg gelegen zijde van de bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, niet minder bedraagt dan 1,5 m.

8.4.2 Afwijking medisch-sociale noodzaak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3. onder b. en c., voor de bouw van een groter oppervlakte aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen, mits:

  • a. dit noodzakelijk is vanuit medisch-sociale noodzaak (ten behoeve van mindervaliden)
  • b. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het uitzicht van woningen, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de brandveiligheid.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor de uitoefening van enige vorm van (detail)handel, horeca en/of dienstverlening, anders dan bedoeld onder 8.5.2.;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van bedrijfsactiviteiten, anders dan bedoeld onder 8.5.2.;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning.

8.5.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in een grondgebonden hoofd- of bijgebouw is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de omvang van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 45 m²;
  • c. het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in het hoofd- of bijgebouw wordt uitgeoefend door degene die tevens de gebruiker van het hoofdgebouw (woning) is;
  • d. het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf voorkomt in milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot een van die milieucategorieën;
  • e. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • f. het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf geen publieksgericht karakter heeft;
  • g. er geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in direct verband met uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.5.1 onder c., voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 60 m²;
  • c. het absoluut maximum aan oppervlakte aan uit- en aanbouwen en bijgebouwen van 60 m² niet wordt overschreden;
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.